Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 24 februari 2004

Bericht Overeenkomstig artikel 5, § 2, van het decreet van 20 december 2001 betreffende de milieuovereenkomsten deelt de Waalse Regering mee dat ze op 27 november 2003 het onderstaande ontwerp van overeenkomst in tweede lezing heeft aangen Geschreven opmerkingen kunnen binnen een maand na deze bekendmaking gericht worden aan de « Office (...)

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2004200519
pub.
24/02/2004
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Bericht Overeenkomstig artikel 5, § 2, van het decreet van 20 december 2001 betreffende de milieuovereenkomsten deelt de Waalse Regering mee dat ze op 27 november 2003 het onderstaande ontwerp van overeenkomst in tweede lezing heeft aangenomen.

Geschreven opmerkingen kunnen binnen een maand na deze bekendmaking gericht worden aan de « Office wallon des déchets » (Waalse dienst voor afvalstoffen), avenue Prince de Liège 15, te 5100 Jambes.

De Regering en de instellingen die het ontwerp van overeenkomst hebben opgemaakt, zullen de ingediende opmerkingen en adviezen onderzoeken en, in voorkomend geval, het ontwerp van overeenkomt wijzigen alvorens het definitief aan te nemen.

Ontwerp van milieuovereenkomst tussen het Waalse Gewest en de oliesector i.v.m. gasolietanks voor de verwarming van gebouwen Gelet op het decreet van 20 december 2001 betreffende de milieuovereenkomsten;

Gelet op de bekendmaking van dit ontwerp van milieuovereenkomst in het Belgisch Staatsblad van .../.../... alsook op de Internetsite van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu en van het Directoraat-generaal Technologieën, Onderzoek en Energie;

Overwegende dat het Waalse Gewest een overeenkomst heeft gesloten om deel te nemen aan de totstandbrenging van voornoemd financierings- en verzekeringsmechanisme en om alles in het werk te stellen om de andere gewesten en de federale overheid te betrekken bij het uitwerken van dat mechanisme;

Overwegende dat er van uitgegaan kan worden dat bedoeld financierings- en verzekeringsmechanisme, tot stand gebracht in overleg met de andere gewesten en de federale overheid, het best opgericht zou worden d.m.v. een fonds dat door de sector opgericht moet worden in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 waarbij aan een vereniging zonder winstgevend doel en aan een instelling van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend;

De volgende partijen : 1. Het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door de Waalse Regering, zelf vertegenwoordigd door de heer J.-Cl. Vancauwenberghe, Minister-President van de Waalse Regering, en door de heer M. Foret, Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu; 2. De sector, vertegenwoordigd door de verschillende betrokken instellingen en bedrijven : - De Belgische Federatie der Brandstoffenhandelaars V.Z.W. Léon Lepagestraat 4, te 1000 Brussel, vertegenwoordigd door de heer M. De Vos, voorzitter; - De Belgische Petroleum Unie V.Z.W., Vaartdijk 1, 1070 Brussel, vertegenwoordigd door de heer P. Storme, voorzitter; - De Industrie van Minerale Oliën van België V.Z.W. (IMOB), Marie-Louisesquare 49, te 1000 Brussel, vertegenwoordigd door de heer J. Vercheval, voorzitter; hierna de sector genoemd, Verbinden zich middels de milieuovereenkomst betreffende gasolietanks voor de verwarming van gebouwen die vastgelegd is als volgt : Juridisch kader

Artikel 1.Deze milieuovereenkomst wordt tussen de sector en het Waalse Gewest gesloten overeenkomstig het decreet van 20 december 2001 betreffende de milieuovereenkomsten. Deze overeenkomst is dwingend voor bovengenoemde partijen en hun respectieve leden.

Bovengenoemde partijen zullen hun leden optimaal informeren over de verplichtingen die deze milieuovereenkomst met zich meebrengt.

Duur en toepassingsveld

Art. 2.Deze milieuovereenkomst treedt in werking op de tiende dag na de definitieve bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad en wordt gesloten voor tien jaar. De overeenkomst is hernieuwbaar overeenkomstig artikel 7, § 2, van het decreet van 20 december 2001 betreffende de milieuovereenkomsten.

Toepassingsveld

Art. 3.Deze milieuovereenkomst heeft betrekking op de bestaande gasolietanks die bestemd zijn voor de verwarming van gebouwen, hierna « tanks » genoemd.

Behoudens andersluidende bepaling, worden zowel ondergrondse als bovengrondse tanks bedoeld.

Voor de toepassing van deze milieuovereenkomst wordt elke in het eerste lid bedoelde tank ook als dienstdoende tank beschouwd wanneer hij na 1 januari 1993 door een andere olietank met dezelfde bestemming als die bedoeld in het eerste lid vervangen werd om elke milieuschade te voorkomen of te beperken.

Doel van de overeenkomst

Art. 4.Deze milieuovereenkomst beoogt de preventie en de sanering van bodemverontreinigingen door tanklekkages, alsmede de financiering daarvan zonder enigszins afbreuk te doen aan de rechten en verplichtingen van de betrokken personen en overheden.

Het Fonds

Art. 5.§ 1. De sector neemt het initiatief om een Fonds in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk op te richten overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 waarbij aan een vereniging zonder winstgevend doel en aan een instelling van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend. § 2. Het Fonds zal instaan voor de sanering van door tanklekkages verontreinigde bodems. Het zal daartoe de volgende opdrachten vervullen : 1o voorzien in een informatiepunt voor de uitbaters van niet-lekvrije tanks en de eigenaars of de zakelijke gebruikers van gronden waar zich niet-lekvrije tanks bevinden; 2o een inventaris opmaken van alle niet-lekvrije tanks die bij hem worden aangegeven; 3o instaan voor de kosten van de sanering van door tanklekkages verontreinigde bodems, voorzover dat : - de sanering uitgevoerd wordt volgens het BAT principe (Best Available Technology); - de kosten beperkt blijven tot de schade die niet gedekt is door de verzekering van de uitbater, eigenaar of zakelijke gebruiker, namelijk maximum 250 000 per schadegeval; - de verontreiniging te wijten is aan een onopzettelijke beschadiging van de tank.

Indien de verontreiniging zich voordoet na een termijn van 36 maanden na de ondertekening van deze overeenkomst, behoudt het Fonds zich het recht voor de saneringskosten te dragen die een overeen te komen bedrag overschrijden. Dat bedrag wordt in overleg tussen de partijen bepaald; 4o de uitbaters, zakelijke gebruikers en/of eigenaars van verontreinigde sites doelmatig informeren over de modaliteiten m.b.t. de tegemoetkoming van het Fonds; 5o voorzien in een retroactieve tegemoetkoming. § 3. Wat betreft de preventie van elke bodemverontreiniging door niet-lekvrije tanks, wordt het Fonds o.a. belast met de volgende opdrachten : 1o financieel tegemoetkomen in de kosten voor de definitieve buitendienststelling van niet-lekvrije tanks die nog geen verontreiniging hebben veroorzaakt ten gunste van iedereen die bewijst dat hij de vervangingskosten heeft gedragen en dat hij zich met gasolie blijft verwarmen; 2o een databank opmaken om een gepast preventiebeleid te kunnen voeren; 3o investeren in het zoeken naar en het ontwikkelen van technieken ter preventie van elke bodemverontreiniging te wijten aan de opslag van gasolie; 4o in voorkomend geval bijkomende maatregelen nemen om de tankuitbaters ertoe aan te zetten de tanks preventief te vervangen indien ze een ernstige bedreiging voor het milieu vormen; 5o voorzien in een informatiepunt waar de tankuitbaters terecht kunnen.

Als de uitbater, de zakelijke gebruiker en/of de eigenaar die een tegemoetkoming in de saneringskosten genoten heeft, binnen twintig jaar na de inwerkingtreding van het Fonds beslist te kiezen voor een andere verwarmingsbron dan gasolie, behoudt het Fonds zich het recht voor het pro rato van het bedrag van zijn tegemoetkoming terug te vorderen; het « pro rato » wordt berekend op basis van het aantal jaren dat in het Fonds is bijgedragen. § 4. Voor de uitvoering van de opdrachten bedoeld in het tweede en het derde lid moet het Fonds een algemeen sanerings- en preventieplan opmaken waarin de bedragen en de modaliteiten van de financiële tegemoetkomingen op niet-discriminerende wijze vastgelegd worden voor de drie Gewesten. Dat algemeen sanerings- en preventieplan wordt 6 maanden na de ondertekening van deze overeenkomst aan het Waalse Gewest voorgelegd. Indien het Waalse Gewest het plan onvoldoende acht zal het in voorkomend geval mits gemotiveerd advies verzoeken om de gedeeltelijke of gehele herziening van het plan. § 5. Het Fonds zal zoveel mogelijk eenvormigheid nastreven op administratief en logistiek vlak. Er zal overleg gepleegd worden tussen de betrokken partijen wat de werkingsmodaliteiten van het Fonds betreft. § 6. De toetreding van een federatie of een bedrijf van de sector die in aanmerking komt voor de in deze overeenkomst bedoelde financiering van preventieve maatregelen ter voorkoming en sanering van bodemverontreiniging door niet-lekvrije tanks mag niet geweigerd worden door het Fonds, behoudens behoorlijk gegronde ernstige redenen die door het Waalse Gewest aanvaard worden. § 7. Het Waalse Gewest mag twee afgevaardigden aanwijzen die de vergaderingen van de raad van bestuur van het Fonds met raadgevende stem zullen bijwonen. § 8. De Regering van het Waalse Gewest zal een afgevaardigde aanwijzen ter vertegenwoordiging van het Gewest binnen het auditcomité dat de raad van bestuur van het Fonds bijstaat. § 9. Het auditcomité staat de raad van bestuur van het Fonds bij en ziet toe op de budgetten, de jaarrekeningen en de thema's van de sensibiliseringscampagnes en geeft advies i.v.m. die thema's voordat ze voorgelegd worden aan de raad van bestuur en aan de algemene vergadering.

Op basis van de gezamenlijke stukken die ter goedkeuring aan de leden van de raad worden voorgelegd, wordt het auditcomité uitvoerig in kennis gesteld van het budget en de jaarrekeningen binnen de maand die voorafgaat aan die waarin de raad van bestuur zijn goedkeuring verleent.

De voorzitter van het auditcomité legt de eventuele opmerkingen, vragen en wensen van de vertegenwoordigers over aan de raad van bestuur, die ze in overweging neemt.

Indien de vertegenwoordigers fundamentele bezwaren hebben, worden zij uitgenodigd om deel te nemen aan een raad van bestuur. De raad van bestuur spreekt zich uit na de hoorzitting. § 10. Elk geschil wordt voorgelegd aan de geschillencommissie bedoeld in artikel 10 van deze overeenkomst.

Financiering

Art. 6.§ 1. Natuurlijke- of rechtspersonen die overeenkomstig de regelgeving betreffende de accijnzen olieproducten ter consumptie op de Belgische markt brengen, zullen ter financiering van het Fonds een bijdrage betalen per liter gasolie die ter consumptie aangeboden wordt.

Het bedrag van die bijdrage wordt door het Fonds bepaald rekening houdende met de vermoedelijke preventie- en saneringskosten en met een reserve ter dekking van elke verkeerde inschatting van de vermoedelijke kosten tijdens de opstartfase. Het bedrag van de bijdrage kan al naar gelang de omstandigheden aangepast worden. § 2. Bovenbedoelde bijdragen en desbetreffende bedragen worden op de factuur vermeld bij elke verkoop van gekleurde en gemerkte gasolie onder de bedrijven van de sector.

De milieubijdrage wordt steeds uitvoerig vermeld in de commercialiseringsketen; ze wordt meegedeeld aan de verbruiker en op hem verhaald via de prijsstructuur die vastligt in de programmaovereenkomst. § 3. Het Fonds moet : - de bijdragen op niet-discriminerende wijze innen ter dekking van de reële en globale kosten van de verplichtingen die hem krachtens deze milieuovereenkomst worden opgelegd; - bedrijfsrevisoren aanwijzen die zullen instaan voor de controle op de inning van de bijdragen, alsook voor de controle op zijn balansen en jaarrekeningen.

Sensibilisering van de verbruiker

Art. 7.§ 1. Het Waalse Gewest en het Fonds zullen zorgen voor de nodige sensibilisering van de verbruikers inzake preventie en bodemsanering in het kader van de uitvoering van deze overeenkomst. § 2. De thema's van de sensibiliseringscampagnes bedoeld in § 1, worden eerst goedgekeurd door het auditcomité bedoeld in artikel 5, § 8. § 3. De eindverkoper geeft d.m.v. een bericht op zijn factuur of leveringsbon aan op welke wijze hij aan de bepalingen van deze overeenkomst voldoet.

Informatie en controle

Art. 8.Het Fonds moet : 1o ter uitvoering van het algemeen preventie- en saneringsplan uiterlijk 31 maart van het boekjaar een jaarlijks preventie- en saneringsprogramma uitwerken en aan het Waalse Gewest voorleggen.

Het preventie- en saneringsprogramma bevat hoe dan ook de volgende elementen : - een raming van de globale kosten van preventieve maatregelen te nemen in de loop van het activiteitenjaar, alsook van de te verwezenlijken saneringen; - een uitvoerig verslag met uitleg over de wijze waarop het Fonds zijn opdrachten in de loop van het afgelopen activiteitenjaar heeft vervuld; 2o jaarlijks de balansen en andere resultatenrekeningen van het afgelopen jaar en de ramingen betreffende het volgende jaar overleggen aan het Waalse Gewest; 3o jaarlijks alle gegevens betreffende het afgelopen kalenderjaar bij het Waalse Gewest indienen, alsook de nuttige vooruitzichten betreffende het lopende kalenderjaar i.v.m. de uitvoering en de financiering van de sanering van verontreinigde bodems; 4o het Waalse Gewest jaarlijks kennis geven van elke wijziging in de statuten, alsook van de samenstelling van de algemene vergadering of van de raad van bestuur; 5o indien een bodem- en/of grondwaterverontreiniging vermoed (b.v. hevige oliegeur, enz.) of vastgesteld wordt op een terrein of openbare weg die geweten zou kunnen worden aan de aanwezigheid van een gasolietank voor verwarming, moet het Fonds de toezichthoudende ambtenaren specifieke gegevens verstrekken uit de databank bedoeld in artikel 4, § 3, 2o, over gasolietanks voor verwarming binnen een straal van 100 meter rondom het verontreinigde terrein.

De inlichtingen bedoeld in § 1 hebben hoe dan ook betrekking op de exploitatieplaats en de gegevens waarover het Fonds beschikt in zijn databank betreffende die plaats.

Verbintenis van het Waalse Gewest

Art. 9.§ 1. Het Waalse Gewest erkent het Fonds en verbindt zich ertoe, indien een gelijksoortige instelling voor de preventie en sanering van door niet-lekvrije tanks verontreinigde sites wordt opgericht, bedoelde instelling pas te erkennen als zij minstens 40 % van de gasoliemarkt vertegenwoordigt, zowel wat invoer als wat distributie betreft. Bedoelde instelling moet bovendien hoe dan ook dezelfde verplichtingen nakomen als het Fonds. § 2. Het Waalse Gewest verbindt zich ertoe erop toe te zien dat de invoerders en raffinadeurs die niet aangesloten zijn bij het Fonds of bij een door het Waalse Gewest erkende gelijksoortige instelling voor preventie en sanering van door niet-lekvrije tanks verontreinigde bodems, gedeeltelijk verantwoordelijk gehouden worden voor bodemverontreiniging veroorzaakt door gekleurde en gemerkte gasolie die door hen ter consumptie aangeboden wordt. § 3. Het Waalse Gewest neemt jegens de andere gewestelijke overheden het initiatief om een geharmoniseerde regelgeving inzake de werking van het Fonds gelijktijdig in werking te laten treden in de drie Gewesten van het Belgisch grondgebied. § 4. Het Waalse Gewest verbindt zich ertoe rekening te houden met de resultaten van de door het Fonds verrichte investeringen inzake onderzoek en ontwikkeling, meer bepaald wat betreft de periodiciteit en de aard van de voorgeschreven controles. § 5. Het Waalse Gewest verbindt zich er desnoods toe de regelgeving aan te passen opdat deze overeenkomst uitgevoerd kan worden. § 6. Het Waalse Gewest verbindt zich ertoe na overleg met het Fonds de nodige bijkomende reglementaire maatregelen te nemen indien zulks noodzakelijk is voor de uitvoering van het preventie- en saneringsprogramma.

De geschillencommissie

Art. 10.§ 1. Er wordt een geschillencommissie samengesteld voor geschillen die ontstaan tussen het Waalse Gewest en de sector in het kader van de uitvoering van de overeenkomst. Die commissie wordt ad hoc samengesteld (m.a.w. naar gelang van de aard van het geschil) en bestaat steeds uit twee vertegenwoordigers van het Waalse Gewest, twee vertegenwoordigers van het Fonds en een voorzitter. De voorzitter wordt door de vier vertegenwoordigers bij consensus aangewezen. § 2. Indien er geen oplossing gevonden wordt voor een geschil, wordt de eindbeslissing door de voorzitter genomen.

Bevoegdheidsclausule

Art. 11.Elke procedure die uit deze milieuovereenkomst voorvloeit of er betrekking op heeft en waarvoor geen oplossing gevonden kan worden binnen de geschillencommissie bedoeld in artikel 10 van deze overeenkomst, valt onder de bevoegdheid van de rechtbanken van het gerechtelijk arrondissement van Brussel.

Slotbepaling

Art. 12.Deze milieuovereenkomst werd gesloten te Brussel op ... en ondertekend door de vertegenwoordigers van elke partij.

Elke partij bericht ontvangst van één exemplaar van deze overeenkomst.

Brussel, Voor het Waalse Gewest : De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET

^