Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 14 augustus 2008

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 24 juni 2008 in zake Samira Saidi tegen de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers , waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingek(...) « Schendt artikel 1, tweede lid, van de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezins(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2008202855
pub.
14/08/2008
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 24 juni 2008 in zake Samira Saidi tegen de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (RKW), waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 1 juli 2008, heeft de Arbeidsrechtbank te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 1, tweede lid, van de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag, zoals in die wet ingevoegd bij artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 242 van 31 december 1983, genomen ter uitvoering van artikel 1, 2°, van de wet van 6 juli 1983 tot toekenning van bepaalde bijzondere machten aan de Koning en bekrachtigd bij artikel 8, 8°, van de wet van 6 december 1984 tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten vastgesteld ter uitvoering van artikel 1, 1° en 2°, van de voormelde wet van 6 juli 1983, en zoals gewijzigd bij de wet van 29 april 1996, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het aan de natuurlijke persoon die gewaarborgde gezinsbijslag vraagt ten gunste van een kind dat hij ten laste heeft, dat in België is geboren en er sindsdien verblijft, de verplichting oplegt werkelijk en ononderbroken in België te hebben verbleven gedurende ten minste de laatste vijf jaar die de indiening van de aanvraag voorafgaan ? Bestaat er geen verschil in behandeling tussen, enerzijds, het Belgische kind, ten laste van een persoon van Belgische nationaliteit, dat gewaarborgde gezinsbijslag geniet zonder verblijfsvoorwaarde en, anderzijds, het Belgische kind, ten laste van een persoon van vreemde nationaliteit die niet voldoet aan de voorwaarde van een voorafgaand verblijf van vijf jaar, dat die bijslag niet kan genieten ? Is de vereiste van een verblijf van ten minste vijf jaar voor de natuurlijke persoon die het kind ten laste heeft, naast de voorwaarde van werkelijk verblijf van het kind, al dan niet onevenredig gelet op de bekommernis om het voordeel van het residuaire stelsel van de gewaarborgde gezinsbijslag uit te breiden, waarbij eveneens wordt vereist dat een voldoende band met de Belgische Staat wordt vastgesteld, terwijl de hoedanigheid van Belg van het kind, in samenhang met de voorwaarde van werkelijk verblijf van het kind sinds zijn geboorte in België, alsmede de Belgische nationaliteit van één van de ouders, een verbondenheid met de Belgische Staat bewijst ? Zou er ook geen verschil in behandeling bestaan voor zover het Belgische kind dat in België verblijft en geboren is uit een ouder van Belgische nationaliteit en uit een ouder van vreemde nationaliteit, gewaarborgde gezinsbijslag zou kunnen genieten naargelang het kind hoofdzakelijk ten laste zou zijn van de ene of de andere ouder ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 4492 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^