Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 07 maart 2008

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 21 januari 2008 in zake het openbaar ministerie en N.M. tegen J.B. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 28 januari 1. « Schendt artikel 162bis Wetboek van strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet event(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2008200683
pub.
07/03/2008
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 21 januari 2008 in zake het openbaar ministerie en N.M. tegen J.B. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 28 januari 2008, heeft de Correctionele Rechtbank te Ieper de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt artikel 162bis Wetboek van strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet eventueel gelezen in samenhang met artikel 6 EVRM en de artikelen 14, 2 en 14, 3, g IVBPR daar waar de beklaagde die veroordeeld wordt, gehouden is tot het betalen aan de burgerlijke partij van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek daar waar de burgerlijke partij wanneer zij in het ongelijk wordt gesteld of wanneer zij omtrent enig geschilpunt in het ongelijk wordt gesteld niet gehouden is tot het betalen van de rechtsplegingsvergoeding aan de beklaagde ? »;2. « Worden de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, samen gelezen met artikel 6 EVRM en de artikelen 14, 2 en 14, 3, g IVBPR niet geschonden doordat de beklaagde de rechtsplegingsvergoeding slechts kan vermijden door voorafgaandelijk de burgerlijke partij te vergoeden waardoor afbreuk wordt gedaan aan zijn rechten van verdediging waaronder begrepen het vermoeden van onschuld en het recht om niet te worden gedwongen tegen zichzelf te getuigen terwijl daarentegen in het burgerlijk proces voorzien is dat geen vergoeding verschuldigd is indien de verweerder of de gedaagde in hoger beroep, voor de inschrijving van de zaak op de rol, de eis inwilligt en zijn verbintenissen kwijt in hoofdsom, interesten en kosten en in geval de verweerder of de gedaagde in hoger beroep na de inschrijving op de rol, de eis inwilligt en zijn verbintenissen kwijt in hoofdsom, interesten en kosten, het bedrag van de vergoeding gelijk is aan één kwart van de basisvergoeding zonder hoger te kunnen zijn dan 1 000 euro ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 4420 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^