Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 28 mei 2018

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arresten van 14 maart 2018 in zake het openbaar ministerie tegen, enerzijds, L. V.D. en, anderzijds, J.V. en de cv « E. », waarvan de expedities ter griffie van h « 1. Schendt artikel 187, § 9, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering, geïnterpreteerd(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2018202611
pub.
28/05/2018
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij arresten van 14 maart 2018 in zake het openbaar ministerie tegen, enerzijds, L. V.D. en, anderzijds, J.V. en de cv « E. », waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 20 maart 2018, heeft het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 187, § 9, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering, geïnterpreteerd in die zin dat het het rechtscollege in hoger beroep, waarvan de saisine beperkt is tot het als gedaan beschouwde karakter van het verzet, verhindert zich uit te spreken over de grond van de zaak indien dat rechtscollege in hoger beroep van mening is dat de eerste rechter een verzet ten onrechte als gedaan heeft beschouwd, de artikelen 12, 13 en 14 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 7 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het de legitieme verwachtingen dwarsboomt van de rechtzoekende wiens veroordeling op verzet werd herzien en die de op dat verzet genomen beslissing niet opnieuw in het geding wilde brengen ? 2. Brengt artikel 187, § 6, 1°, en § 9, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering, in het stadium van de berechting, geen discriminatie met zich mee die niet objectief verantwoord is tussen de beklaagde, enerzijds, en het openbaar ministerie, anderzijds, ondanks de verschillende belangen die zij verdedigen, aangezien de eerstgenoemde niet over een daadwerkelijk jurisdictioneel beroep beschikt met betrekking tot het als ongedaan beschouwde karakter van het verzet terwijl de laatstgenoemde wel over een jurisdictioneel beroep beschikt met betrekking tot het als gedaan beschouwde karakter van datzelfde verzet, met schending van de artikelen 10, 11, 12 en 13 van de Grondwet, in voorkomend geval in samenhang gelezen met de artikelen 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en 14 van het Internationaal Verdrag van New York inzake burgerrechten en politieke rechten ? ». Die zaken, ingeschreven onder de nummers 6874 en 6875 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^