Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 03 juni 2003
gepubliceerd op 18 juni 2003

Ordonnantie betreffende het administratief toezicht en de financiële, budgettaire en boekhoudkundige voorschriften van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn

bron
gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2003031327
pub.
18/06/2003
prom.
03/06/2003
ELI
eli/ordonnantie/2003/06/03/2003031327/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 JUNI 2003. - Ordonnantie betreffende het administratief toezicht en de financiële, budgettaire en boekhoudkundige voorschriften van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (1)


De Verenigde Vergadering heeft aangenomen en Wij, Verenigd College, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 135 van de Grondwet.

Art. 2.In artikel 9 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° a) wordt vervangen als volgt : « de Leden van het Verenigd College, de leden van het college bedoeld in artikel 83quinquies, § 2 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 net betrekking tot.de Brusselse instellingen, hierna « het rechtscollege » genoemd, de gouverneur en de vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad »; 2° e) , vervangen bij de wet van 5 augustus 1992, wordt vervangen als volgt : « de leden van het personeel van het Rijk en van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie die rechtstreeks deelnemen aan het uitoefenen van de controle of het toezicht op het betrokken centrum, alsmede het personeel van de door het centrum bediende gemeente, met uitzondering van het personeel van het gemeentelijk onderwijs ».

Art. 3.In artikel 11, § 4 van dezelfde wet worden de woorden « De Koning » vervangen door de woorden « het Verenigd College ».

Art. 4.Artikel 18 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 1992 en bij de wet van 22 maart 1999, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 18.§ 1. Het dossier van de verkiezing van de leden van de raden voor maatschappelijk welzijn en hun opvolgers wordt onverwijld toegezonden aan het rechtscollege.

Elk bezwaar tegen de verkiezing moet, op straffe van verval, schriftelijk bij het rechtscollege worden ingediend binnen tien dagen volgend op de bekendmaking van de verkiezingsuitslag.

Ongeacht of bij het rechtscollege bezwaar is ingediend. of niet, doet het uitspraak over de geldigheid van de verkiezing binnen dertig dagen na ontvangst van het dossier en zet het, in voorkomend geval, de bij het vaststellen van de verkiezingsuitslag begane vergissingen recht.

Indien binnen die termijn geen uitspraak is gedaan, wordt de verkiezing als regelmatig beschouwd.

Binnen acht dagen na ontvangst van eendere klacht, deelt het rechtscollege zulks mede aan het Verenigd College.

De geldigheid van de verkiezing door hét verstrijken van de termijn of de beslissing van het rechtscollege, wordt door de zorg van de diensten van dat college medegedeeld aan het Verenigd College, aan de gemeenteraad en aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.

Er wordt bij ter post aangetekende brief kennis van gegeven aan de leden en opvolgers wier verkiezing werd vernietigd, aan de opvolgers wier verkiezingsrang werd gewijzigd en aan wie bezwaar heeft ingediend.

De in het voorgaande lid bedoelde natuurlijke en rechtspersonen kunnen bij de Raad van State beroep instellen binnen vijftien dagen na de mededeling of de kennisgeving.

Binnen acht dagen na ontvangst van ieder beroep dat bij de Raad van State wordt ingesteld, deelt de hoofdgriffier van dit rechtscollege zulks mede aan het Verenigd College, alsmede aan het betrokken openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en aan de gemeenteraad.

Hij deelt hun het arrest van de Raad van State mede.

Wanneer een vernietiging definitief geworden is, wordt tot een nieuwe verkiezing overgegaan. In dit geval is artikel 12 van toepassing met dien verstande dat de termijn slechts een aanvang neemt de dag volgend op die waarop de vernietiging aan de betrokken gemeenteraad is medegedeeld. »

Art. 5.In artikel 20bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 5 augustus 1992, worden de woorden « de gouverneur » vervangen door de woorden « het Verenigd College ».

Art. 6.Artikel 21 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 21.§ 1. Wanneer een lid na de eedaflegging niet meer voldoet aan een van de voorwaarden van verkiesbaarheid of in een toestand van onverenigbaarheid komt te verkeren, stelt de burgemeester of de voorzitter van de raad het rechtscollege hiervan onverwijld in kennis.

Afschrift van die kennisgeving wordt dezelfde dag gezonden aan het Verenigd College evenals, bij aangetekend schrijven met ontvangstmelding, aan het betrokken raadslid dat zijn opmerkingen schriftelijk binnen vijftien dagen kan mededelen aan het college.

Wanneer het evenwel om een onverenigbaarheid van ambten gaat, dient de burgemeester het raadslid vooraf op dezelfde wijze uit te nodigen om uit het onverenigbaar ambt ontslag te nemen. Het lid beschikt over vijftien dagen om aan die uitnodiging gevolg te geven.

Het rechtscollege doet uitspraak binnen dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving door de burgemeester.

Wanneer het rechtscollege zelf een dergelijke toestand vaststelt of hiervan kennis krijgt op klacht van een derde, geeft het daarvan kennis bij aangetekend schrijven met ontvangstmelding aan het betrokken raadslid en nodigt hem uit om binnen vijftien dagen schriftelijk zijn opmerkingen te doen kennen of uit het onverenigbare ambt ontslag te nemen.

Behoudens in geval van ontslag, doet het rechtscollege uitspraak binnen dertig dagen na. verzending van de kennisgeving.

De beslissing van het rechtscollege wordt door zijn diensten, bij aangetekend schrijven met ontvangstmelding, betekend aan het betrokken raadslid en aan de eventuele bezwaarindieners; er wordt eveneens kennis van gegeven aan het Verenigd College, de burgemeester en de voorzitter van de raad. Het raadslid en de bezwaarindieners kunnen binnen vijftien dagen na de kennisgeving tegen de beslissing van het rechtscollege beroep instellen bij de Raad van State.

De met toepassing van dit. artikel door het rechtscollege uitgesproken vervallenverklaring heeft uitwerking vanaf haar betekening aan het betrokken raadslid. Het beroep bij de Raad van State is niet schorsend. ».

Art. 7.Artikel 22 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1988 en 5 augustus 1992, wordt door de volgende bepaling vervangen : «

Art. 22.Bij zware nalatigheid of algemeen bekend wangedrag kunnen de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn door het rechtscollege geschorst of afgezet, worden, op voorstel van het Verenigd College, van de raad voor maatschappelijk welzijn of van de gemeenteraad. De schorsing mag de tijd van drie maanden niet te boven gaan.

Het betrokken lid wordt vooraf opgeroepen en, indien hij verschijnt, gehoord; het advies van de raad voor maatschappelijk welzijn wordt gevraagd.

De beslissing van het rechtscollege wordt ter kennis gebracht van de betrokkene en meegedeeld aan het Verenigd College, aan de raad voor maatschappelijk welzijn en aan de gemeenteraad. De betrokkene, de raad voor maatschappelijk welzijn en de gemeenteraad kunnen beroep instellen bij de Raad van State binnen vijftien dagen na de betekening. ».

Art. 8.In artikel 25, § 5, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 5 augustus 1992, worden de woorden « de Koning » vervangen door de woorden « het Verenigd College ».

Art. 9.In artikel 26, § 2, tweede en derde lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 5 augustus 1992, worden de woorden « de Koning » vervangen door de woorden « het Verenigd College ».

Art. 10.In artikel 27, § 1, vijfde lid van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 5 augustus 1992, worden de woorden « De Koning » vervangen door de woorden « Het Verenigd College ».

Art. 11.Artikel 28, § 4, van dezelfde wet,.vervangen bij de wet van 5 augustus 1992 wordt vervangen door de. volgende bepaling : « § 4. Behoudens aangelegenheden inzake de vestiging en de invordering van de gemeentebelastingen en inzake tuchtmaatregelen, woont de voorzitter, op zijn verzoek of op uitnodiging van de burgemeester, met raadgevende stem de vergaderingen bij van het college van burgemeester en schepenen. Daartoe ontvangt de voorzitter de agenda van de vergaderingen van het college op hetzelfde tijdstip als de schepenen. ».

Art. 12.In artikel 33bis , vierde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 5 augustus 1992, worden de woorden « De Koning » vervangen door de woorden « Het Verenigd College ».

Art. 13.In artikel 38 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 5 augustus 1992, worden de woorden « De Koning » vervangen door de woorden « Het Verenigd College ».

Art. 14.In artikel 39 van dezelfde wet, worden de woorden « De Koning » vervangen door de woorden « Het Verenigd College ».

Art. 15.In artikel 40 van dezelfde wet, worden het tweede en het derde lid, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 1992, opgeheven.

Art. 16.In artikel 42 van dezelfde wet, gewijzigd bij koninklijk besluit van 5 augustus 1986 en bij de wet van 5 augustus 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het vierde lid, worden de woorden « De Koning » vervangen door de woorden « Het Verenigd College »;2° in het zevende lid, worden de woorden « de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit » vervangen door de woorden « ,het Verenigd College »;3° in het achtste lid worden de woorden « De Koning » vervangen door de woorden « Het Verenigd College »;4° het tiende lid, wordt vervangen als volgt : « De beslissingen door de raad voor maatschappelijk welzijn genomen bij toepassing van onderhavig artikel, zijn onderworpen aan de goedkeuring van het Verenigd College ».

Art. 17.In artikel 43 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 1992, worden het derde en het vierde lid opgeheven.

Art. 18.Artikel 46 van dezelfde wet, gewijzigd door de wet van 5 augustus 1992, wordt door de volgende bepaling vervangen : «

Art. 46.§ 1. De ontvanger heeft tot taak om, onder zijn eigen verantwoordelijkheid, de ontvangsten van het centrum voor maatschappelijk welzijn te innen en tegen regelmatige bevelschriften de betaalbaar gestelde uitgaven te doen ten belope hetzij van het bedrag bepaald in elk artikel van de begroting, hetzij van een bijzonder krediet of van een voorlopig krediet of van het bedrag van de overeenkomstig artikel 91 overgedragen kredieten.

Hij dient alle handelingen tot stuiting van verjaring en verval te verrichten, tot alle beslagleggingen te doen overgaan, de inschrijving, de herinschrijving of de vernieuwing van elke titel die daarvoor vatbaar is ten kantore der hypotheken te vorderen aan de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn kermis te geven van de vervallen huurovereenkomsten, van de achterstallen en van elk feit dat de rechten van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn schaadt.

Indien de ontvanger een door het bevoegde orgaan betaalbaar gestelde uitgave weigert te betalen of zulks uitstelt, wordt de betaling ervan vervolgd, zoals inzake directe belastingen, nadat het bevelschrift op verzoek van dit orgaan, door het Verenigd College invorderbaar is verklaard, na de ontvanger vooraf gehoord te hebben. De beslissing van het Verenigd College geldt als een regelmatig bevelschrift dat de ontvanger ambtshalve moet uitvoeren.

De ontvanger staat onder het gezag van de voorzitter. § 2. De ontvanger is verplicht tot waarborg van zijn beheer, een zekerheid in geld, in effecten of in de vorm van hypotheken, een bankwaarborg of een verzekering te stelten.

Het Verenigd College bepaalt het minimum- en het maximumbedrag van de zekerheid, volgens de categorie van gemeenten bedoeld in artikel 28, § l, van de nieuwe gemeentewet, evenals de voorwaarden en de regels volgens welke de zekerheid in de vorm van een bankwaarborg en een verzekering wordt erkend.

De raad voor maatschappelijk welzijn stelt, op de eerste vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn na de eedaflegging en binnen de grenzen bepaald met toepassing van vorig lid, het bedrag vast van de zekerheid. die de ontvanger moet stellen, alsmede de termijn waarover hij daartoe beschikt.

De zekerheid wordt bij de Deposito- en Consignatiekas gedeponeerd; de intrest die zij opbrengt komt aan de ontvanger toe.

De akten van zekerheidsinstelling worden zonder kosten voor het centrum, voor de burgemeester van de gemeente waar het centrum is gelegen verleden.

Wanneer de door de raad voor maatschappelijk welzijn bepaalde zekerheid wegens toeneming van de jaarlijkse ontvangsten of om enige andere redén ontoereikend wordt geacht, moet de ontvanger binnen een beperkte tijd een aanvullende zekerheid verschaffen, ten aanzien waarvan, dezelfde regels gelden als voor de oorspronkelijke.

De voorzitter zorgt dat de zekerheid van de ontvanger van het centrum werkelijk gesteld en te bekwame tijd hernieuwd.wordt.

De ontvanger die zijn zekerheid of aanvullende zekerheid niet binnen de voorgeschreven termijn verschaft en dit verzuim niet voldoende verantwoordt, wordt geacht ontslag te nemen en wordt vervangen.

Alle kosten betreffende de vestiging van de zekerheid vallen ten laste van de ontvanger.

Is er een tekort in de kas van het centrum, dan heeft het centrum een voorrecht op de zekerheid van de ontvanger. § 3. In geval van gewettigde afwezigheid kan de ontvanger binnen drie dagen, op eigen verantwoordelijkheid, voor een termijn van dertig dagen een plaatsvervanger aanwijzen die aanvaard wordt door de raad voor maatschappelijk welzijn. Deze aanwijzing kan voor dezelfde afwezigheid tweemaal hernieuwd worden. Gebeurt dat niet, dan kan de raad een waarnemend ontvanger aanwijzen.

Hij is ertoe verplicht wanneer de afwezigheid langer duurt dan drie maanden.

De waarnemend ontvanger moet voldoen aan de voorwaarden die gesteld worden om het ambt van ontvanger uit te oefenen. De bepalingen van artikel 44 en van § 2 van dit artikel zijn op hem van toepassing.

De waarnemend ontvanger oefent alle bevoegdheden van de ontvanger uit.

Bij zijn ambtsaanvaarding en -neerlegging wordt een eindrekening opgemaakt en worden de kas en de boeken onder het toezicht van de raad voor maatschappelijk welzijn overgedragen. ».

Art. 19.In dezelfde wet wordt een artikel 46bis ingevoegd, luidend als volgt « Art. 46bis . De raad voor maatschappelijk welzijn kan, op advies van de ontvanger, sommige ambtenaren van het centrum belasten met de inning van ontvangsten in speciën, op het ogenblik waarop het recht op ontvangst wordt gevestigd, voor zover ze verenigbaar is met het uitoefenen van hun functie. Voor deze inning, werken deze ambtenaren onder de verantwoordelijkheid en het gezag van de ontvanger.

Ze storten de geïnde bedragen intégraal aan de ontvanger van het centrum, overeenkomstig zijn richtlijnen en leggen, per begrotingsartikel, een uitvoerige invorderingsstaat als bewijsstuk voor. ».

Art. 20.In dezelfde wet wordt een artikel 46ter ingevoegd luidend als volgt : « Art. 46ter . Met het oog op de contante betaling van kleine dagelijkse uitgaven, kan de raad voor maatschappelijk welzijn, op advies van de ontvanger, een provisie ter beschikking stellen van sommige personeelsleden, die met naam genoemd. worden en die het aanvaarden.

De beslissing bepaalt welke soorten van uitgaven contant mogen worden betaald met deze provisie en wat het bedrag ervan is.

Ieder betrokken personeelslid beheert zijn provisie onder het gezag en de verantwoordelijkheid van de ontvanger.

Het Verenigd College kan de regels voor de toepassing van dit artikel vaststellen. ».

Art. 21.1n dezelfde wet wordt een artikel 46quater ingevoegd luidend als volgt : « Art. 46quater . § 1. Er wordt een eindrekening gemaakt wanneer de ontvanger de uitoefening van zijn functies definitief stopzet of wanneer hij wordt vervangen door een waarnemend ontvanger die door de raad voor maatschappelijk welzijn wordt aangewezen. § 2. De eindrekening van de ontvanger, indien nodig aangevuld met zijn opmerkingen of, zo hij overleden is, met die van zijn rechtverkrijgenden, wordt voorgelegd aan de raad voor maatschappelijk welzijn die de eindrekening vaststelt. De eindrekening wordt binnen de vijftien dagen overgezonden aan het Verenigd College met het oog op de definitieve vaststelling ervan. De procedure bedoeld in artikel 89 § 2 met betrekking tot de goedkeuring van de rekening en het verlenen van de kwijting aan de ontvanger is, behoudens de nodige aanpassingen, van toepassing. § 3. De beslissingen waarbij de eindrekening definitief wordt vastgesteld en aan de rekenplichtige kwijting wordt verleend, brengen van rechtswege de teruggave van de zekerheid mee. § 4. Artikel 93, § 4 is van toepassing wanneer de ontvanger verzocht wordt het tekort bij te passen. ».

Art. 22.In artikel 53 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 5 augustus 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.De beslissingen waarbij, bij wijze van tuchtmaatregel, het ontslag van ambtswege of de afzetting worden uitgesproken, worden onderworpen aan de goedkeuring. van het Verenigd College.

Desalniettemin worden ze voorlopig uitgevoerd, tenzij de raad voor maatschappelijk welzijn anders beslist. »; 2° in § 2, eerste lid, eerste volzin, worden de woorden « de bestendige deputatie » vervangen door de woorden « het Verenigd College »;3° in § 2, eerste lid, derde volzin, worden de woorden « de bestendige deputatie » vervangen door de woorden « het Verenigd College »;4° in § 2, tweede lid, worden de woorden « de bestendige deputatie » vervangen door de woorden « het Verenigd College »;5° § 3 wordt opgeheven.

Art. 23.In artikel 56, § 1, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 5 augustus 1992, worden de woorden « De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, » vervangen door de woorden « Het Verenigd College kan ».

Art. 24.Artikel 78, § 2 van dezelfde wet, vervangen door de wet van 5 augustus 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2. Het Verenigd College kan, na advies van het college van burgemeester en schepenen, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn machtigen om over te gaan tot onteigeningen te algemenen nutte, indien het oordeelt dat het verkrijgen van de betrokken onroerende goederen noodzakelijk is voor het algemeen belang.

Benevens de ambtenaren van de comités tot aankoop van onroerende goederen voor rekening van de Staat, is de burgemeester van de gemeente die door het centrum wordt bediend bevoegd tot het verlijden van de desbetreffende akten. ».

Art. 25.In artikel 80, vierde lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 1992, worden de woorden « de Koning » vervangen door de woorden « het Verenigd College ».

Art. 26.In artikel 84 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede en derde lid van § 1 worden opgeheven;2° in het tweede lid van § 2, worden de woorden « de Staat » en « voor rekening van de Staat » vervangen door de woorden « andere overheden » en « voor rekening van andere overheden »;3° het artikel wordt aangevuld met een § 3, die luidt als volgt : « § 3.Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 27, kan de raad voor maatschappelijk welzijn alle of een deel van de hem door §§ 1 en 2 van dit artikel toegekende bevoegdheden overdragen aan het vast bureau. In geval van dringende noodzaak die voortvloeit uit onvoorziene omstandigheden, kan het vast bureau deze bevoegdheden op eigen initiatief uitoefenen. Zijn besluit wordt meegedeeld aan de raad voor maatschappelijk welzijn, die er op zijn eerstvolgende vergadering akte van neemt. ».

Art. 27.Artikel 86 van dezelfde wet, wordt vervangen door volgende bepaling : «

Art. 86.Het financiële dienstjaar van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn begint op 1 januari en eindigt op 31 december van hetzelfde jaar. Als tot een dienstjaar behorend, worden alleen aangemerkt, de rechten verkregen door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en de verbintenissen aangegaan ten opzichte van zijn schuldeisers tijdens dit dienstjaar, ongeacht het dienstjaar waarin ze worden vereffend. ».

Art. 28.Artikel 87 van dezelfde wet, vervangen bij de ordonnantie van 27 april 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 87.Het Verenigd College stelt de budgettaire, financiële en boekhoudkundige regels vast van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. ».

Art. 29.In artikel 88 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1988 en 5 augustus 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, tweede lid, hordt aangevuld als volgt : « en tezelfdertijd toegezonden aan het Verenigd College »;2° § 1, vierde lid, wordt vervangen door volgende bepaling : « De beslissing moet aan het centrum worden doorgestuurd binnen een termijn van veertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de begrotingen aan de gemeente werden overgezonden, bij gebrek hieraan wordt de gemeenteraad geacht zijn goedkeuring te hebben verleend.Het centrum stuurt het volledige dossier door aan het Verenigd College binnen veertien dagen na de ontvangst van de beslissing van de gemeenteraad tot goedkeuring van de begroting of na het verstrijken van de termijn van veertig dagen waardoor de goedkeuring stilzwijgend verleend wordt »; 3° § 1, vijfde lid, wordt vervangen door volgende bepaling « Elke beslissing tot herziening of tot niet-goedkeuring moet met redenen worden omkleed.Bij niet-goedkeuring of in geval van herziening van de begroting, wordt deze door het centrum binnen veertig dagen te rekenen vanaf de ontvangst van de beslissing van de gemeenteraad, ter goedkeuring overgelegd aan het Verenigd College.

Het Verenigd College dient haar beslissing aan het centrum en aan de gemeenteraad te bezorgen binnen een termijn van veertig dagen, die niet verlengbaar is, te rekenen vanaf de dag waarop de begroting werd herzien of niet goedgekeurd. Bij gebrek hieraan wordt de begroting geacht te zijn goedgekeurd zoals zij door de raad voor maatschappelijk welzijn is aangenomen. »; 4° in § 1, zevende lid, worden de woorden « De bestendige deputatie » vervangen door de woorden « Het Verenigd College »;5° in § 4, tweede lid, worden de woorden « de bestendige deputatie die » vervangen door de woorden « het Verenigd College dat »;6° er wordt een § 5 (nieuw) toegevoegd, luidend : « § 5.Bij gebrek aan een uitvoerbare begroting op 1 januari van het dienstjaar in kwestie, kunnen uitgaven vastgelegd worden op voorlopige kredieten, waarvan de modaliteiten en grenzen worden bepaald door het Verenigd College. ».

Art. 30.Artikel 89 van dezelfde wet, vervangen door de wetten van 29 december 1988, 5 augustus 1992 en 12 januari 1993, wordt door de volgende bepaling vervangen : «

Art. 89.§ 1. De raad voor maatschappelijk welzijn stelt elk jaar voor 1 mei de rekening vast van het voorgaande dienstjaar van het centrum en van elk ziekenhuis dat onder zijn beheer staat.

Tijdens de vergadering waarop de raad deze rekeningen vaststelt, brengt de voorzitter verslag uit over de toestand van het centrum en over het gevoerde beheer tijdens het voorafgaande dienstjaar, inzake de uitvoering van de begrotingsvooruitzichten, evenals wat betreft de ontvangst en het gebruik van de toelagen toegekend door de Staat krachtens de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Het jaarverslag wordt samen met de rekeningen doch met uitsluiting van de verantwoordingsstukken, tenminste zeven vrije dagen voor de vergadering, aan elk raadslid meegedeeld. § 2. De jaarrekeningen vastgesteld door de raad voor maatschappelijk welzijn, afgesloten voor 15 mei volgend op het sluiten van het dienstjaar worden overgezonden aan de gemeenteraad met het oog op het definitief vaststellen. Tegelijkertijd worden deze documenten aan het Verenigd College overgezonden. De rekeningen worden aangevuld met het in paragraaf 1, lid 3 van dit artikel bedoelde jaarverslag. Binnen veertig dagen na de ontvangst, spreekt de gemeenteraad zich uit over het definitief vaststellen van de jaarrekeningen. Zijn beslissing wordt uiterlijk de laatste dag van bovenvermelde termijn doorgestuurd.

Indien binnen deze termijn geen beslissing aan het centrum wordt overgezonden, wordt de gemeenteraad geacht de jaarrekeningen te hebben goedgekeurd.

Als de gemeenteraad de jaarrekening niet goedkeurt, wordt zijn met redenen omklede beslissing door het centrum binnen veertig dagen na de ontvangst van de beslissing van niet-goedkeuring overgezonden aan het Verenigd College, dat de rekeningen vaststelt. Het Verenigd College beschikt over een termijn van veertig dagen, te rekenen vanaf de dag na de ontvangst van de stukken om de rekening definitief vast te stellen. Als er geen beslissing ter kennis wordt gebracht binnen de voormelde termijn, dan wordt de rekening geacht te zijn goedgekeurd.

De raad voor maatschappelijk welzijn verleent tijdens de eerstvolgende vergadering na de kennisgeving van de goedkeuring kwijting aan de ontvanger. De kwijting is slechts rechtsgeldig voor zover de ware toestand niet vrijwillig werd verborgen door weglatingen of onjuiste opgaven in de jaarrekening.

Het niet verlenen van kwijting aan de ontvanger kan alleen bij een met redenen omkleed besluit. De ontvanger, de gemeenteraad en het Verenigd College worden zonder verwijl van deze beslissing in kennis gesteld.

Is er bij een definitieve beslissing over de kwijting een tekort vastgesteld, dan verzoekt de raad voor maatschappelijk welzijn de ontvanger, bij aangetekende brief, een gelijk bedrag in de kas van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn te storten; in dat geval is artikel 93, § 4, van toepassing, onder dezelfde voorwaarden en volgens dezelfde procedure. ».

Art. 31.Artikel 90 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 1992, wordt opgeheven.

Art. 32.Artikel 91 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 91.§ 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 88, § 2, tweede lid, kan geen betaling uit de kas van het openbare centrum voor maatschappelijk welzijn geschieden dan op grond van een behoorlijk goedgekeurde op de begroting ingeschreven post. Geen artikel van de uitgaven der begroting mag worden overschreden, met uitzondering van de uitgaven die krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie ambtshalve worden opgenomen. Geen enkele overschrijving mag geschieden dan na een behoorlijk goedgekeurde wijziging van de begroting. In de loop van het ganse begrotingsjaar mag de raad voor maatschappelijk welzijn evenwel interne aanpassingen van de kredieten uitvoeren binnen eenzelfde begrotingsenveloppe zonder het oorspronkelijke totale bedrag van de enveloppe te overschrijden. Een begrotingsenveloppe omvat de kredieten ingeschreven op de verschillende artikelen die dezelfde economische aard hebben in eenzelfde subfunctie, waarbij de economische aard wordt vastgesteld aan de hand van de eerste twee cijfers van de economische code. § 2. Wanneer bij het afsluiten van een dienstjaar somrnige posten bezwaard zijn met regelmatig aangegane verbintenissen, wordt het kredietgedeelte dat nodig is om de schuld af te betalen, ingeschreven op een deel van de allocatie van de kredieten die naar het volgend dienstjaar neoeten worden overgeschreven, overeenkomstig de bepalingen voorgeschreven door het Verenigd College. ».

Art. 33.In artikel 92 van dezelfde wet, worden de woorden « de gouverneur » vervangen door de woorden « het Verenigd College ».

Art. 34.Artikel 93 van dezelfde wet wordt door de volgende bepaling vervangen : «

Art. 93.§ 1. Elk trimester moet de raad voor maatschappelijk welzijn, die een of meer van zijn leden daartoe aanstelt, de kas en de boeken van de ontvanger nazien en. het proces-verbaal van de vaststellingen, opmaken waarvan het model wordt bepaald door het Verenigd College. Dat proces-verbaal wordt aan het college van, burgemeester en schepenen gezonden. § 2. De ontvanger brengt de raad voor maatschappelijk welzijn onmiddellijk op de hoogte van elk tekort wegens diefstal of verlies.

Overeenkomstig § 1 wordt onmiddellijk een kascontrole uitgevoerd om het bedrag van het tekort vast te stellen.

Het proces-verbaal van de kascontrole wordt aangevuld met een feitenrelaas en een verslag over de bewarende maatregelen die de ontvanger heeft genomen. § 3. Wanneer de kascontrole op een tekort wijst, verzoekt de raad voor maatschappelijk welzijn de ontvanger bij ter post aangetekende brief het bedrag van het tekort op de rekening van het centrum te storten.

In het in § 2 bedoelde geval, moet het verzoek worden voorafgegaan door een beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn waarbij bepaald wordt of en in welke mate de ontvanger aansprakelijk gesteld moet worden voor de diefstal of het verlies en waarbij het door hem te betalen bedrag van het tekort wordt vastgesteld; een afschrift van deze beslissing wordt gevoegd bij het tot hem gerichte verzoek om betaling. § 4. Binnen zestig dagen na deze betekening kan de ontvanger een beroep instellen bij het rechtscollege; dit beroep schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn.

Het hierboven bedoeld college beslist over de aansprakelijkheid van de ontvanger en stelt het bedrag van het tekort vast dat hij dienovereenkomstig moet betalen.

De ontvanger wordt van elke verantwoordelijkheid ontheven als het tekort toe te schrijven is aan de verwerping van uitgaven van definitieve rekeningen, wanneer hij deze heeft gedaan overeenkomstig artikel 46, § 1. Voor zover het tekort aan de definitieve verwerping van sommige uitgaven toe te schrijven is, kan de ontvanger een beroep doen op de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn of van het bevoegde orgaan die, buiten zijn medeweten, deze uitgaven onregelmatig zouden hebben vastgelegd of betaalbaar gesteld, opdat de beslissing hen gemeen en inroepbaar zou worden verklaard; in dit geval spreekt het rechtscollege zich ook uit over de aansprakelijkheid van de interveniënten.

In elk geval wordt de beslissing van het rechtscollege slechts uitgevoerd na het verstrijken van de termijn voor het instellen van een beroep tot vernietiging bij de Raad van State; indien de ontvanger dan zijn taak niet vrijwillig heeft vervuld, wordt de beslissing uitgevoerd op de zekerheid, en, voor het eventuele overige, op de persoonlijke goederen van de ontvanger, op voorwaarde echter dat ze niet het voorwerp is geweest van beroep bedoeld in artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State is ingesteld.

Wanneer de ontvanger geen beroep instelt bij de administratieve rechtsmacht en het verzoek om betaling niet inwilligt na het verstrijken van de toegestane termijn, wordt eveneens gehandeld door middel van een dwangbevel. ».

Art. 35.In artikel 94 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1988 en 30 december 1988, de koninklijke besluiten van 31 december 1983 en 5 augustus 1986 en de ordonnantie van 22 december 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, worden de woorden « De Koning » vervangen door de woorden « Het Verenigd College »; 2° in § 2, worden de woorden « de Koning bij een.in Ministerraad overlegd besluit » vervangen door de woorden « het Verenigd College »; 3° in § 4bis , worden de woorden « de Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit en onder de voorwaarden door hem bepaald » vervangen door de woorden « het Verenigd College kan, onder de voorwaarden die het bepaalt »;4° in § 6, § 7 en § 9, derde lid, worden de woorden « de Koning » vervangen door de woorden « het Verenigd College ».

Art. 36.In artikel 96, tweede volzin, van dezelfde wet, worden de woorden « van artikel 46 » vervangen door « van deze wet. ».

Art. 37.Artikel 106 van dezelfde wet, vervangen door de wet van 5 augustus 1992, wordt door de volgende bepalingen vervangen : «

Art. 106.§ 1. Wanneer het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn niet over voldoende middelen beschikt om de uitgaven te dekken die voortkomen uit de vervulling van zijn opdracht, wordt het verschil gedragen door de gemeente. § 2. Het verschil bedoeld in voorgaande paragraaf wordt geraamd in de begroting van het. centrum. De voorzieningen betreffende de exploitatie- en investeringsdiensten worden in acht genomen om, dit verschil te berekenen.

Een dotatie voor dit centrum gelijk aan het bedrag van bovenbedoeld verschil wordt in de uitgaven van de gemeentebegroting ingeschreven.

Bij het begin van elke maand wordt de dotatie aan het centrum betaald in twaalfden. Nochtans kan ze met instemming van het centrum, volgens andere modaliteiten betaald worden. § 3. De definitieve goedkeuring, stilzwijgend of uitdrukkelijk, van de begrotingsrekening van het vorige dienstjaar brengt de vermindering of de vermeerdering met zich snee van de gemeentelijke dotatie opgenomen in de begroting van het centrum van het lopende dienstjaar in functie van het eindresultaat van de begrotingsrekening. ».

Art. 38.Artikel 107 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 39.In artikel 109 van de wet van 8 juli 1976, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 1992, worden de woorden « en het Verenigd College » toegevoegd na de woorden « het college van burgemeester en schepenen » en worden de woorden « heeft eveneens de opdracht » vervangen door de woorden « hebben eveneens de opdracht ».

In het tweede lid van hetzelfde artikel worden de woorden « dit college » vervangen door de woorden « het college van burgemeester en schepenen en voor de afgevaardigde van het Verenigd College ».

Het derde lid wordt vervangen door het volgende lid : « Het door het college van burgemeester en schepenen afgevaardigd lid en de afgevaardigde van het Verenigd College zijn tot geheimhouding verplicht. ».

Art. 40.Artikel 110, gewijzigd bij artikel 60, 1° en 2° van de wet van 5 augustus 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 110.De overheid die met betrekking tot een beslissing van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een ongunstig advies geeft of haar machtiging of goedkeuring onthoudt dient haar beslissing te motiveren. Wanneer uiterlijk de laatste dag van de bij deze wet bepaalde termijn van geen advies of beslissing aan het centrum kunnen worden gegeven, wordt de toezichthoudende overheid geacht een gunstig advies of de vereiste machtiging of goedkeuring te hebben verleend.

Wanneer de termijn niet is bepaald, bedraagt die veertig dagen. Deze termijn gaat in de dag na de ontvangst van de akte bij de bevoegde overheid. De toezichthoudende overheid kan de tentrijn éénmaal verlengen met veertig dagen, voor zover deze verlenging per aangetekend schrijven ter kennis wordt gebracht uiterlijk de laatste dag van de eerste termijn van veertig dagen. ».

Art. 41.Artikel 111 van de wet, vervangen bij artikel 12 koninklijk besluit nr. 244 van 31 december 1983 en gewijzigd bij koninklijk besluit nr. 430 van 5 augustus 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 111.§ 1. Van iedere beslissing van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, met uitzondering van de beslissingen inet betrekking tot het verstrekken van individuele dientverlening en tot verhaal, wordt binnen twintig dagen, ingaand de dag na de vergadering, een afschrift gezonden aan het college van burgemeester en schepenen en aan het Verenigd College. § 2. Met uitzondering van de beslissingen tot individuele dienstverlening en verhaal, kan het college van burgemeester en schepenen, bij een met redenen omkleed besluit, de uitvoering schorsen van elke beslissing van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn die het gemeentelijk belang, en inzonderheid de financiële belangen van de gemeente schaadt. De schorsingsbevoegdheid van het college van burgemeester en schepenen kan evenwel niet uitgeoefend worden in geval van beslissingen die, in toepassing van deze wet, onderworpen zijn aan de goedkeuring of de machtiging van de toezichthoudende overheid. In deze gevallen kan het college van burgemeester en schepenen zijn advies binnen twintig dagen geven aan de toezichthoudende overheid.

Het college dient van het schorsingsbesluit ter kennis te brengen van het centrum en van het Verenigd College binnen een termijn van dertig dagen, ingaand de dag na het ontvangen van de betrokken beslissing. De raad voor maatschappelijk welzijn kan de geschorste beslissing intrekken. Deze beslissing dient zonder verwijl aan het college van burgemeester en schepenen en hef Verenigd College te worden medegedeeld. De raad voor maatschappelijk welzijn kan deze geschorste beslissing handhaven. Deze beslissing dient binnen een termijn van honderd dagen, ingaand de dag na het ontvangen van het schorsingsbesluit te worden overgezonden aan het college van burgemeester en schepenen en aan het Verenigd College. Bij gebreke hieraan is de beslissing automatisch nietig. Het Verenigd College kan bij een met reden omkleed besluit de gehandhaafde beslissing vernietigen. Het vernietigingsbesluit moet binnen een termijn van veertig dagen, ingaand de dag na het ontvangen van de beslissing tot handhaving en uiterlijk de laatste dag van de voormelde termijn ter kennis gebracht worden van het centrum. Na het verstrijken van deze fertnijn, wordt de schorsing opgeheven. § 3. De bepalingen van § 2 zijn niet van toepassing op de ziekenhuizen die afhangen van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zolang de met toepassing van artikel 89 goedgekeurde rekeningen aantonen dat de exploitatie ervan in evenwicht is. Paragraaf 2 houdt op van toepassing te zijn of wordt opnieuw van toepassing, al naar het geval, vanaf het ogenblik dat de rekeningen goedgekeurd of definitief vastgesteld zijn in toepassing van artikel 89. § 4. Het Verenigd College kan bij een met redenen omkleed besluit, de beslissing schorsen waarbij een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn de wet schendt of het algemeen belang schaadt.

Het schorsingsbesluit dient binnen een termijn van veertig dagen, ingaand de dag na het ontvangen van de betrokken beslissing en uiterlijk de laatste dag van de vastgestelde termijn ter 'kennis gebracht van het centrum. Voor de begroting en voor de rekening wordt de termijn op zestig dagen gebracht, te rekenen van de overzending respectievelijk voorgeschreven in de artikelen 88, § 1, tweede lid, en 89, § 2, eerste lid.

De raad voor maatschappelijk welzijn kan de geschorste beslissing intrekken. Deze beslissing dient zonder verwijl aan het Verenigd College te worden meegedeeld. De raad voor maatschappelijk welzijn kan de geschorste beslissing handhaven. Deze beslissing dient binnen een termijn van honderd vijftig dagen, ingaand de dag na het ontvangen van het schorsingsbesluit te worden gestuurd aan het Verenigd College. Bij gebreke is de beslissing automatisch nietig. Het Verenigd College kan bij een met reden omkleed besluit de gehandhaafde beslissing vernietigen. Het vernietigingsbesluit dient binnen een termijn van veertig dagen, ingaand de dag na het ontvangen van de beslissing tot handhaving en uiterlijk de laatste dag van de voormelde termijn betekend te worden aan het centrum. Na het verstrijken van deze termijn is de schorsing opgeheven. ».

Art. 42.Artikel 122 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 43.In artikel 113 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 9 augustus 1988, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden « de gouverneur » vervangen door de woorden « het Verenigd College »;2° het derde lid, wordt vervangen door volgende bepaling : « De kosten bedoeld in het.eerste lid, worden ingevorderd door de ontvanger op voorlegging van een daartoe getroffen besluit van de overheid die de dwangprocedure heeft ingesteld en dat geldt als een door de ontvanger ambtshalve uit te voeren bevelschrift. »; 3° het vierde lid wordt opgeheven.».

Art. 44.Artikel 114 van dezelfde wet, gewijzigd door de wet van 5 augustus 1992, wordt opgeheven.

Art. 45.In artikel 119 van dezelfde wet, vervangen door de wet van 5 augustus 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden « de bevoegde bestendige deputatie (s) » vervangen door de woorden « het Verenigd College »;2° het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 46.Artikel 126, § 1, eerste lid van dezelfde wet wordt vervangen door het volgend lid : « Onverminderd de toepassing van andersluidende bijzondere statutaire bepalingen, worden de in dit hoofdstuk bedoelde verenigingen beheerd volgens dezelfde regels als de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Ze zijn aan dezelfde controle en hetzelfde administratief toezicht onderworpen. ».

Art. 47.In artikel 128 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, derde lid, worden de woorden « de Koning » vervangen door de worden « het Verenigd College »;2° § 2, vierde lid, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Op verzoek van het centrum, van de vereniging of het betrokken personeelslid, doet het Verenigd College uitspraak over elke betwisting betreffende de toepassing van de bovenstaande bepalingen. Het verzoek daartoe moet worden ingediend binnen zestig dagen vanaf de kennisgeving aan of de kennisneming door de eiser van de beslissing die aanleiding geeft tot de betwisting. Het Verenigd College moet zich binnen zestig dagen na ontvangst varl het verzoek uitspreken. Bij gebrek hieraan wordt het verzoek geacht te zijn verworpen. ».

Art. 48.In artikel 129, laatste lid, van dezelfde wet worden de woorden « de Koning » vervangen door de woorden « het Verenigd College ».

Art. 49.In artikel 133 van dezelfde wet worden de woorden « -de Koning » vervangen door de woorden « het Verenigd College ».

Art. 50.Worden opgeheven met ingang van de inwerkingtreding van deze ordonnantie : 1° het besluit van de Regent van 10 februari 1945 houdende algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 december 1987;2° het koninklijk besluit van 27 juni 1983 tot invoering van de functioneel-economische classificering van de ontvangsten en uitgaven in de begroting en de rekeningen door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;3° het ministerieel besluit van 12 juli 1983 tot vaststelling van de genormaliseerde functionele en economische classificering van de ontvangsten en uitgaven voor het opstellen van de begroting en rekeningen door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn zoals gewijzigd bij ministerieel besluit van 31 juli 1989;4° het ministerieel besluit van 15 december 1992 houdende uitvoeringsmaatregelen van de bepalingen voorzien in artikel 91, § 1, lid 3 en 4 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 1992.

Art. 51.De beslissingen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die genomen werden voor onderhavige ordonnantie van kracht werd, blijven onderworpen aan de toezichtregelen en controles die op dat ogenblik van kracht waren.

Art. 52.De huidige ordonnantie treedt in werking op 1 januari 2004.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 3 juni 2003.

Het Lid van het Verenigd College, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, J. CHABERT Het Lid van het Verenigd College, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, D. GOSUIN Het Lid van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan personen, E. TOMAS Het Lid van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan personen, G. VANHENGEL _______ Nota (1) Documenten van de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie : Gewone zitting 2001-2002 : Ontwerp van ordonnantie, B - 84/1. Gewone zitting 2002-2003 : Verslag, B - 84/2.

Volledig verslag : Bespreking en aanneming. Vergadering van donderdag 15 mei 2003.

^