Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 08 mei 2002

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 21 februari 2002 in zake de n.v. Bunge tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen « 1. Schond de bepaling van artikel 206, § 1, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbela(...)

bron
arbitragehof
numac
2002021179
pub.
08/05/2002
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 21 februari 2002 in zake de n.v. Bunge tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 27 februari 2002, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schond de bepaling van artikel 206, § 1, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, oorspronkelijk in artikel 114 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 ingevoerd bij artikel 34, 1°, van de wet van 20 juli 1991 houdende begrotingsbepalingen, opgeheven vanaf het aanslagjaar 1998 door artikel 4, 1°, van de wet van 4 april 1995 houdende fiscale en financiële bepalingen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat zij de aftrek van de vorige verliezen van de belastbare grondslag in de vennootschapsbelasting deed variëren tussen 100 en 50 pct. van de winst naar gelang van de omvang ervan, - zonder rekening te houden met de verhouding tussen de winst en de gecumuleerde verliezen, - zonder rekening te houden met het feit dat de beperking van de aftrek van vorige verliezen diende te worden toegepast in omgekeerde verhouding tot de omvang van de winst en derhalve tot de draagkracht, - en door de vennootschappen die in vereffening zijn, zoals de andere vennootschappen, aan die beperking van de aftrek te onderwerpen ? 2. Schonden de in samenhang gelezen bepalingen van artikel 10, tweede lid, van de wet van 4 april 1995 houdende fiscale en financiële bepalingen en van artikel 206, § 1, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat zij voor het aanslagjaar 1997 de aftrek van vorige verliezen van de belastbare grondslag in de vennootschapsbelasting deden variëren tussen, enerzijds, 100 pct.van de winst enkel voor de verliezen geleden in de loop van de boekjaren verbonden aan het aanslagjaar 1996 en, anderzijds, 100 tot 50 pct. van de winst voor de verliezen geleden in de loop van de boekjaren verbonden aan aanslagjaren voorafgaand aan het aanslagjaar 1996 ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2375 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^