Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 11 juni 2018

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 27 maart 2018 in zake het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, tegen Dominique Casier, waarvan de expeditie ter griffie van het H « 1. Schendt artikel 20 W.Succ., zoals van toepassing ten tijde van het overlijden van Ghislena Jor(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2018203030
pub.
11/06/2018
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij arrest van 27 maart 2018 in zake het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, tegen Dominique Casier, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 18 april 2018, heeft het Hof van Beroep te Antwerpen de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 20 W.Succ., zoals van toepassing ten tijde van het overlijden van Ghislena Jordens, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet samen gelezen met de algemene rechtsbeginselen van de rechtszekerheid en de eerlijke procesvoering, in zoverre het aldus moet worden uitgelegd dat de erfgenaam of de belastingbetaler altijd moet worden veroordeeld tot de gerechtskosten, hierin begrepen de rechtsplegingsvergoeding en de eventuele expertisekosten, daar waar overeenkomstig artikel 1017 van het Gerechtelijk Wetboek de in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld tot de gerechtskosten ? 2. Schendt artikel 20 W.Succ., zoals van toepassing ten tijde van het overlijden van Ghislena Jordens, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het aldus moet worden uitgelegd dat de erfgenaam of de belastingbetaler altijd moet worden veroordeeld tot de gerechtskosten, hierin begrepen de rechtsplegingsvergoeding en de eventuele expertisekosten, daar waar de kosten van een controleschatting enkel ten laste van de belastingplichtige worden gelegd, wanneer de in de aangifte vervatte waardering lager is dan de bij de schatting vastgestelde begroting en/of wanneer een boete vorderbaar is (artikelen 121 en 127 W.Succ.) ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 6904 van de rol van het Hof.

De griffier, F. Meersschaut

^