Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 21 maart 2018

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 18 januari 2018 in zake de nv « Ismanara » tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 24 januari 2018, heef « 1. Schendt artikel 257, eerste lid, 4°, van het WIB 1992 betreffende de voorwaarden voor verminde(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2018201352
pub.
21/03/2018
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 18 januari 2018 in zake de nv « Ismanara » tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 24 januari 2018, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 257, eerste lid, 4°, van het WIB 1992 betreffende de voorwaarden voor vermindering van de onroerende voorheffing wegens improductiviteit, zoals gewijzigd bij artikel 2, 2°, van het decreet van het Waalse Gewest houdende fiscale billijkheid en milieuefficiëntie voor het wagenpark en de passiefhuizen van 10 december 2009 (B.S., 23 december 2009), de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, in zoverre het de kwijtschelding of vermindering van de onroerende voorheffing uitsluit wanneer het gebouw meer dan 12 maanden is blijven leegstaan, rekening houdend met het vorige aanslagjaar, in zoverre het zonder onderscheid, enerzijds, de categorie van eigenaars treft wier gebouw gedurende meer dan 12 maanden leeg heeft gestaan om redenen onafhankelijk van hun wil, en, anderzijds, de categorie van eigenaars wier gedrag rechtstreeks bijdraagt tot de leegstand van een gebouw of tot gevolg heeft dat hun gebouw een krot wordt ? 2. Schendt artikel 257, eerste lid, 4°, van het WIB 1992 betreffende de voorwaarden voor vermindering van de onroerende voorheffing wegens improductiviteit, zoals gewijzigd bij artikel 2, 2°, van het decreet van het Waalse Gewest van 10 december 2009 houdende fiscale billijkheid en milieuefficiëntie voor het wagenpark en de passiefhuizen van 10 december 2009 (B.S., 23 december 2009), de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, wanneer wordt gekozen voor de interpretatie volgens welke de verlaging van de onroerende voorheffing bedoeld in artikel 257, eerste lid, 4°, van het WIB 1992, vanaf het aanslagjaar 2009 niet wordt toegekend aan de categorie van de eigenaars van gebouwen die meer dan 12 maanden leegstaan wegens een gebeurtenis onafhankelijk van hun wil, die geen geval van overmacht vormt in de strikte zin van de artikelen 1147 en 1148 van het Burgerlijk Wetboek, zijnde een gebeurtenis die zij niet konden voorzien of voorkomen, terwijl zij wel wordt toegekend aan de categorie van de eigenaars van gebouwen die langer dan 12 maanden leegstaan wegens het bestaan van een gebeurtenis onafhankelijk van hun wil die zij niet konden voorzien of voorkomen, zijnde een geval van overmacht in de strikte zin van de artikelen 1147 en 1148 van het Burgerlijk Wetboek ? 3. Schendt artikel 257, eerste lid, 4°, van het WIB 1992 betreffende de voorwaarden voor vermindering van de onroerende voorheffing wegens improductiviteit, zoals gewijzigd bij artikel 2, 2°, van het decreet van het Waalse Gewest van 10 december 2009 houdende fiscale billijkheid en milieuefficiëntie voor het wagenpark en passiefhuizen van 10 december 2009 (B.S. 23 december 2009), de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, in zoverre het, wanneer het gebouw meer dan 12 maanden leeg is blijven staan, rekening houdend met het vorige aanslagjaar, de kwijtschelding of de proportionele vermindering van de onroerende voorheffing uitsluit voor de eigenaars die renovatie-, afbraak- en wederopbouwwerken uitvoeren, terwijl de eigenaars die een gebouw optrekken op onbebouwde gronden aan de betaling van de onroerende voorheffing ontsnappen ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 6833 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^