Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 10 maart 2011

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 23 december 2010 in zake het openbaar ministerie en de Belgische Staat, burgerlijke partij, tegen H.S. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie va « 1. Schendt artikel 221, § 1, van het koninklijk besluit van 18 juli 1977 tot coördinatie van(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2011201150
pub.
10/03/2011
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 23 december 2010 in zake het openbaar ministerie en de Belgische Staat, burgerlijke partij, tegen H.S. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 3 februari 2011, heeft de Correctionele Rechtbank te Antwerpen de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 221, § 1, van het koninklijk besluit van 18 juli 1977 tot coördinatie van de Algemene bepalingen inzake Douane en Accijnzen het legaliteitsbeginsel, en mitsdien de artikelen 12, tweede lid en 14 van de Grondwet, alsmede artikel 7 van het Europees Verdrag voor de bescherming van de Rechten van de Mens en artikel 15 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechen en Politieke rechten, in de mate waarin dit artikel 221 § 1 A.W.D.A. aldus wordt gelezen dat de strafrechter die de verbeurdverklaring op grond van dit artikel uitspreekt, daarnaast de veroordeling kan of moet uitspreken tot de betaling, bij wijze van strafsanctie, van de tegenwaarde van de verbeurd verklaarde goederen bij niet wederoverlegging ervan ? 2. Schendt artikel 221, § 1, van het koninklijk besluit van 18 juli 1977 tot coördinatie van de Algemene bepalingen inzake Douane en Accijnzen, samen gelezen met de artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in de mate het de strafrechter de bevoegdheid geeft om personen die wegens een inbreuk op dit artikel strafrechtelijk worden veroordeeld tot de verbeurdverklaring van de niet aangehaalde goederen, te veroordelen tot de betaling van de tegenwaarde van deze goederen, bij niet wederoverlegging ervan, terwijl in het gemeen strafrecht de strafrechter niet de bevoegdheid heeft om personen die hij op basis van de artikelen 42, 1° en 43, eerste lid van het Strafwetboek strafrechtelijk veroordeelt tot de verbeurdverklaring van het instrument of het voorwerp van het misdrijf, te veroordelen tot de tegenwaarde van dit instrument of dit voorwerp, bij niet wederoverlegging ervan ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 5092 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^