Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 13 januari 2016

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 17 november 2015 in zake de gemeente Elsene tegen Benjamine De Cloedt, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 november 2015, h « 1. Kan artikel 7, § 1, van de ordonnantie van 28 januari 2010 houdende organisatie van de st(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2015206065
pub.
13/01/2016
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 17 november 2015 in zake de gemeente Elsene tegen Benjamine De Cloedt, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 november 2015, heeft de Vrederechter van het kanton Elsene de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Kan artikel 7, § 1, van de ordonnantie van 28 januari 2010 houdende organisatie van de stedelijke herwaardering zo worden geïnterpreteerd dat ' het besluit van de Regering ter goedkeuring van het programma ' geldt als een toestemming om te onteigenen, ook al staat dat besluit de onteigening niet uitdrukkelijk toe, zonder aan de gewestwetgever een bevoegdheid toe te kennen die artikel 38 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen en artikel 79 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, in voorkomend geval in samenhang gelezen met artikel 1 van de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte, voorbehouden aan de gewestregering ? 2. Is artikel 7, § 1, van de ordonnantie van 28 januari 2010 houdende organisatie van de stedelijke herwaardering, in zoverre het bepaalt dat ' het besluit van de Regering ter goedkeuring van het programma ' geldt als een toestemming om te onteigenen, bestaanbaar met de artikelen 10, 11 en 16 van de Grondwet, in zoverre het tot gevolg zou kunnen hebben dat de in het kader van de ordonnantie van 28 januari 2010 houdende organisatie van de stedelijke herwaardering onteigende personen een geïndividualiseerd onderzoek wordt ontzegd van de verantwoording voor de onteigening door de Regering, terwijl de op grond van een andere machtigingswetgeving onteigende personen per hypothese een dergelijk onderzoek genieten ? 3.Is artikel 7, § 1, van de ordonnantie van 28 januari 2010 houdende organisatie van de stedelijke herwaardering, in die zin geïnterpreteerd dat het de Regering ervan zou vrijstellen het besluit dat de onteigening toestaat, specifiek met redenen te omkleden in het licht van de uiterst dringende noodzakelijkheid en van het algemeen nut, in overeenstemming met artikel 38 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen en met artikel 79 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen (in de formulering ervan vóór 1 juli 2014), en maakt het geen inbreuk op een bevoegdheid van de federale Staat, die bevoegd is om de voorwaarden inzake uiterst dringende noodzakelijkheid en algemeen nut vast te stellen, minstens in zoverre zij inherent zijn aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure ? 4. Is artikel 7, § 1, van de ordonnantie van 28 januari 2010 houdende organisatie van de stedelijke herwaardering, in die zin geïnterpreteerd dat het de Regering ervan zou vrijstellen het besluit dat de onteigening toestaat, specifiek met redenen te omkleden in het licht van de dringende noodzakelijkheid en van het algemeen nut, bestaanbaar met de artikelen 10, 11 en 16 van de Grondwet, in zoverre het tot gevolg zou kunnen hebben dat de in het kader van de ordonnantie van 28 januari 2010 houdende organisatie van de stedelijke herwaardering onteigende personen een toestemming tot onteigening wordt ontzegd die met redenen is omkleed in het licht van de uiterst dringende noodzakelijkheid en van het algemeen nut, terwijl de op grond van een andere machtigingswetgeving bij uiterst dringende noodzakelijkheid onteigende personen in principe beschikken over een toestemming tot onteigening die met redenen is omkleed in het licht van de uiterst dringende noodzakelijkheid en van het algemeen nut ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 6302 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^