Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 10 maart 1998

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 22 januari 1998 in zake de b.v.b.a. De Feyter tegen X. De Cuyper en L. Houben, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitrageho « Schendt artikel 18 van de wet op de arbeidsovereenkomsten (wet van 3 juli 1978) de artikelen 10 e(...)

bron
arbitragehof
numac
1998021093
pub.
10/03/1998
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 22 januari 1998 in zake de b.v.b.a. De Feyter tegen X. De Cuyper en L. Houben, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 2 februari 1998, heeft de Politierechtbank te Antwerpen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 18 van de wet op de arbeidsovereenkomsten (wet van 3 juli 1978) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, nu het tot gevolg heeft dat het slachtoffer van een onrechtmatige daad in de zin van de artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek die als niet gewoonlijk voorkomende lichte schuld moet worden gekwalificeerd, anders wordt behandeld naargelang de onrechtmatige daad begaan werd door een werknemer, die op basis van dit artikel 18 van de wet op de arbeidsovereenkomsten in dat geval een volledige immuniteit van aansprakelijkheid geniet, dan wel door een overheidsorgaan, dat persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1286 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 3 februari 1998 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 4 februari 1998, hebben de n.v. Turnhoutse Maatschappij voor de Huisvesting, met maatschappelijke zetel te 2300 Turnhout, Noord-Brabantlaan 4, en P. Goossens, wonende te 2300 Turnhout, Graatakker 130, beroep tot vernietiging en een vordering tot schorsing ingesteld van de artikelen 40 tot 49 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 augustus 1997), wegens schending van de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de gemeenschappen en de gewesten en van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Die zaak is ingeschreven onder nummer 1287 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 26 januari 1998 in zake A. Maertens tegen de Rijksdienst voor Pensioenen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 9 februari 1998, heeft de Arbeidsrechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 11, 2°, en 12 van de wet van 13 juni 1997 en de artikelen 1 en 2 van het bijzonderemachtenbesluit van 16 december 1996 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang met de artikelen 6.1 en 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1289 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 6 februari 1998 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 9 februari 1998, hebben R. Van Hoof, wonende te 2811 Hombeek-Mechelen, Kapelseweg 144, en de v.z.w. Vereniging van de Officieren uit de Actieve Dienst, met maatschappelijke zetel te 1030 Brussel, Milcampslaan 77, beroep tot vernietiging en een vordering tot schorsing ingesteld van artikel 10, 2°, van de wet van 12 december 1997 tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, en van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 18 december 1997), in zoverre het artikel 11 van het koninklijk besluit van 24 juli 1997 betreffende het in disponibiliteit stellen van bepaalde militairen van het actief kader van de krijgsmacht, met toepassing van artikel 3, § 1, 1°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese economische en monetaire Unie, bekrachtigt, wegens schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Die zaak is ingeschreven onder nummer 1290 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

^