Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 12 augustus 2019

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 14 juni 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 21 juni 2019, heeft de Politierechtbank te Eupen, afdeling Eupen, de volgend « 1. Schendt artikel 38, § 6, van de op 16 maart 1968 gecoördineerde wet betreffende de politi(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2019203493
pub.
12/08/2019
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 14 juni 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 21 juni 2019, heeft de Politierechtbank te Eupen, afdeling Eupen, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 38, § 6, van de op 16 maart 1968 gecoördineerde wet betreffende de politie over het wegverkeer, zoals vervangen bij artikel 11, 6°, van de wet van 6 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/03/2018 pub. 15/03/2018 numac 2018010649 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet ter verbetering van de verkeersveiligheid sluiten ter verbetering van de verkeersveiligheid, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 15 maart 2018 en met toepassing van artikel 26 van die wet in werking getreden op 15 februari 2018, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 12 van de Grondwet, met artikel 7, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 15, lid 1, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, in die zin geïnterpreteerd dat er sprake is van de herhaling bedoeld in artikel 38, § 6, van de op 16 maart 1968 gecoördineerde wet betreffende de politie over het wegverkeer wanneer het misdrijf wordt begaan binnen een termijn van drie jaar na een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan en waarbij de beklaagde is veroordeeld voor een overtreding van artikel 38, § 6, van de op 16 maart 1968 gecoördineerde wet betreffende de politie over het wegverkeer, ofschoon : - de tekst van die bepaling erin voorziet dat er sprake is van herhaling overeenkomstig artikel 38, § 6, van de op 16 maart 1968 gecoördineerde wet betreffende de politie over het wegverkeer wanneer een persoon binnen een termijn van drie jaar na een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, opnieuw wordt veroordeeld voor een van de misdrijven bedoeld in die bepaling, en - alle andere personen, met toepassing van artikel 2 van het Strafwetboek, artikel 7, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 15, lid 1, van Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, het voordeel genieten van de voor hen meest gunstige wet die heeft bestaan sinds het begaan van het strafbare feit tot aan de uitspraak van het vonnis ? 2. Schendt artikel 38, § 6, van de op 16 maart 1968 gecoördineerde wet betreffende de politie over het wegverkeer, zoals vervangen bij artikel 11, 6°, van de wet van 6 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/03/2018 pub. 15/03/2018 numac 2018010649 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet ter verbetering van de verkeersveiligheid sluiten ter verbetering van de verkeersveiligheid, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 15 maart 2018 en met toepassing van artikel 26 van die wet in werking getreden op 15 februari 2018, de artikelen 10 en 11 of artikel 12 van de Grondwet, in zoverre het het wettigheidsbeginsel miskent ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 7216 van de rol van het Hof.

De griffier, F. Meersschaut

^