Etaamb.openjustice.be
Bericht van 03 april 2003
gepubliceerd op 24 april 2003

Voorstel voor een sectorovereenkomst tussen COBELPA, dat de Waalse papierindustrie vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de specifieke uitstoot van broeikasgassen en de verbetering van de energie-efficiëntie. - Ontwerp

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2003027256
pub.
24/04/2003
prom.
03/04/2003
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 APRIL 2003. - Voorstel voor een sectorovereenkomst tussen COBELPA, dat de Waalse papierindustrie vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de specifieke uitstoot van broeikasgassen (BKG) en de verbetering van de energie-efficiëntie. - Ontwerp


Conform artikel 5, § 2, van het decreet van 20 december 2001 betreffende de milieu-overeenkomsten, deelt de Waalse Regering mee dat zij op 3 april 2003, in eerste lezing, het hiernavolgende ontwerp van overeenkomst heeft aangenomen.

Iedere persoon kan zijn bemerkingen binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de huidige publicatie schriftelijk meedelen aan de « Division Energie de la Direction générale des Technologies, de la Recherche et de l'Energie, avenue Prince de Liège 7, 5100 Jambes », of aan de « Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement, avenue Prince de Liège, 15, 5100 Jambes ».

De Regering en COBELPA zullen de meegedeelde bemerkingen en adviezen onderzoeken en in voorkomend geval het ontwerp van overeenkomst wijzigen alvorens het definitief goed te keuren.

Voorstel voor een sectorovereenkomst tussen COBELPA, dat de Waalse papierindustrie vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de specifieke uitstoot van broeikasgassen (BKG) en de verbetering van de energie-efficiëntie

Artikel 1.Definities

Artikel 2.Doelstellingen van de contracterende industriële sector

Artikel 3.Stand van zaken en vooruitzichten van de Waalse papiersector

Artikel 4.Verbintenissen van het Waalse Gewest

Artikel 5.Verbintenissen van de contracterende ondernemingen : individueel actieplan

Artikel 6.Verbintenissen van de federatie : actieplan voor de sector

Artikel 7.Stuurgroep

Artikel 8.Verificatie en controle

Artikel 9.Jaarlijkse evaluatie

Artikel 10.Mededeling aan de Regering, aan het Parlement, aan het CWEDD, aan het CESRW en aan het publiek

Artikel 11.Kosten

Artikel 12.Toetreding en terugtrekking van een onderneming

Artikel 13.Wijziging van de overeenkomst

Artikel 14.Opzegging van de sectorovereenkomst in onderlinge overeenstemming

Artikel 15.Niet-naleving van de verbintenissen van de overeenkomst

Artikel 16.Eenzijdige opzegging

Artikel 17.Strafbepalingen en schadevergoedingen

Artikel 18.Vernieuwing van de overeenkomst

Artikel 19.Vertrouwelijkheid

Artikel 20.Duur

Artikel 21.Procedure voor de aanvaarding van de overeenkomst en haar amendementen

Artikel 22.Gevolgen van de overeenkomst tegenover derden

Artikel 23.Inwerkingtreding van de overeenkomst en haar eventuele amendementen

Artikel 24.Aanvullende bepalingen Bijlage 1 Lijst van de contracterende ondernemingen.

Bijlage 2 Vereisten voor een met de verificatie belaste derde partij Bijlage 3 Minimale inhoud van het rapport Bijlage 4 IEE- en IBKG-indexen Bijlage 5 Actieplan voor de sector en indicatieve lijst van de te nemen maatregelen Bijlage 6 Reglement van inwendige orde van de Stuurgroep Bijlage 7 Scenario's voor de ontwikkeling van de sector Bijlage 8 Rapport van de technisch expert over het sectorplan Overeenkomst Tussen enerzijds het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door de Minister van het Milieu en de Minister van Energie en anderzijds a) COBELPA, ondertekenaar van een intentieverklaring de dato 26 juli 2002, vertegenwoordigd door, en optredend als vertegenwoordiger van de op de lijst in bijlage 1 vermelde contracterende ondernemingen. Alle ondernemingen in deze lijst opgenomen ondernemingen hebben Cobelpa vooraf een schriftelijk mandaat gegeven om hen in deze overeenkomst te binden.

Inleiding Gezien het decreet van 21 maart 2002 ter goedkeuring van het Protocol van Kyoto van de Kaderconventie van de Verenigde Naties over de klimaatswijzigingen, opgesteld in Kyoto op 11 december 1997.

Gezien het decreet van 20 december 2001 over de milieuconventies;

Gezien het besluit van de Waalse Regering van 18 juli 2001 over de goedkeuring van het Actieplan van het Waalse Gewest aangaande klimaatswijzigingen;

Gezien het besluit van de Waalse Regering van 21 februari 2002 dat de Minister van Energie en de Minister van het Milieu belast met de voorbereiding van sectorovereenkomsten met de industrie voor de verbetering van de energie-efficiëntie en de vermindering van de uitstoot van specifieke broeikasgassen.

Het politieke en economische kader van de sectorovereenkomst In aanmerking genomen dat België zich in het kader van internationale overeenkomsten en in het bijzonder van de Kaderovereenkomst over de Klimaatwijziging van Rio (juni 92) en het Protocol van Kyoto (december 97) heeft verbonden tot de vermindering van zijn uitstoot van zes broeikasgassen met 7,5 % tussen 1990 en 2008-2012;dat CO2 bij deze broeikasgassen verantwoordelijk is voor meer dan 85 % van de Waalse uitstoot (uitgedrukt in CO2-equivalent); dat dit CO2 in zeer grote mate afkomstig is uit verbrandingsprocessen voor de productie van energie; dat de industrie globaal verantwoordelijk is voor meer dan 50 % van de CO2-uitstoot en voor 45 % van het finale energieverbruik in Wallonië in 2000;

In aanmerking genomen dat parallel hiermee een belangrijke as van het energiebeleid van de geïndustrialiseerde landen erin bestaat hun afhankelijkheid van de landen die energie leveren te verminderen;

In aanmerking genomen dat het beperkte karakter van de fossiele brandstoffen bovendien inhoudt dat men ze zo zuinig mogelijk beheert, in het bijzonder voor energiedoeleinden, om de toekomstige generaties een keuzepotentieel te geven voor hun bevoorrading in energiegrondstoffen;

In aanmerking genomen, ten slotte dat een evenwichtige beheersing van het verbruik van primaire grondstoffen dat verspilling vermijdt altijd een bron van competitiviteit tussen de ondernemingen is geweest;

In aanmerking genomen dat het bijgevolg, zowel voor de bescherming van de kwaliteit van ons milieu als om politieke en economische redenen en om redenen van een evenwichtig beheer van de fossiele brandstoffen, wenselijk is ons energieverbruik te beperken en onze energiebronnen op nationaal niveau te diversifiëren;

In aanmerking genomen evenwel dat de economische activiteit een groeiruimte nodig heeft om zich te kunnen ontwikkelen; dat de doelstelling van een sectorovereenkomst er dus niet in bestaat de uitstoot van broeikasgassen en van het energieverbruik in absolute termen te verminderen maar wel de specifieke uitstoot van broeikasgassen en het specifieke energieverbruik te beperken, door de energie-efficiëntie te verbeteren of door gebruik te maken van andere maatregelen, zoals de substitutie van brandstoffen, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, een groter gebruik van vervangende brandstoffen uit afval en biomassa of uit secundaire materialen, met streng respect voor de milieunormen;

In aanmerking genomen dat het wenselijk is een groter gebruik te maken van aardgas en tegelijkertijd een voldoende diversificatie van de bronnen van de energiebevoorrading te behouden; [In aanmerking genomen dat, onder voorbehoud van inventaris, de door het Waalse Gewest verwachte doelstelling bestaat uit : - een globale verbetering van de energie-efficiëntie van alle industriële sectoren met minstens (20 %) over een periode van tien jaar. (aan te passen - zie coherentie met andere plannen en besluiten) - een globale vermindering van de specifieke uitstoot van broeikasgassen voor het geheel van de industriële sectoren in de orde van over een periode van.

Het sectorakkoord als instrument om de doelstellingen van Kyoto te bereiken : In aanmerking genomen dat een sectorovereenkomst een overeenkomst is tussen het Waalse Gewest en een federatie die leden vertegenwoordigt die deel uitmaken van een homogene industriële sector, met het oog op het bereiken in deze sector van doelstellingen op lange termijn op het vlak van de vermindering van de specifieke uitstoot van broeikasgassen en de verbetering van de energie-efficiëntie; dat een dergelijke overeenkomst ernaar streeft het einddoel te bereiken en tegelijkertijd de contracterende partijen de keuze geeft van de middelen om ze uit te voeren;

Het belang in aanmerking genomen van een overeenkomst voor de verbetering van de energie-efficiëntie en de vermindering van de specifieke uitstoot van broeikasgassen door de contracterende partijen, in de mate dat ze het mogelijk maakt enerzijds te beantwoorden aan de ecologische bekommernissen die gebonden zijn aan de versterking van het broeikaseffect, zonder de competitiviteit van de ondernemingen in het gedrang te brengen, en anderzijds een proactief beheer van de energieafhankelijkheid van het Waalse Gewest te bevorderen;

In aanmerking genomen dat een sectorovereenkomst één van verscheidene instrumenten is en dat de sectorovereenkomst de inzet van bijkomende instrumenten dus niet mag verhinderen indien zou blijken dat de contracterende partijen de doelstelling van de vermindering van de specifieke uitstoot van broeikasgassen en de verbetering van de energie-efficiëntie niet bereiken;

In aanmerking genomen dat men concrete maatregelen moet nemen om binnen de bedrijven die binnen een gegeven sector grotendeels verantwoordelijk zijn voor de uitstoot van CO2 en het energieverbruik de specifieke uitstoot van broeikasgassen te beperken en de energie-efficiëntie te verbeteren; in aanmerking genomen dat door de verbintenis van de contracterende partijen aan deze situatie wordt voldaan;

Het besluit van de uitgebreide Interministeriële Conferentie voor Milieu van 6 maart 2002 in aanmerking genomen, dat akte neemt van het principe, in het kader van de goedkeuring van het Nationale Klimaatplan, van een vrijstelling van de ondernemingen die zich in een sectorovereenkomst verbinden van een eventuele energie/CO2-belasting (zie pp 93-94), en in aanmerking genomen dat de Waalse regering het Nationale Klimaatplan in haar besluit van 13 juni 2002 heeft goedgekeurd;

In aanmerking genomen dat ondernemingen die niet deelnemen aan de overeenkomst of die zich eraan zouden onttrekken onderworpen zullen zijn aan de toepassing van toelatingsvoorwaarden inzake hun energie-efficiëntie en/of hun uitstoot van broeikasgassen, gezien de wetgeving over de milieuvergunning en in het bijzonder de sector- en de bijzondere voorwaarden;

In aanmerking genomen de technische oriënteringsnota's nr. 1 (01/08/2001), nr. 2 (01/08/2001), nr. 3 (01/08/2001), nr. 4 (01/08/2001), nr. 5 (04/04/2002), nr. 6 (11/06/2002), nr. 7 (18/02/03), de oriënteringsnota aangaande de banden tussen de Europese markt van de quota voor de uitstoot van broeikasgassen en de sectorovereenkomsten in het Waalse Gewest (28/03/03), en het handboek van het Waalse Gewest aangaande de hulp bij de invoering van een analytische boekhouding van de vloeistoffen en de energie (CAFE, april 2001) Wordt het volgende overeengekomen : Definities

Artikel 1.Broeikasgas (BKG) : in het algemeen, gasachtige bestanddelen van de atmosfeer die infrarode straling opnemen en weer uitzenden en die zijn opgenomen in Bijlage A van het Protocol van Kyoto van de Conventie over de klimaatswijzigingen. Deze overeenkomst heeft uitsluitend betrekking op CO2.

Sectorovereenkomst, hierna, "de overeenkomst" : milieuconventie tussen het Waalse Gewest en een federatie die representatief is voor een sector, met het oog op de verbetering van de energie-efficiëntie en de vermindering van de specifieke uitstoot van broeikasgassen.

Sector : subgeheel van de industriële activiteit, gekenmerkt door productieprocessen en/of producten van gelijksoortige aard.

Federatie : organisme dat een gegeven industriële sector vertegenwoordigt en dat van ondernemingen die in deze sector actief zijn een mandaat heeft ontvangen om in hun naam de overeenkomst af te sluiten.

Contracterende onderneming : onderneming die de federatie heeft gemandateerd om in haar naam de overeenkomst af te sluiten. Deze onderneming kan één of meer vestigingen in het Waalse Gewest hebben.

Contracterende partijen : enerzijds het Waalse Gewest en anderzijds de ondertekenende federatie die de contracterende ondernemingen vertegenwoordigt, en de contracterende ondernemingen zelf.

Bestuur : de Divisie Energie van de « Direction générale des Technologies, de la Recherche et de l'Energie (DGTRE) » en de « Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement (DGRNE) ».

Individueel actieplan : een vertrouwelijk actieplan, opgesteld op het niveau van de contracterende onderneming, dat de nagestreefde doelstellingen vermeldt, de geplande maatregelen om deze doelstellingen te bereiken en een indicatieve kalender voor de uitvoering van deze maatregelen. Het individuele actieplan is expliciet gebaseerd op de besluiten van de analyses van het potentieel voor de verbetering van de energie-efficiëntie en de vermindering van de specifieke uitstoot van broeikasgassen die onder de verantwoordelijkheid van de contracterende onderneming zijn uitgevoerd.

Actieplan voor de sector : een actieplan dat op het niveau van de federatie is opgesteld en de nagestreefde doelstellingen vermeldt, de geplande maatregelen om deze doelstellingen te bereiken en een indicatieve kalender voor de uitvoering van deze maatregelen. Het actieplan voor de sector wordt expliciet opgesteld op basis van de consolidatie van de individuele actieplannen. Het kan collectieve maatregelen omvatten die onder de verantwoordelijkheid van de federatie worden uitgevoerd.

Specifiek energieverbruik : de hoeveelheid primaire energie die per producteenheid wordt verbruikt. Deze hoeveelheid energie omvat alle energie-invoer aan de grenzen van een gegeven bedrijfsvestiging.

Wanneer deze invoer afkomstig is uit een proces van energieconversie, wordt meestal de hoeveelheid energie in beschouwing genomen die gebruikt wordt voor de productie van deze invoer buiten de grenzen van de bedrijfsvestiging.

Specifieke uitstoot van broeikasgassen : de hoeveelheid uitgestoten broeikasgassen per producteenheid, waarbij een rekenlogica wordt toegepast die identiek is aan deze voor de bepaling van het specifieke energieverbruik, op basis van de veronderstellingen die in het kader van het Protocol van Kyoto op internationale schaal officieel zijn aangenomen.

Doelstellingen van de contracterende industriële sector

Art. 2.Om de doelstellingen van deze overeenkomst te bepalen, heeft elke onderneming een audit uitgevoerd met het oog op een gedetailleerde analyse van haar potentieel voor verbetering, de haalbaarheid van deze verbeteringen en hun rentabiliteit. Vervolgens heeft elke contracterende onderneming een individueel actieplan opgesteld, gebaseerd op de besluiten van de audit over de verbetering van de energie-efficiëntie en de vermindering van de specifieke uitstoot van broeikasgassen van de onderneming.

De individuele actieplannen zijn zo nauwkeurig mogelijk (doorgedreven ontbinding van het verbruik) en worden vergezeld door een duidelijke verklarende nota over de toegepaste boekhoudkundige hypothesen, zodat ze door de onderneming zelf op jaarbasis kunnen worden bijgewerkt.

Daarnaast heeft de onderneming een beknopt rapport opgesteld dat een beeld geeft van het globale resultaat van de uitgevoerde energie-audits, zonder informatie te onthullen met een strategisch karakter voor de onderneming. De individuele actieplannen worden gedekt door het handels- en industriële geheim en behoren niet tot het publieke domein.

Dankzij de compilatie van de individuele actieplannen, goedgekeurd door de directie van elke onderneming, heeft de federatie een actieplan voor de sector kunnen opstellen (bijlage 5). Dit actieplan voor de sector bepaalt doelstellingen en vermeldt indicatieve middelen en een indicatief tijdschema voor de uitvoering, samen met collectieve maatregelen voor onder meer de opvolging en de evaluatie van hun toepassing. Het actieplan voor de sector houdt rekening met het meest waarschijnlijke referentiescenario voor de sector, zoals vermeld in bijlage 7, vooral gebaseerd op de huidige en redelijkerwijze voorspelbare productieniveaus.

In het kader van de verdeling van de inspanningen tussen de ondernemingen, houdt de bepaling van de doelstellingen rekening met de intensiteit van de middelen die men kan inzetten, en wel als volgt : bij wijze van indicatie worden alle projecten in aanmerking genomen waarvan de terugverdientijd (gewone payback) 4 jaar of minder is en waarvan de geactualiseerde nettowaarde, subsidies en belastingen niet meegerekend, positief is voor een actualiseringspercentage van 20 %.

Deze waarden worden berekend op basis van energieprijzen die overeenkomen met het gemiddelde van de uiterste waarden in de periode 1998-2001, behoudens gerechtvaardigde bijzondere bepalingen. Binnen een sector kan het niveau van de inspanning waartoe elke onderneming van de sector zich verbindt van onderneming tot onderneming verschillen.

Deze overwegingen, die indicatief zijn voor de te hanteren gemiddelden, maken het eveneens mogelijk de bijdrage aan de globale inspanning van de sector te bepalen die een onderneming op zich moet nemen wanneer ze na de afsluiting van deze overeenkomst toetreedt tot de contracterende partijen.

De audits van elke onderneming en het actieplan voor de sector zijn in de grootste vertrouwelijkheid door het Bestuur onderzocht.

Bijgevolg bepalen de contracterende ondernemingen van de sector van de Waalse papierindustrie en de ondertekenende federatie als globale doelstelling : - een verbetering van de globale energie-efficiëntie van de sector met 33 %, berekend volgens de in bijlage gedefinieerde IEE-index. en - een vermindering van de specifieke uitstoot van broeikasgassen, globaal beschouwd op het niveau van de sector, berekend volgens de in bijlage gedefinieerde IBKG-index, van 35 % voor de CO2 uit energie. over een periode van 12 jaar, te beginnen in het jaar 2000.

Een indicatieve doelstelling, die in de helft van de periode, in 2007, moet worden bereikt, wordt bepaald op 26 % verbetering van de IEE-index en 27 % verbetering van de IBKG-index.

Deze doelstellingen worden opgenomen in het in bijlage 5 opgenomen actieplan voor de sector, dat bij wijze van indicatie de in te zetten middelen en de kalender voor hun uitvoering vermeldt.

De indicatieve vermelding van deze middelen kan het desgevallend mogelijk maken de goede trouw te beoordelen waarmee de contracterende partijen de doelstellingen nastreven, indien de berekening van de IEE- en IBKG-indexen als gevolg van de gebruikte berekeningshypothesen te onnauwkeurig zou zijn, zodat men niet wiskundig kan nagaan of de doelstellingen wel of niet bereikt zijn.

Stand van zaken en vooruitzichten van de Waalse papiersector

Art. 3.De Waalse papierindustrie telt zeven producenten van pulp, papier en karton. Deze zeven ondernemingen gaven in 2000 meer dan 2 500 (2 564) personen werk en boekten een omzet van bijna een miljard euro (962.875.140 euro). De lijst van de ondernemingen is opgenomen in bijlage 1. Deze zeven ondernemingen vertegenwoordigen 100 % van de sector en zijn lid van Cobelpa Wallonie, de Waalse vereniging van fabrikanten van pulp, papier en karton.

Deze zeven bedrijven, die elk actief zijn op verschillende markten van papierproducten, concurreren niet met elkaar. Ze worden echter geconfronteerd met een sterke competitie op internationaal niveau op hun specifieke markten, waar de instandhouding van hun competitiviteit een essentieel element is. De zeven Waalse papierfabrikanten maken deel uit van internationale groepen. Deze situatie is het gevolg van de kapitaalsintensiviteit van de papierindustrie. De papiersector is ook een energie-intensieve sector. De energiekosten vertegenwoordigen er tot 20 % van de productiekosten.

De Waalse papiersector kent een sterke groei. Tussen 1990 en 2000 bedroeg de groei van de sector 70 %, onder meer als gevolg van de ingebruikneming van een nieuwe papiermachine in 1992. De groei van de sector voor de periode 2000-2010 wordt op bijna 100 % geraamd. Deze groei is vooral het gevolg van enerzijds de toename van de productie van pulp, die reeds in 2002 is begonnen, en anderzijds de verwachte sterke groei van de papierproductie die zou voortkomen uit de aangekondigde maar nog niet bevestigde investeringen in een nieuwe productielijn voor papier. De groei van de Waalse papiersector tussen 1990 en 2010 wordt dus op bijna 240 % geschat. Deze gemiddelde jaarlijkse groei van 12 % is veel hoger dan de gemiddelde jaarlijkse groei van de Europese papiersector en zal de sterk deficitaire Belgische handelsbalans voor de papierproducten compenseren. De invoer komt immers overeen met 90 % van het zichtbare Belgische verbruik van papier en karton, terwijl de binnenlandse productie met slechts 50 % overeenkomt.

In deze context en gezien de bovengenoemde kenmerken van de sector, zijn het behoud van de competitiviteit van de sector op internationaal niveau en de instandhouding van een potentieel voor duurzame groei twee vitale bekommernissen. De sectorovereenkomst is het geschiktste instrument voor het klimaatbeleid om deze doelstellingen te bereiken : ze moet de competitiviteit van de sector beschermen en tegelijkertijd de economische activiteit en de werkgelegenheid in stand houden en laten groeien, dit in ruil voor een beduidende verbetering van de energie-efficiëntie van de sector, die zich direct zal uiten in de vermindering van de specifieke uitstoot van broeikasgassen.

De Waalse papiersector is gebaseerd op een hernieuwbare grondstof die duurzaam wordt beheerd, met name hout. Ze recycleert elk jaar meer oud papier en vermindert constant haar weerslag op het milieu in termen van water, afval en atmosferische uitstoot. Ze produceert zelf een grote hoeveelheid hernieuwbare energie en verzekert een verlenging van de opslag van koolstof in haar producten. De Waalse papiersector toont zich bereid om deel te nemen aan de duurzame ontwikkeling van de maatschappij, door met een steeds grotere efficiëntie aan haar papierbehoeften te voldoen.

Verbintenissen van het Waalse Gewest

Art. 4.In het kader van de uitvoering van het Protocol van Kyoto verbindt het Waalse Gewest zich tot een geheel van maatregelen, verschillend volgens het type van actor (residentieel, tertiair, transport, industrie) die tot de naleving van zijn verbintenissen moeten leiden.

Deze concrete maatregelen worden gepreciseerd in het kader van de operationele plannen van het "Plan Air", volgens de grote richtlijnen die worden bepaald in het toekomstige Plan Air en het toekomstige "Plan Air pour la Maîtrise durable de l'énergie", en die de inspanning voor de vermindering tussen de verschillende economische actoren moeten verdelen.

Indien de verbintenissen van het Gewest in verband met een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen niet worden bereikt, zullen bijkomende maatregelen worden ingevoerd voor het bereiken van de doelstellingen die voor een gegeven actor zijn bepaald, afhankelijk van de actor of van de sector die zijn doelstellingen niet heeft bereikt. Voor de industriële sectoren zijn de nagestreefde doelstellingen degene die in de sectorovereenkomsten worden bepaald.

Onverminderd het internationale recht, het Europese recht en het algemene belang, verbindt het Waalse Gewest zich ertoe om de contracterende ondernemingen niet langs reglementaire weg bijkomende eisen op te leggen op het vlak van de energie-efficiëntie en de specifieke uitstoot van broeikasgassen die onder de sectorovereenkomst vallen.

Onder dezelfde voorwaarde verbindt het Waalse Gewest zich tot een bijzondere aandacht voor de instandhouding van de competitiviteit van de sector. Meer in het bijzonder verbindt het zich tot de verdediging van het principe van een vrijstelling van de contracterende ondernemingen van de gevolgen van gelijk welke energie/CO2-taks met milieu- of energiedoeleinden die na de ondertekening van deze overeenkomst van kracht zou worden [en van elke andere formule die voor de ondernemingen hetzelfde resultaat zou hebben], op voorwaarde dat de contracterende partijen aantonen dat de in de overeenkomst nagestreefde einddoelen op termijn concreet zullen worden bereikt.

In dezelfde geest en in het geval van de invoering van een gewestelijke CO2/energietaks, verbindt het Waalse Gewest zich ertoe de contracterende ondernemingen vrij te stellen van de gevolgen van de taks, op voorwaarde dat de contracterende partijen aantonen dat de in de overeenkomst nagestreefde einddoelen op termijn concreet zullen worden bereikt.

Het Waalse Gewest verbindt zich ertoe de overeenkomst op het federale en het Europese vlak te verdedigen tegenover nieuwe bepalingen die er zouden worden gepland; het zal met name toezien op de compatibiliteit tussen deze bepalingen en de uitvoering van de in het Waalse Gewest afgesloten overeenkomst. Indien nodig zal het Waalse Gewest de toepassing van overgangsmaatregelen bepleiten, om de correcte uitvoering van de voorwaarden van de overeenkomst mogelijk te maken.

De voorgaande bepalingen doen geen afbreuk aan de invoering, op gewestelijke, nationale, Europese of internationale schaal, van een markt voor uitstootvergunningen, aangezien zij complementair is met deze overeenkomst om de doelstelling te bereiken van de door de context en de internationale akkoorden vereiste beperking van de uitstoot van broeikasgassen.

In het kader van de ontwerprichtlijn voor de invoering van een communautair systeem voor de uitwisseling van quota, verbindt het Waalse Gewest zich er evenwel toe de contracterende ondernemingen te verdedigen in het kader van de definitie van het plan voor de toewijzing van de quota, rekening houdend met hun reële potentieel voor het nastreven van verminderingen en met hun groeivooruitzichten, en niet met een theoretisch potentieel dat bijvoorbeeld op een steekproeftechniek zou zijn gebaseerd (benchmarking). Daarnaast steunt het Waalse Gewest het principe van een kosteloze toewijzing van uitstootquota voor de eerste toepassingsperiode van de toekomstige richtlijn (2005-2007).

Voor de latere perioden zal het streven naar een voorkeursbehandeling van de contracterende ondernemingen, na raadpleging van de ondertekenende sectoren.

Het Waalse Gewest verbindt zich er ook toe de ontwikkeling te ondersteunen van systemen voor het beheer van energie, onder meer door de subsidiëring van de invoering van energieboekhoudingen van goede kwaliteit en de realisatie van haalbaarheidsaudits voor investeringen die energie besparen of de productie van energie door middel van hernieuwbare energiebronnen mogelijk maken.

Het Waalse Gewest herinnert aan de algemene prioriteit die men moet geven aan de valorisatie van het materiaal tegenover de valorisatie van de energie, onder meer in het geval van het hout. Het Waalse Gewest zal toezien op de naleving van dit principe. Met dit doel zal de Waalse Regering, die de economische competitiviteit van de bestaande valorisatie van het materiaal in stand wenst te houden, door middel van gepaste studies een betere kennis aanmoedigen van de weerslag van haar beleid op de houtmarkt in Wallonië.

Het Waalse Gewest zal er aandachtig op toezien dat de aanvragen voor de uitbreiding van de gasnetten, die volgens artikel 32, 3°, b, van het decreet van 19 december 2002 over de organisatie van de gewestelijke gasmarkt economisch gerechtvaardigd zijn, worden opgenomen in het uitbreidingsplan waartoe de netbeheerders zich verbinden, zoals bedoeld in artikel 16, § 3, van het decreet, en dat zij kunnen worden uitgevoerd.

In het kader van zijn communicatie over energie en de uitstoot van broeikasgassen, verbindt het Waalse Gewest zich ertoe de positieve en proactieve rol van de contracterende partijen te benadrukken.

In het kader van nieuwe onderhandelingen die het Waalse Gewest op het federale, Europese of internationale vlak zouden binden in het domein van de energie-efficiëntie en de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, verbindt het Waalse Gewest zich ertoe geen doelstellingen te bepalen die de contracterende ondernemingen betreffen zonder vooraf overleg te plegen met de federatie.

Verbintenissen van de contracterende ondernemingen : individueel actieplan

Art. 5.De contracterende ondernemingen verbinden zich tot het nemen van de gepaste maatregelen om hun bijdrage te leveren aan de globale inspanning waartoe de sector zich heeft verbonden, zoals vermeld in hun individuele actieplan.

De contracterende ondernemingen verbinden zich ertoe jaarlijks hun federatie de informatie te verstrekken die nodig is voor de evaluatie van de vordering van de uitvoering van de overeenkomst, volgens het in bijlage 3 opgenomen schema.

Deze informatie zal worden verstrekt door een intern systeem voor energiebeheer dat aangepast is aan de kenmerken van de onderneming (omvang, complexiteit, processen...) en dat de onderneming zal invoeren.

De ondernemingen zijn individueel verantwoordelijk voor de informatie die zij aan hun federatie of aan het Bestuur verstrekken. Elke contracterende onderneming draagt haar revisor op de echtheid te verifiëren van alle waarden die worden gebruikt voor de jaarlijkse berekening van de IEE- en IBKG-indexen.

Voor 1 februari van elk jaar en ten vroegste één jaar na de ondertekening van de overeenkomst, overhandigt elke contracterende onderneming de federatie een rapport waarin zij haar situatie tegenover het plan van de nagestreefde verbeteringen specificeert, samen met de reeds ingezette middelen, in vergelijking met haar individuele actieplan. Dit rapport bevat een specifiek gedeelte voor het voorbije jaar en een gedeelte voor het geheel van de periode die sinds de ondertekening van de overeenkomst is verstreken.

Elke contracterende onderneming verbindt zich ertoe haar interne raadplegingsorganen op gepaste wijze te informeren over het bestaan en de vordering van de overeenkomst.

Verbintenissen van de federatie : actieplan voor de sector

Art. 6.De federatie verbindt zich tot : - de vertegenwoordiging van de contracterende ondernemingen van de overeenkomst; - het informeren en motiveren van haar leden over de verbetering van de energie-efficiëntie en de vermindering van de specifieke uitstoot van broeikasgassen van de sector; - het uitvoeren van acties met een collectief karakter voor de verbetering van de energie-efficiëntie en de vermindering van de specifieke uitstoot van broeikasgassen van haar leden; - het verzorgen van de opvolging, de informatie en de motivering van de contracterende partijen in de context van de goede uitvoering van de overeenkomst; - het stimuleren van nog niet contracterende leden om toe te treden tot de overeenkomst.

De federatie verbindt zich ertoe elk jaar een vorderingsplan op te stellen, dat zij ter goedkeuring aan de Stuurgroep voorlegt. Dit rapport wordt opgesteld op basis van de consolidatie van het geheel van de door de leden verstrekte gegevens. Het volgt het schema in bijlage 3.

Deze consolidatie vereist onder meer de inzameling en samenvatting van informatie over : - het primaire energieverbruik van de sector en de uitstoot van broeikasgassen; - de bijbehorende productievolumes; - de projecten voor de verbetering van de energie-efficiëntie en de vermindering van de specifieke uitstoot van broeikasgassen.

De federatie kan de inzameling en samenvatting van deze informatie toevertrouwen aan een derde partij, onder meer om een grotere vertrouwelijkheid te verzekeren van de gegevens met betrekking tot de leden; zij blijft echter verantwoordelijk voor de hypothesen die voor de consolidatie binnen de sector worden gehanteerd.

De federatie steunt de ondernemingen bij het opstellen en jaarlijks bijwerken van de meerjarige verbeteringsplannen. Zij consolideert deze informatie, om het plan voor de sector te kunnen opvolgen en eventueel tijdens de duur van de overeenkomst aanpassingen voor te stellen.

Uiterlijk op 1 april van elk jaar en de eerste keer na één volledig jaar, legt de federatie de Stuurgroep een verslag voor en geeft ze commentaar bij de IEE- en IBKG-indexen van de sector, vergeleken met de tussentijdse en de definitieve doelstellingen en de toestand inzake de toepassing van de concrete verbeteringsprojecten (gerealiseerde en geplande investeringen). Dit rapport bevat minstens de in bijlage 3 vermelde elementen; het mag geen gegevens bevatten die als vertrouwelijk worden beschouwd, of elementen die de deductie van dergelijke gegevens mogelijk zouden maken.

Stuurgroep

Art. 7.Om de overeenkomst te sturen en haar uitvoering op te volgen wordt een orgaan gesticht dat de Stuurgroep heet. De Stuurgroep is paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van het Waalse Gewest (Kabinetten en Bestuur) en uit vertegenwoordigers van de federatie [of de onderneming]. Deze vertegenwoordigers handelen binnen de grenzen van de bevoegdheden die hun door hun mandaatgever zijn toevertrouwd.

De Stuurgroep - beoordeelt de geboekte vorderingen op basis van het gedetailleerde jaarverslag van de federatie; - spreekt zich uit over voorstellen tot wijziging van de berekening van de IEE- en IBKG-indexen; - geeft een advies over de toepassing van het beleid voor de sector aangaande de energie-efficiëntie en de vermindering van de specifieke uitstoot van broeikasgassen; - spreekt zich uit over de noodzaak om de actieplannen voor de sector te wijzigen, op voorstel van een van haar leden; - analyseert elke nieuwe aanvraag tot deelname aan of terugtrekking uit de overeenkomst, en noteert elke toetreding tot of terugtrekking aan de overeenkomst; - identificeert de oorzaken van het niet-naleven van de verbintenissen van de overeenkomst; - geeft advies over de wijze van toepassing van Artikel 15.

Niet-naleving van de verbintenissen van de overeenkomst; - en van artikel 17 - Strafbepalingen en schadevergoedingen; - verzorgt de externe communicatie; - werkt mee aan het opstellen en de verspreiding van het in artikel 10. Mededeling aan de Regering, aan het Parlement, aan het CWEDD, aan het CESRW en aan het publiek - vermelde rapport. De werking van de Stuurgroep wordt geregeld door een reglement van inwendige orde (bijlage 6). De Stuurgroep beslist in de mate van het mogelijke met consensus. Indien geen consensus wordt bereikt, gaat men over tot stemming, overeenkomstig de bepalingen van het reglement van inwendige orde. De Stuurgroep kan elke partij of expert horen die zij nodig acht. De Stuurgroep wordt meer in het bijzonder bijgestaan door een technisch expert, aangeduid door de Regering, op voordracht van de Stuurgroep.

De technisch expert speelt een begeleidende rol bij de voorbereiding, de analyse en de verwerking van de informatie die nodig is voor de sturing van de overeenkomst. De technisch expert staat borg voor de boekhoudregels van de indexen van de verbetering van de energie-efficiëntie (IEE) en de vermindering van de specifieke uitstoot van broeikasgassen (IBKG). Op verzoek van de Stuurgroep kan hij de federatie bijstaan bij haar consolidatie van de gegevens, door hun coherentie te verifiëren. Hij kan de relevantie beoordelen van wijzigingen van de boekhoudregels die eventueel door een federatie of een onderneming worden voorgesteld, en legt ze voor aan de Stuurgroep.

Verificatie en controle

Art. 8.Overeenkomstig met het principe van de uitvoering ter goeder trouw, stellen de contracterende partijen alles in het werk om de doelstellingen van de overeenkomst te bereiken.

Om de naleving van deze doelstellingen te verzekeren, onderwerpen de contracterende partijen zich aan verificatiemaatregelen. De verificatie kan gebeuren door een derde partij die volledig onafhankelijk werkt en wordt aangeduid door de Regering, op voordracht van de Stuurgroep.

De Stuurgroep of het Waalse Gewest kunnen eenzijdig een beroep doen op de verificateur.

De verificatie-opdracht die hem wordt toevertrouwd kan onder meer de volgende kenmerken hebben : - ze wordt ter plekke uitgevoerd; - ze dient om geschillen met een technisch karakter te beslechten, zowel op het vlak van de individuele actieplannen als op dat van het actieplan voor de sector of op dat van de adviezen van de technisch expert; - ze dient om de betrouwbaarheid, volledigheid en coherentie te verzekeren van de informatie die de ondernemingen en de federatie in hun individuele actieplannen, in het actieplan voor de sector of in de opvolgingsrapporten hebben verstrekt.

Daarnaast worden tijdens de duur van de overeenkomst en uiterlijk in juni 2005, juni 2008 en juni 2013 minstens drie onafhankelijke verificaties uitgevoerd, om objectief vast te stellen in welke mate de doelstellingen, regels en beslissingen die in het kader van de overeenkomst werden genomen door alle partijen worden nageleefd.

In het kader van deze opdrachten heeft de verificateur toegang tot alle informatie die hij nodig heeft; hij is gebonden aan een strenge vertrouwelijkheid, geformaliseerd in een geheimhoudingsovereenkomst.

De andere vereisten waaraan de verificateur moet voldoen worden vermeld in bijlage 2.

De verificatie-opdracht die hem wordt toevertrouwd moet duidelijk het actiedomein vermelden en aanwijzingen geven over de te gebruiken methode en de aan te wenden middelen, ook inzake personeel.

Jaarlijkse evaluatie

Art. 9.Op basis van de door de federatie en desgevallend door de verificateur verstrekte informatie, evalueert de Stuurgroep elk jaar de uitvoering van de door de contracterende partijen aangegane verbintenissen.

Uiterlijk in juni 2005, juni 2008 en bij het einde van de overeenkomst wordt een diepgaande evaluatie van de staat van vordering van de overeenkomst gemaakt. Deze evaluatie houdt rekening met de in artikel 8. Verificatie en contrôle vermelde conclusies van de verificateur. Indien een evaluatie besluit dat de uitvoering van de acties het nastreven van de vastgelegde doelstellingen niet mogelijk maakt, legt de federatie een herzien plan te goedkeuring aan de Stuurgroep voor artikel 15. Niet-naleving van de verbintenissen van de overeenkomst is desgevallend van toepassing.

Mededeling aan de Regering, aan het Parlement, aan het CWEDD, aan het CESRW en aan het publiek

Art. 10.Na elke diepgaande evaluatie stelt de Stuurgroep een rapport op over de staat van vordering van de sectorovereenkomst. Dit rapport bevat geen individuele inlichtingen over de ondernemingen. Dit rapport wordt bij de rapporten van de andere sectoren gevoegd die een gelijkaardige sectorovereenkomst hebben afgesloten. Het globale rapport dat hieruit voorkomt is openbaar en dient voor de Regering als basis om het Parlement op de hoogte te brengen van de staat van vordering van de sectorovereenkomsten. Een kopie van het globale rapport wordt ter kennisgeving ingediend bij het CWEDD en het CESRW. Het Bestuur dient elke burger die erom verzoekt een kopie van het rapport te verstrekken. Het rapport wordt gepubliceerd op de Internetsites van de DGTRE en de DGRNE. Kosten

Art. 11.In het algemeen dragende contracterende ondernemingen de uitvoeringskosten die nodig zijn voor de realisatie van de doelstellingen van hun individuele actieplan.

Het Waalse Gewest heeft 329.157 euro bijgedragen aan de kosten van de analyse van het verbeteringspotentieel van de contracterende ondernemingen. Het draagt bij aan de kosten van de invoering van een degelijk systeem voor het energiebeheer en de energieboekhouding.

Het Waalse Gewest draagt de kosten van de administratieve werking van de Stuurgroep. Elke partij draagt de kosten van het personeel dat het inzet voor de werking van de Stuurgroep.

Het Waalse Gewest neemt een gedeelte van de kosten van de federatie voor het beheer van deze overeenkomst voor zijn rekening.

Het Waalse Gewest draagt de verificatiekosten zoals vermeld in artikel 8. Verificatie en controle. Elk ander niet door de Stuurgroep goedgekeurd verzoek om technische expertise is voor rekening van de vragende partij.

Toetreding en terugtrekking van een onderneming

Art. 12.De overeenkomst is juridisch bindend voor alle ondernemingen die na de afsluiting van de overeenkomst toetreden tot de ondertekenende federatie, tenzij hiervan in de toetredingsakte wordt afgeweken.

Een onderneming die lid is van de ondertekenende federatie en nog geen contracterende onderneming van deze overeenkomst is, kan zich bij de Stuurgroep kandidaat stellen om deel te nemen aan de overeenkomst.

Deze kandidatuur wordt vergezeld door bewijsstukken over de inspanning waartoe de onderneming zich verbindt om bij te dragen tot de doelstellingen van de overeenkomst. De kandidatuur wordt vergezeld door een nieuw actieplan voor de sector dat rekening houdt met het individuele actieplan van het nieuwe lid. De ondertekenaren van deze overeenkomst beslissen over de aanvaarding van de kandidaat, binnen een termijn van 2 maanden vanaf de officiële ontvangst van het volledige kandidaatsdossier.

De onderneming waarvan het lidmaatschap van de federatie die deze overeenkomst heeft afgesloten ten einde loopt, blijft krachtens het specifieke mandaat dat de onderneming aan haar federatie heeft gegeven, tegenover de ondertekenende partijen gebonden aan de verplichtingen van de overeenkomst en aan de verbintenissen die de federatie heeft aangegaan of zal aangaan.

De terugtrekking van een contracterende onderneming is slechts toegelaten na een gemotiveerde aanvraag bij de Stuurgroep. Ze vereist de toestemming van de ondertekenaren van deze overeenkomst. De gegeven toelating informeert de onderneming die zich terugtrekt over de wettelijke bepalingen waaraan zij door haar terugtrekking uit de overeenkomst onderworpen is, in het bijzonder de toepassing van Im Falle der Kündigung stellt die Regierung die nach Artikel 4 Verpflichtungen der Wallonischen Region mit dem Branchenvertrag verbundenen Leistungen ein. Die Einstellung der Leistungen gilt vorrangig für das oder die Unternehmen, die den im Rahmen dieses Vertrags eingegangenen Verpflichtungen nicht nachgekommen sind. Lassen sich dieses oder diese Unternehmen nicht ermitteln, kann die Einstellung der Leistungen auf Branchenebene gelten..

Indien nodig kunnen de globale doelstellingen van de sector worden aangepast, onder meer om rekening te houden met de deelname van een nieuwe onderneming of de terugtrekking van een contracterende onderneming, in het kader van artikel 13 Wijziging van de overeenkomst.

Een onderneming die zich uit de overeenkomst zou terugtrekken, zal onderworpen zijn aan een toepassing van de toelatingsvoorwaarden op het vlak van haar energie-efficiëntie en/of haar uitstoot van broeikasgassen, krachtens de wetgeving over de milieuvergunning en in het bijzonder de sector- en de bijzondere voorwaarden.

Wijziging van de overeenkomst

Art. 13.Deze overeenkomst kan worden gewijzigd met de toestemming van het Waalse Gewest en de ondertekenende federatie en met respect voor de in

Artikel 21.Procedure voor de aanvaarding van de overeenkomst en haar amendementen vermelde procedure, onder meer na een wijziging van de productiestructuur van de sector.

In het bijzonder zijn wijzigingen mogelijk na de invoering van een systeem voor de ruil van uitstootvergunningen.

Elke wijziging wordt geformaliseerd in een bijlage die door alle partijen wordt ondertekend.

De in artikel 21 gespecificeerde procedure geldt niet voor wijzigingen die ertoe leiden dat men de globale doelstellingen (uitgedrukt in termen van de verbetering van de energie-efficiëntie of de vermindering van de specifieke uitstoot van broeikasgassen) moet aanpassen met minder dan 10 % van de in deze overeenkomst bepaalde waarden, bijvoorbeeld door de komst van een nieuwe onderneming (nieuwe toetreding), een wijziging van het productieapparaat, een faillissement, een fusie of een overname van contracterende ondernemingen.

Opzegging van de sectorovereenkomst in onderlinge overeenstemming

Art. 14.De contracterende partijen kunnen de overeenkomst in onderlinge overeenstemming opzeggen indien aan één of meer van de volgende voorwaarden is voldaan : - elke wijziging van de economische omgeving die door alle partijen als abnormaal wordt beschouwd en die de economische haalbaarheid van de uitvoering van de overeenkomst in het gedrang brengt; - elke omstandigheid die alle partijen als onvoorspelbaar beschouwen.

De opzegging van de overeenkomst wordt op straffe van ongeldigheid aan de contracterende ondernemingen betekend door de Stuurgroep, met een aangetekend schrijven. De opzegging gaat in op de eerste dag van de maand na de kennisgeving.

De opzegging van de overeenkomst geeft aanleiding tot de publicatie door de Regering van een mededeling van opzegging in het Belgische Staatsblad en op de Internetsites van de DGRNE en van de DGTRE, met vermelding van het voorwerp van de opgezegde overeenkomst en de datum waarop de opzegging ingaat.

Niet-naleving van de verbintenissen van de overeenkomst

Art. 15.Indien de doelstellingen van de sectorovereenkomst niet effectief worden nagestreefd en deze doelstellingen of de in artikel 5 en 6 bedoelde verbintenissen op termijn niet worden gerealiseerd, zal de Stuurgroep de oorzaken van deze situatie identificeren, met name op basis van de door de verificateur verstrekte informatie. Tijdelijke financiële moeilijkheden van de betroffen ondernemingen zullen desgevallend in aanmerking worden genomen. De Stuurgroep zal de betroffen partijen horen en binnen een redelijke termijn een waarschuwing geven en verzoeken dat men zich in regel stelt.

Indien aan dit eerste verzoek geen bevredigend gevolg wordt gegeven, zal de Regering na raadpleging van de Stuurgroep beslissen dat artikel 17 Strafbepalingen en schadevergoedingen wordt toegepast en zal zij opnieuw verzoeken dat men zich in regel stelt.

Eenzijdige opzegging

Art. 16.Elk van de partijen, zowel het Waalde Gewest als de federatie en het geheel van de contracterende ondernemingen kunnen in het geval van ernstig verzuim deze overeenkomst opzeggen.

Onder ernstig verzuim wordt verstaan : - een wijziging van het energie-, belasting- of milieubeleid die in strijd is met artikel 4. Verbintenissen van het Waalse Gewest, zoals : - de invoering van een energie/CO2-taks met energie- of milieudoeleinden waarvan de contracterende ondernemingen niet volledig of voor een beduidend gedeelde zouden zijn vrijgesteld; - de toepassing op de contracterende ondernemingen van een systeem voor uitstootvergunningen dat in strijd is met de geest van artikel 4, met name in het geval van een onvoldoende kosteloze toekenning van quota in de eerste periode van de verbintenis (2005-2007) of, voor de latere perioden, in het geval van een toewijzingssysteem dat de mededinging tussen de contracterende ondernemingen en hun belangrijkste Europese concurrenten zou vertekenen. - het opleggen van uitbatingsvoorwaarden voor productievestigingen in verband met hun energie-efficiëntie en/of hun uitstoot van broeikasgassen die strenger zouden zijn dan op het ogenblik van de toetreding van de ondertekenaren aan deze overeenkomst, uit hoofde van de wetgeving over de milieuvergunning, en met name door middel van voorwaarden voor de sector en voor particulieren. - een toestand waarin ondanks de toepassing van artikel 15 - Niet-uitvoering van de verbintenissen van het akkoord, geen gepast antwoord wordt gegeven op het tweede verzoek om zich in regel te stellen. - het niet-naleven van de vertrouwelijkheid van de individuele actieplannen.

Bij een opzegging zal de Waalse Regering een einde maken aan de voordelen die gebonden zijn aan de door artikel 4. Verbintenissen van het Waalse Gewest bedoelde sectorovereenkomst. De afschaffing van de voordelen zal met voorrang van toepassing zijn op ondernemingen die in gebreke zijn gebleven tegenover de in het kader van dit akkoord aangegane verbintenissen. Indien deze onderneming of ondernemingen niet kunnen worden geïdentificeerd, kan de afschaffing op het niveau van de sector gebeuren.

Daarnaast kan een schadeloosstelling worden geëist voor de schade die het Gewest heeft geleden, in toepassing van artikel 17 Strafbepalingen en schadevergoedingen.

Strafbepalingen en schadevergoedingen

Art. 17.Kwantificering van het verzuim De Regering kwantificeert het niet-naleven van de verbintenissen op voorstel van de Stuurgroep. Zij bepaalt de periode waarin zij meent dat de doelstellingen van de sectorovereenkomst niet effectief werden of (in het geval van terugtrekking) zullen worden nagestreefd. Deze kwantificering kan desgevallend worden uitgedrukt in termen van CO2-uitstoot, op basis van het verschil tussen de verbintenissen van de overeenkomst en de reëel waargenomen efficiëntie.

Bepaling van het bedrag De Regering kan na raadpleging van de Stuurgroep, volgens artikel 15, een vergoeding eisen die evenredig is met het gekwantificeerde verzuim en die niet groter kan zijn dan het dubbele van de verkregen voordelen tijdens de periode van het vastgestelde verzuim. De regering bepaalt de vorm van de vergoeding, bijvoorbeeld de betaling van een boete of de overdracht van quota voor de CO2-uitstoot.

De uitgekeerde compensaties en de verkoop van de overgedragen quota zullen worden aangewend voor maatregelen van de verbetering van de energie-efficiëntie of de naleving van de verbintenissen van het Waalse Gewest in het kader van het Protocol van Kyoto.

Bijkomende bepaling Los van de voorgaande bepalingen van dit artikel, kan de Regering beslissen een mededeling te publiceren die de gegevens vermeldt die de betroffen sector of de betroffen onderneming identificeren, samen met de verbintenis of verbintenissen die niet werden nageleefd, de datum van de ingebrekestelling en de termijn die de betroffen federatie of sector heeft gekregen om zich in regel te brengen. De inhoud en vorm van deze mededeling worden de Stuurgroep ter goedkeuring voorgelegd.

Vernieuwing van de overeenkomst

Art. 18.Deze overeenkomst kan worden vernieuwd volgens de procedure die in artikel 21 Procedure voor de aanvaarding van de overeenkomst en haar amendementen wordt gepreciseerd.

Vertrouwelijkheid

Art. 19.De individuele plannen en gegevens van de ondernemingen zijn streng vertrouwelijk. Geen enkel individueel gegeven mag aan derden worden medegedeeld zonder de uitdrukkelijke en schriftelijke toelating van de betroffen onderneming.

Als waarborg van deze overeenkomst wordt deze vertrouwelijke informatie die de overeenkomst en het actieplan voor de sector vergezelt neergelegd bij (notaris te vermelden). Alleen de door een beslissing van de Stuurgroep met naam gemachtigde personen zullen ze kunnen raadplegen. Deze machtiging zal, op straffe van ongeldigheid, de duur van de toelating moeten vermelden.

Duur

Art. 20.Deze overeenkomst verstrijkt op 31 december 2012.

Procedure voor de aanvaarding van de overeenkomst en haar amendementen

Art. 21.Conform artikelen 5 en 8 van het decreet van 21 december 2001 over de milieuconventies, zijn de volgende procedures van toepassing op de aanvaarding en wijziging van deze overeenkomst.

Bij de aanvaarding van deze overeenkomst : - publicatie van de ontwerpovereenkomst, met vermelding van het bereik en het voorwerp van de ontwerpovereenkomst, in het Belgisch Staatsblad, op de Internetsite van de DGRNE en van de DGTRE, en in twee Franstalige dagbladen en één Duitstalig dagblad; de Regering kan ook het advies vragen van instanties die zij zelf kiest; - ontvangst van adviezen tijdens een termijn van dertig dagen vanaf de ontvangst van de aanvraag van adviezen en de publicatie in het Belgisch Staatsblad ; indien binnen deze termijn geen adviezen worden ontvangen, wordt het advies als gunstig beschouwd; - het Waalse Gewest, de federatie en de ondernemingen bestuderen de geformuleerde waarnemingen en adviezen en amenderen indien nodig de tekst die voor advies werd voorgelegd; - de tekst van de overeenkomst wordt aanvaard door de ondertekening van de contracterende partijen; - de aanvaarde tekst wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, en op de Internetsites van de DGRNE en van de DGTRE. In het geval van wijzigingen : - publicatie van een amendementsvoorstel met vermelding van het bereik en het voorwerp van het voorstel in het Belgisch Staatsblad, op de Internetsite van de DGRNE en van de DGTRE, en in twee Franstalige dagbladen en één Duitstalig dagblad; de Regering kan ook het advies vragen van instanties die zij zelf kiest; - ontvangst van adviezen tijdens een termijn van dertig dagen vanaf de ontvangst van de aanvraag van adviezen en de publicatie in het Belgisch Staatsblad; indien binnen deze termijn geen adviezen worden ontvangen, wordt het advies als gunstig beschouwd; - het Waalse Gewest, de federatie en de ondernemingen bestuderen de geformuleerde waarnemingen en adviezen en amenderen indien nodig de tekst die voor advies werd voorgelegd; - het aanvaarde amendement wordt opgenomen in een aanhangsel van deze overeenkomst en wordt aangetekend met de post aan de partijen verstuurd. Binnen een termijn van vijftien dagen na de ontvangst van het aanhangsel, geven de partijen te kennen of zij niet langer door de gewijzigde overeenkomst gebonden wensen te zijn. Indien binnen deze termijn geen reactie wordt ontvangen, wordt ervan uitgegaan dat de partijen de wijziging aanvaarden; - de tekst van de overeenkomst wordt aanvaard door de ondertekening door de contracterende partijen; - de geamendeerde tekst wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en op de Internetsites van de DGRNE en van de DGTRE. Gevolgen van de overeenkomst tegenover derden

Art. 22.De milieuconventie kan een bron zijn van rechten en plichten tegenover derden de betrokken zijn bij haar uitvoering.

Inwerkingtreding van de overeenkomst en haar eventuele amendementen

Art. 23.De inwerkingtreding van deze overeenkomst en haar eventuele amendementen is bepaald op tien dagen na hun publicatie in het Belgisch Staatsblad.

Aanvullende bepalingen

Art. 24.Deze overeenkomst wordt geregeld door het Belgische recht.

Alle geschillen over haar interpretatie of uitvoering vallen onder de bevoegdheid van de rechtbanken van Namen.

Namen, 3 april 2003.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Vervoer, Mobiliteit en Energie, J. DARAS De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET Op ... exemplaren.

De bijlagen maken noodzakelijk deel uit van deze overeenkomst.

Bijlage 1 Lijst van de contracterende ondernemingen * Arjo Wiggins Belgium S.A., in Nijvel en Virginal : zelfkopiërend papier * Onduline S.A., in Petit-Rechain : geïmpregneerd karton * S.C.A. Hygiène Products S.A., in Stembert : huishoud- en sanitair papier * Ahlstrom Sibille Belgium S.A., in Malmedy : houtvrij gestreken papier * Intermills S.A., in Malmedy : houtvrij gestreken en niet gestreken papier * Burgo Ardennes S.A., in Virton : celstof en houtvrij gestreken papier * Bontex S.A., in Stembert : geïmpregneerd karton

Bijlage 2 Vereisten voor een met de verificatie belaste derde partij en voor de technisch expert Criteria waaraan de verificateur en de technisch expert moeten voldoen - neutraal zijn en in volledige onafhankelijkheid werken van de contracterende ondernemingen, de betroffen federaties en het Waalse Gewest - waarborgen geven voor de stabiliteit van de werking tijdens de volledige duur van de verificatie-opdracht - heldere en strenge regels en procedures volgen die vooraf schriftelijk worden gespecificeerd - over voldoende interne middelen en competenties beschikken om de technische processen te analyseren - het vertrouwen van de partijen van de overeenkomst genieten - een strenge vertrouwelijkheidsplicht respecteren, met dien verstande dat zij de gegevens waartoe zij toegang hebben en die hun eigendom niet zijn niet voor hun eigen doeleinden mogen gebruiken.

Bijlage 3 Minimale inhoud van het rapport Individueel informatierapport (ondernemingen) Het rapport dat elke onderneming jaarlijks bij haar federatie indient, volgens de procedure en in het formaat die door de federatie worden voorgesteld, vermeldt de berekening van de indexen van de energie-efficiëntie en de uitstoot van broeikasgassen. Dit rapport geeft commentaar bij de evolutie van deze indexen en hun verklarende factoren, en vermeldt de vooruitzichten voor de verwachte evolutie.

Het rapport bevat in het bijzonder gegevens aangaande : - de ontbinding van het primaire energieverbruik en de uitstoot; - de bijbehorende productievolumes; - de waarde van de index van de energie-efficiëntie (IEE) en de vermindering van broeikasgassen (IBKG); - de beschrijving van de gerealiseerde projecten (kosten en prestaties); - de beschrijving van de voor de toekomst geplande projecten (verwachte kosten en prestaties).

Informatierapport voor de sector (federatie) Het rapport dat de federatie ter attentie van de Stuurgroep opstelt, zal minstens de volgende elementen bevatten : - de waarde van de index van de energie-efficiëntie (IEE) en de vermindering van broeikasgassen (IBKG); - de verklarende factoren voor de voorbije evolutie van deze indexen, en hun verwachte evolutie - de ontbinding van het primaire energieverbruik en de uitstoot; - de bijbehorende productievolumes; - de beschrijving van de gerealiseerde projecten (kosten en prestaties); - de beschrijving van de voor de toekomst geplande projecten (verwachte kosten en prestaties).

Dit rapport zal worden ondersteund door de gegevens die elke onderneming in haar individuele rapport verstrekt; deze gegevens zullen streng vertrouwelijk worden behandeld, uitsluitend door de federatie en desgevallend door de verificateur.

Het zal de kloof bepalen tussen de situatie van het geanalyseerde jaar en de uiteindelijke doelstellingen, met inbegrip van de tussentijdse doelstelling.

De Stuurgroep kan vragen dat alle verduidelijkingen die zij voor haar opvolgingsopdracht nuttig acht in het rapport worden vermeld.

Bijlage 4 IEE- en IBKG-indexen Energie-efficiëntie Om de situatie op het vlak van de energie-efficiëntie in het jaar (t) per ton product te vergelijken met het jaar (0), berekent men het verschil tussen het in het jaar (t) genoteerde verbruik en het verbruik dat men zou hebben verkregen indien het specifieke verbruik per ton product (spec. verbr.) identiek zou zijn gebleven aan de oorspronkelijke waarde (0).

De index van de energie-efficiëntie IEE wordt door de volgende uitdrukking gegeven : IEE (t) = E 100 x waargenomen globaal energieverbruik (t)/spec.verbr. (0) x productievolume (t) De verbetering van de energie-efficiëntie (in %) wordt gemeten aan het verschil tussen 100 en de zo verkregen waarde.Het energieverbruik wordt uitgedrukt in primaire energie.

Deze index zal een nauwkeuriger beeld geven van de evolutie van de sector naarmate men meer producten in beschouwing kan nemen (doorgedreven ontbinding). In het andere geval bestaat er een groot risico dat men een verschuiving van de productie naar producten die meer of minder energie verbruiken toeschrijft aan een achteruitgang of een verbetering van de energie-efficiëntie.

Indien nodig kan men, op basis van gestaafde argumenten, diverse correcties op de voorgaande berekening toepassen, zoals : - een hogere energieverbruik als gevolg van de milieuwetgeving; - een variatie van het energieverbruik (positief of negatief) als gevolg van een wijziging van productspecificaties; - een wijziging van het type van gebruikte grondstoffen; - het gebruiksniveau van de capaciteit van de productie-installaties; - het aantal graden/dagen.

Specifieke uitstoot van broeikasgassen : Om de situatie op het vlak van de specifieke uitstoot van broeikasgassen per ton product te vergelijken tussen het jaar (t) en het jaar (0), berekent men het verschil tussen de in het jaar (t) genoteerde uitstoot en de uitstoot die men zou hebben verkregen indien de specifieke uitstoot per ton product (spec. uitst.) identiek zou zijn gebleven aan de oorspronkelijke waarde (0).

De index van de specifieke uitstoot IBKG wordt door de volgende uitdrukking gegeven : IBKG (t) = E 100 x waargenomen globale uitstoot van broeikassen (t)/spec. uitst. (0) x productivolume (t) Om coherent te blijven met de andere landen, zal deze berekening worden gemaakt op basis van de veronderstellingen die in het kader van het Protocol van Kyoto op internationale schaal officieel zijn aangenomen.

Bijlage 5 Actieplan voor de sector en indicatieve lijst van de te nemen maatregelen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Ontwerp van Sectorplan met het oog op de verbetering van de energetische efficiëntie tegen het jaar 2012 in de Waalse papierindustrie COBELPA, Oktober 2002 I Kader van het sectorplan : Onderhavig sectorplan werd opgesteld overeenkomstig de intentieverklaring die op 26 juli 2000 werd ondertekend tussen de Waalse papierindustrie, vertegenwoordigd door Cobelpa, en de Waalse regering, vertegenwoordigd door de heer Minister Daras, Vice-Voorzitter van de Waalse Regering en Minister voor Mobiliteit, Transport en Energie. Deze intentieverklaring was de eerste stap bij de vaststelling van een brancheakkoord met het oog op de verbetering van de energetische efficiëntie van de Waalse papiersector.

De tweede stap bij de vaststelling van dit brancheakkoord is de evaluatie, binnen de ondernemingen uit de sector, van hun individuele bijdrage tot de doelstelling inzake de verbetering van de energetische efficiëntie in de sector en de definitie hiervan in een sectorplan.

Daarom werden tussen eind 2000 en juli 2002 energieaudits in de ondernemingen uit de sector uitgevoerd. Onderhavig sectorplan bundelt de resultaten van deze audits door de vaststelling van een sectorrelevante doelstelling voor de verbetering van de energetische efficiëntie. Dit plan sluit deze tweede etappe van de procedure af en dient als basis voor de opstelling van het brancheakkoord zelf.

II De Waalse papiersector : II.1 Belangrijkste kenmerken : De Waalse papierindustrie telt zeven producenten van papierpap, papier en karton. Deze zeven ondernemingen stelden in 2000 meer dan 2 500 personen (2 564) tewerk en vertegenwoordigden een omzet van bijna één miljard EUR (962.875.140 EUR). De specifieke kenmerken van de productie van deze ondernemingen, evenals de corresponderende productievolumes zijn vermeld in tabel 1.

Tabel 1 : Waalse papierfabrieken : productietype en - volume (2000) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Deze zeven ondernemingen, die allemaal actief zijn op verschillende markten van papierproducten, concurreren niet tegen elkaar. Niettemin moeten ze het hoofd bieden aan een forse concurrentie op internationaal vlak op hun specifieke markt, waarbij de handhaving van hun competitiviteit een essentieel gegeven vormt. De zeven Waalse papierfabrieken behoren tot internationale papiergroepen. Deze situatie is een gevolg van de kapitaalintensiteit van de papierindustrie. Deze zeven ondernemingen, die de sector voor 100 % vertegenwoordigen, zijn lid van Cobelpa Wallonië, de Waalse vereniging van fabrikanten van papierpap, papier en karton.

Zoals blijkt uit grafiek 1 beleeft de papiersector een forse groei.

Tussen 1990 en 2000 groeide de sector met 70 %. Dit was met name te danken aan de installatie van een nieuwe papiermachine in 1992. In de periode 2000 - 2010 wordt de groei van de sector op bijna 100 % geraamd. Deze groei is hoofdzakelijk een gevolg van enerzijds de toename van de papierpapproductie die al in 2002 is begonnen, en anderzijds de verwachte groei van de papierproductie voortvloeiend uit de aangekondigde maar nog niet bevestigde investeringen voor een nieuwe papierproductielijn.

Grafiek 1 : evolutie van de Waalse papierproductie Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Dientengevolge wordt de groei van de Waalse papiersector tussen 1990 en 2010 op bijna 240 % geraamd. Deze gemiddelde jaarlijkse groei met 12 % is een pak hoger dan de gemiddelde jaarlijkse groei met 3 % van de Europese papiersector en compenseert de in hoge mate deficitaire Belgische handelsbalans voor de papierproducten. In verhouding tot de uitgesproken Belgische consumptie van papier en karton vertegenwoordigt de import inderdaad 90 % van deze consumptie, terwijl de binnenlandse productie niet meer dan 50 % vertegenwoordigt.

II.2 Energiekenmerken : II.2.1 Energieverbruik in de sector in absolute termen (totale consumptie) : Het totale energieverbruik van de Waalse papiersector bedroeg in 2000 bijna 15 primaire Petajoule (14.984.695 Gjp). Bij dit totaal energieverbruik moet meteen al een onderscheid worden gemaakt tussen : - 9 Pjp gekochte energie (hoofdzakelijk elektriciteit, gas en zware stookolie + 3 % hernieuwbare biomassa) : deze energie stemt hoofdzakelijk overeen met de definitie van primaire energie in het kader van de brancheakkoorden en vormde de werkbasis voor de energieaudits (cf. Punt III) - 6 Pjp interne energie afkomstig van de energetische valorisatie binnen de ondernemingen van productieresten die voor 100 % uit hernieuwbare biomassa bestaan. Volgens de werkhypotheses die in het kader van het brancheakkoord zijn aangenomen, valt deze energie, afkomstig van grondstoffen, niet onder de definitie van primaire energie en wordt ze in de energieaudits niet rechtstreeks in acht genomen, tenzij dan via gereduceerde conversiecoëfficiënten.

Dit totaal verbruik wordt logischerwijs onder de ondernemingen uit de sector verdeeld op basis van hun respectief productievolume. Binnen de sector onderscheiden we dus (cf. grafiek 2) : - Een grote onderneming met een energieverbruik van meer dan 10 Pjp - Vier middelgrote ondernemingen met een energieverbruik tussen 0.5 en 2 Pjp - Drie minder grote ondernemingen met een energieverbruik van ongeveer 0.1 Pjp Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De verdeling van de totale energie per energievector vindt u in grafiek 3 hieronder.

Grafiek 3 : verdeling van het Totale Energieverbruik per energievector Elektriciteit Aardgas Zware stookolie Stookolie Butaan Benzine Zwart residuloog Schors LPG Totaal verbruik : 14.984.695 Gj Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Enerzijds merken we het belang van de hernieuwbare energie op.

Aangezien hout de basisgrondstof in de papierindustrie is, bestaat een groot deel van de subproducten in de sector inderdaad uit biomassa.

Deze biomassa wordt gedeeltelijk energetisch gevaloriseerd voor de gecombineerde productie van warmte en elektriciteit (co-generatie). Zo vertegenwoordigden de hernieuwbare energiebronnen in 2000 bijna de helft van de energiebevoorrading van de sector (42 %). Op die manier zal de papiersector op termijn in aanzienlijke mate bijdragen tot de Waalse doelstellingen inzake groene elektriciteit.

Ook stellen we het belangrijk aandeel van de zware stookolie in de energiebevoorrading van de sector vast. Dit geldt in het bijzonder in het jaar 2000 toen de hoge prijzen van het gas in vergelijking met de prijzen voor de zware stookolie een toegenomen gebruik van de zware stookolie in de hand werkten. De zware stookolie wordt bovendien hoofdzakelijk gebruikt in de ondernemingen uit de papiersector die geen toegang hebben tot het gasdistributienet.

II.2.2 Energetische intensiteit : De papiersector wordt terecht als een energie-intensieve sector beschouwd. De energiekosten vertegenwoordigen inderdaad tot 20 % van de productiekosten. Dit is vooral het gevolg van het feit dat, naast de noodzakelijke elektrische motorkracht om zware apparatuur zoals de papiermachines te doen draaien, een aanzienlijke hoeveelheid warmte nodig is voor het drogen van het papier- of kartonblad.

In 2000 bedroeg het gemiddelde sectorrelevante specifieke energieverbruik 17.9 Gjp/geproduceerde ton (gegevens Cobelpa). Dit sectorgemiddelde bestrijkt een brede waaier situaties. Het specifieke verbruik van de verschillende ondernemingen schommelt tussen 8 en meer dan 20 Gjp/geproduceerde ton. Deze verschillen inzake specifiek energieverbruik tussen de ondernemingen uit de sector zijn, onder andere, te wijten aan de volgende factoren : - de verschillen in de gebruikspercentages van de productiecapaciteiten; - het soort grondstof dat wordt gebruikt (zuivere papierpap of oud papier) - de productietypes (grafiek, hygiëne, karton,...) - de specificaties van de producties (papiergewicht, bekleden met een laag,...) - de energetische efficiëntie van de installaties.

De dubbele behoefte aan elektriciteit en warmte van de ondernemingen uit de papiersector verklaart bovendien het aanzienlijk potentieel op het vlak van de ontwikkeling van de gecombineerde warmte-elektriciteitsproductie (co-generatie) binnen de sector. Gelet op de niet echt gunstige context die we de afgelopen decennia hebben beleefd, kon slechts één automatische productie-installatie worden geïnstalleerd. Zo vertegenwoordigde de co-generatie in 2000 meer dan de helft (54 %) van de energiebevoorrading in de sector. Een bijkomend potentieel op het vlak van de ontwikkeling van de co-generatie blijft in de sector aanwezig en zou kunnen worden geactiveerd, in het bijzonder in een meer gunstige context terzake.

II.3 In het verleden geleverde inspanningen Gelet op het belang van de energiefactuur in de productiekost voor de papierproducten heeft de papierindustrie voortdurend grote investeringen gerealiseerd met het oog op de verbetering van de energetische efficiëntie van haar procédés.

Deze verbetering blijkt duidelijk uit de evolutie van het sectorrelevante gemiddelde van het specifieke verbruik. Zoals grafiek 4 (gegevens Cobelpa) illustreert, daalt deze waarde tussen 1990 en 2000 met 15 %. De verscheidenheid van het individuele specifieke verbruik vermeld in het vorige punt, blijkt ook uit deze grafiek.

Overigens moet worden benadrukt dat het specifieke verbruik van fossiele energie nog sterker is gedaald : tussen 1990 en 1998 verminderde dit specifiek verbruik inderdaad met 20 %.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Om deze sectorgegevens te schragen werd binnen de sector een raming verricht van de verbetering van de Energetische Efficiëntie-index (EEI, cf. punt III.1 : Methodologie) voor de periode 1990-2000. Deze raming kon niet naar de volledige sector worden uitgebreid gezien de grondige proceswijzigingen en de afwezigheid van bepaalde voldoende betrouwbare gegevens, waardoor bepaalde vergelijkingen riskant waren.

Deze raming kon echter in twee middelgrote ondernemingen worden doorgevoerd voor de periode 1990-2000. In de eerste onderneming bedraagt de verbetering van de Energetische Efficiëntie-index 12 %.

Deze verbetering was hoofdzakelijk te danken aan investeringen gericht op de optimalisering van het proces. In de tweede onderneming bedroeg deze verbetering 23.5 %. Hier was de verbetering het resultaat van de invoering van een energetisch boekhoudkundig systeem, van snelheidsregelaars, van een betere energetische « housekeeping », evenals een substantiële verbetering van de dampproductie-installaties. Bovendien moet worden benadrukt dat deze verbeteringen werden gerealiseerd ondanks investeringen die een verhoging van het energieverbruik impliceerden (zuiveringsstation, investeringen met het oog op de verbetering van de productkwaliteit,...).

Naast de toepassing van de berekeningsmethode voor de EEI werd gepeild naar de verbetering van het specifieke damp- en elektriciteitsverbruik in twee ondernemingen die een groot deel van het energievolume in de sector vertegenwoordigen. In de eerste onderneming was zowel het specifiek dampverbruik als het specifiek elektriciteitsverbruik tussen 1990 et 2000 met bijna 40 % verminderd (respectievelijk : 37.5 % en 40.2 %). Deze verbeteringen vloeien voort uit investeringen op het vlak van de droogplaatsen en het systeem voor de terugwinning van energie en stoffen, evenals op het vlak van de opvolging van het energieverbruik. In de tweede onderneming is het specifieke verbruik van damp en elektriciteit tussen 1996 en 2000 respectievelijk met 25 % en 14 % afgenomen. Deze verbeteringen zijn onder andere te danken aan investeringen op het vlak van belangrijke processen (nieuwe pers- en droogsystemen, nieuwe pompen,...).

Deze verbeteringen van de energetische efficiëntie variërend tussen 12 en 40 % hebben plaatsgevonden in ondernemingen die bijna 90 % van het energievolume in de sector vertegenwoordigen.

Ook al zijn de in het verleden geleverde inspanningen aanzienlijk - zoals deze cijfers trouwens aantonen - moet hier toch ook worden gewezen op de asymptotische aard in de tijd van de curven m.b.t. de vermindering van het specifiek verbruik.

III De energieaudits : III.1 Methodologie : Om hun mogelijke bijdrage tot de sectorspecifieke doelstelling op het vlak van de verbetering van de energetische efficiëntie te kunnen ramen hebben de ondernemingen uit de papiersector energieaudits gerealiseerd. Voor al deze audits werden de principes van de methode « Energy Potential Scan » (EPS) toegepast.

De EPS-methode beantwoordt volledig aan de opgelegde specificaties voor de energieaudits die in het kader van de uitwerking van een brancheakkoord moeten worden uitgevoerd, zoals gespecificeerd in punt 2 van de oriëntatienota 2 « Audits, individuele plans, sectorspecifieke plans, versie 01.08.01 ».

Voor iedere bestudeerde industriële site bestaat deze methode uit twee delen : 1. De grondige analyse van het energieverbruik (ECA, Energy Consumption Analysis); Deze analyse splitst het energieverbruik per energievector enerzijds en per energiepost anderzijds (process-gedeelte, gebouwen, utility's, ...), waarbij eventueel een onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende producttypes. Het eindresultaat van deze analyse is een tabel waarin het verbruik wordt uitgedrukt in de gebruikelijke energie-eenheid, in primaire energie of in de geldeenheid. Deze analyse is gebaseerd op een reeks basisveronderstellingen die allemaal nauwkeurig zijn geïnventariseerd. Voor de onderneming zijn deze tabellen ook een van de belangrijkste monitoring-instrumenten voor de opvolging van het energieverbruik in de toekomst. 2. De identificatie van de verbeteringspistes (Efficiency Scans), evenals de definitie van een investeringsprogramma gebaseerd op de rendabiliteit en de uitvoerbaarheid van de geïdentificeerde verbeteringspistes : In dit tweede deel wordt iedere verbeteringspiste beschreven en geëvalueerd.Daarbij worden de volgende waarden berekend : - de gerealiseerde besparing voor iedere energievector; - de jaarlijkse financiële besparing die eruit voortvloeit; - een raming van de noodzakelijke investering.

In de praktijk wordt iedere verbeteringspiste in een samenvattende steekkaart weergegeven.

Alle steekkaarten worden vervolgens gebundeld in een tabel. Op basis van deze tabel kunnen beslissingen worden genomen en kan het bedrijf : - de opportuniteit en de prioriteit bepalen m.b.t. de invoering van de verbeteringspistes; - de evolutie van de energetische efficiëntie-index op lange termijn ramen; - het verbeteringsengagement ondersteunen.

De EPS-methode vertoont bovendien de volgende bijzondere kenmerken : - de adviseur is de stuwende kracht en de katalysator van de ondernemingsinterne technische kennis; - hij werkt samen met een team bestaande uit personeelsleden van de onderneming, het « Energy Action Team »; - het mogelijk verbruik en de mogelijke verbeteringen worden door de leden van dit team geïdentificeerd, wat niet alleen een hoge technische kwaliteit van het werk garandeert (de ideeën worden aangereikt door de personen die de installaties het beste kennen), maar ook impliceert dat de in aanmerking genomen ideeën gemakkelijker worden aanvaard (ze komen uit de onderneming zelf en niet van buiten uit); - de verbeterde kennis van de « energetische » werking van de onderneming blijft ook na het vertrek van de adviseur bestaan (de leden van het Energy Action Team blijven in hun onderneming);

De hypotheses met betrekking tot de energieprijzen die in de audits worden aangenomen voor de berekening van de rendabiliteit van de investeringen, beantwoorden aan de voorstellen geformuleerd in de oriëntatienota 5 « Voorstel van hypotheses voor de evaluatie van de rendabiliteit van de investeringen gericht op de verbetering van de energetische efficiëntie » (Mediaan van de prijzen 1998-2000). In sommige specifieke gevallen legt het gezond verstand licht verschillende werkhypotheses op, hoewel altijd in de geest van nota 5.

Dit geldt meer bepaald voor de ondernemingen die na 1998 contracten voor energiebevoorrading hebben afgesloten en waarvoor de energieprijzen worden geraamd op basis van de prijzen die gedurende de periode van het contract worden toegepast.

Ten slotte moet worden herhaald (cf. punt II.2.1) dat, bij de berekening van het primair energieverbruik, alleen de gekochte energie die op de site van de onderneming wordt aangevoerd, in aanmerking wordt genomen, met uitsluiting van de primaire energie afkomstig van de grondstoffen. Voor de Waalse papiersector is laatstgenoemde primaire energie alles behalve verwaarloosbaar omdat ze 40 % van de reële energieaanvoer in de sector vertegenwoordigt.

III.2 Realisaties van de audits : Tussen eind 2000 en juli 2002 werden in de sector zeven energieaudits uitgevoerd in de volgende ondernemingen : - Gruppo Cordenons SA (Ex Intermills SA) - Arjo Wiggins Belgium SA, site van Nijvel - Arjo Wiggins Belgium SA, site van Virginal - SCA Hygiene Products SA - Burgo Ardennes SA - Onduline SA - Bontex SA Deze zeven energieaudits bestrijken niet het volledig verbruik van primaire energie in de sector. De vennootschap Ahlström Dexter SA (Ex Ahlström Sibille Belgium SA), die 1 % van de primaire energie in de sector vertegenwoordigt, was, ingevolge de volledige reconversie van het productieapparaat, inderdaad niet in staat om haar audit in 2001 aan te vatten. Deze onderneming zal haar audit starten tijdens het tweede halfjaar van 2002 en zal pas in 2003 een raming kunnen geven van haar bijdrage tot de binnen de sector geleverde inspanningen.

Bijgevolg zal deze onderneming zich na de voltooiing van bedoelde audit bij het brancheakkoord aansluiten. Zonder deze onderneming vertegenwoordigt de sector ongeveer 8.6 Pjp primaire energie (volgens de definitie van de primaire energie in het kader van het brancheakkoord).

De audit van de vijf eerste ondernemingen in de hierboven weergegeven lijst werd gerealiseerd volgens de EPS-methode. Voor de audit van de twee laatstgenoemde ondernemingen in die lijst werd een vereenvoudigde auditmethode - de « Energy Potential Scan Light » - toegepast gelet op de lagere energiefactuur van die bedrijven. Deze vereenvoudigde benadering, gebaseerd op dezelfde principes als bij de EPS-methode, beantwoordt eveneens aan de specificaties die volgens punt 1 van de oriëntatienota 2 « Audits, individuele plans en sectorspecifieke plans, versie 01.08.01 » aan de audits worden opgelegd.

De betrokken ondernemingen mochten vrij kiezen en hebben allemaal geopteerd voor de diensten van het adviesbureau Econotec, gespecialiseerd in deze auditmethodologie.

De eerste fase van de audits - de analyse van het energieverbruik (ECA) - vond tussen eind 2000 en begin 2002 plaats. Deze fase impliceerde 8 tot 12 werksessies per onderneming. De tweede fase bestaande uit de identificatie van de pistes voor de verbetering van de energetische efficiëntie (SCAN) vond in het eerste halfjaar van 2002 plaats. Deze fase omvatte ongeveer 6 werksessies per onderneming.

Bovenop deze werksessies met de adviseur hebben de ondernemingen heel wat middelen aangewend voor de inzameling van gegevens, voor aanvullende maatregelen, enz.

Het « Energy Action Team », dat in ieder bedrijf was opgericht, bestond gemiddeld uit 5 tot 6 personen. Bovendien deed dit team op vaste tijdstippen een beroep op een groep van 5 tot 10 verantwoordelijken en specialisten van de onderneming. Globaal wordt geraamd dat voor de EPS-methode interne human resources noodzakelijk zijn gelijk aan ongeveer 2 tot 5 man-maanden. Voor deze audits was niet alleen een aanzienlijke interne inspanning nodig, ze hebben ook geleid tot een toegenomen bewustwording en een interne sensibilisering voor de energieproblematiek van de onderneming in haar geheel.

Bij de meeste ondernemingen heeft de realisatie van deze audits meer tijd in beslag genomen dan aanvankelijk was voorzien. Ondanks het feit dat aanvankelijk een realisatietermijn van 9 maanden was voorzien, duurden de audits 12 tot 18 maanden. De opgelopen vertragingen waren met name te wijten aan bedrijfsinterne omstandigheden zoals de wijziging van de directie, wijzigingen binnen het Energy Action Team, de invoering van grootschalige investeringen, evenals moeilijkheden in verband met de agenda van de partijen die bij de audits betrokken waren.

Bij drie van de zeven uitgevoerde audits werd het jaar 1999 als referentie genomen, bij drie andere audits het jaar 2000, en bij één audit de periode van 07/99 tot 06/00. Op sectorniveau werd uiteindelijk 2000 als referentiejaar voor dit sectorplan gekozen (IEE = 100).

Deze audits werden als volgt door het Waalse gewest gefinancierd; - 75 % van de interne en externe kosten voor de vijf EPS - 100 % van de externe kosten voor de twee EPS-light, en dit in het kader van een overeenkomst tussen het Waalse Gewest en het adviesbureau Econotec IV Potentiële verbetering van de Energetische Efficiëntie in de Waalse papierindustrie : IV.1 Basisprincipes : De raming van de sectorspecifieke potentiële verbetering van de energetische efficiëntie die in dit plan wordt uiteengezet, is gebaseerd op de audits die in de ondernemingen van de sector zijn gerealiseerd, meer in het bijzonder op de tweede fase van die audits, de Scans, beschreven in III.1 « methodologie ». De lijsten met in cijfers uitgedrukte projecten die op ondernemingsniveau werden opgesteld, werden op sectorniveau door Cobelpa gecompileerd. Aan ieder project werd een percentage toegekend voor de verbetering inzake primaire energie die door het project werd gerealiseerd in verhouding tot het totale volume primaire energie in de sector.

Overeenkomstig de intentieverklaring hadden de audits vooral betrekking op de energieaspecten. Deze raming van het sectorpotentieel heeft bijgevolg hoofdzakelijk te maken met de energetische efficiëntie. Dankzij de factoren inzake emissie van CO2 van gebruikte energie is het nochtans mogelijk om de positieve impact te ramen van de verbetering van de energetische efficiëntie op de specifieke emissies van broeikasgassen. Deze positieve impact werd project per project, naar gelang van het geval, door de adviseur of door Cobelpa berekend. Deze verminderingen verbonden met de individuele projecten, werden gecompileerd zoals dat voor het primaire energiepotentieel gebeurde. Uit deze audits is gebleken dat de potentiële verlaging van de broeikasgassen in de papiersector hoofdzakelijk is verbonden met een verbetering van de energetische efficiëntie-index.

De structuur voor de berekening van de energetische efficiëntie-index (IEE) werd in iedere onderneming vastgesteld. Voor het jaar 2000 is de EEI vastgesteld op 100. Deze indexcijfers kunnen in een Emissie-index m.b.t. de Broeikasgassen (IGES) worden omgezet via de CO2-conversiefactoren die in het kader van de opstelling van de brancheakkoorden zijn gedefinieerd. Op basis van de Energetische Efficiëntie-index kan op ondernemingsniveau, in voorkomend geval, een adequate monitoring van de evolutie van de energetische efficiëntie worden verzekerd.

Overigens moet hier worden gewezen op de aard van de projectlijsten (of verbeteringspistes) die uit de audits voortvloeiden. De verwachte bijdrage vanwege de ondernemingen tot het sectorspecifiek verbeteringsengagement heeft betrekking op een gegeven verbetering van hun Energetische efficiëntie-index, en niet op een lijst met projecten. Op ondernemingsniveau werden deze projectlijsten inderdaad ter informatie opgesteld, met de precieze bedoeling een objectief verbeteringspotentieel te ramen en zo bij te dragen tot de inspanning die op sectorniveau wordt geleverd. De onzekere realisatie van deze projecten, waarvoor in de meeste gevallen nog substantiële bijkomende studies nodig zijn, zal trouwens afhankelijk zijn van een reeks factoren waarvan de evolutie op het ogenblik van de opstelling van dit sectorplan niet bekend is.

De voornoemde werkzaamheden die door COBELPA zijn gerealiseerd, werden door de technisch expert ondersteund met betrekking tot de methodologie, de samenhang van de gegevens en de conformiteit van onderhavig document met die gegevens IV.2 Beschrijving van de totale potentiële verbetering in de sector : De potentiële verbetering binnen de sector verbonden met de tijdens de energieaudits geïdentificeerde projecten kan adequaat worden beschreven door de onderverdeling in categorieën te volgen die wordt voorgesteld in bijlage 3 van de oriëntatienota 2 (audits, individuele plans en sectorplans, versie 01/08/01). In tabel 2 wordt het sectoroverkoepelend potentieel onder die vorm weergegeven.

Tabel 2. Beschrijving van het sectoroverkoepelend potentieel Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De in de sector gerealiseerde energieaudits hebben geleid tot de identificatie van 235 potentiële projecten voor de verbetering van de energetische efficiëntie. Deze 235 projecten vertegenwoordigen een totaal investeringsbedrag van meer dan 200 miljoen EUR en zullen uitmonden in een totale potentiële verbetering van de energetische efficiëntie binnen de sector van 58 %. Bij een constante productie zou deze potentiële verbetering van de energetische efficiëntie een jaarlijkse besparing van bijna 5 primaire petajoule en 340.000 ton vermeden CO2 vertegenwoordigen Binnen deze totale potentiële energetische verbetering moeten we een onderscheid maken tussen : - de projecten R die al werden gerealiseerd tussen 2000 en de respectieve einddata van de audits : deze 18 projecten vertegenwoordigen bijna 100 miljoen EUR, d.w.z. de helft van de totale investering verbonden met het totaal potentieel van de sector, en hebben een verbetering van de energetische efficiëntie-index van de sector met bijna 21%tot gevolg. Dit veelbetekenend resultaat bevestigt het belang van de inspanningen die, recent nog, door de sector op het vlak van de energie werden geleverd. Dit resultaat is hoofdzakelijk te danken aan grootschalige investeringen verbonden met de damp- en elektriciteitproductie in de sector. - de projecten A1 : deze 70 projecten, die een investeringsbedrag van bijna 4 miljoen EUR vertegenwoordigen, zouden een verbetering van de energetische efficiëntie-index met bijna 9.1 % moeten toelaten. - de projecten B1 : 19 projecten die een investering voor een bedrag van 36.5 miljoen EUR en een potentiële verbetering van de energetische efficiëntie-index met 19.4 % vertegenwoordigen. Onder deze projecten moet echter meteen één grootschalig project worden geïdentificeerd dat alleen al een potentiële verbetering met 16.8 % voor een investering van 35 miljoen EUR vertegenwoordigt. Het gaat om een project gericht op de gecombineerde productie van groene elektriciteit en warmte op basis van biomassa. Gelet op de specifieke kenmerken van dit project (omvang, afhankelijk van de toename van de productie,...) moet voor dit project een specifiek scenario worden uitgewerkt (cf. hieronder). - de projecten A2, A3, B2, B3 : deze projectcategorieën met een lagere rendabiliteit en/of uitvoerbaarheid vertegenwoordigen ieder respectievelijk een potentieel van 2 tot 3 %. Het totaal van dit bijkomend potentieel bedraagt 9 %, voor een aanzienlijk investeringsbedrag van 62 miljoen EUR en 104 projecten. Binnen dit bijkomend potentieel moeten bovendien twee belangrijke co-generatieprojecten worden geïdentificeerd die een potentiële verbetering van respectievelijk 2 % (A3) en 1.5 % (B3) vertegenwoordigen. Laatstgenoemd project is met name afhankelijk van de mogelijkheid om een gasaansluiting tot stand te brengen.

Er moet trouwens worden opgemerkt dat de potentiële verbeteringen van de energetische efficiëntie die in tabel 2 zijn vermeld, de potentiële verminderingen van de emissies van broeikasgassen vrij dicht benaderen omdat de tweede waarde via conversiefactoren van de eerste waarde is afgeleid. De verschillen die met name in de categorieën R, B1 en B3 waarneembaar zijn, moeten worden toegeschreven aan een fuel switch' verbonden met bepaalde energiebesparende investeringen.

Grafiek 5 hieronder geeft het sectorpotentieel weer volgens de onderverdeling die in de oriëntatienota 2 (p.6) is voorgesteld. U zult opmerken dat het sectorpotentieel hoofdzakelijk verbonden is met investeringen m.b.t. het process en de utility's.

Grafiek 5 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld IV.3 Bepaling van het sectoroverkoepelend engagement : IV.3.1 Criteria voor de selectie van de investeringen : Om de potentiële verbetering in de sector te bepalen die eventueel in het kader van een brancheakkoord zou kunnen worden verwezenlijkt, werden binnen het totale sectorpotentieel projecten door de ondernemingen geselecteerd. Deze selectie is gebaseerd op twee fundamentele criteria : - de rendabiliteit van de projecten : bijzondere aandacht werd besteed aan de projecten waarvan de terugverdientijd korter was dan of gelijk was aan 4 jaar - de technische uitvoerbaarheid en de beschikbaarheid van de betrokken technologieën IV.3.2 Voorstel tot sectoroverkoepelend engagement : Het resultaat van de selectie gebaseerd op de hierboven vermelde criteria wordt samengevat in grafiek 6.. In deze grafiek wordt, per projectcategorie, het eventueel realiseerbare potentieel in cijfers uitgedrukt, evenals het potentieel dat als niet haalbaar wordt beschouwd en het potentieel verbonden met de 3 specifieke projecten vermeld in IV.2 Grafiek 6 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld - Niet-uitvoerbaar potentieel - Realiseerbaar potentieel - Project i.v.m. hernieuwbare energie - Co-generatieproject Uit grafiek 6 kunnen we de volgende punten afleiden : - 20.8 %verbonden met de al uitgevoerde projecten, in het kader van de permanent in de sector geleverde inspanning tot verbetering van de energetische efficiëntie, vormt een belangrijk onderdeel van het sectorengagement - De meeste projecten A1 werden geselecteerd voor een potentiële verbetering van 8.6 % - In de categorieën A2, B1 en B2 werd 3,1 % door de ondernemingen als uitvoerbaar beschouwd, bij een gemiddelde rendabiliteit en/of uitvoerbaarheid. Voor het project « hernieuwbare energie » moet overigens een afzonderlijk scenario worden toegepast (cf. hierna). - Bij de categorieën A3, B3 werd amper 0.4%als realiseerbaar beschouwd, bij een zwakke rendabiliteit en/of uitvoerbaarheid. Hier moeten trouwens specifieke scenario's worden toegepast voor de twee co-generatieprojecten, die respectievelijk 1.5 % en 2 % vertegenwoordigen (cf. hierna). - Het potentieel van de categorieën C1, C2 en C3 werd als niet realistisch beschouwd..

Bijgevolg is de Waalse papierindustrie, op basis van de gegevens die de energieaudits aan het licht hebben gebracht, globaal van mening dat de potentiële sectoroverkoepelende verbetering van de energetische efficiëntie die eventueel in het kader van een brancheakkoord zou kunnen worden gerealiseerd, 33 % bedraagt voor de periode tussen 2000 en 2012. Omgezet in CO2-termen stemt dit potentieel overeen met een vermindering met 35 % van de emissie van broeikasgassen. De sector is bovendien van oordeel dat zijn totale potentiële vermindering van de emissie van CO2 gekoppeld is aan zijn potentiële verbetering van de energetische efficiëntie. Als tussentijdse doelstelling zou 27 % in 2007 kunnen worden vastgesteld. In tabel 3 hieronder vindt u een gedetailleerde weergave van deze gegevens.

Tabel 3 : Gedifferentieerde beschrijving van het voorstel tot sectorengagement : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Zoals vermeld in tabel 3, moeten drie projecten afzonderlijk worden beschouwd : Het eerste project « hernieuwbaar energie » (REN), bestaande uit een gecombineerde productie van groene elektriciteit en groene warmte op basis van hernieuwbare biomassa, vertegenwoordigt een bijkomend potentieel van 16.7 %. Hier moet de nadruk worden gelegd op het feit dat het slechts om een theoretisch potentieel gaat. In de realiteit kan een dergelijke investering inderdaad niet worden losgekoppeld van een nieuwe papierproductie-eenheid in de sector. De onvermijdelijke bijkomende behoeften, op het vlak van fossiele energie, die deze nieuwe eenheid in combinatie met dit project zou impliceren, zouden dit potentieel van 16.7 % evenwel volledig annuleren..Dit percentage is dus niet cumuleerbaar met het voorgestelde percentage van 33 %.

Bovendien moet ook worden benadrukt dat de eventuele installatie van een nieuwe eenheid, zonder dit project « hernieuwbare energie », waarbij dus massaal naar fossiele energiebronnen zou worden gegrepen, het percentage van de potentiële verbetering binnen de sector fors zou doen dalen tot zelfs percentages lager dan 20%! Dit element zal, in voorkomend geval, in aanmerking moeten worden genomen bij de evaluatie van de evolutie van de sectorspecifieke EEI. De twee « co-generatie » projecten (COG) vertegenwoordigen respectievelijk een bijkomend potentieel van 1.5 % en 2 %. Niettemin moet worden benadrukt dat het eerste project alleen kan worden gerealiseerd als de gasaansluiting is gewaarborgd. Momenteel is dit niet het geval waardoor dit project van categorie A naar categorie B overgaat. Voor deze twee projecten zijn bijkomende uitvoerbaarheidstudies noodzakelijk, terwijl de mogelijkheid om een aansluiting op het gasnet tot stand te brengen de sectorinspanning zou opdrijven van 33 % tot 34.5 %. Gelet op de onzekere factoren die ermee verbonden zijn, zijn deze twee projecten niet opgenomen in het voorgestelde sectorengagement van 33 %.

Tot besluit kunnen we stellen dat de Waalse papiersector zich, in het kader van een brancheakkoord, ertoe zou kunnen verbinden om zijn energetische efficiëntie tussen 2000 en 2012 met 33 % te verbeteren.

Op het vlak van de vermindering van de emissie van broeikasgassen vertegenwoordigt deze verbintenis een verbetering met 35 %. Dit potentieel engagement zou een totaal investeringsbedrag van bijna 110 miljoen EUR voor 107 projecten betekenen en, bij een constante productie, een energiebesparing van bijna drie miljoen primaire Gigajoule opleveren, evenals bijna 200.000 ton vermeden CO2.

Dit engagement is een ambitieus engagement. Enerzijds is het een duidelijke overschrijding van de verwachtingen van de gewestelijke overheid die een verbetering met 20 % voor de industriesector beoogt.

Anderzijds stemt dit engagement precies overeen met de maximale inspanning die tot dusver in de bilaterale besprekingen indicatief werd vooropgesteld, met name de inachtneming van alle investeringen waarvan de terugverdientijd lager is dan 4 jaar. Het totaal sectorpotentieel van deze investeringen bedraagt inderdaad 33.3 %.

Onderhavig engagementvoorstel wordt aan de bevoegde overheid voorgelegd als basis voor discussie met betrekking tot de vaststelling van een brancheakkoord.

Cobelpa behoudt zich het recht voor om onderhavig project van sectorplan op basis van de komende besprekingen te wijzigen en er zo een definitief sectorplan van te maken.

Bijlage 6 Reglement van inwendige orde van de Stuurgroep De definities van Artikel 1 van de sectorovereenkomst tussen (...), de vertegenwoordiger van de Waalse (...) industrie en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, in verband met de vermindering van de specifieke uitstoot van broeikasgassen (BKG) en de verbetering van de energie-efficiëntie gelden voor de bepalingen van dit reglement van inwendige orde.

Samenstelling

Artikel 1.Het Bestuur is paritair samengesteld uit 8 leden : - vier vertegenwoordigers van het Waalse Gewest; - vier vertegenwoordigers van de federatie.

Elk Bestuur wordt in zijn werkzaamheden begeleid door een vertegenwoordiger van de Union wallonne des entreprises. Deze vertegenwoordiger is niet stemgerechtigd. Hij heeft een waarnemende rol, om een vergelijkbare werking van de verschillende Besturen te verzekeren.

Elke contracterende partij deelt de andere partij de namen en gegevens van haar vertegenwoordigers mee. De Union wallonne des entreprises deelt beide contracterende partijen de naam en de gegevens van haar vertegenwoordiger voor. Het Bestuur doet hetzelfde voor haar vertegenwoordiger die conform Artikel 2 belast is met het secretariaat.

Voorzitterschap en secretariaat

Art. 2.Elke contracterende partij oefent met perioden van 6 maanden het voorzitterschap van de Stuurgroep uit.

De leden van de Stuurgroep kiezen hun voorzitter uit hun midden.

De voorzitter opent en sluit de vergaderingen van de Stuurgroep. Hij leidt de debatten.

De voorzitter ziet onder meer toe op : a) de voorbereiding en het onderzoek van de dossiers en van de vragen die aan de Stuurgroep worden gesteld;b) het opstellen van de processen-verbaal van de vergaderingen van de Stuurgroep;c) de externe relaties;d) de uitwisseling van informatie. De voorzitter wordt bijgestaan door een vertegenwoordiger van het Bestuur die uitsluitend belast is met het secretariaat van de Stuurgroep. Deze vertegenwoordiger is niet stemgerechtigd en moet neutraal zijn en de vertrouwelijkheid van de inhoud van de besprekingen respecteren.

Vergaderingen en dagorde

Art. 3.§ 1. De Stuurgroep vergadert in het administratieve arrondissement Namen. De voorzitter kan echter een andere vergaderplaats aanduiden. § 2. De vergaderingen van de Stuurgroep zijn niet openbaar. De Stuurgroep kan echter experts die haar in haar beraadslagingen kunnen bijstaan verzoeken om deel te nemen aan het geheel of een gedeelte van een vergadering. § 3. De Stuurgroep vergadert minstens tweemaal per jaar, op uitnodiging van de voorzitter, op eigen initiatief of op verzoek van minstens twee van haar leden, en zo vaak als de belangen van de contracterende partijen vereisen.

De oproep gebeurt met e-mail, post, fax of drager, minstens vijf werkdagen voor de vergadering.

Indien het volstrekt noodzakelijk is kan de voorzitter de vergadering op de dag zelf van de oproep vastleggen. De dagorde van de vergadering en alle documenten in verband met de punten van de dagorde worden bij de oproep gevoegd. § 4. Elk lid van de Stuurgroep kan de voorzitter een verzoek overhandigen om punten op de dagorde te plaatsen, aangevuld met de documenten die er betrekking op hebben. § 5. In het begin van de vergadering keurt de Stuurgroep de dagorde goed. De Stuurgroep kan in consensus beslissen een bijkomend punt aan de dagorde toe te voegen. § 6. Indien een of meer punten op de dagorde niet tijdens de vergadering van de Stuurgroep kunnen worden behandeld, worden zij : - ofwel met voorrang ingeschreven op de dagorde van de volgende vergadering; - ofwel verplaatst naar een latere vergadering, indien de Stuurgroep het punt niet heeft kunnen behandelen vanwege een gebrek aan informatie, om procedureredenen of omdat de Stuurgroep meent bijkomend onderzoek nodig te hebben.

Aanwezigheid en volmacht

Art. 4.Elk lid kan zich laten vertegenwoordigen door een lid naar zijn keuze van de contracterende partij die hij vertegenwoordigt, door deze keuze schriftelijk aan de voorzitter mede te delen.

Indien de voorzitter verhinderd is, duiden de aanwezige leden een voorzitter uit hun midden aan die belast is met het leiden van de debatten en het openen en sluiten van de vergadering. In dit geval wordt het proces-verbaal van de vergadering samen ondertekend door de voorzitter van de zitting en door de voorzitter.

Beraadslaging en stemming

Art. 5.§ 1. De Stuurgroep kan niet geldig vergaderen tenzij zij is samengesteld uit de voorzitter en minstens drie leden, van wie minstens twee van elke partij of, indien de voorzitter afwezig is, uit minstens vier leden, van wie minstens twee van elke partij.

Indien het quorum niet wordt bereikt, wordt zo snel mogelijk binnen de twee weken na de vergadering een nieuwe vergadering belegd. Indien het quorum niet wordt bereikt, kan de Stuurgroep geldig beraadslagen met minstens twee aanwezige leden, van wie minstens één van elke contracterende partij. § 2. De Stuurgroep beslist met consensus. Indien geen consensus wordt bereikt, worden de beslissingen genomen met een eenvoudige meerderheid van stemmen.

Met uitzondering van de vertegenwoordiger van de Union Wallonne des entreprises is elke vertegenwoordiger stemgerechtigd. Bij staking van stemmen heeft de voorzitter geen beslissende stem. § 4. De stemming kan pas plaatsvinden nadat de eventuele genodigden van de Stuurgroep zich hebben teruggetrokken. § 5. De stemming gebeurt met handopsteking maar kan op verzoek van een lid van de Stuurgroep geheim gebeuren. § 6. Een lid dat zich onthoudt of tegen een met meerderheid van de stemmen goedgekeurde beslissing stemt, kan verzoeken dat zijn onthouding of verzet met naam wordt geacteerd, in de vorm van een minderheidsaantekening in het proces-verbaal, eventueel met de motieven die hij opgeeft.

Processen-verbaal

Art. 6.§ 1. Tijdens elke vergadering stelt het secretariaat van de Stuurgroep een proces-verbaal op en desgevallend een voorstel van advies.

Het proces-verbaal vermeldt de naam van de aanwezige leden, de verontschuldigde leden of de leden die de werkzaamheden tijdens de zitting hebben verlaten. Het vermeldt eveneens de naam en hoedanigheid van de uitgenodigde personen of de personen die tijdens het onderzoek van bepaalde punten van de dagorde zijn gehoord. De processen-verbaal geven een beknopte samenvatting van de debatten en het resultaat van de eventuele stemmingen. Ze vermelden de beslissingen en de motieven van deze beslissingen, met verwijzing naar de basisdocumenten.

Het secretariaat legt het ontwerp van het proces-verbaal en desgevallend de voorstellen voor adviezen of beslissingen voor aan de leden van de Stuurgroep, die binnen de door de Stuurgroep bepaalde termijn hun opmerkingen kunnen indienen. § 2. De goedkeuring van het proces-verbaal staat op de dagorde van de eerstvolgende vergadering van de Stuurgroep. § 3. De definitieve versie van het proces-verbaal wordt ondertekend door de voorzitter, na goedkeuring door de Stuurgroep.

Het originele proces-verbaal wordt door het Bestuur bewaard. Een door de voorzitter in functie conform verklaarde kopie wordt aan de leden van de Stuurgroep overhandigd.

De processen-verbaal en de uittreksels zijn vertrouwelijk, tenzij de Stuurgroep anders beslist. Zij mogen in het bijzonder niet worden doorgegeven aan personen die niet door een van de contracterende partijen expliciet belast zijn met de opvolging van de sectorovereenkomst.

Regels voor de opstelling van voorstellen, adviezen, beslissingen, aanbevelingen, opzoekingen en studies

Art. 7.§ 1. Wanneer de Stuurgroep om een voorstel, advies, beslissing, aanbeveling, opzoeking of studie wordt gevraagd, stuurt de voorzitter de aanvragende partij onmiddellijk een ontvangstbewijs.

Indien de door de contracterende partij gewenste uitvoeringstermijn niet kan worden gerespecteerd, bijvoorbeeld vanwege de complexiteit van het verzoek, informeert de Stuurgroep de contracterende partij onmiddellijk over de termijn die zij redelijk acht. § 2. De goedkeuring van voorstellen, adviezen, beslissingen, aanbevelingen, opzoekingen en studies kan door een schriftelijke procedure worden verkregen.

In dit geval wordt het ontwerp van het voorstel, het advies, de beslissing, de aanbeveling, de opzoeking of de studie in een brief aan alle leden van de Stuurgroep medegedeeld.

Deze mededeling kan ook via fax of e-mail gebeuren; alleen een faxbericht met controlerapport van de verzending of een aangetekende zending hebben echter kracht van bewijs. De mededeling vermeldt de termijn waarover de leden beschikken om hun goedkeuring te geven of de motieven waarom zij hun goedkeuring niet kunnen geven. Deze termijn gaat in op het ogenblik van de verzending en kan niet korter zijn dan 48 uur.

Indien geen consensus wordt bereikt, wordt tijdens de volgende vergadering van de Stuurgroep over het voorstel gestemd. § 3. De definitieve versie van een voorstel, advies, beslissing, aanbeveling, opzoeking of studie van de Stuurgroep wordt ondertekend door alle leden en door de voorzitter. Hetzelfde geldt voor de briefwisseling in verband met de mededeling aan de verzoekende overheid van de definitieve voorstellen, adviezen, beslissingen, aanbevelingen, opzoekingen of studies.

Vertrouwelijkheid

Art. 8.De debatten, dossiers en processen-verbaal van de vergaderingen van het Bestuur zijn streng vertrouwelijk, behalve met de toelating van het Bestuur zelf, volgens art. 5 "Beraadslaging en stemming".

Voor zij in functie treden, verbinden in Artikel 1 (en art. 3 alinea 2, indien de Stuurgroep het nuttig acht) bedoelde interveniënten zich tot dit reglement van inwendige orde en tekenen zij het voor akkoord.

Indien de vertegenwoordiger van de Union wallonne des entreprises en/of de vertegenwoordiger van het Bestuur die belast is met het secretariaat zich zou(den) moeten laten vervangen, zullen de plaatsvervangers eveneens dit reglement van inwendige orde voor akkoord tekenen voor zij in functie treden.

Wijzigingen

Art. 9.Dit reglement van inwendige orde kan worden gewijzigd met de eenstemmigheid van de acht leden van de Stuurgroep of desgevallend hun vertegenwoordigers.

Bijlage 7 Referentiescenario en potentiële scenario's voor de structurele evolutie van de Waalse papiersector 2000-2012 Het actieplan voor de sector dat in het kader van de sectorovereenkomst voor de Waalse papiersector wordt voorgesteld, vertrekt van de hypothese van een sector met constante productie, met 2000 als referentiejaar, en een ongewijzigde portefeuille van producten. Zoals in punt II.1 van dit actieplan wordt gesteld, zijn de groeiperspectieven van de sector groot. Men moet de evaluatie van de voorgestelde verbintenis van de sector dus bijstellen door rekening te houden met de groeiperspectieven. Bovendien zou, rekening houdend met het geringe aantal interveniënten in de sector, een beduidende wijziging van de interne productie van een contracterende onderneming of de komst van een nieuwe contracterende onderneming tot wijzigingen van de structuur van de sector leiden, met een grote weerslag op de voorgestelde doelstellingen. Deze bijlage beschrijft deze alternatieve scenario's.

De groeiperspectieven van de sector tegen 2012 enerzijds en de structurele wijzigingen van de sector anderzijds, zijn in de evaluatie van de verbintenis van de sector in beschouwing genomen door de index van de energie-efficiëntie te berekenen volgens een door de technisch expert voorgestelde matrix van de sector. Deze alternatieve scenario's zijn net als het plan voor de sector gevalideerd door de technisch expert. Het principe van deze matrix is de berekening voor elk bedrijf van de IEE voor het jaar 2012, met : - De teller van de IEE, dus de verwachte productie in 2012, groei inbegrepen, vermenigvuldigd met het voor 2012 verwachte specifieke verbruik van primaire energie, al resultaat van de geschatte percentages energiebesparing voor elke onderneming in vergelijking met het specifieke verbruik van het jaar 2000. - De noemer van de IEE, dus de productie in 2012, vermenigvuldigd met het specifieke verbruik van primaire energie in 2000.

De IEE van de sector wordt vervolgens op basis van deze individuele waarden van de ondernemingen berekend.

Deze simulatie werd voor drie verschillende gevallen uitgevoerd : - Referentiescenario 1 : Groei van de sector met 30 % tussen 2000 en 2012 (volgens de jongste realistische schattingen binnen de sector), bij een constante structuur van de sector (geen nieuwe ondernemingen, geen wijziging van de productmix). Dit scenario is een van de waarschijnlijkste evoluties van de sector voor de beschouwde periode.

De simulatie leidt tot een verbetering van de IEE voor de sector met 33,7 %. Vertrekkend van een groei van de sector met ongewijzigde structuur wordt de orde van grootte van de verbintenis van de sector, namelijk 33 %, dus bevestigd. - Scenario 2 : Scenario 1, aangevuld met de komst van een nieuwe onderneming van bescheiden omvang (Ahlström Dexter SA vertegenwoordigde in 2000 1 % van de sector), zoals vermeld in het plan voor de sector. Volgens de in dit meer dan waarschijnlijk geval gehanteerde hypothesen, wordt de doelstelling voor de sector 33,5 %.

Dit scenario bevestigt eveneens de voorgestelde orde van grootte van de verbintenis van de sector. - Scenario 3 : Scenario 2, aangevuld met de invoering van een nieuwe productielijn die de structuur van de sector wijzigt en een bijkomende groei van 60 % vertegenwoordigt. In dit laatste scenario zou de doelstelling voor de sector dalen tot 24 %.

De onderstaande grafiek toont deze alternatieve scenario's : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Bijlage 8 Rapport van de technisch expert over het sectorplan Consolidatie van de resultaten van de energie-audits in de Waalse papiersector (COBELPA) Doel van de opdracht De aan ECONOTEC toevertrouwde opdracht van technisch expert bestond erin na te gaan of de potentiële energiebesparing en de doelstelling voor de verbetering van de energie-efficiëntie van de sector gebaseerd waren op coherente regels die op alle industriële sectoren kunnen worden toegepast.

Deze regels worden gepreciseerd in een reeks oriëntatienota's en meer in het bijzonder in de volgende : Oriëntatienota n° 2 : Audits, plans individuels et plans sectoriels (1.08.01) Oriëntatienota n° 7 : Prise en considération des vecteurs énergétiques pour le calcul d'un indice d'efficience énergétique (19.02.03) Hierbij moet worden opgemerkt dat oriëntatienota n° 7 recent is en niet beschikbaar was toen het plan voor de sector door COBELPA werd opgesteld. De overeenstemming van de berekeningen van het sectorplan met de inhoud van de nota heeft slechts een kleine wijziging vereist, die de berekening van de doelstelling van de sectorovereenkomst niet heeft beïnvloed.

Geraadpleegde documentatie COBELPA heeft de volgende documenten aan de technisch expert overhandigd. Deze documenten worden als vertrouwelijk beschouwd en zijn als dusdanig behandeld. 1. Ontwerp van een plan voor de sector met het oog op de verbetering van de energie-efficiëntie van de Waalse papierindustrie tegen 2012.2. Schema voor de realisatie van een plan voor de sector door COBELPA in het kader van het opstellen van een sectorovereenkomst (gebruiksaanwijzing van de gegevensbestanden). 3. Bestand COBELPA-plan sectoriel-3.xls : tabellen met gegevens uit energie-audits met het geheel van de maatregelen voor de vermindering van het energieverbruik van de ondernemingen, zoals ze door de audits zijn geïdentificeerd en door de ondernemingen zijn geselecteerd om het voorstel van het sectorplan op te stellen. 4. Gedetailleerde tabellen van het energieverbruik van de ondernemingen, zoals bepaald tijdens de audits. Daarnaast werden technische details rechtstreeks verkregen van de expert die de energie-audits in de betroffen bedrijven had uitgevoerd.

Taken van de technisch expert De technisch expert heeft de volgende taken uitgevoerd : - verificatie van de overeenstemming tussen de evaluatieregels voor het energieverbruik en het potentieel voor vermindering, en de evaluatieregels van de oriëntatienota's; - verificatie van de uitstootfactoren die werden gebruikt om de resultaten om te rekenen naar CO2-uitstoot; - identificatie van het potentieel voor vermindering dat door de verschillende ondernemingen wordt voorgesteld; - identificatie van de reeds gerealiseerde verbeteringsprojecten en klassering van de bijkomende projecten volgens de evaluatie van hun rentabiliteit.

De technisch expert heeft de aandacht van de sector gevestigd op de weerslag die structurele wijzigingen zouden kunnen hebben op de verbetering van zijn index van de energie-efficiëntie tijdens de uitvoeringsperiode van de sectorovereenkomst. Hij heeft met COBELPA samengewerkt om in dit domein een haalbaarheidsanalyse uit te voeren, waarvan de resultaten zijn opgenomen in bijlage 7 van het document van de sectorovereenkomst.

Besluiten De technisch expert bevestigt dat de doelstelling van de verbetering van de energie-efficiëntie van de sector gebaseerd is op de identificatie van de potentiële energiebesparing die wordt vertegenwoordigd door 106 verbeteringsprojecten in de verschillende ondernemingen die deelnemen aan de sectorovereenkomst.

Hij stelt vast dat 75 % van de potentiële energiebesparing wordt vertegenwoordigd door projecten voor de verbetering van de fabricageprocessen; 20 % van het potentieel wordt vertegenwoordigd door productie-eenheden voor vloeistoffen en energiedragers.

Hij stelt eveneens vast dat het potentieel voor verbetering van de voor de evaluatie van de doelstelling voor de sector in overweging genomen projecten ongeveer gelijk verdeeld is tussen projecten met een terugverdientijd van 2 jaar of minder en projecten met een terugverdientijd van meer dan 2 jaar. De realisatie van deze doelstelling zou dus overeenkomen met een twee keer grotere verbetering van de energie-efficiëntie van de sector dan wat men in het kader van een "business as usual" scenario zou verwachten.

Voor ECONOTEC Philippe CONSTANT Managing Partner Brussel, 27 maart 2003.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Vervoer, Mobiliteit en Energie, J. DARAS De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET

^