Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 09 november 2002

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 30 augustus 2002 in zake het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering tegen de b.v.b.a. Medisch Laboratorium Raepsae « 1. Schendt artikel 61, § 7, vierde lid, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffen(...)

bron
arbitragehof
numac
2002021449
pub.
09/11/2002
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 30 augustus 2002 in zake het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering tegen de b.v.b.a. Medisch Laboratorium Raepsaet, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 4 september 2002, heeft de Arbeidsrechtbank te Brugge de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 61, § 7, vierde lid, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het voor het RIZIV afwijkt van de regel voorzien in artikel 1153 B.W. dat schadevergoeding wegens vertraging in de uitvoering nooit in iets anders bestaat dan de wettelijke intrest ? 2. Schendt artikel 61, § 7, vierde lid, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen - aldus gelezen dat onder de nog verschuldigde sommen dienen begrepen alle sommen en dus ook de sommen waarvoor de vervaldag nog niet is verstreken - de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het aldus voor het RIZIV afwijkt van het beginsel dat niet betaalde schulden aan de schuldeiser eerst intrest opleveren vanaf de vervaldag ? 3.Schendt artikel 61, § 7, vierde lid, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen - aldus gelezen dat de rechter terzake geen matigingsbevoegdheid zou hebben - in samenlezing met artikel 1153 B.W. de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2516 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^