Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 26 juli 2002

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 23 april 2002 in zake het openbaar ministerie tegen J. D'Halluin en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof « 1. Schendt artikel 56 van het Vlaams decreet van 19 december 1998 [houdende bepalingen tot begele(...)

bron
arbitragehof
numac
2002021291
pub.
26/07/2002
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 23 april 2002 in zake het openbaar ministerie tegen J. D'Halluin en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 14 mei 2002, heeft de Politierechtbank te Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 56 van het Vlaams decreet van 19 december 1998 [houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999], gewijzigd door het decreet van 29 december 1999, in die zin geïnterpreteerd dat de overschrijding van de aslastenbeperking voorgeschreven door de artikelen 18, 21, 26, 32 en 32bis van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 een onweerlegbaar vermoeden inhoudt van verboden wegdekbeschadiging, de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten, inbegrepen de regels voorzien door artikel 124bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, in het bijzonder artikel 11 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen ? 2. Schendt artikel 56 van het Vlaams decreet van 19 december 1998 [houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999], gewijzigd door het decreet van 19 december 1999, in die zin geïnterpreteerd dat de overschrijding van de aslastenbeperking voorgeschreven door de artikelen 18, 21, 26, 32 en 32bis van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 een onweerlegbaar vermoeden inhoudt van verboden wegdekbeschadiging, de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten, inbegrepen de regels voorzien door artikel 124bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, in het bijzonder artikel 6, § 1, X, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen ? 3.Schendt artikel 56 van het Vlaams decreet van 19 december 1998 [houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999], gewijzigd door het decreet van 29 december 1999, in die zin geïnterpreteerd dat de overschrijding van de aslastenbeperking voorgeschreven door de artikelen 18, 21, 26, 32 en 32bis van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 een onweerlegbaar vermoeden inhoudt van verboden wegdekbeschadiging, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, gelezen in samenhang met artikel 6.2 EVRM en artikel 14.2 BUPO-Verdrag, doordat het voor een categorie van burgers afwijkt van het beginsel volgens hetwelk de bewijslast op de vervolgende partij rust ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2443 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

^