Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 23 maart 2018

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 8 februari 2018 in zake het openbaar ministerie tegen D.D., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 15 februari 2018, heeft de Pol « Schenden de artikelen 29, § 1 en 38, § 6, lid 1, van de wetten betreffende de politie o(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2018201454
pub.
23/03/2018
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 8 februari 2018 in zake het openbaar ministerie tegen D.D., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 15 februari 2018, heeft de Politierechtbank Antwerpen, afdeling Mechelen, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 29, § 1 en 38, § 6, lid 1, van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 16 maart 1968 en artikel 38, § 7, van deze wet, zoals ingevoegd bij artikel 2 van de wet van 18 juli 2017 tot wijziging van artikel 38 van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, wat betreft het verval van het recht tot het besturen van niet gemotoriseerde voertuig, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het de rechter ertoe verplicht om, bij een veroordeling van een recidiverende voetganger die een overtreding van de vierde graad heeft begaan, niet alleenlijk een straf, maar eveneens een verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig uit te spreken, alsook het herstel van het recht tot sturen afhankelijk te maken van het slagen voor een theoretisch en een praktisch examen alsook voor een geneeskundig en een psychologisch onderzoek, terwijl de rechter thans niet meer verplicht is om het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig uit te spreken en het herstel in het recht tot sturen afhankelijk te maken van examens of onderzoeken, indien de overtreding werd begaan met een voertuig dat niet in aanmerking komt voor de vervallenverklaring ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 6855 van de rol van het Hof.

De griffier, F. Meersschaut

^