Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 31 juli 2014

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 7 mei 2014 in zake A.T. tegen het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Hoei, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op « Artikel 39/1 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verb(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2014204511
pub.
31/07/2014
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 7 mei 2014 in zake A.T. tegen het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Hoei, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 12 mei 2014, heeft de Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Hoei, een prejudiciële vraag gesteld die bij beschikking van het Hof van 18 juni 2014 als volgt werd geherformuleerd : « Artikel 39/1 van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, in samenhang gelezen met de artikelen 39/2, § 1, derde lid, 39/76, 39/82, § 4, tweede lid, en 57/6/2 van dezelfde wet, bepaalt dat tegen een weigering van inaanmerkingneming van een meervoudige asielaanvraag alleen beroepen tot nietigverklaring en tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid kunnen worden ingesteld. Doet dat artikel ten aanzien van de artikelen 10, 11, 23 en 191 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 3 en 13 EVRM, een onverantwoord verschil in behandeling ontstaan tussen de asielzoekers die een eerste asielaanvraag indienen en in het kader van een opschortend beroep, met volle rechtsmacht, de beslissing van de CGVS waarbij hun de status van vluchteling en de status van persoon die de subsidiaire bescherming geniet, worden geweigerd, kunnen betwisten terwijl zij tegelijkertijd het voordeel van een verblijfstitel en van materiële hulp genieten, en de asielzoekers die een nieuwe asielaanvraag indienen, voor wie op het ogenblik dat de beslissing tot weigering van bescherming wordt genomen en niet op het ogenblik dat de rechterlijke instantie zich uitspreekt, zonder mogelijkheid nieuwe elementen voor te leggen, slechts een niet-opschortend beroep openstaat, dat voorziet in een onderzoek in rechte en niet in feite, en voor wie de toegankelijkheid tot dat beroep bovendien wordt belemmerd door het feit dat tijdens het onderzoek ervan geen enkele verblijfstitel noch enige materiële hulp worden toegekend ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 5900 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^