Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 15 september 1998

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 13 juli 1998 in zake de b.v.b.a. Sivauto tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekom « Is artikel 76, derde lid, van het B.T.W.-Wetboek, in die zin begrepen dat het, via artikel 8/1, (...)

bron
arbitragehof
numac
1998021362
pub.
15/09/1998
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 13 juli 1998 in zake de b.v.b.a. Sivauto tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 23 juli 1998, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : « Is artikel 76, derde lid, van het B.T.W.-Wetboek, in die zin begrepen dat het, via artikel 8/1, § 3, van het koninklijk besluit van 29 december 1969 met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde, zoals het is gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 december 1992 en inzonderheid bij het vijfde, zesde, zevende, achtste, negende, tiende en elfde lid ervan, de Koning toestaat een inhouding voor te schrijven van de B.T.W.-kredieten die aan de door die bepalingen beoogde belastingplichtigen toekomen, waarbij de voorwaarde vereist bij artikel 1413 van het Gerechtelijk Wetboek geacht wordt vervuld te zijn en aangezien de belastingschuld - gesteld dat zij vaststaat - geen schuldvordering is overeenkomstig artikel 1415 van dat Wetboek ten gunste van de administratie, bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, 1) in zoverre het de administratie de mogelijkheid biedt op het stuk van de B.T.W. op aanzienlijke wijze af te wijken van het gemeen recht inzake bewarend beslag, en met name van de artikelen 1413 en 1415 van het Gerechtelijk Wetboek, vermits de bevoegdheid van de beslagrechter zich beperkt tot ten hoogste een controle van de vorm; 2) in zoverre het een verschil in behandeling invoert tussen de verschillende schuldeisers van de Belgische Staat, ten nadele van de schuldeisers die houder zijn van een belastingkrediet op het stuk van de B.T.W.; 3) in zoverre het een verschil in behandeling invoert tussen de verschillende categorieën van personen die houder zijn van een fiscale schuldvordering ten aanzien van de Belgische Staat, vermits tegen diegenen die houder zijn van een belastingkrediet op het stuk van de B.T.W. een inhouding kan worden gedaan die geldt als bewarend beslag onder derden in de hiervoor in herinnering gebrachte omstandigheden; 4) in zoverre het een verschil in behandeling invoert tussen de verschillende categorieën van personen die aan indirecte belastingen zijn onderworpen en houder zijn van een fiscale schuldvordering ten opzichte van de Belgische Staat, ten nadele van diegenen die houder zijn van een belastingkrediet op het stuk van de B.T.W. en tegen wie een inhouding kan worden gedaan die geldt als bewarend beslag onder derden in de hiervoor in herinnering gebrachte omstandigheden; 5) in zoverre het een verschil in behandeling invoert ten gunste van de administratie die schuldeiser is van de belastingplichtige die houder is van het recht op teruggaaf en de schuldeisers van diezelfde persoon, genoemd in artikel 1628, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, met de omstandigheid dat de administratie te dezen geen gewag dient te maken van welke schuldvordering ook, vermits het vermoeden dat een schuldvordering bestaat toereikend is;6) in zoverre het aan de belastingplichtigen die het beoogt, het recht om te kantonneren, waarin artikel 1403 van het Gerechtelijk Wetboek voorziet ten gunste van alle schuldenaars die het voorwerp uitmaken van een bewarend beslag, ontzegt ? Indien het Arbitragehof een discriminatie vaststelt ten nadele van de betrokken belastingplichtigen, is die discriminatie dan evenredig met de nagestreefde doelstelling ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1380 van de rol van het Hof. De griffier, L. Potoms.

^