Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 20 juni 2005

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 28 april 2005 in zake het openbaar centrum voor maatschappelijke welzijn van Sint-Joost-ten-Node tegen het Rijksinstituut voor Zie 1. « Schenden de artikelen 700 en 861 van het Gerechtelijk Wetboek, in die zin geïnterpreteerd dat (...)

bron
arbitragehof
numac
2005201613
pub.
20/06/2005
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 28 april 2005 in zake het openbaar centrum voor maatschappelijke welzijn van Sint-Joost-ten-Node tegen het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 11 mei 2005, heeft de Arbeidsrechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schenden de artikelen 700 en 861 van het Gerechtelijk Wetboek, in die zin geïnterpreteerd dat de rechtsvordering die personen bij verzoekschrift instellen in een geval waarbij de wet die vorm van rechtsingang niet uitdrukkelijk toestaat, onontvankelijk is, zelfs indien de onregelmatigheid de verwerende partij geenszins heeft benadeeld, terwijl de vordering die personen instellen door middel van een dagvaarding die door een vormgebrek is aangetast, alleen onontvankelijk wordt verklaard indien de onregelmatigheid de belangen schaadt van de partij die deze opwerpt, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ? »;2. « Schendt artikel 700 van het Gerechtelijk Wetboek, in die zin geïnterpreteerd dat de rechtsvordering die personen bij verzoekschrift instellen in een geval waarbij de wet die vorm van rechtsingang niet uitdrukkelijk toestaat, onontvankelijk is, zonder dat die personen hun vordering opnieuw kunnen instellen binnen een nieuwe termijn, terwijl personen die een vordering instellen door middel van een akte van rechtsingang die wegens schending van de wet op het gebruik der talen nietig is verklaard, met toepassing van artikel 40, derde lid, van de wet van 15 juni 1935 een nieuwe termijn genieten om hun vordering opnieuw in te stellen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 3701 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^