Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 19 april 2019

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest nr. 243.856 van 28 februari 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 7 maart 2019, heeft de Raad van State de volgende prejudicië « 1. Schendt artikel 56ter, § 11, 2°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor ge(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2019201708
pub.
19/04/2019
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij arrest nr. 243.856 van 28 februari 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 7 maart 2019, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 56ter, § 11, 2°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het tot gevolg heeft dat ziekenhuizen aan dezelfde juridische regeling worden onderworpen, wat betreft de berekening van de terug te betalen bedragen in het kader van het systeem van de referentiebedragen, zonder dat een onderscheid wordt gemaakt tussen : - enerzijds, de ziekenhuizen waarvan de ambulante verstrekkingen die in aanmerking worden genomen gedurende de carenzperiode voor de berekening van de terug te betalen bedragen, worden uitgevoerd onder hun toezicht met een systeem van centrale inning van de erelonen, - en, anderzijds, de ziekenhuizen waarvan de ambulante verstrekkingen die in aanmerking worden genomen gedurende de carenzperiode voor de berekening van de terug te betalen bedragen, worden uitgevoerd zonder centrale inning en waarop zij geen enkel toezicht hebben, en eveneens zonder een onderscheid te maken tussen, enerzijds, de ziekenhuizen die aan de grens van het land gelegen zijn en waarin patiënten worden opgenomen nadat ambulante verstrekkingen zijn uitgevoerd in het buitenland en, anderzijds, de ziekenhuizen zonder zulk een regelmatig buitenlands patiëntenbestand ? 2. Dient, indien bevestigend zou worden geantwoord op de eerste vraag, ervan te worden uitgegaan dat dit nog steeds het geval zou zijn rekening houdend met de invoering, bij artikel 56ter, § 5, 1°, b, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, van een corrigerend mechanisme dat, in voorkomend geval, het aan een ziekenhuis opgelegde bedrag van de terugbetaling kan beperken tot de ' werkelijke uitgaven voor de opnames ' ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 7136 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^