Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 20 september 2007

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 26 juni 2007 in zake het openbaar ministerie tegen N.B. en F.W. en in zake de stedenbouwkundig inspecteur te Antwerpen, waarvan de expeditie ter griff « Schendt artikel 149 DRO de in de Grondwet en de bijzondere wetten verankerde bevoegdheidsverdelen(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2007202844
pub.
20/09/2007
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 26 juni 2007 in zake het openbaar ministerie tegen N.B. en F.W. en in zake de stedenbouwkundig inspecteur te Antwerpen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 17 juli 2007, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Turnhout de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 149 DRO de in de Grondwet en de bijzondere wetten verankerde bevoegdheidsverdelende regels tussen de gemeenschappen, gewesten en de federale overheid en artikel 10 en 11 Grondwet, samengelezen met artikel 6 E.V.R.M. in zoverre zij een voldoende rechtsgrond vormt teneinde de stedenbouwkundig inspecteur - van zodra de herstelvordering aanhangig is bij de hoven en rechtbanken - zich als procespartij in het strafgeding te manifesteren, terwijl hij geen derde noch een persoonlijke schadelijder betreft en het Wetboek van Strafvordering hem geen deugdelijke grondslag ter hand stelt teneinde op formele wijze haar rechtsingang gestand te doen, terwijl het toekennen van de bevoegdheid tussen te komen in het strafproces een bevoegdheid van de federale wetgever betreft, en in zoverre de herstelvorderende overheid deus ex machina als procespartij verschijnt zonder zich te moeten schikken naar de procesregels inzake tussenkomst in strafzaken en daardoor de wapengelijkheid schendt doordat deze verschijning geen ander doel dient dan de vordering van het openbaar ministerie bij te treden, zodat de beklaagde het recht op een serene verdediging op gelijke voet met de vervolgende partij wordt ontzegd ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 4267 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^