Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 03 oktober 2002

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 13 juni 2002 in zake C. de Broqueville tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen « Schenden de artikelen 308, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 (418, eer(...)

bron
arbitragehof
numac
2002021410
pub.
03/10/2002
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 13 juni 2002 in zake C. de Broqueville tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 25 juni 2002, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 308, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 (418, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992) en 309, eerste lid, 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 (419, eerste lid, 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in die zin geïnterpreteerd dat een belastingplichtige geen recht heeft op moratoriumintresten op de in artikel 277, §§ 1 en 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 (376, §§ 1 en 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992) beoogde overbelastingen, waarvan tot de ontheffing, die door de directeur der belastingen die de vordering van de belastingplichtige behandelt, ten onrechte werd geweigerd, door de rechtbank wordt bevolen vanwege een dubbele belasting en dit zowel voor de periode vóór het ogenblik waarop de overbelasting door de administratie werd vastgesteld of door de belastingschuldige aan de administratie werd bekendgemaakt na afloop van de termijn voor het indienen van bezwaarschriften, als voor de periode na dat ogenblik, terwijl in dergelijke intresten is voorzien in geval van teruggave na inwilliging van een bezwaarschrift en terwijl het volgens de bedoeling van de wetgever ' dan ook billijk [is] moratoire interesten aan de belastingplichtigen toe te kennen telkens de Staat een gekweten belasting terugbetaalt, zelfs indien de terugbetaling het gevolg is van een aan de belastingplichtige toe te schrijven vergissing ' ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2460 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^