Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 07 april 2014

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 13 februari 2014 in zake Boudewijn D'Hondt tegen de nv « West Construct », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 27 februari 20 « 1) Schendt artikel 46, § 1, 7°, Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 het gelijkheids- en n(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2014202128
pub.
07/04/2014
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij arrest van 13 februari 2014 in zake Boudewijn D'Hondt tegen de nv « West Construct », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 27 februari 2014, heeft het Arbeidshof te Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1) Schendt artikel 46, § 1, 7°, Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 het gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat de getroffene van een arbeidsongeval een rechtsvordering inzake burgerlijke aansprakelijkheid kan instellen tegen de werkgever die de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk zwaarwichtig heeft overtreden en daardoor de werknemers aan het risico van arbeidsongevallen heeft blootgesteld, en waarbij de ambtenaren die zijn aangewezen om toezicht te houden op de naleving van die wettelijke en reglementaire bepalingen de werkgever schriftelijk hebben in gebreke gesteld op de wijze zoals bepaald door artikel 46, § 1, 7°, Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, terwijl de rechtsvordering inzake burgerlijke aansprakelijkheid niet kan worden ingesteld door de getroffene van een arbeidsongeval waarbij de werkgever de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk zwaarwichtig heeft overtreden en daardoor de werknemers aan het risico van arbeidsongevallen heeft blootgesteld, maar waarbij de ambtenaren die zijn aangewezen om toezicht te houden op de naleving van die wettelijke en reglementaire bepalingen de werkgever weliswaar schriftelijk hebben in gebreke gesteld, doch 1°) niet op de wijze zoals bepaald in artikel 46, § 1, 7°, Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 of 2°) op de wijze zoals bepaald in artikel 46, § 1, 7°, Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, behalve wat de mededeling betreft bepaald in punt d) van dit wetsartikel ? 2) Schendt artikel 46, § 1, 7°, Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, in samenhang gelezen met artikel 51, § 1, 1°, van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970 (hierna Beroepsziektenwet genoemd) het gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat de getroffene van een arbeidsongeval slechts een rechtsvordering inzake burgerlijke aansprakelijkheid kan instellen tegen de werkgever die de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk zwaarwichtig heeft overtreden en daardoor de werknemers aan het risico van arbeidsongevallen heeft blootgesteld, en waarbij de ambtenaren die zijn aangewezen om toezicht te houden op de naleving van die bepalingen die werkgever schriftelijk hebben in gebreke gesteld op de wijze zoals bepaald in artikel 46, § 1, 7°, Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 (met de verschillende cumulatieve voorwaarden), terwijl de getroffene van een beroepsziekte een rechtsvordering inzake burgerlijke aansprakelijkheid kan instellen tegen de werkgever die werknemers aan het beroepsrisico is blijven blootstellen, op de enkele voorwaarde dat de bij artikel 68 Beroepsziektenwet aangewezen ambtenaren die werkgever schriftelijk hebben gewezen op het gevaar aan hetwelk hij als werkgever deze arbeiders blootstelt door zich niet te schikken naar de verplichtingen die hem zijn opgelegd door de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake arbeidsveiligheid en -hygiëne, en waarbij deze ambtenaren de werkgever dus niet eens hoeven te wijzen op 1°) alle cumulatieve voorwaarden zoals bepaald in artikel 46, § 1, 7°, Arbeidsongevallenwet of 2°) de mogelijkheid waarover de getroffene beschikt om een burgerlijke aansprakelijkheidsvordering in te stellen ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 5866 van de rol van het Hof.

De griffier, F. Meersschaut

^