Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 11 oktober 2006

Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer Bericht Bij toepassing van artikel 20, § 3, lid 2 van het COTIF - Verdrag heeft de heer R. Landuyt, Minister van Mobiliteit aan de heer S. Schimming, directeur-generaal van d(...) In het raam van die toepassing worden de Uniforme Regelen CIV en CIM zoals gewijzigd door het genoe(...)

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2006014205
pub.
11/10/2006
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER


Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) Bericht Bij toepassing van artikel 20, § 3, lid 2 van het COTIF - Verdrag heeft de heer R. Landuyt, Minister van Mobiliteit aan de heer S. Schimming, directeur-generaal van de OCTI meegedeeld dat België de Uniforme Regelen CIV en CIM zoals gewijzigd door het Protocol van 3 juni 1999 van Vilnius, in afwachting van de ratificatie van dat Protocol feitelijk toepast.

In het raam van die toepassing worden de Uniforme Regelen CIV en CIM zoals gewijzigd door het genoemde Protocol, hierna bekendgemaakt.

Uittreksel (OTIF-publicatie p. 57 - 131) uit de officiële vertaling in het Nederlands van het Protocol van 3 juni 1999 houdende wijziging van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980 (Protocol 1999) Uniforme Regelen betreffende de overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van reizigers (CIV - Aanhangsel A bij het Verdrag) TITEL I. - Algemene bepalingen Artikel 1 Toepassingsgebied § 1. Deze Uniforme Regelen zijn van toepassing op elke overeenkomst van spoorwegvervoer van reizigers, onder bezwarende titel of om niet, wanneer de plaats van vertrek en de plaats van bestemming zijn gelegen in twee verschillende Lidstaten. Dit geldt ongeacht de woonplaats of zetel en de nationaliteit van de partijen bij de vervoerovereenkomst. § 2. Wanneer een internationaal vervoer dat het onderwerp vormt van een en dezelfde overeenkomst, in aanvulling op het grensoverschrijdende vervoer per spoor, een binnenlands vervoer over de weg of over binnenwateren van een Lidstaat omvat, zijn deze Uniforme Regelen van toepassing. § 3. Wanneer een internationaal vervoer dat het onderwerp vormt van een en dezelfde overeenkomst, in aanvulling op het vervoer per spoor, een vervoer over zee of een grensoverschrijdend vervoer over binnenwateren omvat, zijn deze Uniforme Regelen van toepassing, indien het vervoer over zee of het vervoer over binnenwateren wordt uitgevoerd over de lijnen die zijn ingeschreven op de in artikel 24, § 1, van het Verdrag bedoelde lijst van de lijnen. § 4. Deze Uniforme Regelen zijn, voor wat betreft de aansprakelijkheid van de vervoerder in geval van dood of letsel van reizigers, eveneens van toepassing op personen die een zending begeleiden die wordt vervoerd overeenkomstig de Uniforme Regelen betreffende de overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van goederen (CIM). § 5. Deze Uniforme Regelen zijn niet van toepassing op het vervoer tussen stations gelegen op het grondgebied van aangrenzende Staten, wanneer de infrastructuur van deze stations wordt beheerd door een of meer beheerders van infrastructuur behorend tot een van deze Staten. § 6. Iedere Staat die partij is bij een ander met deze Uniforme Regelen vergelijkbaar verdrag betreffende het rechtstreekse internationale vervoer per spoor van reizigers kan, bij zijn verzoek tot toetreding tot het Verdrag, verklaren dat hij deze Uniforme Regelen slechts zal toepassen op vervoer verricht op een gedeelte van de op zijn grondgebied gelegen spoorweginfrastructuur. Dit gedeelte van de spoorweginfrastructuur moet nauwkeurig zijn omschreven en zijn aangesloten op de spoorweginfrastructuur van een Lidstaat. Wanneer een Staat de bovengenoemde verklaring heeft afgelegd, zijn deze Uniforme Regelen slechts van toepassing indien : a) de plaats van vertrek of van bestemming alsmede het vervoertraject, zoals die in de vervoerovereenkomst zijn bepaald, gelegen zijn op de omschreven spoorweginfrastructuur of b) de omschreven spoorweginfrastructuur de verbinding vormt tussen de spoorweginfrastructuur van twee Lidstaten en deze in de vervoerovereenkomst als vervoertraject voor transitovervoer is overeengekomen. § 7. De Staat die overeenkomstig § 6 een verklaring heeft afgelegd, kan die op elk tijdstip herroepen door hiervan mededeling te doen aan de depositaris. Deze herroeping wordt van kracht een maand na de dag waarop de depositaris de Lidstaten hiervan kennis heeft gegeven.

De verklaring verliest haar werking, wanneer het in § 6, eerste volzin bedoelde verdrag voor die Staat buiten werking treedt.

Artikel 2 Verklaring betreffende de aansprakelijkheid in geval van dood en letsel van reizigers § 1. Iedere Staat kan op elk tijdstip verklaren dat hij alle bepalingen van deze Uniforme Regelen betreffende de aansprakelijkheid van de vervoerder in geval van dood en letsel van reizigers niet zal toepassen op slachtoffers van een ongeval op zijn grondgebied, die zijn onderdanen zijn of hun gewone verblijfplaats hebben in deze Staat. § 2. De Staat die een verklaring overeenkomstig § 1 heeft afgelegd, kan deze op elk tijdstip herroepen door hiervan mededeling te doen aan de depositaris. Deze herroeping wordt van kracht een maand na de dag waarop de depositaris de Lidstaten hiervan kennis heeft gegeven.

Artikel 3 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze Uniforme Regelen wordt verstaan onder : a) « vervoerder », de contractuele vervoerder met wie de reiziger overeenkomstig deze Uniforme Regelen de vervoerovereenkomst heeft gesloten, of een opvolgende vervoerder, die op grond van deze overeenkomst aansprakelijk is;b) « ondervervoerder », een vervoerder die niet de vervoerovereenkomst heeft gesloten met de reiziger, maar aan wie de onder a bedoelde vervoerder de uitvoering van het vervoer per spoor, geheel of gedeeltelijk, heeft toevertrouwd;c) « Algemene vervoervoorwaarden », de voorwaarden van de vervoerder in de vorm van algemene voorwaarden of van in iedere Lidstaat rechtens geldende tarieven die door het sluiten van de vervoerovereenkomst onderdeel daarvan zijn geworden;d) « voertuig », motorvoertuig of aanhangwagen die ter gelegenheid van vervoer van reizigers wordt vervoerd. Artikel 4 Afwijkingen § 1. De Lidstaten kunnen overeenkomsten sluiten waarin van deze Uniforme Regelen wordt afgeweken voor vervoer dat uitsluitend wordt verricht tussen twee stations gelegen aan weerszijden van de grens, wanneer zich tussen deze stations en de grens geen ander station bevindt. § 2. Voor vervoer tussen twee Lidstaten via een Staat die geen Lidstaat is, kunnen de betrokken Staten overeenkomsten sluiten die van deze Uniforme Regelen afwijken. § 3. Behoudens andere volkenrechtelijke bepalingen, kunnen twee of meer Lidstaten onderling de voorwaarden vaststellen waaronder de vervoerders in het verkeer tussen deze Staten verplicht zijn reizigers, bagage, dieren en voertuigen te vervoeren. § 4. De in de §§ 1 tot en met 3 bedoelde overeenkomsten, alsmede hun inwerkingtreding worden medegedeeld aan de Intergouvernementele organisatie voor het internationale spoorwegvervoer. De Secretaris-Generaal van de Organisatie stelt de Lidstaten en de belanghebbende ondernemingen hiervan op de hoogte.

Artikel 5 Dwingend recht Voorzover deze Uniforme Regelen het niet uitdrukkelijk toelaten, is elk beding dat middellijk of onmiddellijk afwijkt van deze Uniforme Regelen nietig en zonder rechtsgevolgen. De nietigheid van dergelijke bedingen heeft niet de nietigheid van de overige bepalingen van de vervoerovereenkomst tot gevolg. Niettemin kan een vervoerder een zwaardere aansprakelijkheid en zwaardere verplichtingen op zich nemen dan die welke in deze Uniforme Regelen zijn bepaald.

TITEL II. - Sluiting en uitvoering van de vervoerovereenkomst Artikel 6 Vervoerovereenkomst § 1. Op grond van de vervoerovereenkomst is de vervoerder verplicht de reiziger alsmede, in voorkomend geval, bagage en voertuigen te vervoeren naar de plaats van bestemming en de bagage en de voertuigen af te leveren op de plaats van bestemming. § 2. De vervoerovereenkomst moet worden vastgelegd in één of meer vervoerbewijzen die aan de reiziger worden overhandigd. Onverminderd artikel 9 tast het ontbreken, de onregelmatigheid of het verlies van het vervoerbewijs noch het bestaan, noch de geldigheid van de overeenkomst aan, die onderworpen blijft aan deze Uniforme Regelen. § 3. Het vervoerbewijs levert volledig bewijs, behoudens tegenbewijs, van het sluiten en de inhoud van de vervoerovereenkomst.

Artikel 7 Vervoerbewijs § 1. De Algemene vervoervoorwaarden bepalen de vorm en de inhoud van de vervoerbewijzen, alsmede de taal waarin en de lettertekens waarmee zij moeten worden gedrukt en ingevuld. § 2. Op het vervoerbewijs moet ten minste worden vermeld : a) de vervoerder of de vervoerders;b) de aanduiding dat het vervoer, ongeacht enig andersluidend beding, is onderworpen aan deze Uniforme Regelen;zulks kan geschieden door vermelding van de afkorting CIV; c) elke andere aanduiding die noodzakelijk is om het sluiten en de inhoud van de vervoerovereenkomst te bewijzen en de reiziger in staat te stellen de rechten die uit de vervoerovereenkomst voortvloeien, te doen gelden. § 3. De reiziger moet er zich bij het in ontvangst nemen van het vervoerbewijs van overtuigen, dat dit met zijn aanwijzingen overeenstemt. § 4. Het vervoerbewijs is overdraagbaar, indien het niet op naam is gesteld en de reis nog niet is aangevangen. § 5. Het vervoerbewijs kan ook worden opgesteld in de vorm van elektronische registratie van gegevens, die kunnen worden omgezet in leesbare lettertekens. De voor de registratie en verwerking van de gegevens gebruikte procedures moeten uit functioneel oogpunt gelijkwaardig zijn, in het bijzonder wat betreft de bewijskracht van het vervoerbewijs, dat door deze elektronische gegevens wordt gevormd.

Artikel 8 Betaling en terugbetaling van de vervoerprijs § 1. Tenzij tussen de reiziger en de vervoerder anders is overeengekomen, moet de vervoerprijs vooraf worden betaald. § 2. De Algemene vervoervoorwaarden bepalen onder welke voorwaarden een terugbetaling van de vervoerprijs plaatsvindt.

Artikel 9 Recht op vervoer. Uitsluiting van vervoer § 1. De reiziger moet vanaf het begin van de reis voorzien zijn van een geldig vervoerbewijs en dit bij een controle van de vervoerbewijzen tonen. De Algemene vervoervoorwaarden kunnen bepalen : a) dat een reiziger die geen geldig vervoerbewijs toont, boven de vervoerprijs een toeslag moet betalen.b) dat een reiziger die weigert onmiddellijk de vervoerprijs of de toeslag te betalen, van het vervoer kan worden uitgesloten;c) of en onder welke voorwaarden een terugbetaling van de toeslag plaatsvindt. § 2. De Algemene vervoervoorwaarden kunnen bepalen dat reizigers die : a) een gevaar vormen voor de veiligheid en de goede bedrijfsgang of voor de veiligheid van andere reizigers, b) andere reizigers op onaanvaardbare wijze lastig vallen, van het vervoer zijn uitgesloten of onderweg van het vervoer kunnen worden uitgesloten en dat deze personen geen recht hebben op terugbetaling van de vervoerprijs, noch van de prijs die ze hebben betaald voor het vervoer van hun bagage. Artikel 10 Naleving van overheidsvoorschriften De reiziger moet de voorschriften van de douane of andere overheidsinstanties naleven.

Artikel 11 Uitvallen en vertraging van een trein Missen van een aansluiting De vervoerder moet eventueel op het vervoerbewijs vermelden dat de trein is uitgevallen of de aansluiting is gemist.

TITEL III. - Vervoer van handbagage, dieren, bagage en voertuigen HOOFDSTUK I. - Gemeenschappelijke bepalingen Artikel 12 Toegelaten voorwerpen en dieren § 1. De reiziger mag, overeenkomstig de Algemene vervoervoorwaarden, makkelijk draagbare voorwerpen (handbagage) alsook levende dieren meenemen. Bovendien mag de reiziger voorwerpen van grote omvang meenemen, overeenkomstig de bijzondere bepalingen in de Algemene vervoervoorwaarden. Voorwerpen of dieren die voor de reizigers hinderlijk kunnen zijn of schade kunnen veroorzaken, zijn van het vervoer uitgesloten. § 2. De reiziger kan, overeenkomstig de Algemene vervoervoorwaarden, voorwerpen en dieren als bagage verzenden. § 3. De vervoerder kan, overeenkomstig de bijzondere bepalingen in de Algemene vervoervoorwaarden, het vervoer van voertuigen toelaten ter gelegenheid van het vervoer van reizigers. § 4. Het vervoer van gevaarlijke goederen als handbagage, bagage in of op voertuigen die overeenkomstig deze Titel per spoor worden vervoerd, moet in overeenstemming zijn met het Reglement betreffende het internationale spoorwegvervoer van gevaarlijke goederen (RID).

Artikel 13 Onderzoek § 1. De vervoerder heeft bij een ernstig vermoeden van overtreding van de vervoervoorwaarden het recht te onderzoeken of de vervoerde voorwerpen (handbagage, bagage, voertuigen met inbegrip van hun lading) en dieren voldoen aan de vervoervoorwaarden, wanneer de wetten en voorschriften van de Staat waar het onderzoek moet plaatsvinden zulks niet verbieden. De reiziger moet worden verzocht bij het onderzoek aanwezig te zijn. Indien hij zich niet meldt of niet kan worden bereikt, moet de vervoerder een beroep doen op twee onafhankelijke getuigen. § 2. Wanneer wordt vastgesteld dat de vervoervoorwaarden niet zijn nageleefd, kan de vervoerder van de reiziger betaling verlangen van de kosten die in verband met het onderzoek zijn gemaakt.

Artikel 14 Naleving van overheidsvoorschriften De reiziger moet tijdens zijn vervoer de voorschriften van de douane of andere overheidsinstanties met betrekking tot het vervoer van voorwerpen (handbagage, bagage, voertuigen met inbegrip van hun lading) en dieren, ter gelegenheid van zijn vervoer, naleven. Tenzij in de wetten en voorschriften van de desbetreffende Staat anders wordt bepaald, moet de reiziger bij het onderzoek van deze voorwerpen aanwezig zijn.

HOOFDSTUK II. - Handbagage en dieren Artikel 15 Toezicht De reiziger moet toezicht uitoefenen op de handbagage en de dieren die hij meeneemt.

HOOFDSTUK III. - Bagage Artikel 16 Aanbieding ten vervoer van bagage § 1er. De contractuele verplichtingen met betrekking tot het vervoer van bagage moeten worden vastgelegd in een bagagebewijs dat aan de reiziger wordt overhandigd. § 2. Onverminderd artikel 22 tast het ontbreken, de onregelmatigheid of het verlies van het bagagebewijs noch het bestaan, noch de geldigheid aan van bedingen met betrekking tot het vervoer van bagage, die onderworpen blijven aan deze Uniforme Regelen. § 3. Het bagagebewijs levert volledig bewijs, behoudens tegenbewijs, van de inschrijving van de bagage en van de voorwaarden van het vervoer ervan. § 4. Behoudens tegenbewijs wordt vermoed dat bij de inontvangstneming door de vervoerder de bagage in uiterlijk goede staat was en dat het aantal en de massa van de colli overeenkwamen met de vermelding op het bagagebewijs.

Artikel 17 Bagagebewijs § 1. De Algemene vervoervoorwaarden bepalen de vorm en de inhoud van het bagagebewijs, alsmede de taal waarin en de lettertekens waarmee het moet worden gedrukt en ingevuld. Artikel 7, § 5, is van overeenkomstige toepassing. § 2. Op het bagagebewijs moet ten minste worden vermeld : a) de vervoerder of de vervoerders;b) de aanduiding dat het vervoer, ongeacht enig andersluidend beding, is onderworpen aan deze Uniforme Regelen;zulks kan geschieden door vermelding van de afkorting CIV; c) elke andere aanduiding die noodzakelijk is om de contractuele verplichtingen met betrekking tot het vervoer van de bagage te bewijzen en de reiziger in staat te stellen de rechten die uit de vervoerovereenkomst voortvloeien, te doen gelden. § 3. De reiziger moet er zich bij het in ontvangst nemen van het bagagebewijs van overtuigen, dat dit met zijn aanwijzingen overeenstemt.

Artikel 18 Inschrijving en vervoer § 1. Behoudens in de Algemene vervoervoorwaarden bepaalde uitzonderingen, wordt bagage slechts ingeschreven op vertoon van een vervoerbewijs dat ten minste geldig is tot de plaats van bestemming van de bagage. De inschrijving geschiedt overigens volgens de op de plaats van verzending geldende voorschriften. § 2. Wanneer de Algemene vervoervoorwaarden bepalen dat bagage ten vervoer mag worden toegelaten zonder vertoon van een vervoerbewijs, zijn de bepalingen van deze Uniforme Regelen betreffende de rechten en verplichtingen van de reiziger met betrekking tot zijn bagage van overeenkomstige toepassing op de afzender van de bagage. § 3. De vervoerder kan de bagage met een andere trein of met een ander vervoermiddel en over een ander vervoertraject vervoeren dan die welke door de reiziger worden gebruikt.

Artikel 19 Betaling van de prijs voor het vervoer van bagage Tenzij tussen de reiziger en de vervoerder anders is overeengekomen, moet de prijs voor het vervoer van bagage worden betaald bij de inschrijving.

Artikel 20 Merken van de bagage De reiziger moet op een goed zichtbare plaats op ieder collo een houdbare en duidelijke aanduiding plaatsen van : a) zijn naam en zijn adres;b) de plaats van bestemming. Artikel 21 Recht om over de bagage te beschikken § 1. Indien de omstandigheden dit toestaan en de voorschriften van de douane of van andere overheidsinstanties zich daartegen niet verzetten, kan de reiziger om de teruggave van de bagage verzoeken op de plaats van verzending tegen afgifte van het bagagebewijs en, wanneer de Algemene vervoervoorwaarden zulks bepalen, op vertoon van het vervoerbewijs. § 2. In de Algemene vervoervoorwaarden kunnen andere bepalingen zijn opgenomen betreffende het recht om over de bagage te beschikken, in het bijzonder het wijzigen van de plaats van bestemming en de eventuele hieruit voortvloeiende financiële gevolgen voor de reiziger.

Artikel 22 Aflevering § 1. De aflevering van bagage geschiedt tegen afgifte van het bagagebewijs en eventueel tegen betaling van de op de zending drukkende kosten. De vervoerder heeft het recht doch niet de verplichting te onderzoeken of de houder van het bagagebewijs bevoegd is tot inontvangstneming. § 2. Met de aflevering aan de houder van het bagagebewijs worden, wanneer zulks overeenkomstig de op de plaats van aflevering geldende voorschriften geschiedt, gelijkgesteld : a) de afgifte van de bagage aan de douane of belastinginstanties in hun expeditie- of opslagruimten, wanneer die zich niet onder de hoede van de vervoerder bevinden;b) het toevertrouwen van levende dieren aan een derde. § 3. De houder van het bagagebewijs kan op de plaats van bestemming om de aflevering van de bagage verzoeken zodra de overeengekomen tijd alsook, eventueel, de benodigde tijd voor de afhandeling door de douane of andere overheidsinstanties is verstreken. § 4. Wordt het bagagebewijs niet afgegeven, dan is de vervoerder slechts gehouden de bagage af te leveren aan degene die zijn recht daarop bewijst; bij onvoldoende bewijs kan de vervoerder een zekerheid verlangen. § 5. De bagage wordt afgeleverd op de plaats van bestemming waarvoor zij is ingeschreven. § 6. De houder van het bagagebewijs aan wie de bagage niet is afgeleverd, kan verlangen dat de dag en het uur waarop hij overeenkomstig § 3 om de aflevering heeft verzocht op het bagagebewijs worden vermeld. § 7. De rechthebbende kan de inontvangstneming van de bagage weigeren, indien de vervoerder geen gevolg geeft aan zijn verzoek over te gaan tot onderzoek van de bagage teneinde een beweerde schade vast te stellen. § 8. Overigens vindt de aflevering van de bagage plaats overeenkomstig de op de plaats van bestemming geldende voorschriften.

HOOFDSTUK IV. - Voertuigen Artikel 23 Vervoervoorwaarden De bijzondere bepalingen voor het vervoer van voertuigen in de Algemene vervoervoorwaarden regelen met name de voorwaarden voor de toelating tot het vervoer, de inschrijving, de belading en het vervoer, het lossen en de aflevering, alsook de verplichtingen van de reiziger.

Artikel 24 Vervoerbewijs § 1. De contractuele verplichtingen met betrekking tot het vervoer van voertuigen moeten worden vastgelegd in een vervoerbewijs dat aan de reiziger wordt overhandigd. Dit vervoerbewijs kan deel uitmaken van het vervoerbewijs van de reiziger. § 2. De bijzondere bepalingen voor het vervoer van voertuigen in de Algemene vervoervoorwaarden regelen de vorm en de inhoud van het vervoerbewijs, alsmede de taal waarin en de lettertekens waarmee het moet worden gedrukt en ingevuld. Artikel 7, § 5, is van overeenkomstige toepassing. § 3. Op het vervoerbewijs moet ten minste worden vermeld : a) de vervoerder of de vervoerders;b) de aanduiding dat het vervoer, ongeacht enig andersluidend beding, is onderworpen aan deze Uniforme Regelen;zulks kan geschieden door vermelding van de afkorting CIV; c) elke andere aanduiding die noodzakelijk is om de contractuele verplichtingen met betrekking tot het vervoer van voertuigen te bewijzen en de reiziger in staat te stellen de rechten die uit de vervoerovereenkomst voortvloeien, te doen gelden. § 4. De reiziger moet zich bij het in ontvangst nemen van het vervoerbewijs ervan overtuigen, dat dit met zijn aanwijzingen overeenstemt.

Artikel 25 Toepasselijk recht Behoudens de bepalingen van dit hoofdstuk zijn de bepalingen van Hoofdstuk III betreffende het vervoer van bagage van toepassing op voertuigen.

TITEL IV. - Aansprakelijkheid van de vervoerder HOOFDSTUK I. - Aansprakelijkheid in geval van dood en letsel van reizigers Artikel 26 Aansprakelijkheidsgronden § 1. De vervoerder is aansprakelijk voor de schade ten gevolge van dood, verwonding of elk ander lichamelijk of geestelijk letsel van de reiziger, veroorzaakt door een ongeval dat in verband met de uitoefening van het spoorwegbedrijf aan de reiziger is overkomen tijdens zijn verblijf in de spoorwegvoertuigen of bij het in- of uitstappen, ongeacht welke spoorweginfrastructuur wordt gebruikt. § 2. De vervoerder is van deze aansprakelijkheid ontheven : a) indien het ongeval is veroorzaakt door omstandigheden buiten de uitoefening van het spoorwegbedrijf, die de vervoerder, ondanks de zorgvuldigheid vereist in de omstandigheden van het geval, niet kon vermijden en waarvan hij de gevolgen niet kon verhinderen;b) voorzover het ongeval te wijten is aan schuld van de reiziger;c) indien het ongeval te wijten is aan het gedrag van een derde, dat de vervoerder, ondanks de zorgvuldigheid vereist in de omstandigheden van het geval, niet kon vermijden en waarvan hij de gevolgen niet kon verhinderen;een andere onderneming die dezelfde spoorweginfrastructuur gebruikt, wordt niet aangemerkt als een derde; het recht van regres wordt niet aangetast. § 3. Indien het ongeval te wijten is aan het gedrag van een derde en indien desondanks de vervoerder niet geheel van zijn aansprakelijkheid is ontheven overeenkomstig § 2, onder c), is hij voor het geheel aansprakelijk binnen de grenzen van deze Uniforme Regelen onverminderd zijn eventueel regres op de derde. § 4. Deze Uniforme Regelen laten de eventuele aansprakelijkheid van de vervoerder in de niet in § 1 bedoelde gevallen onverlet. § 5. Wanneer een vervoer dat het onderwerp vormt van een en dezelfde vervoerovereenkomst door opeenvolgende vervoerders wordt verricht, is in geval van dood en letsel van reizigers die vervoerder aansprakelijk, die volgens de vervoerovereenkomst verplicht is tot het uitvoeren van het vervoer gedurende welke het ongeval zich heeft voortgedaan. Wanneer het vervoer niet is verricht door de vervoerder maar door een ondervervoerder, zijn beide vervoerders overeenkomstig deze Uniforme Regelen hoofdelijk aansprakelijk.

Artikel 27 Schadevergoeding in geval van dood § 1. In geval van dood van de reiziger omvat de schadevergoeding : a) de ten gevolge van het overlijden noodzakelijke kosten, met name die van het vervoer van het stoffelijk overschot en de lijkbezorging;b) indien de dood niet onmiddellijk is ingetreden, de in artikel 28 bedoelde schadevergoeding. § 2. Indien door de dood van de reiziger andere personen, jegens wie hij een wettelijke onderhoudsplicht had of in de toekomst gehad zou hebben, hun onderhoud verliezen, moeten ook dezen voor dit verlies schadeloos gesteld worden. De vordering tot schadevergoeding van personen, van wie de reiziger zonder wettelijke verplichting het onderhoud verzorgde, blijft onderworpen aan het nationale recht.

Artikel 28 Schadevergoeding in geval van letsel In geval van verwonding of elk ander lichamelijk of geestelijk letsel van de reiziger omvat de schadevergoeding : a) de noodzakelijk kosten, met name die van behandeling en vervoer;b) het vermogensnadeel dat de reiziger lijdt door een gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid of door een toename van zijn behoeften. Artikel 29 Vergoeding van andere personenschade Het nationale recht bepaalt of en in welke mate de vervoerder andere dan de in de artikelen 27 en 28 bedoelde personenschade moet vergoeden.

Artikel 30 Wijze en hoogte van de schadevergoeding in geval van dood of letsel § 1. De in de artikelen 27, § 2, en 28 onder b) bedoelde schadevergoeding moet als gekapitaliseerde som worden uitgekeerd.

Indien evenwel het nationale recht de toekenning van een periodieke uitkering toelaat, wordt de vergoeding op deze wijze uitgekeerd, wanneer de gewonde reiziger of de in artikel 27, § 2, bedoelde rechthebbenden zulks verlangen. § 2 De hoogte van de krachtens § 1 toe te kennen schadevergoeding wordt bepaald volgens het nationale recht. Bij de toepassing van deze Uniforme Regelen geldt evenwel per reiziger een maximumbedrag van 175 000 rekeneenheden in een gekapitaliseerde som of in een met deze som overeenstemmende jaarlijkse uitkering, voorzover in het nationale recht een lager maximumbedrag is bepaald.

Artikel 31 Andere vervoermiddelen § 1. Behoudens § 2 zijn de bepalingen betreffende de aansprakelijkheid in geval van dood en letsel van reizigers niet van toepassing op schade die is ontstaan tijdens het vervoer dat overeenkomstig de vervoerovereenkomst geen spoorwegvervoer was. § 2 Wanneer evenwel spoorwegvoertuigen per veerboot worden vervoerd, zijn de bepalingen betreffende de aansprakelijkheid in geval van dood en letsel van reizigers van toepassing op de in artikel 26, § 1, en artikel 33, § 1, bedoelde schade veroorzaakt door een ongeval in verband met de uitoefening van het spoorwegbedrijf dat aan de reiziger is overkomen tijdens zijn verblijf in die voertuigen of bij het in- of uitstappen. § 3 Wanneer de uitoefening van het spoorwegbedrijf ten gevolge van buitengewone omstandigheden tijdelijk wordt onderbroken en de reizigers met een ander vervoermiddel worden vervoerd, is de vervoerder krachtens deze Uniforme Regelen aansprakelijk.

HOOFDSTUK II. - Aansprakelijkheid in geval van niet-nakoming van de dienstregeling Artikel 32 Aansprakelijkheid in geval van uitvallen, vertraging van een trein of gemiste aansluiting § 1. De vervoerder is jegens de reiziger aansprakelijk voor schade die het gevolg is van het feit dat door het uitvallen, door de vertraging van een trein of door het missen van een aansluiting de reis niet op dezelfde dag kan worden voortgezet, of dat de voortzetting hiervan als gevolg van de gegeven omstandigheden niet in redelijkheid kan worden verlangd. De schadevergoeding omvat de redelijke kosten voor overnachting en voor het waarschuwen van personen die de reiziger verwachten. § 2. De vervoerder is van deze aansprakelijkheid ontheven, wanneer het uitvallen, de vertraging of het missen van een aansluiting te wijten is aan een van de volgende oorzaken : a) omstandigheden buiten de uitoefening van het spoorwegbedrijf, die de vervoerder ondanks de zorgvuldigheid vereist in de omstandigheden van het geval niet kon vermijden en waarvan hij de gevolgen niet kon verhinderen;b) schuld van de reiziger of;c) het gedrag van een derde, dat de vervoerder, ondanks de zorgvuldigheid vereist in de omstandigheden van het geval, niet kon vermijden en waarvan hij de gevolgen niet kon verhinderen;een andere onderneming die dezelfde spoorweginfrastructuur gebruikt, wordt niet aangemerkt als een derde; het recht van regres wordt niet aangetast. § 3. Het nationale recht bepaalt of en in welke mate de vervoerder andere dan de in § 1 bedoelde schade moet vergoeden. Deze bepaling laat artikel 44 onverlet.

HOOFDSTUK III. - Aansprakelijkheid voor handbagage, dieren, bagage en voertuigen Afdeling 1. - Handbagage en dieren Artikel 33 Aansprakelijkheid § 1. In geval van dood en letsel van reizigers is de vervoerder bovendien aansprakelijk voor de schade ten gevolge van het gehele of gedeeltelijke verlies of van beschadiging van voorwerpen die de reiziger bij zich droeg of als handbagage bij zich had; dit geldt eveneens voor de dieren die de reiziger meegenomen had. Artikel 26 is van overeenkomstige toepassing. § 2. Overigens is de vervoerder slechts aansprakelijk voor schade ten gevolge van het gehele of gedeeltelijke verlies van voorwerpen, handbagage of dieren, waarover de reiziger overeenkomstig artikel 15 verplicht is toezicht uit te oefenen, indien deze schade wordt veroorzaakt door schuld van de vervoerder. De overige artikelen van Titel IV, met uitzondering van artikel 51, en Titel VI zijn in dit geval niet van toepassing.

Artikel 34 Beperking van schadevergoeding in geval van verlies of beschadiging van voorwerpen Wanneer de vervoerder krachtens artikel 33, § 1, aansprakelijk is, moet hij de schade vergoeden tot ten hoogste 1400 rekeneenheden per reiziger.

Artikel 35 Ontheffing van aansprakelijkheid De vervoerder is jegens de reiziger niet aansprakelijk voor schade ten gevolge van het feit dat de reiziger de voorschriften van de douane of van andere overheidsinstanties niet heeft nageleefd.

Afdeling 2. - Bagage Artikel 36 Aansprakelijkheidsgronden § 1. De vervoerder is aansprakelijk voor de schade ten gevolge van geheel of gedeeltelijk verlies of beschadiging van de bagage vanaf de aanneming ten vervoer tot aan de aflevering, alsmede ten gevolge van de vertraging in de aflevering. § 2. De vervoerder is van deze aansprakelijkheid ontheven voorzover het verlies, de beschadiging of de vertraging in de aflevering is veroorzaakt door schuld van de reiziger, door een opdracht van de reiziger die niet het gevolg is van de schuld van de vervoerder, door eigen gebrek van de bagage of door omstandigheden die de vervoerder niet kon vermijden en waarvan hij de gevolgen niet kon verhinderen. § 3. De vervoerder is van deze aansprakelijkheid ontheven, voorzover het verlies of de beschadiging een gevolg is van de bijzondere risico's, verbonden aan een of meer van de volgende feiten : a) het ontbreken of de gebrekkigheid van de verpakking;b) de bijzondere aard van de bagage;c) de inschrijving van voorwerpen als bagage, die van het vervoer zijn uitgesloten. Artikel 37 Bewijslast § 1. Het bewijs dat het verlies, de beschadiging of de vertraging in de aflevering door een van de in artikel 36, § 2, genoemde feiten is veroorzaakt, rust op de vervoerder. § 2. Wanneer de vervoerder bewijst dat het verlies of de beschadiging, gelet op de omstandigheden van het geval, kan zijn ontstaan uit een of meer van de in artikel 36, § 3, genoemde bijzondere risico's, wordt vermoed dat het verlies of de beschadiging daardoor is veroorzaakt. De rechthebbende heeft evenwel het recht te bewijzen dat de schade geheel of gedeeltelijk niet door een van deze risico's is veroorzaakt.

Artikel 38 Opvolgende vervoerders Wanneer een vervoer dat het onderwerp vormt van één en dezelfde vervoerovereenkomst, door meer opvolgende vervoerders wordt verricht, treedt iedere vervoerder door het overnemen van de bagage met het bagagebewijs of door het overnemen van het voertuig met het vervoerbewijs, met betrekking tot het vervoer van de bagage of van de voertuigen, toe tot de vervoerovereenkomst overeenkomstig de bepalingen van het bagagebewijs of het vervoerbewijs en neemt hij de daaruit voortvloeiende verplichtingen op zich. In dit geval is iedere vervoerder aansprakelijk voor de uitvoering van het vervoer op het gehele vervoertraject tot aan de aflevering.

Artikel 39 Ondervervoerder § 1. Wanneer de vervoerder de uitvoering van het vervoer geheel of gedeeltelijk heeft toevertrouwd aan een ondervervoerder, al dan niet op grond van een aan hem in de vervoerovereenkomst toegekende bevoegdheid, blijft de vervoerder niettemin aansprakelijk voor het volledige vervoer. § 2. Alle bepalingen van deze Uniforme Regelen die betrekking hebben op de aansprakelijkheid van de vervoerder zijn ook van toepassing op de aansprakelijkheid van de ondervervoerder met betrekking tot het door hem verrichte vervoer. Wanneer een vordering wordt ingesteld tegen zijn ondergeschikten en andere personen van wier diensten de ondervervoerder gebruik maakt bij de uitvoering van het vervoer, zijn de artikelen 48 en 52 van toepassing. § 3. Een bijzondere overeenkomst waarin de vervoerder verplichtingen op zich neemt die niet op hem rusten krachtens deze Uniforme Regelen of waarin hij afziet van rechten die hem ingevolge deze Uniforme Regelen zijn toegekend, is niet bindend voor de ondervervoerder die hiermee niet uitdrukkelijk en schriftelijk heeft ingestemd. Ongeacht of de ondervervoerder deze overeenkomst al dan niet heeft aanvaard, blijft de vervoerder niettemin gebonden aan de uit deze bijzondere overeenkomst voortvloeiende verplichtingen of afstand van rechten. § 4. Wanneer en voorzover de vervoerder en de ondervervoerder aansprakelijk zijn, zijn zij hoofdelijk aansprakelijk. § 5. Het totale bedrag van de schadevergoeding verschuldigd door de vervoerder, de ondervervoerder alsmede door hun ondergeschikten en andere personen van wier diensten zij gebruik maken bij de uitvoering van het vervoer is niet hoger dan de in de deze Uniforme Regelen voorgeschreven maximumbedragen. § 6. Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijke regresrechten tussen de vervoerder en de ondervervoerder.

Artikel 40 Vermoeden van verlies § 1. De rechthebbende kan zonder nader bewijs een collo als verloren beschouwen, wanneer het niet binnen 14 dagen na het overeenkomstig artikel 22, § 3, gedane verzoek tot aflevering aan hem is afgeleverd of te zijner beschikking is gesteld. § 2 Indien een als verloren beschouwd collo binnen een jaar na het verzoek tot aflevering wordt teruggevonden, moet de vervoerder daarvan kennis geven aan de rechthebbende, wanneer zijn adres bekend is of kan worden achterhaald. § 3. Binnen dertig dagen na ontvangst van de in § 2 bedoelde kennisgeving kan de rechthebbende verzoeken dat het collo aan hem wordt afgeleverd. In dit geval moet hij de kosten voor het vervoer van het collo van de plaats van verzending tot de plaats van aflevering betalen en de ontvangen schadevergoeding terugbetalen, onder aftrek, in voorkomend geval, van de kosten die in deze schadevergoeding begrepen zouden zijn geweest. Hij behoudt niettemin zijn in artikel 43 bedoelde rechten op schadevergoeding voor vertraging in de aflevering. § 4 Indien het teruggevonden collo niet binnen de in § 3 bedoelde termijn is opgeëist of indien het collo meer dan een jaar na het verzoek tot aflevering wordt teruggevonden, beschikt de vervoerder daarover overeenkomstig de wetten en voorschriften die gelden op de plaats waar het collo zich bevindt.

Artikel 41 Schadevergoeding in geval van verlies § 1. In geval van geheel of gedeeltelijk verlies van bagage moet de vervoerder, met uitsluiting van elke andere schadevergoeding, betalen : a) indien de omvang van de schade is bewezen, een aan dit bedrag gelijke schadevergoeding, die echter niet meer kan bedragen dan 80 rekeneenheden per ontbrekend kilogram brutomassa of 1200 rekeneenheden per collo;b) indien de omvang van de schade niet is bewezen, een vaste schadevergoeding van 20 rekeneenheden per ontbrekend kilogram brutomassa of 300 rekeneenheden per collo. De wijze van vergoeding, per ontbrekend kilogram of per collo, wordt in de Algemene vervoervoorwaarden geregeld. § 2. De vervoerder moet bovendien de vervoerprijs van de bagage en de overige ter zake van het vervoer van het verloren collo betaalde bedragen, alsook de reeds betaalde douanerechten en accijnzen terugbetalen.

Artikel 42 Schadevergoeding in geval van beschadiging § 1. In geval van beschadiging van bagage moet de vervoerder, met uitsluiting van elke andere schadevergoeding, een schadevergoeding betalen gelijk aan de waardevermindering van de bagage. § 2. De schadevergoeding bedraagt niet meer dan : a) indien de gehele bagage door de beschadiging in waarde is verminderd, het in geval van geheel verlies te betalen bedrag;b) indien slechts een gedeelte van de bagage door de beschadiging in waarde is verminderd, het in geval van verlies van het in waarde verminderde gedeelte te betalen bedrag. Artikel 43 Schadevergoeding in geval van vertraging in de aflevering § 1. In geval van vertraging in de aflevering van de bagage moet de vervoerder voor elk ondeelbaar tijdvak van 24 uur te rekenen vanaf het verzoek tot aflevering, doch met een maximum van 14 dagen, betalen : a) indien de rechthebbende bewijst dat daardoor een schade, met inbegrip van een beschadiging, is ontstaan, een aan de omvang van de schade gelijke schadevergoeding tot ten hoogste 0,80 rekeneenheid per kilogram brutomassa of 14 rekeneenheden per collo van de met vertraging afgeleverde bagage;b) indien de rechthebbende niet bewijst dat daardoor een schade is ontstaan, een vaste schadevergoeding van 0,14 rekeneenheid per kilogram bruto-massa of 2,80 rekeneenheden per collo van de met vertraging afgeleverde bagage. De wijze van vergoeding, per kilogram of per collo, wordt in de Algemene vervoervoorwaarden geregeld. § 2. In geval van geheel verlies van de bagage komt de in § 1 bedoelde schadevergoeding niet bovenop die bedoeld in artikel 41. § 3. In geval van gedeeltelijk verlies van de bagage wordt de in § 1 bedoelde schadevergoeding voor het niet verloren gedeelte betaald. § 4. In geval van beschadiging van de bagage die niet het gevolg is van de vertraging in de aflevering, komt, in voorkomend geval, de in § 1 bedoelde schadevergoeding bovenop die bedoeld in artikel 42. § 5. In geen geval kan de som van de in § 1 bedoelde schadevergoeding en die van de artikelen 41 en 42 hoger zijn dan de schadevergoeding die verschuldigd is in geval van geheel verlies van de bagage.

Afdeling 3. - Voertuigen Artikel 44 Schadevergoeding in geval van vertraging § 1. In geval van aan de vervoerder te wijten vertraging bij het laden of in geval van vertraging bij de aflevering van een voertuig moet de vervoerder, wanneer de rechthebbende bewijst dat daardoor een schade is ontstaan, een schadevergoeding betalen die niet meer kan bedragen dan de vervoerprijs van het voertuig. § 2. Indien de rechthebbende, in geval van aan de vervoerder te wijten vertraging bij het laden, afziet van uitvoering van de vervoerovereenkomst wordt de vervoerprijs aan hem terugbetaald.

Bovendien kan hij, wanneer hij bewijst dat door deze vertraging schade is ontstaan, een schadevergoeding eisen die niet meer kan bedragen dan de vervoerprijs.

Artikel 45 Schadevergoeding in geval van verlies Bij geheel of gedeeltelijk verlies van een voertuig wordt de aan de rechthebbende voor de bewezen schade te betalen schadevergoeding berekend volgens de gebruikelijke waarde van het voertuig.

Deze vergoeding kan niet meer dan 8 000 rekeneenheden bedragen. Een al dan niet beladen aanhangwagen wordt als een afzonderlijk voertuig beschouwd.

Artikel 46 Aansprakelijkheid met betrekking tot andere voorwerpen § 1. Met betrekking tot voorwerpen achtergelaten in het voertuig of in stevig aan het voertuig bevestigde houders (bijvoorbeeld dakkoffers voor bagage of ski's) is de vervoerder slechts aansprakelijk voor door zijn schuld veroorzaakte schade. De totale schadevergoeding bedraagt niet meer dan 1400 rekeneenheden. § 2. Met betrekking tot aan de buitenkant van het voertuig bevestigde voorwerpen, met inbegrip van de in § 1 bedoelde houders, is de vervoerder slechts aansprakelijk indien is bewezen dat de schade is ontstaan uit een handeling of nalaten van de vervoerder geschied hetzij met het opzet die schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en met de wetenschap dat die schade er waarschijnlijk uit zal voortvloeien.

Artikel 47 Toepasselijk recht Behoudens de bepalingen van deze Afdeling zijn de bepalingen van Afdeling 2 met betrekking tot de aansprakelijkheid voor bagage van toepassing op voertuigen.

HOOFDSTUK IV. - Gemeenschappelijke bepalingen Artikel 48 Verlies van het recht om beperkingen van aansprakelijkheid in te roepen De in deze Uniforme Regelen bedoelde beperkingen van aansprakelijkheid alsook de bepalingen van het nationale recht die de vergoedingen tot een bepaald bedrag beperken, zijn niet van toepassing, indien is bewezen dat de schade is ontstaan uit een handeling of nalaten van de vervoerder geschied hetzij met het opzet die schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en met de wetenschap dat die schade er waarschijnlijk uit zal voortvloeien.

Artikel 49 Omrekening en rente § 1. Wanneer voor de berekening van de schadevergoeding omrekening van bedragen uitgedrukt in buitenlandse munteenheden vereist is, vindt omrekening plaats volgens de koers die geldt op de dag en de plaats van betaling van de schadevergoeding. § 2. De rechthebbende kan een rente ten bedrage van vijf procent per jaar over de schadevergoeding verlangen, vanaf de dag van het indienen van de in artikel 55 bedoelde vordering buiten rechte of, bij gebreke daarvan, vanaf de dag van het instellen van de rechtsvordering. § 3. Voor de krachtens de artikelen 27 en 28 verschuldigde schadevergoeding loopt de rente evenwel vanaf de dag, waarop de voor de vaststelling van het vergoedingsbedrag bepalende feiten zijn voorgevallen, indien deze dag later valt dan die van het indienen van de vordering buiten rechte of van het instellen van de rechtsvordering. § 4. Met betrekking tot bagage is de rente slechts verschuldigd, indien de schadevergoeding meer bedraagt dan 16 rekeneenheden per bagagebewijs. § 5. Met betrekking tot bagage loopt de rente niet, indien de rechthebbende niet binnen een hem gestelde redelijke termijn de voor de definitieve regeling van de vordering nodige bewijsstukken aan de vervoerder overlegt, tussen de afloop van deze termijn en de daadwerkelijke overlegging van de stukken.

Artikel 50 Aansprakelijkheid in geval van een kernongeval De vervoerder is ontheven van de krachtens deze Uniforme Regelen op hem rustende aansprakelijkheid, wanneer de schade is veroorzaakt door een kernongeval en wanneer de exploitant van een kerninstallatie of een voor hem in de plaats tredende persoon voor die schade aansprakelijk is krachtens de wetten en voorschriften van een Staat die de aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie regelen.

Artikel 51 Personen voor wie de vervoerder aansprakelijk is De vervoerder is aansprakelijk voor zijn ondergeschikten en voor andere personen van wier diensten hij gebruik maakt bij de uitvoering van het vervoer, wanneer deze ondergeschikten of andere personen handelen in de uitoefening van hun werkzaamheden. De beheerders van de spoorweginfrastructuur waarop het vervoer wordt verricht, worden beschouwd als personen van wier diensten de vervoerder gebruik maakt bij de uitvoering van het vervoer.

Artikel 52 Andere vorderingen § 1. In alle gevallen waar deze Uniforme Regelen van toepassing zijn, kan tegen de vervoerder slechts een vordering wegens aansprakelijkheid, ongeacht de rechtsgrond, worden ingesteld onder de voorwaarden en beperkingen van deze Uniforme Regelen. § 2. Hetzelfde geldt voor een vordering ingesteld tegen de ondergeschikten en de andere personen voor wie de vervoerder krachtens artikel 51 aansprakelijk is.

TITEL V. - Aansprakelijkheid van de reiziger Artikel 53 Bijzondere aansprakelijkheidsgronden De reiziger is jegens de vervoerder aansprakelijk voor alle schade : a) die het gevolg is van het niet nakomen van zijn verplichtingen krachtens 1.de artikelen 10, 14 en 20, 2. de bijzondere bepalingen voor het vervoer van voertuigen in de Algemene vervoervoorwaarden, of 3.het Reglement betreffende het internationale spoorwegvervoer van gevaarlijke goederen (RID), of b) veroorzaakt door voorwerpen of dieren die hij meeneemt, tenzij hij bewijst dat de schade een gevolg is van omstandigheden die hij, ondanks de zorgvuldigheid vereist in de omstandigheden van het geval, niet kon vermijden en waarvan hij de gevolgen niet kon verhinderen.Deze bepaling laat de aansprakelijkheid die op de vervoerder kan rusten krachtens de artikelen 26 en 33, § 1, onverlet.

TITEL VI. - Uitoefening van rechten Artikel 54 Vaststelling van gedeeltelijk verlies of beschadiging § 1. Wanneer een gedeeltelijk verlies of een beschadiging van een voorwerp dat onder de hoede van de vervoerder wordt vervoerd (bagage, voertuigen), door de vervoerder wordt ontdekt of vermoed of door de rechthebbende wordt beweerd, moet de vervoerder onverwijld en zo mogelijk in aanwezigheid van de rechthebbende een proces-verbaal opmaken dat naargelang de aard van de schade, de toestand van het voorwerp en zo mogelijk de omvang, de oorzaak en het tijdstip van ontstaan van de schade vermeldt. § 2. Een afschrift van dit proces-verbaal moet kosteloos aan de rechthebbende worden verstrekt. § 3. Wanneer de rechthebbende niet met de vermeldingen in het proces-verbaal instemt, kan hij verlangen dat de toestand van de bagage of van het voertuig alsmede de oorzaak en het bedrag van de schade worden vastgesteld door een door de partijen bij de vervoerovereenkomst of door de rechter benoemde deskundige. De procedure is onderworpen aan de wetten en voorschriften van de Staat waar de vaststelling geschiedt.

Artikel 55 Vorderingen buiten rechte § 1. Vorderingen buiten rechte met betrekking tot de aansprakelijkheid van de vervoerder in geval van dood en letsel van reizigers moeten schriftelijk worden ingediend bij de vervoerder tegen wie de rechtsvordering kan worden ingesteld. Wanneer het een vervoer betreft dat het onderwerp vormt van een en dezelfde overeenkomst en dat wordt verricht door opvolgende vervoerders kunnen de vorderingen buiten rechte worden ingediend zowel bij de eerste als bij de laatste vervoerder alsook bij de vervoerder die zijn hoofdzetel of bijkantoor of vestiging waar de vervoerovereenkomst werd gesloten, heeft in de Staat waarin de reiziger zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft. § 2. Andere vorderingen buiten rechte met betrekking tot de vervoerovereenkomst moeten schriftelijk bij de in artikel 56, §§ 2 en 3 bedoelde vervoerder worden ingediend. § 3. De stukken die de rechthebbende bij zijn vordering buiten rechte wil voegen, moeten worden overgelegd in origineel of, in voorkomend geval op verzoek van de vervoerder, in een naar behoren gewaarmerkt afschrift. Bij de regeling van de vordering buiten rechte kan de vervoerder de teruggave van het vervoerbewijs, het bagagebewijs en het vervoerbewijs van het voertuig verlangen.

Artikel 56 Vervoerders die in rechte kunnen worden aangesproken § 1. De op de aansprakelijkheid van de vervoerder in geval van dood en letsel van reizigers gegronde rechtsvordering kan slechts worden ingesteld tegen een krachtens artikel 26, § 5, aansprakelijke vervoerder. § 2. Behoudens § 4 kunnen andere op de vervoerovereenkomst gegronde rechtsvorderingen van reizigers uitsluitend worden ingesteld tegen de eerste of laatste vervoerder of tegen de vervoerder die dat deel van het vervoer verrichtte gedurende welke het feit dat tot de rechtsvordering heeft geleid, zich heeft voorgedaan. § 3. Wanneer in geval het vervoer wordt verricht door opvolgende vervoerders, de vervoerder die de bagage of het voertuig moet afleveren met zijn instemming is ingeschreven op het bagagebewijs of het vervoerbewijs, kan overeenkomstig § 2 de rechtsvordering tegen hem worden ingesteld, zelfs als hij de bagage of het voertuig niet heeft ontvangen. § 4 De rechtsvordering tot terugbetaling van een krachtens de vervoerovereenkomst betaald bedrag kan worden ingesteld tegen de vervoerder die dit bedrag heeft geïnd of tegen degene ten voordele van wie dit bedrag is geïnd. § 5. De rechtsvordering kan tegen een andere dan de in de §§ 2 en 4 bedoelde vervoerders worden ingesteld als tegeneis of als verweer in een geding over een op dezelfde vervoerovereenkomst gegronde vordering. § 6. Voorzover deze Uniforme Regelen van toepassing zijn op de ondervervoerder, kan tegen hem eveneens een rechtsvordering worden ingesteld. § 7. Indien de eiser de keuze heeft tussen meer vervoerders, vervalt zijn keuzerecht zodra de rechtsvordering tegen een van hen is ingesteld; dit geldt eveneens indien de eiser de keuze heeft tussen een of meer vervoerders en een ondervervoerder.

Artikel 57 Rechtsmacht § 1. De op deze Uniforme Regelen gegronde rechtsvorderingen kunnen worden ingesteld bij de rechterlijke instanties van de door de partijen in onderlinge overeenstemming aangewezen Lidstaten of bij de rechter van de Lidstaat op wiens grondgebied de verweerder zijn woonplaats of gewone verblijfplaats, zijn hoofdzetel of bijkantoor of vestiging waar de vervoerovereenkomst is gesloten, heeft. Het instellen van een rechtsvordering bij een andere rechter is niet mogelijk. § 2. Wanneer een op deze Uniforme Regelen gegronde rechtsvordering aanhangig is bij een in § 1 bedoelde bevoegde rechterlijke instantie of wanneer in een dergelijk geschil deze rechter uitspraak heeft gedaan, kan geen nieuwe rechtsvordering worden ingesteld voor dezelfde zaak tussen dezelfde partijen, tenzij de uitspraak van de rechter bij wie de eerste rechtsvordering is ingesteld niet ten uitvoer kan worden gelegd in de Staat waar de nieuwe rechtsvordering is ingesteld.

Artikel 58 Verval van de vordering in geval van dood en letsel § 1. Elke vordering van de rechthebbende, gegrond op de aansprakelijkheid van de vervoerder in geval van dood of letsel van reizigers, vervalt indien hij niet binnen twaalf maanden, te rekenen vanaf het ogenblik dat hij kennis heeft van de schade, het aan de reiziger overkomen ongeval heeft meegedeeld aan een van de vervoerders, bij wie een vordering buiten rechte kan worden ingesteld volgens artikel 55, § 1. Wanneer de rechthebbende het ongeval mondeling heeft meegedeeld aan de vervoerder, moet deze aan hem een bevestiging van de mondelinge kennisgeving afgeven. § 2. De vordering vervalt evenwel niet, indien a) de rechthebbende binnen de in § 1 bedoelde termijn een vordering buiten rechte bij een van de in artikel 55, § 1, bedoelde vervoerders heeft ingediend;b) de aansprakelijke vervoerder binnen de in § 1 bedoelde termijn op een andere wijze kennis heeft gekregen van het aan de reiziger overkomen ongeval;c) van het ongeval niet of te laat kennis is gegeven ten gevolge van aan de rechthebbende niet toe te rekenen omstandigheden;d) de rechthebbende bewijst dat het ongeval is veroorzaakt door de schuld van de vervoerder. Artikel 59 Verval van de vordering uit bagagevervoer § 1. Door de inontvangstneming van de bagage door de rechthebbende vervalt elke vordering uit de vervoerovereenkomst tegen de vervoerder in geval van gedeeltelijk verlies, beschadiging of vertraging in de aflevering. § 2. De vordering vervalt evenwel niet : a) in geval van gedeeltelijk verlies of beschadiging, indien 1.het verlies of de beschadiging overeenkomstig artikel 54 is vastgesteld vóór de inontvangstneming van de bagage door de rechthebbende; 2. de vaststelling, die overeenkomstig artikel 54 had moeten geschieden, slechts door de schuld van de vervoerder achterwege is gebleven;b) in geval van uiterlijk niet waarneembare schade, die is vastgesteld na de inontvangstneming van de bagage door de rechthebbende, indien deze 1.de vaststelling overeenkomstig artikel 54 onmiddellijk na de ontdekking van de schade en uiterlijk binnen drie dagen na de inontvangstneming van de bagage verlangt, en 2. bovendien bewijst, dat de schade tussen de aanneming ten vervoer door de vervoerder en de aflevering is ontstaan;c) in geval van vertraging in de aflevering, indien de rechthebbende zijn rechten binnen eenentwintig dagen bij een van de in artikel 56, § 3, bedoelde vervoerders heeft doen gelden;d) indien de rechthebbende bewijst dat de schade het gevolg is van de schuld van de vervoerder. Artikel 60 Verjaring § 1. De op de aansprakelijkheid van de vervoerder in geval van dood en letsel van reizigers gegronde rechtsvorderingen tot schadevergoeding verjaren : a) voor de reiziger, door verloop van drie jaar te rekenen van de dag na het ongeval;b) voor de andere rechthebbenden, door verloop van drie jaar te rekenen van de dag na het overlijden van de reiziger, doch van ten hoogste vijf jaar te rekenen van de dag na het ongeval. § 2. De andere rechtsvorderingen uit de vervoerovereenkomst verjaren door verloop van één jaar. De verjaringstermijn bedraagt evenwel twee jaar indien de rechtsvordering gegrond is op een schade ontstaan uit een handeling of nalaten geschied hetzij met het opzet die schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en met de wetenschap dat die schade er waarschijnlijk uit zal voortvloeien. § 3. De in § 2 bedoelde verjaring neemt een aanvang bij rechtsvorderingen : a) tot schadevergoeding wegens geheel verlies : op de veertiende dag na afloop van de in artikel 22, § 3, bedoelde termijn;b) tot schadevergoeding wegens gedeeltelijk verlies, beschadiging of vertraging in de aflevering : op de dag van de aflevering;c) in alle overige gevallen betreffende het reizigersvervoer : op de dag van het verstrijken van de geldigheid van het vervoerbewijs. De als begin van de verjaringstermijn vermelde dag is nimmer in deze termijn begrepen. § 4. Ingeval overeenkomstig artikel 55 een schriftelijke vordering buiten rechte met de nodige bewijsstukken is ingediend, is de verjaring geschorst tot de dag waarop de vervoerder de vordering schriftelijk afwijst en de bijgevoegde stukken terugzendt. Bij gedeeltelijke erkenning van de vordering begint de verjaringstermijn weer te lopen voor het nog betwiste gedeelte van de vordering. Het bewijs van de ontvangst van de vordering of van het antwoord en van de teruggave van de stukken rust op de partij die zich daarop beroept.

Latere vorderingen buiten rechte met dezelfde inhoud schorsen de verjaring niet. § 5. Een verjaarde rechtsvordering kan niet meer in rechte worden ingesteld, zelfs niet bij wijze van tegeneis of verweer. § 6. Overigens geldt voor de schorsing en de stuiting van de verjaring het nationale recht.

TITEL VII. - Onderlinge betrekkingen tussen de vervoerders Artikel 61 Verdeling van de vervoerprijs § 1. Elke vervoerder moet aan de betrokken vervoerders het hun toekomende aandeel betalen van een vervoerprijs, die hij heeft geïnd of had moet innen. De wijze van betaling wordt in een overeenkomst tussen de vervoerders vastgelegd. § 2. Artikel 6, § 3, artikel 16, § 3 en artikel 25 zijn eveneens van toepassing op de betrekkingen tussen opvolgende vervoerders.

Artikel 62 Recht van regres § 1. De vervoerder die krachtens deze Uniforme Regelen een schadevergoeding heeft betaald, heeft recht van regres jegens de bij het vervoer betrokken vervoerders overeenkomstig de volgende bepalingen : a) de vervoerder die de schade heeft veroorzaakt, is daarvoor alleen aansprakelijk;b) wanneer de schade is veroorzaakt door meer vervoerders, is elk van hen aansprakelijk voor de door hem veroorzaakte schade;is deze toedeling niet mogelijk, dan wordt de schadevergoeding onder hen volgens c) verdeeld; c) indien niet kan worden bewezen welke vervoerder de schade heeft veroorzaakt, wordt de schadevergoeding onder alle bij het vervoer betrokken vervoerders verdeeld, met uitsluiting van hen die bewijzen, dat de schade niet door hen is veroorzaakt;de verdeling geschiedt naar evenredigheid van het aandeel in de vervoerprijs dat aan elke vervoerder toekomt. § 2. In geval van onvermogen om te betalen van een van de vervoerders wordt het te zijnen laste komende en door hem niet betaalde aandeel onder de andere bij het vervoer betrokken vervoerders verdeeld naar evenredigheid van het aandeel in de vervoerprijs dat aan elk van hen toekomt.

Artikel 63 Regres-procedure § 1. De gegrondheid van de betaling verricht door de vervoerder die krachtens artikel 62 het regres uitoefent, kan niet betwist worden door de vervoerder tegen wie het bedoeld regres wordt uitgeoefend, wanneer de schadevergoeding door de rechter is vastgesteld en wanneer deze laatstgenoemde vervoerder, naar behoren gedagvaard, de mogelijkheid is geboden tot tussenkomst in het geding. De rechter bij wie de hoofdvordering aanhangig is, stelt de termijnen voor de betekening van de dagvaarding en voor de tussenkomst vast. § 2. De vervoerder die het regres uitoefent, moet zijn vordering instellen in één en hetzelfde geding tegen alle vervoerders met wie hij geen schikking heeft getroffen, op straffe van verlies van regres jegens de niet gedagvaarde vervoerders. § 3. De rechter beslist in één uitspraak over alle bij hem aanhangige regresvorderingen. § 4. De vervoerder die zijn recht van regres wil uitoefenen, kan zijn vordering aanhangig maken bij de rechters van de Staat op het grondgebied waarvan een van de bij het vervoer betrokken vervoerders zijn hoofdzetel of bijkantoor of vestiging waar de vervoerovereenkomst is gesloten, heeft. § 5. Wanneer de rechtsvordering tegen meer vervoerders moet worden ingesteld, kan de vervoerder die zijn regres uitoefent, kiezen tussen de volgens § 4 bevoegde rechterlijke instanties waarvoor hij zijn regresvordering aanhangig zal maken. § 6. Regresvorderingen kunnen niet aanhangig worden gemaakt door het instellen van een rechtsvordering in het geding dat de rechthebbende heeft ingesteld om schadevergoeding te verlangen op grond van de vervoerovereenkomst.

Artikel 64 Overeenkomsten betreffende regres De vervoerders kunnen onderling overeenkomsten afsluiten die afwijken van de artikelen 61 en 62.

Uniforme Regelen betreffende de overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van goederen (CIM - Aanhangsel B bij het Verdrag) TITEL I. - Algemene bepalingen Artikel 1 Toepassingsgebied § 1. Deze Uniforme Regelen zijn van toepassing op elke overeenkomst van spoorwegvervoer van goederen onder bezwarende titel, wanneer de plaats waar de goederen ten vervoer worden aangenomen en de voor de aflevering voorgeschreven plaats zijn gelegen in twee verschillende Lidstaten. Dit geldt ongeacht de zetel en de nationaliteit van de partijen bij de vervoerovereenkomst. § 2. Deze Uniforme Regelen zijn eveneens van toepassing op overeenkomsten van spoorwegvervoer van goederen onder bezwarende titel, wanneer de plaats waar de goederen ten vervoer worden aangenomen en de voor de aflevering voorgeschreven plaats zijn gelegen in twee verschillende Staten waarvan er ten minste één Lidstaat is en wanneer de contracterende partijen afspreken dat de overeenkomst is onderworpen aan deze Uniforme Regelen. § 3. Wanneer een internationaal vervoer dat het onderwerp vormt van een en dezelfde overeenkomst, in aanvulling op het grensoverschrijdende vervoer per spoor, een binnenlands vervoer over de weg of de binnenwateren van een Lidstaat omvat, zijn deze Uniforme Regelen van toepassing. § 4. Wanneer een internationaal vervoer dat het onderwerp vormt van een en dezelfde overeenkomst, in aanvulling op het vervoer per spoor, een vervoer over zee of een grensoverschrijdend vervoer over de binnenwateren omvat, zijn deze Uniforme Regelen van toepassing, indien het vervoer over zee of het vervoer over binnenwateren wordt uitgevoerd over de lijnen die zijn ingeschreven op de in artikel 24, § 1, van het Verdrag bedoelde lijst van de lijnen. § 5. Deze Uniforme Regelen zijn niet van toepassing op het vervoer tussen stations gelegen op het grondgebied van aangrenzende Staten, wanneer de infrastructuur van deze stations wordt beheerd door een of meer beheerders van infrastructuur behorend tot een van deze Staten. § 6. Iedere Staat die partij is bij een ander met deze Uniforme Regelen vergelijkbaar verdrag betreffende het rechtstreekse internationale vervoer per spoor van goederen kan, bij zijn verzoek tot toetreding tot het Verdrag, verklaren dat hij deze Uniforme Regelen slechts zal toepassen op vervoer verricht op een gedeelte van de op zijn grondgebied gelegen spoorweginfrastructuur. Dit gedeelte van de spoorweginfrastructuur moet nauwkeurig zijn omschreven en zijn aangesloten op de spoorweginfrastructuur van een Lidstaat. Wanneer een Staat de bovengenoemde verklaring heeft afgelegd, zijn deze Uniforme Regelen slechts van toepassing indien : a) de voor het ten vervoer aannemen van de goederen of de voor hun aflevering voorgeschreven plaats, alsmede het vervoertraject, zoals die in de vervoerovereenkomst zijn bepaald, gelegen zijn op de omschreven spoorweginfrastructuur of b) de omschreven spoorweginfrastructuur de verbinding vormt tussen de spoorweginfrastructuur van twee Lidstaten en deze in de vervoerovereenkomst als vervoertraject voor transitovervoer is overeengekomen. § 7. De Staat die overeenkomstig § 6 een verklaring heeft afgelegd, kan die op elk tijdstip herroepen door hiervan mededeling te doen aan de depositaris. Deze herroeping wordt van kracht een maand na de dag waarop de depositaris de Lidstaten hiervan kennis heeft gegeven. De verklaring verliest haar werking, wanneer het in § 6, eerste volzin bedoelde verdrag voor die Staat buiten werking treedt.

Artikel 2 Bepalingen van publiek recht Vervoer waarop deze Uniforme Regelen van toepassing zijn, blijft onderworpen aan de bepalingen van publiek recht, in het bijzonder aan de bepalingen betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen, de bepalingen betreffende de douanewetgeving en dierenbescherming.

Artikel 3 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze Uniforme Regelen wordt verstaan onder : a) « vervoerder », de contractuele vervoerder met wie de afzender krachtens deze Uniforme Regelen de vervoerovereenkomst heeft gesloten, of een opvolgende vervoerder, die op grond van deze overeenkomst aansprakelijk is;b) « ondervervoerder », een vervoerder die niet de vervoerovereenkomst heeft gesloten met de afzender, maar aan wie de onder a) bedoelde vervoerder de uitvoering van het vervoer per spoor, geheel of gedeeltelijk, heeft toevertrouwd;c) « Algemene vervoervoorwaarden », de voorwaarden van de vervoerder in de vorm van algemene voorwaarden of van in iedere Lidstaat rechtens geldende tarieven die door het sluiten van de vervoerovereenkomst een onderdeel daarvan zijn geworden;d) « intermodale transporteenheid » : containers, wissellaadbakken, opleggers of andere soortgelijke bij intermodaal vervoer gebruikte laadeenheden. Artikel 4 Afwijkingen § 1. De Lidstaten kunnen overeenkomsten sluiten waarin van deze Uniforme Regelen wordt afgeweken voor vervoer dat uitsluitend wordt verricht tussen twee stations gelegen aan weerszijden van de grens, wanneer zich tussen deze stations en de grens geen ander station bevindt. § 2. Voor vervoer tussen twee Lidstaten via een Staat die geen Lidstaat is, kunnen de betrokken Staten overeenkomsten sluiten die van deze Uniforme Regelen afwijken. § 3. De in de §§ 1 en 2 bedoelde overeenkomsten, alsmede hun inwerkingtreding worden medegedeeld aan de Intergouvernementele organisatie voor het internationale spoorwegvervoer. De Secretaris-Generaal van de Organisatie stelt de Lidstaten en de belanghebbende ondernemingen hiervan op de hoogte.

Artikel 5 Dwingend recht Voorzover deze Uniforme Regelen het niet uitdrukkelijk toelaten, is elk beding dat middellijk of onmiddellijk afwijkt van deze Uniforme Regelen nietig en zonder rechtsgevolgen. De nietigheid van dergelijke bedingen heeft niet de nietigheid van de overige bepalingen van de vervoerovereenkomst tot gevolg. Niettemin kan een vervoerder een zwaardere aansprakelijkheid en zwaardere verplichtingen op zich nemen dan die welke in deze Uniforme Regelen zijn bepaald.

TITEL II. - Sluiting en uitvoering van de vervoerovereenkomst Artikel 6 Vervoerovereenkomst § 1. Op grond van de vervoerovereenkomst is de vervoerder verplicht onder bezwarende titel de goederen naar de plaats van bestemming te vervoeren en ze daar aan de geadresseerde af te leveren. § 2. De vervoerovereenkomst moet worden vastgelegd in een vrachtbrief overeenkomstig een uniform model. Het ontbreken, de onregelmatigheid of het verlies van de vrachtbrief tast evenwel noch het bestaan, noch de geldigheid van de vervoerovereenkomst aan, die onderworpen blijft aan deze Uniforme Regelen. § 3. De vrachtbrief wordt door de afzender en de vervoerder ondertekend. De handtekening kan vervangen worden door een stempel, een aanduiding van de boekhoudmachine of elke andere daartoe geëigende methode. § 4. De vervoerder moet de aanneming ten vervoer op de vrachtbrief op de geëigende wijze bevestigen en de afzender het vrachtbriefduplicaat overhandigen. § 5. De vrachtbrief heeft niet de betekenis van een cognossement. § 6. Voor iedere zending moet een vrachtbrief worden opgemaakt.

Behoudens anders overeengekomen tussen de afzender en de vervoerder kan een vrachtbrief slechts betrekking hebben op de lading van één spoorwagen. § 7. In geval van een vervoer over het douanegebied van de Europese Gemeenschap of over het gebied, waarin de regeling gemeenschappelijk douanevervoer toegepast wordt, moet iedere zending begeleid worden door een met de vereisten van artikel 7 overeenstemmende vrachtbrief. § 8. De internationale verenigingen van vervoerders stellen de uniforme modellen van de vrachtbrieven vast in overleg met de internationale verenigingen van gebruikers en de in de Lidstaten bevoegde instanties inzake douane-aangelegenheden alsmede met iedere intergouvernementele organisatie van regionale economische integratie die een eigen wetgevende bevoegdheid heeft inzake douane-aangelegenheden. § 9. De vrachtbrief, met inbegrip van de duplicaat-vrachtbrief, kan ook worden opgesteld in de vorm van elektronische registratie van gegevens, die kunnen worden omgezet in leesbare lettertekens. De voor de registratie en verwerking van de gegevens gebruikte procedures moeten uit functioneel oogpunt gelijkwaardig zijn, in het bijzonder wat betreft de bewijskracht van de vrachtbrief, die door deze elektronische gegevens wordt gevormd.

Artikel 7 Inhoud van de vrachtbrief § 1. De vrachtbrief moet de volgende aanduidingen bevatten : a) de plaats en datum van het opmaken ervan;b) de naam en het adres van de afzender;c) de naam en het adres van de vervoerder die de vervoerovereenkomst gesloten heeft;d) de naam en het adres van degene aan wie de goederen daadwerkelijk ten vervoer werden afgegeven, indien dit niet de in c) vermelde vervoerder is;e) de plaats en datum waarop de goederen in ontvangst werden genomen;f) de plaats van de aflevering;g) de naam en het adres van de geadresseerde;h) de omschrijving van de aard der goederen en de verpakkingswijze, en voor gevaarlijke goederen hun omschrijving voorgeschreven door het Reglement betreffende het internationale spoorwegvervoer van gevaarlijke goederen (RID);i) het aantal colli en de voor identificatie van stukgoedzendingen vereiste bijzondere merktekens en nummers;j) het wagennummer, in geval van vervoer van volledige wagenlading;k) het nummer van het op eigen wielen rollend spoorwegvoertuig dat als te vervoeren goed ten vervoer wordt aangeboden;l) bovendien, bij intermodale laadeenheden, de categorie, het nummer of de voor hun identificatie vereiste andere kenmerken;m) de brutomassa of de op andere wijze uitgedrukte hoeveelheid der goederen;n) een nauwkeurige lijst van de door de douane of andere overheidsinstanties voorgeschreven bescheiden die bij de vrachtbrief zijn gevoegd of ter beschikking van de vervoerder zijn gesteld bij een nader omschreven instantie of bij een in de overeenkomst vermelde instelling;o) de op het vervoer betrekking hebbende kosten (vrachtprijs, bijkomende kosten, douanerechten en andere kosten die vanaf het sluiten van de overeenkomst tot aan de aflevering ontstaan) voorzover zij door de geadresseerde moeten worden betaald of bij een andere aanduiding dat de kosten verschuldigd zijn door de geadresseerde;p) de aanduiding dat de zending, ongeacht enig andersluidend beding, onderworpen blijft aan deze Uniforme Regelen. § 2. In voorkomend geval moet de vrachtbrief bovendien de volgende aanduidingen bevatten : a) In geval van vervoer door opvolgende vervoerders : de tot aflevering der goederen verplichte vervoerder, voorzover die met zijn instemming is ingeschreven op de vrachtbrief;b) de kosten die de afzender voor zijn rekening neemt;c) het bedrag van het bij de aflevering van de goederen te innen rembours;d) de aangegeven waarde der goederen en het bedrag van het bijzonder belang bij de aflevering;e) de overeengekomen afleveringstermijn;f) het overeengekomen vervoertraject;g) de lijst van aan de vervoerder overhandigde bescheiden, niet opgesomd in § 1, onder n) ;h) de vermeldingen door de afzender van het aantal en de beschrijving van de door hem op de wagen aangebrachte verzegelingen. § 3. In de vrachtbrief kunnen de partijen bij de vervoerovereenkomst andere aanduidingen opnemen die zij nuttig achten.

Artikel 8 Aansprakelijkheid voor de aanduidingen op de vrachtbrief § 1. De afzender is aansprakelijk voor alle kosten en schade, die bij de vervoerder ontstaan ten gevolge van : a) aanduidingen door de afzender op de vrachtbrief die onnauwkeurig, onjuist of onvolledig zijn of die op een andere dan de voor hen voorgeschreven plaats vermeld werden of b) het verzuimen door de afzender van door het RID voorgeschreven aanduidingen. § 2. Indien de vervoerder aanduidingen op de vrachtbrief vermeldt op verzoek van de afzender, wordt hij geacht te handelen in naam van de afzender, behoudens tegenbewijs. § 3. Indien de vrachtbrief de in artikel 7, § 1 onder p) genoemde aanduiding niet bevat is de vervoerder aansprakelijk voor alle kosten en schade die de rechthebbende ten gevolge van dit verzuim lijdt.

Artikel 9 Gevaarlijke goederen Wanneer de afzender heeft verzuimd de door het RID voorgeschreven aanduidingen te vermelden, kan de vervoerder op elk ogenblik, al naargelang de omstandigheden vereisen, de goederen uitladen, vernietigen of onschadelijk maken zonder dat dit aanleiding geeft tot enige schadeloosstelling, behalve indien hij bij de aanneming ten vervoer van de goederen kennis had van de gevaarlijke aard van de goederen.

Artikel 10 Betaling der kosten § 1. Behoudens andersluidend beding tussen de afzender en de vervoerder moeten de kosten (vrachtprijs, bijkomende kosten, douanerechten en andere kosten, die vanaf het sluiten van de overeenkomst tot de aflevering ontstaan) door de afzender worden betaald. § 2. Wanneer, op grond van een beding tussen de afzender en de vervoerder, de kosten ten laste van de geadresseerde worden gelegd en wanneer de geadresseerde noch de vrachtbrief in ontvangst genomen heeft, noch zijn rechten uit de vervoerovereenkomst overeenkomstig artikel 17, § 3, heeft doen gelden, noch de vervoerovereenkomst overeenkomstig artikel 18 heeft gewijzigd, blijven de kosten ten laste van de afzender.

Artikel 11 Onderzoek § 1. De vervoerder heeft steeds het recht te onderzoeken of de vervoervoorwaarden vervuld zijn en of de zending overeenstemt met de door de afzender op de vrachtbrief vermelde gegevens.Wanneer dit onderzoek betrekking heeft op de inhoud van de zending vindt het voorzover mogelijk plaats in aanwezigheid van de rechthebbende; in het geval dat dit niet mogelijk is, doet de vervoerder beroep op twee onafhankelijke getuigen, voorzover de wetten en de voorschriften van de Staat waar het onderzoek plaatsvindt niets anders voorschrijven. § 2. Indien de zending niet overeenstemt met de aanduidingen op de vrachtbrief of indien de voorschriften met betrekking tot het voorwaardelijk ten vervoer toelaten van de goederen niet zijn nageleefd, moet het resultaat van het onderzoek vermeld worden op het blad van de vrachtbrief dat de goederen vergezelt, en eveneens op de duplicaat-vrachtbrief, indien de vervoerder daar nog over beschikt. In dat geval komen de kosten van het onderzoek ten laste van het goed, tenzij deze onmiddellijk betaald worden. § 3. Wanneer de afzender zorg draagt voor de belading, kan hij eisen dat de vervoerder de staat van de goederen en van hun verpakking onderzoekt, alsook de juistheid van de op de vrachtbrief vermelde aanduidingen over het aantal colli, hun merktekens en nummers alsmede de brutomassa of de op andere wijze uitgedrukte hoeveelheid. De vervoerder is daartoe slechts verplicht, wanneer hem de daarvoor geëigende middelen ter beschikking staan. De vervoerder kan de kosten van het onderzoek terugvorderen. Het resultaat van de onderzoekingen wordt op de vrachtbrief vermeld.

Artikel 12 Bewijskracht van de vrachtbrief § 1. De vrachtbrief levert volledig bewijs, behoudens tegenbewijs, van het sluiten en de inhoud van de vervoerovereenkomst alsmede van het ten vervoer aannemen van de goederen door de vervoerder. § 2. Wanneer de vervoerder zorg heeft gedragen voor de belading, levert de vrachtbrief volledig bewijs, behoudens tegenbewijs, van de staat der goederen en hun verpakking zoals vermeld op de vrachtbrief of bij ontstentenis daarvan het bewijs van hun uiterlijk goede staat bij het ten vervoer aannemen door de vervoerder en de juistheid van de vermeldingen op de vrachtbrief over het aantal der colli, hun merktekens en nummers alsmede de brutomassa of de op andere wijze uitgedrukte hoeveelheid. § 3. Wanneer de afzender zorg heeft gedragen voor de belading, levert de vrachtbrief alleen volledig bewijs, behoudens tegenbewijs, van de staat der goederen en hun verpakking, zoals vermeld op de vrachtbrief en bij ontstentenis daarvan het bewijs van hun uiterlijk goede staat en de juistheid van de in § 2 opgesomde vermeldingen, in het geval dat de vervoerder deze onderzocht en het resultaat van zijn onderzoek op de vrachtbrief genoteerd heeft. § 4. De vrachtbrief levert evenwel niet volledig bewijs in het geval dat zij een met redenen omkleed voorbehoud bevat. Een voorbehoud kan met name gemotiveerd worden door het feit dat de vervoerder niet over geëigende middelen beschikte om te onderzoeken of de zending beantwoordt aan de gegevens op de vrachtbrief.

Artikel 13 Laden en lossen van goederen § 1. Afzender en vervoerder komen onderling overeen wie van hen het laden en lossen der goederen moet uitvoeren. Bij gebreke van een dergelijk beding ligt voor het laden en lossen van stukgoed de verplichting bij de vervoerder, terwijl voor wagenladingen de verplichting voor het laden bij de afzender ligt en die voor het lossen na de aflevering bij de geadresseerde. § 2. De afzender is aansprakelijk voor alle gevolgen van de gebrekkige belading die hij heeft uitgevoerd en hij moet met name de door dit feit door de vervoerder geleden schade vergoeden. Het bewijs van de gebrekkige belading rust op de vervoerder.

Artikel 14 Verpakking De afzender is jegens de vervoerder aansprakelijk voor alle schade en kosten veroorzaakt door het ontbreken of de gebrekkigheid van de verpakking tenzij het gebrek uiterlijk zichtbaar was of de vervoerder er kennis van had bij het ten vervoer aannemen van de goederen en hij daarvoor geen voorbehoud maakte.

Artikel 15 Naleving van overheidsvoorschriften § 1. Met het oog op het naleven van de vereiste voorschriften van douane of andere overheidsinstanties moet de afzender voorafgaand aan de aflevering van de goederen bij de vrachtbrief de noodzakelijke bescheiden voegen of deze aan de vervoerder ter beschikking stellen en hem alle gewenste inlichtingen verschaffen. § 2. De vervoerder is niet gehouden na te gaan of deze bescheiden en inlichtingen juist en volledig zijn. De afzender is jegens de vervoerder aansprakelijk voor alle schade ontstaan door het ontbreken, de onvolledigheid of de onregelmatigheid van de bescheiden en inlichtingen, behalve in geval van schuld van de vervoerder. § 3. De vervoerder is aansprakelijk voor de gevolgen van het verlies of het onregelmatig gebruik van de op de vrachtbrief vermelde en bijgevoegde of hem overhandigde bescheiden, tenzij het verlies of de door het onregelmatig gebruik van deze bescheiden veroorzaakte schade het gevolg is van omstandigheden die de vervoerder niet kon vermijden of waarvan hij de gevolgen niet kon verhinderen. De eventuele schadevergoeding bedraagt evenwel niet meer dan die in geval van verlies van de goederen. § 4. De afzender, door een vermelding op de vrachtbrief, of de geadresseerde, door een opdracht overeenkomstig artikel 18, § 3, kan vragen : a) dat bij het naleven van de vereiste douane- of andere overheidsvoorschriften hijzelf aanwezig is ofwel zich doet vertegenwoordigen door een gevolmachtigde om alle inlichtingen te verschaffen en de ter zake dienende opmerkingen te maken;b) dat hijzelf de vereiste douane- of andere overheidsvoorschriften naleeft of hen doet naleven door een gevolmachtigde, voorzover de wetten en voorschriften van de staat waarin zij uitgevoerd worden zulks toelaten;c) dat, wanneer hijzelf of zijn gevolmachtigde bij het naleven van de vereiste douane- of andere overheidsvoorschriften aanwezig is of deze laatste zelf naleeft, hij de douane- en andere kosten betaalt voorzover de wetten en voorschriften van de staat, waarin zij uitgevoerd worden, zulks toelaten. In deze gevallen mogen noch de afzender, noch de geadresseerde die het recht heeft over de goederen te beschikken, of hun gevolmachtigde de goederen in bezit nemen. § 5. Indien de afzender een plaats heeft aangewezen voor het naleven van de vereiste douane- of andere overheidsvoorschriften waar dat krachtens de geldende voorschriften niet mogelijk is of indien hij voor het naleven van deze voorschriften een andere, onuitvoerbare handelwijze heeft voorgeschreven, handelt de vervoerder op de volgens hem voor de rechthebbende voordeligste wijze en deelt hij de genomen maatregelen mee aan de afzender. § 6. Indien de afzender de betaling der douanekosten op zich neemt, kan de vervoerder de douanevoorschriften naar eigen keuze onderweg of op de plaats van bestemming naleven. § 7. De vervoerder kan evenwel overeenkomstig de bepalingen van § 5 handelen, indien de geadresseerde de vrachtbrief niet in ontvangst heeft genomen binnen de termijn die is voorgeschreven door de op de plaats van bestemming geldende voorschriften. § 8. De afzender moet voldoen aan de douane- en andere overheidsvoorschriften voor wat betreft de verpakking en de afdekking van de goederen. Indien de afzender de goederen niet overeenkomstig deze voorschriften heeft verpakt of afgedekt, kan de vervoerder daarvoor zorgen; de daardoor ontstane kosten komen ten laste van de goederen.

Artikel 16 Afleveringstermijnen § 1. De afzender en de vervoerder komen de afleveringstermijn overeen.

Bij gebreke van een beding hieromtrent kan de afleveringstermijn nochtans nooit langer zijn dan die welke volgt uit de §§ 2 tot en met 4. § 2. Behoudens de §§ 3 en 4 belopen de maximum afleveringstermijnen : a) voor wagenladingen : - termijn van verzenden 12 uren, - vervoertermijn per 400 km of een gedeelte daarvan 24 uren;b) voor stukgoed : - termijn van verzenden 12 uren, - vervoertermijn per 200 km of een gedeelte daarvan 24 uren. De afstanden hebben betrekking op het overeengekomen vervoertraject; bij gebreke daarvan op het kortst mogelijke. § 3. De vervoerder kan in de volgende gevallen toeslagtermijnen van bepaalde duur vaststellen : a) zendingen die vervoerd worden - over lijnen met verschillende spoorbreedte - over zee of binnenwateren - over de weg, indien er geen verbinding per spoor bestaat b) bij buitengewone omstandigheden die een ongebruikelijke verkeerstoename of ongebruikelijke moeilijkheden voor de bedrijfsuitvoering tot gevolg hebben. De duur van de toeslagtermijnen moet opgenomen zijn in de Algemene vervoervoorwaarden. § 4. De afleveringstermijn begint te lopen vanaf de aanneming ten vervoer van de goederen; hij wordt verlengd met de duur van een niet door de schuld van de vervoerder veroorzaakt oponthoud. De afleveringstermijn wordt geschorst op zondagen en wettelijke feestdagen.

Artikel 17 Aflevering § 1 De vervoerder moet de vrachtbrief afgeven en de goederen afleveren aan de geadresseerde op de voor de aflevering voorziene plaats tegen kwijting en betaling van de uit de vervoerovereenkomst voortvloeiende vorderingen. § 2. Met de aflevering aan de geadresseerde worden, wanneer zulks overeenkomstig de op de plaats van bestemming geldende voorschriften geschiedt, gelijkgesteld : a) de afgifte van de goederen aan de douane of belastingsinstanties in hun expeditie- of opslagruimten, wanneer die zich niet onder de hoede van de vervoerder bevinden;b) de opslag van de goederen bij de vervoerder of de inbewaringgeving ervan bij een expediteur of in een openbare douaneloods. § 3. Na de aankomst van de goederen op de plaats van aflevering kan de geadresseerde aan de vervoerder verzoeken hem de vrachtbrief te overhandigen en aan hem de goederen af te leveren. Indien het verlies van de goederen is vastgesteld of indien de goederen niet binnen de in artikel 29, § 1, bedoelde termijn aangekomen zijn, kan de geadresseerde in eigen naam zijn rechten uit de vervoerovereenkomst jegens de vervoerder doen gelden. § 4 De rechthebbende kan de ontvangst van de goederen weigeren, zelfs na de inontvangstname van de vrachtbrief en het betalen van vorderingen voortvloeiend uit de vervoerovereenkomst, zolang niet is overgegaan tot de onderzoeken waar hij om heeft verzocht met het oog op het vaststellen van de beweerde schade. § 5. Overigens vindt de aflevering van de goederen plaats overeenkomstig de op de plaats van aflevering geldende voorschriften. § 6. Indien de goederen aan de geadresseerde zijn afgeleverd zonder voorafgaande inning van het rembours dat rust op de goederen, is de vervoerder gehouden de afzender de schade te vergoeden tot ten hoogste het bedrag van het rembours, onverminderd zijn regres op de geadresseerde.

Artikel 18 Het recht om over de goederen te beschikken § 1. De afzender heeft het recht om over de goederen te beschikken en de vervoerovereenkomst door nadere opdrachten te wijzigen. Met name kan hij vragen aan de vervoerder a) de goederen niet verder te vervoeren;b) de aflevering uit te stellen;c) de goederen aan een andere dan de op de vrachtbrief vermelde geadresseerde af te leveren;d) de goederen op een andere dan de op de vrachtbrief vermelde plaats af te leveren. § 2. Het recht van de afzender tot het wijzigen van de vervoerovereenkomst vervalt, zelfs wanneer hij de duplicaat-vrachtbrief in zijn bezit heeft, in de gevallen waarin de geadresseerde a) de vrachtbrief in ontvangst genomen heeft;b) de goederen aangenomen heeft;c) zijn rechten overeenkomstig artikel 17, § 3, heeft doen gelden;d) overeenkomstig § 3 bevoegd is nadere opdrachten te geven;vanaf dat ogenblik moet de vervoerder de nadere opdrachten en aanwijzingen van de geadresseerde opvolgen. § 3. Het recht tot het wijzigen van de vervoerovereenkomst komt aan de geadresseerde toe vanaf het ogenblik dat de vrachtbrief opgemaakt wordt, tenzij door de afzender anders aangegeven is op de vrachtbrief. § 4. Het recht van de geadresseerde tot het wijzigen van de vervoerovereenkomst vervalt wanneer hij : a) de vrachtbrief in ontvangst heeft genomen;b) de goederen heeft aangenomen;c) zijn rechten overeenkomstig artikel 17, § 3, heeft doen gelden;d) overeenkomstig § 5 voorgeschreven heeft de goederen af te leveren aan een derde, en wanneer deze zijn rechten overeenkomstig artikel 17, § 3, heeft doen gelden. § 5. Indien de geadresseerde heeft voorgeschreven de goederen aan een derde af te leveren, is deze laatste niet bevoegd om de vervoerovereenkomst te wijzigen.

Artikel 19 Uitoefening van het beschikkingsrecht § 1. Wanneer de afzender of in geval van artikel 18, § 3, de geadresseerde de vervoerovereenkomst wil wijzigen door latere opdrachten, moet hij de vervoerder de duplicaat-vrachtbrief aanbieden waarop de wijzigingen aangebracht moeten zijn. § 2. De afzender of in geval van artikel 18, § 3, de geadresseerde moet de vervoerder alle kosten en de schade vergoeden die voortvloeien uit het uitvoeren van de latere wijzigingen. § 3. Het uitvoeren van latere wijzigingen moet mogelijk, geoorloofd en redelijk zijn op het ogenblik waarop de opdrachten aan degene die deze moet uitvoeren, bereiken en mag met name noch de gebruikelijke bedrijfsuitoefening van de vervoeronderneming belemmeren, noch de afzenders en geadresseerden van andere zendingen benadelen. § 4. De latere wijzigingen mogen niet een splitsing van de zending tot gevolg hebben. § 5. Wanneer de vervoerder, rekening houdend met de bepalingen genoemd in § 3, de ontvangen instructies niet kan uitvoeren, moet hij onmiddellijk diegene die om de wijzigingen verzoekt daarvan in kennis stellen. § 6. In geval van schuld van de vervoerder is hij aansprakelijk voor de gevolgen van het niet of gebrekkig uitvoeren van een latere wijziging. De eventuele schadevergoeding bedraagt evenwel niet meer dan die in geval van verlies van de goederen. § 7. De vervoerder die gevolg geeft aan latere wijzigingen van de afzender zonder het overleggen van de duplicaat-vrachtbrief te eisen, is jegens de geadresseerde aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende schade, indien de duplicaat-vrachtbrief aan deze laatste is overhandigd. De eventuele schadevergoeding bedraagt evenwel niet meer dan die in geval van verlies van de goederen.

Artikel 20 Belemmeringen in het vervoer § 1. In geval van een belemmering in het vervoer beslist de vervoerder of het de voorkeur verdient de goederen ambtshalve verder te voeren over een ander vervoertraject dan wel of het in het belang is van de rechthebbende hem om instructies te verzoeken, waarbij hij aan hem alle nuttige inlichtingen waarover hij beschikt, meedeelt. § 2. Indien een verder vervoer niet mogelijk is, verzoekt de vervoerder de beschikkingsgerechtigde om instructies. Indien de vervoerder deze instructies niet tijdig kan verkrijgen, moet hij die maatregelen treffen welke hem het voordeligst lijken voor de belangen van degene die gerechtigd is over de goederen te beschikken.

Artikel 21 Belemmeringen in de aflevering § 1. In geval van een belemmering in de aflevering moet de vervoerder de afzender daarvan onverwijld op de hoogte stellen en moet hij hem om instructies verzoeken, tenzij de afzender door een vermelding op de vrachtbrief gevraagd heeft om in geval van een belemmering in de aflevering de goederen ambtshalve terug te zenden. § 2. Wanneer de belemmering in de aflevering wegvalt, voordat instructies van de afzender de vervoerder bereiken, worden de goederen afgeleverd bij de geadresseerde. De afzender moet daarvan onverwijld in kennis worden gesteld. § 3.. In geval de geadresseerde weigert de goederen in ontvangst te nemen, is de afzender gerechtigd tot het geven van instructies, zelfs indien hij de duplicaat-vrachtbrief niet kan overleggen. § 4. Wanneer de belemmering in de aflevering optreedt, nadat de geadresseerde de vervoerovereenkomst overeenkomstig artikel 19, §§ 3 en 5, gewijzigd heeft, moet de vervoerder deze geadresseerde inlichten.

Artikel 22 Gevolgen van de belemmeringen in het vervoer en in de aflevering. § 1. De vervoerder heeft recht op vergoeding van de kosten veroorzaakt door : a) het inwinnen van instructies, b) het uitvoeren van de ontvangen instructie, c) het niet of niet tijdig ontvangen van door hem verzochte instructie, d) het nemen van een beslissing overeenkomstig artikel 20, § 1, zonder instructies gevraagd te hebben, tenzij deze kosten door zijn schuld veroorzaakt zijn.Hij kan met name de vrachtprijs voor het werkelijk gereden vervoertraject in rekening brengen en aanspraak maken op de daarmee overeenstemmende afleveringstermijn. § 2. In de gevallen bedoeld in artikel 20, § 2, en in artikel 21, § 1, kan de vervoerder de goederen onmiddellijk en op kosten van de rechthebbende lossen. Na het lossen wordt het vervoer geacht beëindigd te zijn. De vervoerder bewaart vervolgens de goederen voor rekening van de rechthebbende. Hij kan de goederen evenwel toevertrouwen aan een derde en is dan slechts aansprakelijk voor de oordeelkundige keuze van die derde. De goederen blijven belast met de uit de vervoerovereenkomst voortvloeiende schuldvorderingen en alle andere kosten. § 3. De vervoerder kan zonder instructies van de rechthebbende af te wachten tot de verkoop van de goederen overgaan, wanneer de bederfelijke aard of de toestand van de goederen dit rechtvaardigt of wanneer de bewaarkosten niet in redelijke verhouding staan met de waarde der goederen. In andere gevallen kan hij eveneens tot de verkoop overgaan wanneer hij niet binnen een redelijke termijn van de rechthebbende andersluidende instructies heeft ontvangen, waarvan de uitvoering redelijkerwijs kan worden gevorderd. § 4. Indien de goederen zijn verkocht, moet de opbrengst van de verkoop ter beschikking worden gesteld van de rechthebbende, onder aftrek van de kosten die op de goederen drukken. Indien de opbrengst minder is dan deze kosten, moet de afzender het verschil betalen. § 5. De wijze van verkoop wordt bepaald door de wetten en voorschriften of plaatselijke gebruiken die gelden op de plaats waar de goederen zich bevinden. § 6. Indien in geval van belemmeringen in het vervoer of in de aflevering de afzender binnen redelijke tijd geen instructies meedeelt en de belemmering in het vervoer of in de aflevering niet opgelost kan worden overeenkomstig de bepalingen van de §§ 2 en 3, kan de vervoerder de goederen op kosten van de afzender terugzenden of indien zulks gerechtvaardigd is, vernietigen.

TITEL III. - Aansprakelijkheid Artikel 23 Aansprakelijkheidsgronden § 1. De vervoerder is aansprakelijk voor de schade ten gevolge van geheel of gedeeltelijk verlies of beschadiging van de goederen vanaf de aanneming ten vervoer tot aan de aflevering, alsmede ten gevolge van de vertraging in de aflevering, ongeacht welke spoorweginfrastructuur wordt gebruikt. § 2. De vervoerder is van deze aansprakelijkheid ontheven voorzover het verlies, de beschadiging of de vertraging in de aflevering is veroorzaakt door schuld van de rechthebbende, door een opdracht van de rechthebbende die niet het gevolg is van de schuld van de vervoerder, door eigen gebrek van het goed (inwendig bederf, gewichtsverlies, enz.) of door omstandigheden die de vervoerder niet kon vermijden en waarvan hij de gevolgen niet kon verhinderen. § 3. De vervoerder is van deze aansprakelijkheid ontheven, voorzover het verlies of de beschadiging een gevolg is van de bijzondere risico's, verbonden aan een of meer van de volgende feiten : a) het vervoer in open wagens, verricht krachtens de Algemene vervoervoorwaarden of een uitdrukkelijk overeengekomen en in de vrachtbrief vermeld beding;behalve voor de schade veroorzaakt door weersomstandigheden aan de goederen, worden de goederen geladen in intermodale transporteenheden en in gesloten wegvoertuigen die op spoorwagens vervoerd worden, niet beschouwd als vervoerd in open wagen; indien de afzender dekkleden voor het vervoer van goederen in open wagens gebruikt, heeft de vervoerder dezelfde aansprakelijkheid als die bij het vervoer in open wagens zonder dekkleden, zelfs als het goederen betreft die volgens de Algemene vervoervoorwaarden niet in open wagens worden vervoerd; b) het ontbreken of de gebrekkigheid van de verpakking bij goederen die door hun aard onderhevig zijn aan verliezen of beschadigingen, wanneer ze niet of gebrekkig zijn verpakt;c) het laden van de goederen door de afzender of het lossen door de geadresseerde;d) de aard van bepaalde goederen die door met deze aard zelf samenhangende oorzaken zijn blootgesteld aan geheel of gedeeltelijk verlies of aan beschadiging zoals in het bijzonder breuk, roest, inwendig en spontaan bederf, uitdroging, vermindering in massa;e) de onjuiste, onnauwkeurige of onvolledige aanduiding of nummering van de colli;f) het vervoer van levende dieren;g) vervoer dat krachtens de toepasselijke bepalingen of op de vrachtbrief vermelde bedingen tussen de afzender en de vervoerder uitgevoerd moet worden onder begeleiding, indien het verlies of de beschadiging het gevolg is van een gevaar dat de begeleiding had moeten vermijden. Artikel 24 Aansprakelijkheid in geval van vervoer van spoorwegvoertuigen als te vervoeren goed § 1. In geval van een vervoer van op eigen wielen rollende spoorwegvoertuigen die als te vervoeren goed ten vervoer worden aangeboden, is de vervoerder aansprakelijk voor de schade ten gevolge van het verlies of beschadiging van de spoorwegvoertuigen en de bestanddelen daarvan vanaf de aanneming ten vervoer tot de aflevering alsmede voor de schade ten gevolge van de overschrijding van afleveringstermijn, tenzij hij bewijst dat de schade niet door zijn schuld veroorzaakt is. § 2. De vervoerder is niet aansprakelijk voor schade die het gevolg is van het verlies van de losse bestanddelen waarvan geen melding wordt gemaakt op beide zijden van het voertuig of die niet opgenomen zijn in de inventaris die het voertuig begeleidt.

Artikel 25 Bewijslast § 1. Het bewijs dat het verlies, de beschadiging of de vertraging in de aflevering door een van de in artikel 23, § 2, genoemde feiten is veroorzaakt, rust op de vervoerder. § 2. Wanneer de vervoerder bewijst dat het verlies of de beschadiging, gelet op de omstandigheden van het geval, kan zijn ontstaan uit een of meer van de in artikel 23, § 3, genoemde bijzondere risico's, wordt vermoed dat het verlies of de beschadiging daardoor is veroorzaakt. De rechthebbende heeft evenwel het recht te bewijzen dat de schade geheel of gedeeltelijk niet door een van deze risico's is veroorzaakt. § 3. Het vermoeden volgens § 2 is niet van toepassing in het geval bedoeld in artikel 23,§ 3, onder a, indien het een ongewoon groot verlies of een verlies van colli betreft.

Artikel 26 Opvolgende vervoerders Wanneer een vervoer dat het onderwerp vormt van één en dezelfde vervoerovereenkomst, door meer opvolgende vervoerders wordt verricht, treedt iedere vervoerder door het overnemen van de goederen met de vrachtbrief toe tot de vervoerovereenkomst overeenkomstig de bepalingen van de vrachtbrief en neemt hij de daaruit voortvloeiende verplichtingen op zich. In dit geval is iedere vervoerder aansprakelijk voor de uitvoering van het vervoer op het gehele vervoertraject tot aan de aflevering.

Artikel 27 Ondervervoerder § 1. Wanneer de vervoerder de uitvoering van het vervoer geheel of gedeeltelijk heeft toevertrouwd aan een ondervervoerder, al dan niet op grond van een aan hem in de vervoerovereenkomst toegekende bevoegdheid, blijft de vervoerder niettemin aansprakelijk voor het volledige vervoer. § 2. Alle bepalingen van deze Uniforme Regelen die betrekking hebben op de aansprakelijkheid van de vervoerder zijn ook van toepassing op de aansprakelijkheid van de ondervervoerder met betrekking tot het door hem verrichte vervoer. Wanneer een vordering wordt ingesteld tegen zijn ondergeschikten en andere personen van wier diensten de ondervervoerder gebruik maakt bij de uitvoering van het vervoer, zijn de artikelen 36 en 41 van toepassing. § 3. Een bijzondere overeenkomst waarin de vervoerder verplichtingen op zich neemt die niet op hem rusten krachtens deze Uniforme Regelen, of waarin hij afziet van rechten die hem ingevolge deze Uniforme Regelen zijn toegekend, is niet bindend voor de ondervervoerder die hiermee niet uitdrukkelijk en schriftelijk heeft ingestemd. Ongeacht of de ondervervoerder deze overeenkomst al dan niet heeft aanvaard, blijft de vervoerder niettemin gebonden aan de uit deze bijzondere overeenkomst voortvloeiende verplichtingen of afstand van rechten. § 4. Wanneer en voorzover de vervoerder en de ondervervoerder aansprakelijk zijn, zijn zij hoofdelijk aansprakelijk. § 5. Het totale bedrag van de schadevergoeding verschuldigd door de vervoerder, de ondervervoerder alsmede door hun ondergeschikten en andere personen van wier diensten zij gebruik maken voor de uitvoering van het vervoer is niet hoger dan de in deze Uniforme Regelen voorgeschreven maximumbedragen. § 6. Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijke regresrechten tussen de vervoerder en de ondervervoerder.

Artikel 28 Vermoeden van schade in geval van doorzending § 1. Wanneer een zending, die overeenkomstig deze Uniforme Regelen verzonden is, onder dezelfde Regelen is doorverzonden en wanneer na deze doorzending een gedeeltelijk verlies of een schade is vastgesteld, wordt vermoed dat het gedeeltelijk verlies of de schade is ontstaan tijdens de laatste vervoerovereenkomst, indien de zending onder de hoede van de vervoerder is gebleven en is doorgezonden in dezelfde toestand waarin zij op de plaats van doorzending is aangekomen. § 2. Dit vermoeden is ook van toepassing, wanneer de aan de doorzending voorafgaande vervoerovereenkomst niet aan deze Uniforme Regelen onderworpen was, indien deze van toepassing zouden zijn geweest in het geval van rechtstreekse verzending tussen de plaats van afzending en de laatste plaats van bestemming. § 3. Dit vermoeden is bovendien van toepassing, wanneer de vervoerovereenkomst die aan de doorzending voorafging, onderworpen was aan een ander vergelijkbaar internationaal verdrag over rechtstreeks internationaal spoorvervoer en dat verdrag eenzelfde rechtsvermoeden bevat ten voordele van zendingen die overeenkomstig deze Uniforme Regelen verzonden worden.

Artikel 29 Vermoeden van verlies van de goederen § 1. De rechthebbende kan zonder nader bewijs de goederen als verloren beschouwen, wanneer zij niet binnen dertig dagen na afloop van de afleveringstermijn aan de geadresseerde zijn afgeleverd of te zijner beschikking zijn gesteld. § 2. De rechthebbende kan bij het ontvangen van de schadevergoeding voor de verloren goederen schriftelijk verzoeken er onverwijld in kennis van te worden gesteld in geval de goederen zijn teruggevonden binnen een jaar na de betaling van de schadevergoeding. De vervoerder bevestigt dit verzoek schriftelijk. § 3. Binnen dertig dagen na ontvangst van de in § 2 bedoelde kennisgeving kan de rechthebbende verzoeken dat de goederen aan hem worden afgeleverd tegen betaling van de schuldvorderingen die uit de vrachtbrief voortvloeien en tegen terugbetaling van de ontvangen schadevergoeding, onder aftrek, in voorkomend geval, van de kosten die in deze schadevergoeding begrepen zouden zijn geweest. Hij behoudt niettemin zijn in artikelen 33 en 35 bedoelde rechten op schadevergoeding voor overschrijding van de afleveringstermijn. § 4. Bij gebreke van een in § 2 bedoeld verzoek of van binnen de in § 3 bedoelde termijn gegeven instructies, of indien de goederen meer dan een jaar na de betaling van de schadevergoeding teruggevonden zijn, beschikt de vervoerder daarover overeenkomstig de wetten en voorschriften die gelden op de plaats waar de goederen zich bevinden.

Artikel 30 Schadevergoeding in geval van verlies § 1. In geval van geheel of gedeeltelijk verlies van de goederen moet de vervoerder, met uitsluiting van elke andere schadevergoeding, een schadevergoeding betalen berekend volgens de beursprijs, bij gebreke daarvan volgens de marktprijs en, bij gebreke van beide, volgens de gebruikelijke waarde van goederen van dezelfde aard en kwaliteit op de dag en de plaats waar de goederen in ontvangst zijn genomen. § 2. De schadevergoeding bedraagt niet meer dan 17 rekeneenheden per ontbrekend kilogram brutomassa. § 3. In geval van verlies van een op eigen wielen rollend spoorwegvoertuig dat als te vervoeren goed ten vervoer is aangeboden of van verlies van een intermodale transporteenheid of van hun bestanddelen, is de schadevergoeding, met uitsluiting van elke andere schadevergoeding, beperkt tot de gebruikelijke waarde van het voertuig of de intermodale transporteenheid of hun bestanddelen op de dag en de plaats van het verlies. Indien het niet mogelijk is de dag of de plaats van het verlies vast te stellen, is de schadevergoeding beperkt tot de gebruikelijke waarde op de dag en de plaats van de inontvangstneming. § 4. De vervoerder moet bovendien de vrachtprijs, de betaalde douanerechten en de overige ter zake van het vervoer van de verloren goederen betaalde bedragen terugbetalen, met uitzondering van de accijnzen op goederen die vervoerd worden onder opschorting van die accijnzen.

Artikel 31 Aansprakelijkheid in geval van gewichtsverlies § 1. Met betrekking tot goederen, die ingevolge hun aard in het algemeen een gewichtsverlies ondergaan tijdens het vervoer, is de vervoerder, ongeacht de lengte van het afgelegde traject, slechts aansprakelijk voor het gedeelte van het verlies dat meer bedraagt dan : a) twee procent van de massa voor vloeibare of in vochtige toestand aangeboden goederen;b) één procent van de massa voor droge goederen. § 2. Op de in § 1 bedoelde beperking van de aansprakelijkheid kan geen beroep worden gedaan, indien wordt bewezen, dat het verlies, gelet op de omstandigheden van het geval, geen gevolg is van oorzaken, die de afwijking rechtvaardigen. § 3. In het geval dat meer colli met één enkele vrachtbrief zijn vervoerd, wordt het gewichtsverlies berekend voor iedere collo, wanneer de massa ervan bij vertrek afzonderlijk op de vrachtbrief is vermeld of op andere wijze kan worden vastgesteld. § 4. In geval van geheel verlies van het goed of in geval van verlies van colli vindt voor de berekening van de schadevergoeding geen aftrek plaats wegens gewichtsverlies tijdens het vervoer. § 5. Dit artikel laat de artikelen 23 en 25 onverlet.

Artikel 32 Schadevergoeding in geval van beschadiging § 1. In geval van beschadiging van de goederen moet de vervoerder, met uitsluiting van elke andere schadevergoeding, een schadevergoeding betalen gelijk aan de waardevermindering van de goederen. Dit bedrag wordt berekend door op de overeenkomstig artikel 30 bepaalde waarde van de goederen het op de plaats van bestemming vastgestelde percentage van de waardevermindering toe te passen. § 2. De schadevergoeding bedraagt niet meer dan : a) indien de gehele zending door de beschadiging in waarde is verminderd, het in geval van geheel verlies te betalen bedrag;b) indien slechts een gedeelte van de zending door de beschadiging in waarde is verminderd, het in geval van verlies van het in waarde verminderde gedeelte te betalen bedrag. § 3. In geval van beschadiging van een op eigen wielen rollend spoorwegvoertuig dat als te vervoeren goed ten vervoer is aangeboden of van beschadiging van een intermodale transporteenheid of van hun bestanddelen wordt de aansprakelijkheid beperkt tot de herstelkosten, met uitsluiting van elke andere schadevergoeding. De schadevergoeding bedraagt niet meer dan het in geval van verlies te betalen bedrag. § 4. De vervoerder moet bovendien de in artikel 30, § 4, vermelde kosten in de in § 1 bepaalde verhouding terugbetalen.

Artikel 33 Schadevergoeding in geval van overschrijding van de afleveringstermijn § 1. Indien een schade, met inbegrip van een beschadiging, voortvloeit uit het overschrijden van de afleveringstermijn, moet de vervoerder een schadevergoeding betalen die niet meer bedraagt dan het viervoud van de vrachtprijs. § 2. In geval van geheel verlies van de goederen komt de in § 1 bedoelde schadevergoeding niet bovenop die bedoeld in artikel 30. § 3. In geval van gedeeltelijk verlies van de goederen bedraagt de in § 1 bepaalde schadevergoeding niet meer dan het viervoud van de vrachtprijs van het niet verloren gedeelte van de zending. § 4. In geval van beschadiging van goederen die niet het gevolg is van de overschrijding van de afleveringstermijn komt, in voorkomend geval, de in § 1 bedoelde schadevergoeding bovenop die bedoeld in artikel 32. § 5. In geen geval kan de som van de in § 1 bedoelde schadevergoeding en die van de artikelen 30 en 32 hoger zijn dan de schadevergoeding die verschuldigd is in geval van geheel verlies van de goederen. § 6. Wanneer de afleveringstermijn overeenkomstig artikel 16, § 1, is vastgesteld bij overeenkomst, kan daarin in een van § 1 afwijkende regeling tot schadevergoeding voorzien worden. Indien in dit geval de in artikel 16, §§ 2 tot en met 4 bedoelde afleveringstermijnen overschreden worden, kan de rechthebbende hetzij de schadevergoeding uit de bovenvermelde overeenkomst verlangen, hetzij de schadevergoeding die in de §§ 1 tot en met 5 is voorzien.

Artikel 34 Schadevergoeding in geval van aangifte van waarde De afzender en de vervoerder kunnen overeenkomen dat de afzender in de vrachtbrief een waarde der goederen opneemt die het in artikel 30, § 2 voorgeschreven maximumbedrag overschrijdt. In dat geval treedt het aangegeven bedrag in de plaats van dit maximumbedrag.

Artikel 35 Schadevergoeding in geval van belang bij de aflevering De afzender en de vervoerder kunnen overeenkomen dat de afzender een bijzonder belang bij de aflevering aangeeft door op de vrachtbrief een bedrag in cijfers te vermelden voor het geval van verlies of beschadiging en het geval van overschrijding van de afleveringstermijn. In geval van aangifte van een belang bij de aflevering kan boven op de in de artikelen 30, 32 en 33 bedoelde schadevergoedingen de vergoeding van de overige bewezen schade verlangd worden tot ten hoogste het bedrag van het aangegeven belang.

Artikel 36 Verlies van het recht om beperkingen van aansprakelijkheid in te roepen De in de artikelen 15, § 3, 19, §§ 6 en 7, 30, 32 tot en met 35 bedoelde beperkingen van aansprakelijkheid zijn niet van toepassing, indien is bewezen dat de schade is ontstaan uit een handeling of nalaten van de vervoerder geschied hetzij met het opzet die schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en met de wetenschap dat die schade er waarschijnlijk uit zal voortvloeien.

Artikel 37 Omrekening en rente § 1. Wanneer voor de berekening van de schadevergoeding omrekening van bedragen uitgedrukt in buitenlandse munteenheden vereist is, vindt omrekening plaats volgens de koers die geldt op de dag en de plaats van betaling van de schadevergoeding. § 2. De rechthebbende kan een rente ten bedrage van vijf procent per jaar over de schadevergoeding verlangen, vanaf de dag van het indienen van de in artikel 43 bedoelde vordering buiten rechte of, bij gebreke daarvan, vanaf de dag van het instellen van de rechtsvordering. § 3. Indien de rechthebbende niet binnen een hem gestelde redelijke termijn de voor de definitieve regeling van de vordering nodige bewijsstukken aan de vervoerder overlegt, loopt de rente niet tussen de afloop van deze termijn en de daadwerkelijke overlegging van de stukken.

Artikel 38 Aansprakelijkheid in spoor/zeevervoer § 1. Voor spoor/zeevervoer over de in artikel 24, § 1, van het Verdrag bedoelde lijnen over zee kan iedere Lidstaat door een desbetreffende vermelding op de lijst van de aan de Uniforme Regelen onderworpen lijnen te doen opnemen, het geheel van de hierna genoemde gronden tot uitsluiting van de aansprakelijkheid toevoegen aan de in artikel 23 genoemde gronden : a) brand, mits de vervoerder bewijst dat deze niet is veroorzaakt door toedoen of schuld van hemzelf, de kapitein, de scheepsbemanning, de loods of zijn ondergeschikten;b) redding of poging tot redding van mensenlevens of goederen op zee;c) vervoer van de goederen als deklading, mits zulks is geschied met de door de afzender op de vrachtbrief gegeven toestemming en de goederen zich niet in een spoorwagen bevinden;d) gevaren of onheilen van de zee of andere bevaarbare wateren. § 2. De vervoerder kan zich slechts op de in § 1 vermelde ontheffingsgronden beroepen, indien hij bewijst dat het verlies, de beschadiging of de overschrijding van de afleveringstermijn is ontstaan op het zeetraject vanaf het laden van de goederen aan boord van het schip tot aan het lossen ervan uit het schip. § 3. Wanneer de vervoerder zich op de in § 1 vermelde ontheffingsgronden beroept, blijft hij niettemin aansprakelijk, indien de rechthebbende het bewijs levert dat het verlies, de beschadiging of de overschrijding van de afleveringstermijn te wijten is aan de schuld van de vervoerder, de kapitein, de scheepsbemanning, de loods of de ondergeschikten van de vervoerder. § 4 Wanneer eenzelfde zeetraject wordt geëxploiteerd door meer ondernemingen, die ingeschreven zijn op de lijst der lijnen overeenkomstig artikel 24, § 1, van het Verdrag, moet het op dit traject toepasselijke aansprakelijkheidsregime voor al deze ondernemingen hetzelfde zijn. Bovendien, wanneer deze ondernemingen op verzoek van meer Lidstaten op de lijst zijn ingeschreven, moeten deze Staten van te voren overeenstemming bereiken over het toe te passen aansprakelijkheidsregime. § 5. De overeenkomstig de §§ 1 en 4 genomen maatregelen worden aan de Secretaris-Generaal meegedeeld. Zij treden niet eerder in werking dan na verloop van dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de Secretaris-Generaal de andere Staten in kennis heeft gesteld van deze maatregelen. Zendingen onderweg worden door deze maatregelen niet getroffen.

Artikel 39 Aansprakelijkheid in geval van een kernongeval De vervoerder is ontheven van de krachtens deze Uniforme Regelen op hem rustende aansprakelijkheid, wanneer de schade is veroorzaakt door een kernongeval en wanneer de exploitant van een kerninstallatie of een voor hem in de plaats tredende persoon voor die schade aansprakelijk is krachtens de wetten en voorschriften van een Staat die de aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie regelen.

Artikel 40 Personen voor wie de vervoerder aansprakelijk is De vervoerder is aansprakelijk voor zijn ondergeschikten en voor andere personen van wier diensten hij gebruik maakt bij de uitvoering van het vervoer, wanneer deze ondergeschikten of andere personen handelen in de uitoefening van hun werkzaamheden. De beheerders van de spoorweginfrastructuur waarop het vervoer wordt verricht, worden beschouwd als personen van wier diensten de vervoerder gebruik maakt bij de uitvoering van het vervoer.

Artikel 41 Andere vorderingen § 1. In alle gevallen waar deze Uniforme Regelen van toepassing zijn, kan tegen de vervoerder slechts een vordering wegens aansprakelijkheid, ongeacht de rechtsgrond, worden ingesteld onder de voorwaarden en beperkingen van deze Uniforme Regelen. § 2. Hetzelfde geldt voor een vordering ingesteld tegen de ondergeschikten en de andere personen voor wie de vervoerder krachtens artikel 40 aansprakelijk is.

TITEL IV. - Uitoefening van rechten Artikel 42 Proces-verbaal van vaststelling § 1. Wanneer een gedeeltelijk verlies of een beschadiging door de vervoerder wordt ontdekt of vermoed of door de rechthebbende wordt beweerd, moet de vervoerder onverwijld en zo mogelijk in aanwezigheid van de rechthebbende een proces-verbaal opmaken dat naargelang de aard van de schade, de toestand van de goederen en zo mogelijk de omvang, de oorzaak en het tijdstip van ontstaan van de schade vermeldt. § 2. Een afschrift van dit proces-verbaal moet kosteloos aan de rechthebbende worden verstrekt. § 3. Wanneer de rechthebbende niet met de vermeldingen in het proces-verbaal instemt, kan hij verlangen dat de toestand en de massa van de goederen alsmede de oorzaak en het bedrag van de schade worden vastgesteld door een door de partijen bij de vervoerovereenkomst of door de rechter benoemde deskundige. De procedure is onderworpen aan de wetten en voorschriften van de Staat waar de vaststelling geschiedt.

Artikel 43 Vorderingen buiten rechte § 1. Vorderingen buiten rechte met betrekking tot de vervoerovereenkomst moeten schriftelijk worden ingediend bij de vervoerder tegen wie de rechtsvordering kan worden ingesteld. § 2. Vorderingen buiten rechte kunnen ingediend worden door de personen die gerechtigd zijn rechtsvorderingen in te stellen tegen de vervoerder. § 3. De afzender die een vordering buiten rechte indient, moet de duplicaat-vrachtbrief overleggen. Bij gebreke daarvan moet hij de machtiging van de geadresseerde overleggen of bewijzen dat deze laatste de goederen heeft geweigerd. § 4. De geadresseerde die een vordering buiten rechte indient, moet de vrachtbrief overleggen, indien deze aan hem is afgegeven. § 5. De vrachtbrief, de duplicaat-vrachtbrief en de overige bescheiden die de rechthebbende bij zijn vordering buiten rechte wil voegen, moeten worden overgelegd in origineel of in voorkomend geval op verzoek van de vervoerder, in een naar behoren gewaarmerkt afschrift. § 6. Bij de regeling van de vordering buiten rechte kan de vervoerder de overlegging van het origineel van de vrachtbrief, de duplicaat-vrachtbrief of het remboursbewijs verlangen om er de regeling op te vermelden.

Artikel 44 Personen die de vervoerder in rechte kunnen aanspreken § 1. Behoudens de §§ 3 en 4, zijn tot het instellen van de op de vervoerovereenkomst gegronde rechtsvorderingen gerechtigd : a) de afzender tot het tijdstip waarop de geadresseerde 1.de vrachtbrief in ontvangst heeft genomen, 2. de goederen heeft aangenomen of 3.de hem krachtens artikel 17, § 3 of artikel 18, § 3, toekomende rechten heeft doen gelden; b) de geadresseerde vanaf het tijdstip waarop hij 1.de vrachtbrief in ontvangst heeft genomen, 2. de goederen heeft aangenomen of 3.de hem krachtens artikel 17, § 3 of artikel 18, § 3, toekomende rechten heeft doen gelden. § 2. Het recht van de geadresseerde om een rechtsvordering in te stellen, vervalt zodra de door hem overeenkomstig artikel 18, § 5 aangewezen persoon de vrachtbrief in ontvangst heeft genomen, de goederen heeft aangenomen of de hem krachtens artikel 17, § 3, toekomende rechten heeft doen gelden. § 3. De rechtsvordering tot terugbetaling van een bedrag dat op grond van de vervoerovereenkomst betaald is, komt slechts toe aan degene die de betaling heeft gedaan. § 4. De rechtsvordering met betrekking tot rembours komt slechts toe aan de afzender. § 5. Om rechtsvorderingen in te stellen moet de afzender de duplicaat-vrachtbrief overleggen. Bij gebreke daarvan moet hij een machtiging van de geadresseerde overleggen of bewijzen dat deze laatste de goederen heeft geweigerd. Indien nodig moet de afzender het bewijs leveren van het ontbreken of het verlies van de vrachtbrief. § 6. Om rechtsvorderingen in te stellen moet de geadresseerde de vrachtbrief overleggen, indien deze aan hem is afgegeven.

Artikel 45 Vervoerders die in rechte kunnen worden aangesproken § 1. Behoudens de §§ 3 en 4, kunnen de op de vervoerovereenkomst gegronde rechtsvorderingen uitsluitend worden ingesteld tegen de eerste of laatste vervoerder of tegen de vervoerder die dat deel van het vervoer verrichtte gedurende welke het feit dat tot de rechtsvordering heeft geleid, zich heeft voorgedaan. § 2. Wanneer in geval het vervoer wordt verricht door opvolgende vervoerders, de vervoerder die de goederen moet afleveren met zijn instemming is ingeschreven op de vrachtbrief, kan overeenkomstig § 1 de rechtsvordering tegen hem worden ingesteld, zelfs als hij de goederen of de vrachtbrief niet heeft ontvangen. § 3. De rechtsvordering tot terugbetaling van een krachtens de vervoerovereenkomst betaald bedrag kan worden ingesteld tegen de vervoerder die dit bedrag heeft geïnd of tegen degene ten voordele van wie dit bedrag is geïnd. § 4. De rechtsvordering ter zake van rembours kan alleen worden ingesteld tegen de vervoerder die de goederen op de plaats van afzending ten vervoer heeft aangenomen. § 5. De rechtsvordering kan tegen een andere dan de in de §§ 1 en 4 bedoelde vervoerders worden ingesteld als tegeneis of als verweer in een geding over een op dezelfde vervoerovereenkomst gegronde vordering. § 6. Voorzover deze Uniforme Regelen van toepassing zijn op de ondervervoerder, kan tegen hem eveneens een rechtsvordering worden ingesteld. § 7. Indien de eiser de keuze heeft tussen meer vervoerders, vervalt zijn keuzerecht zodra de rechtsvordering tegen een van hen is ingesteld; dit geldt eveneens indien de eiser de keuze heeft tussen één of meer vervoerders en een ondervervoerder.

Artikel 46 Rechtsmacht § 1. De op deze Uniforme Regelen gegronde rechtsvorderingen kunnen worden ingesteld bij de rechterlijke instanties van de door de partijen in onderlinge overeenstemming aangewezen Lidstaten of bij de rechter van de Lidstaat op wiens grondgebied : a) de verweerder zijn woonplaats of gewone verblijfplaats, zijn hoofdzetel of bijkantoor of vestiging waar de vervoerovereenkomst is gesloten heeft, of b) de plaats gelegen is waar de goederen zijn aangenomen of waar de aflevering voorzien is. Het instellen van een rechtsvordering bij een andere rechter is niet mogelijk. § 2. Wanneer een op deze Uniforme Regelen gegronde rechtsvordering aanhangig is bij een in § 1 bedoelde bevoegde rechterlijke instantie of wanneer in een dergelijk geschil deze rechter uitspraak heeft gedaan, kan geen nieuwe rechtsvordering worden ingesteld voor dezelfde zaak tussen dezelfde partijen, tenzij de uitspraak van de rechter bij wie de eerste rechtsvordering is ingesteld niet ten uitvoer kan worden gelegd in de Staat waar de nieuwe rechtsvordering is ingesteld.

Artikel 47 Verval van de vordering § 1. Door de inontvangstneming van de goederen door de rechthebbende vervalt elke vordering uit de vervoerovereenkomst tegen de vervoerder in geval van gedeeltelijk verlies, beschadiging of overschrijding van de afleveringstermijn. § 2. De vordering vervalt evenwel niet : a) in geval van gedeeltelijk verlies of beschadiging, indien 1.het verlies of de beschadiging overeenkomstig artikel 42 is vastgesteld vóór de inontvangstneming van de goederen door de rechthebbende; 2. de vaststelling, die overeenkomstig artikel 42 had moeten geschieden, slechts door de schuld van de vervoerder achterwege is gebleven;b) in geval van uiterlijk niet waarneembare schade, die is vastgesteld na de inontvangstneming van de goederen door de rechthebbende, indien deze 1.de vaststelling overeenkomstig artikel 42 onmiddellijk na de ontdekking van de schade en uiterlijk binnen zeven dagen na de inontvangstneming van de goederen verlangt, en 2. bovendien bewijst, dat de schade tussen de aanneming ten vervoer van de goederen en de aflevering is ontstaan;c) in geval van overschrijding van de afleveringstermijn, indien de rechthebbende zijn rechten binnen zestig dagen bij een van de in artikel 45, § 1, bedoelde vervoerders heeft doen gelden;d) indien de rechthebbende bewijst dat de schade is ontstaan uit een handeling of nalaten van de vervoerder geschied hetzij met het opzet die schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en met de wetenschap dat die schade er waarschijnlijk uit zal voortvloeien. § 3. Indien de goederen overeenkomstig artikel 28 doorgezonden zijn, vervallen de vorderingen uit een der voorafgaande vervoerovereenkomsten in geval van gedeeltelijk verlies of beschadiging als betrof het een enkele overeenkomst.

Artikel 48 Verjaring § 1. De uit de vervoerovereenkomst voortvloeiende rechtsvordering verjaart door verloop van één jaar. De verjaringstermijn bedraagt evenwel twee jaar indien de rechtsvordering : a) strekt tot betaling van een door de vervoerder van de geadresseerde geïnd rembours;b) strekt tot betaling van de opbrengst van een door de vervoerder verrichte verkoop;c) gegrond is op een schade ontstaan uit een handeling of nalaten geschied hetzij met het opzet die schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en met de wetenschap dat die schade er waarschijnlijk uit zal voortvloeien;d) gegrond is op één van de aan de doorzending voorafgaande vervoerovereenkomsten, in het geval bedoeld in artikel 28. § 2. De verjaring neemt een aanvang bij rechtsvorderingen : a) tot schadevergoeding wegens geheel verlies : op de dertigste dag na afloop van de afleveringstermijn;b) tot schadevergoeding wegens gedeeltelijk verlies, beschadiging of overschrijding van de aflevering : op de dag van de aflevering;c) in alle overige gevallen : op de dag waarop het recht kan worden uitgeoefend. De als begin van de verjaringstermijn vermelde dag is nimmer in deze termijn begrepen. § 3. Ingeval overeenkomstig artikel 43 een schriftelijke vordering buiten rechte met de nodige bewijsstukken is ingediend, is de verjaring geschorst tot de dag waarop de vervoerder de vordering schriftelijk afwijst en de bijgevoegde stukken terugzendt. Bij gedeeltelijke erkenning van de vordering begint de verjaringstermijn weer te lopen voor het nog betwiste gedeelte van de vordering. Het bewijs van de ontvangst van de vordering of van het antwoord en van de teruggave van de stukken rust op de partij die zich daarop beroept.

Latere vorderingen buiten rechte met dezelfde inhoud schorsen de verjaring niet. § 4. Een verjaarde rechtsvordering kan niet meer in rechte worden ingesteld, zelfs niet bij wijze van tegeneis of verweer. § 5. Overigens geldt voor de schorsing en de stuiting van de verjaring het nationale recht.

TITEL V. - Onderlinge betrekkingen tussen de vervoerders Artikel 49 Verdeling § 1. Elke vervoerder moet aan de betrokken vervoerders het hun toekomende aandeel betalen van de kosten of andere uit de vervoerovereenkomst ontstane schuldvorderingen, die hij ofwel bij vertrek, ofwel bij aankomst heeft geïnd of had moeten innen. De wijze van betaling wordt in een overeenkomst tussen de vervoerders vastgelegd. § 2. Artikel 12 is eveneens van toepassing op de betrekkingen tussen opvolgende vervoerders.

Artikel 50 Recht van regres § 1. De vervoerder die krachtens deze Uniforme Regelen een schadevergoeding heeft betaald, heeft recht van regres jegens de bij het vervoer betrokken vervoerders overeenkomstig de volgende bepalingen : a) de vervoerder die de schade heeft veroorzaakt, is daarvoor alleen aansprakelijk;b) wanneer de schade is veroorzaakt door meer vervoerders, is ieder van hen aansprakelijk voor de door hem veroorzaakte schade;is deze toedeling niet mogelijk, dan wordt de schadevergoeding onder hen volgens c) verdeeld; c) indien niet kan worden bewezen welke vervoerder de schade heeft veroorzaakt, wordt de schadevergoeding onder alle bij het vervoer betrokken vervoerders verdeeld, met uitsluiting van hen die bewijzen, dat de schade niet door hen is veroorzaakt;de verdeling geschiedt naar evenredigheid van het aandeel in de vrachtprijs dat aan iedere vervoerder toekomt. § 2. In geval van onvermogen om te betalen van een van de vervoerders wordt het te zijnen laste komende en door hem niet betaalde aandeel onder de andere bij het vervoer betrokken vervoerders verdeeld naar evenredigheid van het aandeel in de vrachtprijs dat aan ieder van hen toekomt.

Artikel 51 Regres-procedure § 1. De gegrondheid van de betaling verricht door de vervoerder die krachtens artikel 50 het regres uitoefent, kan niet betwist worden door de vervoerder tegen wie het bedoeld regres wordt uitgeoefend, wanneer de schadevergoeding door de rechter is vastgesteld en wanneer deze laatstgenoemde vervoerder, naar behoren gedagvaard, de mogelijkheid is geboden tot tussenkomst in het geding. De rechter bij wie de hoofdvordering aanhangig is, stelt de termijnen voor de betekening van de dagvaarding en voor de tussenkomst vast. § 2. De vervoerder die het regres uitoefent, moet zijn vordering instellen in één en hetzelfde geding tegen alle vervoerders met wie hij geen schikking heeft getroffen, op straffe van verlies van regres jegens de niet gedagvaarde vervoerders. § 3. De rechter beslist in één uitspraak over alle bij hem aanhangige regresvorderingen. § 4. De vervoerder die zijn recht van regres wil uitoefenen, kan zijn vordering aanhangig maken bij de rechters van de Staat op het grondgebied waarvan een van de bij het vervoer betrokken vervoerders zijn hoofdzetel of bijkantoor of vestiging waar de vervoerovereenkomst is gesloten, heeft. § 5. Wanneer de rechtsvordering tegen meer vervoerders moet worden ingesteld, kan de vervoerder die zijn regres uitoefent, kiezen tussen de volgens § 4 bevoegde rechterlijke instanties waarvoor hij zijn regresvordering aanhangig zal maken. § 6. Regresvorderingen kunnen niet aanhangig worden gemaakt door het instellen van een rechtsvordering in het geding dat de rechthebbende heeft ingesteld om schadevergoeding te verlangen op grond van de vervoerovereenkomst.

Artikel 52 Overeenkomsten betreffende regres De vervoerders kunnen onderling overeenkomsten afsluiten die afwijken van de artikelen 49 en 50.

^