Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 05 juni 1997
gepubliceerd op 26 juni 1997

Ordonnantie tot wijziging van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedebouw en tot opheffing van de ordonnantie van 30 juli 1992 betreffende de voorafgaande effectenbeoordeling van bepaalde projecten in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1997031239
pub.
26/06/1997
prom.
05/06/1997
ELI
eli/ordonnantie/1997/06/05/1997031239/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 JUNI 1997. Ordonnantie tot wijziging van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedebouw en tot opheffing van de ordonnantie van 30 juli 1992 betreffende de voorafgaande effectenbeoordeling van bepaalde projecten in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest (1)


De Brusselse Hoofdstedelijke Raad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.Artikel 7, eerste lid van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw, hierna de ordonnantie te noemen, wordt vervangen door de volgende bepaling : " De Regering duidt de ambtenaren aan van het Bestuur voor Ruimtelijke Ordening en Huisvesting, hierna het Bestuur te noemen, welke gemachtigd worden voor de in deze ordonnantie nader omschreven doelstellingen. ".

Art. 3.In artikel 49, tweede lid, van de ordonnantie worden de woorden " bedoeld in artikel 31 of in artikel 36 van de ordonnantie van 30 juli 1992 betreffende de voorafgaande effectenbeoordeling van bepaalde projecten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest " vervangen door de woorden" bedoeld in artikel 56bis of in artikel 58bis, C, ".

Art. 4.Artikel 51 van de ordonnantie wordt aangevuld met een tweede paragraaf, luidende : " 2. De inventaris van de voorspelbare effecten van de geplande aanleg die gevoegd wordt bij het basisdossier dat door de gemeenteraad werd aangenomen, somt zo nodig, de in bijlage A, 1° of 2°, van deze ordonnantie en in bijlage van de ordonnantie van 5 juni 1997 .

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 5.In artikel 53, vierde lid, van de ordonnantie worden de woorden " zoals bedoeld in artikel 32 tot 41 van de ordonnantie van 30 juli 1992 betreffende de voorafgaande effectenbeoordeling van bepaalde projecten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest " vervangen door" zoals bedoeld in artikelen 58bis, B, tot 58bis, E. ".

Art. 6.Een artikel 56bis, luidend als volgt, wordt opgenomen in de ordonnantie : " Artikel 56bis.

Het effectenverslag bedoeld in artikel 56, eerste lid, bestaat ten minste uit de volgende elementen : 1° de beschrijving van de elementen en van het geografische gebied waarvoor de geplande aanleg gevolgen kan hebben;2° de beoordeling van de voorspelbare effecten van de geplande aanleg in vergelijking met de bestaande toestand;3° de beschrijving van de geplande maatregelen om de negatieve effecten van de geplande aanleg te vermijden, weg te werken of af te remmen;4° de vergelijking met vervangingsoplossingen die redelijkerwijs in aanmerking kunnen komen alsmede de beoordeling van hun effecten;5° een niet-technische samenvatting van de bovenvermelde elementen. De Regering kan de in het eerste lid bedoelde elementen nader bepalen en aanvullen; zij kan tevens de voorstellingsmodaliteiten van het effectenverslag bepalen.

Het effectenverslag wordt opgesteld hetzij door de ontwerper die door de gemeente belast werd met het opstellen van het bijzonder bestemmingsplan, hetzij door iedere andere persoon daartoe aangewezen door de gemeente. ".

Art. 7.In artikel 58bis van de ordonnantie, dat artikel 58bis A wordt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° De volgende leden worden voor het eerste lid ingevoegd : " Aan een voorafgaande effectenbeoordeling zijn onderworpen, de openbare en privé-projecten die, door hun omvang, aard of ligging, aanzienlijke schade kunnen berokkenen aan het leefmilieu of aan het stadsweefsel of die belangrijke sociale of economische gevolgen kunnen hebben. Aan een effectenstudie zijn onderworpen, de ontwerpen van bijzonder bestemmingsplan vermeld in bijlage A, 2°, van deze ordonnantie en de ontwerpen van bijzonder bestemmingsplan voor de uitvoering van de projecten vermeld in bijlage A, 1°, van deze ordonnantie of in de bijlage van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen.

Aan een effectenverslag worden onderworpen, de ontwerpen van bijzonder bestemmingsplan bedoeld in bijlage B, 2°, van deze ordonnantie en de ontwerpen van bijzonder bestemmingsplan voor de uitvoering van de projecten vermeld in bijlage B, 1°, van deze ordonnantie of de inrichtingen van klasse I.B in de zin van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen.

Onder" effecten van een project " verstaat men de rechtstreekse en indirecte, tijdelijke, toevallige en permanente effecten op korte en lange termijn van een project op : a) de mens, de fauna en de flora;b) de bodem, het water, de lucht, het klimaat, het geluid en het landschap;c) de stedenbouw en het onroerend erfgoed;d) de globale mobiliteit;e) het sociale en het economische vlak;f) de wisselwerking tussen deze factoren. De Regering kan de bepalingen van deze ordonnantie opheffen, aanvullen of vervangen om de maatregelen te kunnen nemen die vereist zijn voor de uitvoering van de verbintenissen die voortvloeien uit de richtlijnen van de Europese Gemeenschap. Met inachtneming van de in de artikelen 2 en 3 van deze ordonnantie en in artikel 2 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de miliever-gunningen bedoelde principes, kan de Regering tevens bijlage B, 1°, wijzigen. In dit geval doet de Regering het besluit aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad geworden, binnen de maand die volgt op de aanneming ervan. ". 2° In artikel 58bis, vierde lid, van de ordonnantie worden de woorden " valt onder bijlage A, 3° van de ordonnantie van 30 juli 1992 betreffende de voorafgaande effectenbeoordeling van bepaalde projecten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest " vervangen door de woorden" valt onder bijlage A, 2°, van deze ordonnantie ".3° Artikel 58bis, vijfde lid, van de ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : " Het uitblijven van een beslissing van de Regering op het einde van de termijn bedoeld in artikel 54, eerste lid, geldt als goedkeuring van het basisdossier en komt neer op een weigeringsbeslissing om een effectenstudie te laten verrichten.". 4. Artikel 58bis, zesde lid, van de ordonnantie wordt vervangen door het volgende lid : " In de gevallen bedoeld in het negende en tiende lid wordt de procedure voortgezet overeenkomstig de artikelen 58bis, B, tot 58bis, E.".

Art. 8.De volgende wijzigingen worden aangebracht in artikel 58bis van de ordonnantie : 1° Een artikel 58bis, luidend als volgt, wordt opgenomen in de ordonnantie : " Artikel 58bis, B, 1.Wanneer de Regering, overeenkomstig artikel 58bis, A, vaststelt of de mening is toegedaan dat er grond is om een effectenstudie te laten verrichten : 1° brengt ze haar beslissing ter kennis van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente op wier grondgebied het ontwerp van bijzonder bestemmingsplan betrekking heeft, en verzoekt ze het college één of meer voorstellen betreffende de keuze van de opdrachthouder binnen een termijn van vijfenveertig dagen aan het Bestuur te doen toekomen;2° belast ze het Bestuur met het opstellen van het ontwerp van bestek van de effectenstudie binnen zestig dagen;3° bepaalt ze, naast de in het derde lid aangewezen leden, de samenstelling van het begeleidingscomité en brengt dit ter kennis van het Bestuur. Het begeleidingscomité wordt ermee belast de procedure tot uitvoering van de effectenstudie te volgen.

Het bestaat minstens uit één vertegenwoordiger van iedere gemeente op wier grondgebied het project moet worden uitgevoerd, één vertegenwoordiger van het Brussels Instituut voor Milieubeheer en één vertegenwoordiger van het Bestuur.

Het secretariaat van het begeleidingscomité wordt door het Bestuur waargenomen.

Binnen tien dagen na ontvangst van de samenstelling roept het Bestuur het begeleidingscomité bijeen. Het Bestuur houdt het begeleidingscomité regelmatig op de hoogte van de evolutie van de opmaak van het ontwerp van bestek van de effectenstudie.

De Regering bepaalt de samenstelling en de werking van het begeleidingscomité, alsook de onverenigbaarheidsregels. 2. Binnen tien dagen na ontvangst van het ontwerp van bestek : 1° stelt het begeleidingscomité het bestek van de effectenstudie definitief vast;2° bepaalt het begeleidingscomité de termijn waarbinnen de effectenstudie moet worden verricht;3° spreekt het begeleidingscomité zich uit over de keuze van de opdrachthouder;4° deelt het begeleidingscomité zijn beslissing mede aan het college van burgemeester en schepenen. Indien het begeleidingscomité niet instemt met de keuze van de opdrachthouder, verzoekt het het college van burgemeester en schepenen nieuwe voorstellen te doen. Het begeleidingscomité beslist over de keuze van de opdrachthouder en brengt zijn beslissing ter kennis van het college van burgemeester en schepenen binnen vijftien dagen na ontvangst van de nieuwe voorstellen.

De Regering erkent, met toepassing van artikel 70 en volgende van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunning, de publiekrechtelijke of privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersonen die als opdrachthouder kunnen worden aangewezen in het kader van het opstellen van een bijzonder bestemmingsplan. 3. Indien het begeleidingscomité zijn beslissing niet binnen de in 2 bedoelde termijn heeft medegedeeld, kan het college van burgemeester en schepenen het dossier bij de Regering aanhangig maken. Binnen zestig dagen te rekenen vanaf de aanhangigmaking spreekt de Regering zich uit over de in 2, 1° tot 3°, bedoelde punten en brengt haar beslissing ter kennis van het college van burgemeester en schepenen.

Wanneer de Regering de keuze van de opdrachthouder niet goedkeurt, verzoekt zij het college van burgemeester en schepenen haar nieuwe voorstellen te doen toekomen. De Regering beslist over de keuze van de opdrachthouder en maakt haar beslissing kenbaar aan het college van burgemeester en schepenen binnen vijftien dagen na de ontvangst van de nieuwe voorstellen.

Wanneer de Regering haar beslissing niet kenbaar maakt binnen de gestelde termijnen, kan het college van burgemeester en schepenen, per aangetekend schrijven, een rappelbrief richten aan de Regering.

Wanneer er opnieuw dertig dagen verstreken zijn na het verzenden van de bij ter post aangetekende rappelbrief en de Regering haar beslissing nog niet kenbaar heeft gemaakt, dan worden het ontwerp van bestek alsmede de keuze van de opdrachthouder door het college van burgemeester en schepenen geacht bevestigd te zijn. De termijn binnen welke de effectenstudie uitgevoerd moet worden, bedraagt maximum zes maanden. 4. Op basis van de beslissingen die overeenkomstig de 2 of 3 getroffen worden, legt de gemeenteraad de nadere uitwerking van de effectenstudie in de handen van de opdrachthouder. De kosten van de effectenstudie komen ten laste van de gemeente. ". 2° Een artikel 58bis, C, luidend als volgt, wordt opgenomen in de ordonnantie : " Artikel 58bis, C, De effectenstudie moet uit volgende elementen bestaan : 1° de door de gemeente verstrekte gegevens met betrekking tot de verantwoording van de geplande aanleg, de beschrijving van de doelstelling en het tijdschema voor de uitvoering;2° de opgave van de voltooide prestaties, de vermelding van de gebruikte analysemethodes en een beschrijving van de ondervonden moeilijkheden met inbegrip van de gegevens gevraagd door de opdrachthouder en die door het college van burgemeester en schepenen, zonder enige rechtvaardiging, niet werden meegedeeld;3° de omstandige en nauwkeurige beschrijving en beoordeling van de elementen waarop de geplande aanleg gevolgen kan hebben binnen het geografische gebied zoals afgebakend in het bestek;4° de inventaris en de omstandige en nauwkeurige beoordeling van de effecten van de geplande aanleg en van de bouwterreinen;5° de door de gemeente verstrekte gegevens omtrent de maatregelen die worden gepland om de negatieve effecten van de geplande aanleg en van de bouwterreinen te vermijden, weg te werken of af te remmen;6° de beoordeling van de doelmatigheid van de in 5° vermelde maatregelen, onder meer ten opzichte van de bestaande normen;7° de vergelijking van de vervangingsoplossingen die redelijkerwijs in aanmerking kunnen komen met inbegrip, in voorkomend geval, van het verzaken aan de geplande aanleg alsmede de beoordeling van hun effecten;8° een niet-technische samenvatting van de bovenvermelde elementen. De Regering kan de in het eerste lid bedoelde elementen nader bepalen en aanvullen; ze kan tevens voorstel-lingsmodaliteiten van de effectenstudie bepalen. ". 3° Een artikel 58bis, D, luidend als volgt, wordt opgenomen in de ordonnantie : " Artikel 58bis, D, " 1.De opdrachthouder houdt het begeleidingscomité regelmatig op de hoogte van de evolutie van de effectenstudie.

Hij beantwoordt de vragen en de opmerkingen van het begeleidingscomité.

De Regering bepaalt de nadere regels voor de toepassing van deze paragraaf. 2. Wanneer de opdrachthouder van oordeel is dat de effectenstudie volledig is, bezorgt het college van burgemeester en schepenen een exemplaar aan het begeleidingscomité.". 4° Een artikel 58bis, E, luidend als volgt, wordt opgenomen in de ordonnantie : " Artikel 58bis, E, 1.Wanneer het begeleidingscomité van oordeel is dat de effectenstudie volledig is, moet het binnen dertig dagen na ontvangst van bedoelde studie : 1° de effectenstudie sluiten;2° de lijst vastleggen van de bij de effecten van de geplande aanleg betrokken gemeenten van het Gewest waarin het openbaar onderzoek moet plaatshebben;3° zijn beslissing aan het college van burgemeester en schepenen ter kennis brengen. Indien het begeleidingscomité beslist dat de effectenstudie niet conform het bestek is, deelt het binnen dezelfde termijn aan het college van burgemeester en schepenen mede welke aanvullende elementen bestudeerd moeten worden of welke wijzigingen in de studie moeten worden aangebracht en verantwoordt het zijn beslissing. In dit geval deelt het aan het college van burgemeester en schepenen mede binnen welke termijn deze overgezonden moeten worden.

Indien het begeleidingscomité de termijn bedoeld in het eerste en in het tweede lid, niet in acht neemt, kan het college van burgemeester en schepenen zijn dossier bij de Regering aanhangig maken. Deze mogelijkheid wordt hem eveneens geboden wanneer het begeleidingscomité verklaart dat de effectenstudie onvolledig is.

De Regering treedt in de plaats van het begeleidingscomité. De Regering deelt haar beslissing mede binnen dertig dagen na de aanhangigmaking. 2. Binnen vijftien dagen na de kennisgeving van de beslissing bedoeld in 1 waarbij het begeleidings-comité, of bij ontstentenis de Regering, de effectenstudie afsluit, beslist het college van burgemeester en schepenen : 1° de opmaak van zijn ontwerp van bijzonder bestemmingsplan niet voort te zetten;2° zijn ontwerp van bijzonder bestemmingsplan in de oorspronkelijke vorm te handhaven;3° het te wijzigen teneinde ervoor te zorgen dat het verenigbaar is met de conclusies van de effecten-studie.

Art. 9.In artikel 64 van de ordonnantie worden de woorden" bedoeld in artikel 31 of in artikel 36 van de ordonnantie van 30 juli 1992 betreffende de voorafgaande effectenbeoordeling van bepaalde projecten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest " vervangen door de woorden" bedoeld in artikel 56bis of in artikel 58bis, C, ".

Art. 10.Artikel 87, 2, van de ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : " In het geval van een gemengd project, in de zin van artikel 108, 2, wordt de stedenbouwkundige vergunning geschorst zolang er geen definitieve milieuvergunning werd verkregen.

De definitieve weigeringsbeslissing over de aanvraag om milieuvergunning houdt van rechtswege de nietigheid van de stedenbouwkundige vergunning in.

Voor de toepassing van deze ordonnantie is een beslissing slechts definitief wanneer alle openstaande administratieve beroepen tegen deze beslissing door deze ordonnantie betreffende de milieuvergunning uitgeput zijn of de termijnen om deze in te stellen verstreken zijn.

Het in de eerste paragraaf bedoelde verval begint maar te lopen zodra de houder van de stedenbouwkundige vergunning de milieuvergunning gekregen heeft. ".

Art. 11.Artikel 108, 2, eerste lid, van de ordonnantie wordt vervangen door de volgende leden : " In het geval van een gemengd project, met name een project dat op het ogenblik van zijn indiening zowel een milieuvergunning met betrekking tot de installatie van klasse IA of IB als een stedenbouwkundige vergunning vereist : 1° moeten de aanvragen om stedenbouwkundig attest of om stedenbouwkundige vergunning en om milieu-attest en milieuvergunning gelijktijdig worden ingediend, hetzij in de vorm van een milieu-attest en stedenbouwkundig attest, hetzij in de vorm van een milieuvergunning en een stedenbouwkundige vergunning;2° is het dossier van de aanvraag om stedenbouwkundig attest of om stedenbouwkundige vergunning onvolledig bij gebrek aan indiening van de overeenkomstige aanvraag om milieu-attest of milieuvergunning, vereist door de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen;3° de aanvragen om stedenbouwkundige vergunning of stedenbouwkundig attest en milieuvergunning en milieu-attest worden door de bevoegde overheid gelijktijdig om advies voorgelegd aan de personen of de diensten bedoeld in artikel 119, 4, wanneer de geraadpleegde personen of diensten dezelfde zijn voor de twee procedures;4° de aanvragen om stedenbouwkundige vergunning of stedenbouwkundig attest en milieu-attest of milieuvergunning worden gezamenlijk onderworpen aan de speciale regelen van openbaarmaking;5° de aanvragen om stedenbouwkundig attest of om milieuvergunning en milieu-attest of milieuvergunning maken, naargelang het geval, het voorwerp uit van een voorbereidende nota op de effectenstudie, van een bestek, een effectenverslag of een studie van eenmalige effecten;6° de bevoegde overheden gaan, krachtens deze ordonnantie en de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, gezamenlijk over tot het onderzoek van de aanvragen om stedenbouwkundig attest of stedenbouwkundige vergunning en milieu-attest of -vergunning;de Regering regelt de modaliteiten van deze samenwerking. 7° Een ontvangbewijs van het dossier van de aanvraag om stedenbouwkundig attest of stedenbouwkundige vergunning of om verkavelingsattest of verkavelingsvergunning mag niet worden afgegeven bij gebrek aan ontvangbewijs van de aanvraag om milieu-attest of -vergunning.".

Art. 12.Artikel 111 van de ordonnantie wordt opgeheven en vervangen door de volgende bepalingen : " Artikel 111, A, 1. Een voorafgaande effectenbeoordeling is vereist voor de openbare en particuliere projecten die onder meer door hun omvang, aard of ligging het leefmilieu of het stedelijk milieu ingrijpend kunnen aantasten, of die belangrijke sociale of economische gevolgen kunnen hebben.2. Onder" effecten van een project " verstaat men de rechtstreekse en indirecte, tijdelijke, toevallige en permanente effecten op korte en lange termijn van een project op : 1° de mens, de fauna en de flora;2° de bodem, het water, de lucht, het klimaat, het geluid en het landschap;3° de stedenbouw en het onroerend erfgoed;4° het sociale en economische vlak;5° de globale mobiliteit;6° de wisselwerking tussen deze factoren.3. Vóór de gemeente het ontvangbewijs van de vergunningsaanvraag afgeeft, gaat zij na of de aanvraag aan een effectenstudie of een effectenverslag onderworpen is. Het dossier van de aanvraag om een vergunning of een attest is onvolledig bij ontstentenis van de door de artikelen 111, C, en 111, Q, vereiste documenten. 4. De Regering kan de bepalingen van deze ordonnantie aanvullen, vervangen of opheffen om zo de maatregelen te nemen die nodig zijn voor het nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit de richtlijnen van de Europese Gemeenschap.Met inachtneming van de in de artikelen 2 en 3 van deze ordonnantie en in artikel 2 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen bedoelde principes, kan de Regering tevens bijlage B, 1°, wijzigen. In dit geval doet de Regering het besluit aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad geworden, binnen de maand die volgt op de goedkeuring ervan.

Onderafdeling 1 Aanvragen onderworpen aan een effectenstudie Artikel 111, B, 1. Voor de projecten vermeld in bijlage A, 1°, van deze ordonnantie is een effectenstudie vereist.2. De aanvragen om stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning die volgen op een niet-vervallen stedenbouwkundig attest dat door een effectenstudie is voor-afgegaan, worden vrijgesteld van een dergelijke studie, voor zover ze overeenstemmen met de afgegeven attesten. Het bijzonder bestemmingsplan of de niet-vervallen verkavelingsvergunning die met toepassing van deze ordonnantie door een effectenstudie is voorafgegaan, stelt de aanvragen om stedenbouwkundig attest en stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning, betreffende een goed gelegen binnen de omtrek van het bijzonder bestemmingsplan of van de verkavelingsvergunning, vrij van de effectenstudie en van het effectenverslag.

De voorschriften van het bijzonder bestemmingsplan kunnen evenwel een effectenstudie opleggen. In dit geval zijn de artikelen 111, C, tot 111, O van toepassing.

Artikel 111, C, 1. Bij de aanvraag om stedenbouwkundig attest of om stedenbouwkundige vergunning voor ieder in bijlage A, 1°, vermeld project, wordt een voorbereidende nota gevoegd, die ten minste uit de volgende elementen bestaat : 1° de verantwoording van het project, de beschrijving van de doelstellingen en het tijdschema voor de uitvoering;2° de aanduiding van de elementen en het geografische gebied waarvoor het project gevolgen kan hebben;3° een eerste inventaris van de voorspelbare effecten van het project en van het bouwterrein;4° de opsomming van de wettelijke en reglementaire bepalingen en voorschriften die van toepassing zijn;5° de beschrijving van de voornaamste geplande maat-regelen om de negatieve effecten van het project en van het bouwterrein te vermijden, weg te werken of af te remmen;6° voorstellen in verband met de inhoud van het be-stek van de effectenstudie en met de keuze van de opdrachthouder;7° een niet-technische samenvatting van de bovenvermelde elementen. De Regering kan de in het eerste lid bedoelde elementen nader bepalen en aanvullen; ze kan tevens de voorstellings-modaliteiten van de voorbereidende nota bepalen. 2. De aanvraag om stedenbouwkundig attest of om stedenbouwkundige vergunning wordt samen met de voorbereidende nota ingediend overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 109 en 140. De overheid die het ontvangbewijs aflevert wanneer het dossier volledig is, stuurt tegelijk een exemplaar van het dossier naar het Bestuur.

Artikel 111, D, 1. Binnen een termijn van dertig dagen na de afgifte van het ontvangbewijs of na het verstrijken van de termijn bedoeld in de artikelen 109 en 140 stelt het Bestuur het ontwerp van bestek op van de effectenstudie die hij de aanvrager toestuurt en verzendt het hele dossier, samen met eventuele opmerkingen, naar het college van burgemeester en schepenen van de gemeente op wier grondgebied het belangrijkste deel van het project uitgevoerd moet worden. Binnen een termijn van tien dagen na het verzenden van het ontvangbewijs of na het verstrijken van de in de artikelen 109 en 140 bedoelde termijn roept het Bestuur het begeleidingscomité bijeen nadat het, naast de in het artikel 111, E, aangewezen leden, er de samenstelling van heeft bepaald. Het Bestuur houdt het begeleidingscomité regelmatig op de hoogte van de evolutie van de opmaak van het ontwerp van bestek.

Binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen vanaf de ontvangst van het dossier onderwerpt het college van burgemeester en schepenen het dossier aan de speciale regelen van openbaarmaking. Het openbaar onderzoek duurt vijftien dagen.

Bij het niet-naleven door het college van de in het derde lid bepaalde termijn, maant het Bestuur het college aan over te gaan tot de speciale regelen van openbaarmaking.

Binnen dertig dagen volgend op het einde van het openbaar onderzoek, moet de overlegcommissie : 1° advies uitbrengen over het ontwerp van bestek;2° advies uitbrengen over de voorstellen inzake de keuze van de opdrachthouder van de studie;3° in voorkomend geval de volledige samenstelling van het begeleidingscomité, zoals vastgesteld door het Bestuur, vervolledigen. De in het vorige lid bedoelde adviezen worden aan het Bestuur betekend binnen tien dagen te rekenen vanaf de vergaderdatum van de overlegcommissie. Binnen vijf dagen na ontvangst van de betekeningen, roept het Bestuur het begeleidingscomité opnieuw samen.

Indien de overlegcommissie haar adviezen over de in het vijfde lid bedoelde punten 1° tot 2°, niet heeft bekendgemaakt binnen de vereiste termijn, wordt de procedure voortgezet zonder dat er rekening wordt gehouden met de adviezen die worden uitgebracht meer dan dertig dagen na het verstrijken van de voormelde termijn van dertig dagen. Het Bestuur roept het begeleidingscomité bijeen overeenkomstig artikel 111, F, na de definitieve samenstelling ervan te hebben bepaald. 2. De Regering kan een typebestek opstellen voor elke categorie van de in bijlagen A en B bedoelde projecten. Artikel 111, E, 1. Het begeleidingscomité wordt ermee belast de procedure tot uitvoering van de effectenstudie te volgen; Het bestaat uit minstens één vertegenwoordiger van iedere gemeente op wier grondgebied het project moet worden uitgevoerd, één vertegenwoordiger van het Brussels Instituut voor Milieubeheer en één vertegenwoordiger van het Bestuur.

Het secretariaat van het begeleidingscomité wordt door het Bestuur waargenomen.

In geval van gemengd project wordt het secretariaat gezamenlijk verzorgd door het Bestuur en het Brussels Instituut voor Milieubeheer. 2. De Regering bepaalt de samenstelling en de werking van het begeleidingscomité, alsook de onverenigbaarheids-regels. Artikel 111, F, 1. Binnen vijf dagen na de ontvangst van de adviezen van de overlegcommissie of na het verstrijken van de aan de commissie opgelegde termijn om haar adviezen kenbaar te maken, roept het Bestuur het comité bijeen.Binnen de tien daaropvolgende dagen : 1° stelt het begeleidingscomité het bestek van de effectenstudie definitief vast;2° bepaalt het begeleidingscomité de termijn waarbinnen de effectenstudie moet worden verricht;3° spreekt het begeleidingscomité zich uit over de keuze van de opdrachthouder;4° deelt het begeleidingscomité zijn beslissing mede aan de aanvrager.2. Indien het begeleidingscomité niet instemt met de keuze van de opdrachthouder, verzoekt het de aanvrager nieuwe voorstellen te doen. Het begeleidingscomité spreekt zich uit over de keuze van de opdrachthouder en brengt zijn beslissing ter kennis van de aanvrager, binnen vijftien dagen na de ontvangst van de nieuwe voorstellen. 3. De Regering erkent, met toepassing van artikel 70 en volgende van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunning, de publiekrechtelijke of privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersonen die als opdrachthouder kunnen worden aangewezen. Artikel 111, G, Indien het begeleidingscomité zijn beslissing binnen de in artikel 111, F, bedoelde termijn van tien dagen niet heeft medegedeeld, kan de aanvrager het dossier bij de Regering aanhangig maken.

Binnen zestig dagen te rekenen vanaf de aanhangigmaking spreekt de Regering zich uit over de in artikel 111, F, 1, 1° tot 3°, bedoelde punten en brengt zij haar beslissing ter kennis van de aanvrager.

Wanneer de Regering de keuze van de opdrachthouder niet goedkeurt, verzoekt zij de aanvrager haar nieuwe voorstellen te laten geworden.

De Regering beslist over de keuze van opdrachthouder en maakt haar beslissing kenbaar aan de aanvrager binnen vijftien dagen na de ontvangst van de nieuwe voorstellen.

Wanneer de Regering haar beslissing niet kenbaar maakt binnen de termijnen, kan de aanvrager, per aangetekend schrijven, een rappelbrief richten aan de Regering. Wanneer er opnieuw dertig dagen verstreken zijn na het verzenden van de bij ter post aangetekende rappelbrief en de Regering haar beslissing nog niet kenbaar heeft gemaakt, dan worden het ontwerp van bestek alsmede de keuze van de opdrachthouder door de aanvrager geacht bevestigd te zijn. De termijn binnen welke de effectenstudie moet uitgevoerd worden, bedraagt maximum zes maanden.

Artikel 111, H, In de overeenkomst tussen de aanvrager en de opdrachthouder moeten de beslissingen die overeenkomstig artikel 111, F, of artikel 111, G, zijn genomen, worden nageleefd.

De kosten van de effectenstudie komen ten laste van de aanvrager.

Artikel 111, I, De effectenstudie moet uit volgende elementen bestaan : 1° de door de aanvrager verstrekte gegevens met betrekking tot de verantwoording van het project, de beschrijving van de doelstellingen en het tijdschema voor de uitvoering.2° de opgave van de voltooide prestaties, de vermelding van de gebruikte analysemethodes en de beschrijving van de ondervonden moeilijkheden met inbegrip van de gegevens gevraagd door de opdrachthouder en die door de aanvrager, zonder enige rechtvaardiging, niet werden meegedeeld;3° de gedetailleerde en nauwkeurige beschrijving en beoordeling van de elementen waarop het project gevolgen kan hebben binnen het geografische gebied zoals afgebakend in het bestek;4° de inventaris en de gedetailleerde en nauwkeurige beoordeling van de effecten van het project en van het bouwterrein;5° de door de aanvrager verstrekte gegevens omtrent maat-regelen die worden gepland om de negatieve effecten van het project en van het bouwterrein te vermijden, weg te werken of af te remmen;6° de beoordeling van de doelmatigheid van de in punt 5° vermelde maatregelen onder meer ten opzichte van de bestaande normen;7° de vergelijking met vervangingsoplossingen die redelijkerwijs in aanmerking kunnen komen, met inbegrip, in voorkomend geval, van het verzaken aan het project, alsmede een beoordeling van hun effecten;8° een niet-technische samenvatting van de bovenvermelde elementen. De Regering kan de in het eerste lid bedoelde elementen nader bepalen en aanvullen; ze kan tevens de voorstellings-modaliteiten van de effectenstudie bepalen.

Artikel 111, J, 1. De opdrachthouder houdt het begeleidingscomité regelmatig op de hoogte van het verloop van de effecten-studie. Hij beantwoordt de vragen en de opmerkingen van het begeleidingscomité.

De Regering bepaalt de nadere regels voor de toepassing van deze paragraaf. 2. Wanneer de opdrachthouder van oordeel is dat de effectenstudie volledig is, bezorgt de aanvrager een exemplaar ervan aan het begeleidingscomité. Artikel 111, K, Wanneer het begeleidingscomité van oordeel is dat de effectenstudie volledig is, moet het binnen dertig dagen na ontvangst van bedoelde studie : 1° de effectenstudie sluiten;2° de lijst vastleggen van de bij de effecten van het project betrokken gemeenten van het Gewest en waarin het openbaar onderzoek moet plaatshebben;3° zijn beslissing aan de aanvrager ter kennis brengen met opgave van het aantal exemplaren van het in artikel 111, N, tweede lid, bedoelde dossier die aan het Bestuur geleverd moeten worden met het oog op het openbaar onderzoek. Indien het begeleidingscomité beslist dat de effectenstudie niet in overeenstemming is met het bestek, deelt het binnen dezelfde termijn aan de aanvrager mede welke aanvullende elementen bestudeerd moeten worden of welke wijzigingen in de studie moeten worden aangebracht en verantwoordt het zijn beslissing. In dit geval deelt het aan de aanvrager de termijn mee binnen welke deze overgezonden moeten worden.

Indien het begeleidingscomité de termijn bedoeld in het eerste en in het tweede lid niet in acht neemt, kan de aanvrager zijn dossier bij de Regering aanhangig maken. Hij kan dit eveneens wanneer de beslissing van het begeleidingscomité de effectenstudie onvolledig verklaart. De Regering treedt in de plaats van het begeleidingscomité.

De Regering deelt haar beslissing mede binnen dertig dagen na de aanhangigmaking.

Artikel 111, L, De aanvrager wordt geacht zijn aanvraag te behouden tenzij hij, binnen vijftien dagen na de bekendmaking van de beslissing van het begeleidingscomité, of bij ontstentenis de Regering om de studie te sluiten, het Bestuur op de hoogte brengt van zijn beslissing : 1° hetzij om zijn aanvraag in te trekken;2° hetzij om ze te wijzigen zodat het project verenigbaar is met de besluiten van de effectenstudie. Artikel 111, M, In het geval bedoeld in artikel 111, L, eerste lid, 3°, zendt de aanvrager de wijzigingen in zijn aanvraag om stedenbouwkundig attest of om stedenbouwkundige vergunning over aan het begeleidingscomité of aan de Regering alsook aan het Bestuur en aan de afleverende overheid, binnen zes maanden na de in artikel 111, K, bedoelde kennisgeving van de sluiting van de effectenstudie.

Indien de aanvrager de wijzigingen in zijn aanvraag om stedenbouwkundig attest of stedenbouwkundige vergunning niet binnen de in het eerste lid bepaalde termijn heeft bezorgd, wordt hij geacht zijn aanvraag te hebben ingetrokken.

Artikel 111, N, Vanaf de ontvangst van de door de aanvrager geleverde exemplaren van het dossier dat in voorkomend geval overeenkomstig artikel 111 L, eerste lid, 3°, werd gewijzigd, zendt het Bestuur of in het geval bedoeld in artikel 111, K, derde lid, de Regering een exemplaar over aan het college van burgemeester en schepenen van elke gemeente die bij de effecten van het project betrokken is en waar het dossier aan de speciale regelen van openbaarmaking onderworpen dient te worden.

Het aan het openbaar onderzoek onderworpen dossier moet bestaan uit : 1° de aanvraag om stedenbouwkundig attest of stedenbouwkundige vergunning;2° het bestek van de effectenstudie;3° de effectenstudie;4° de beslissing tot afsluiting van de effectenstudie;5° in voorkomend geval, de beslissing van de aanvrager om de aanvraag om stedenbouwkundig attest of stedenbouwkundige vergunning te bevestigen of te wijzigen of de vaststelling dat de in artikel 111, L, eerste lid bedoelde termijn van vijftien dagen overschreden is;6° de eventuele wijzigingen in de in artikel 111, M, bedoelde aanvraag om stedenbouwkundig attest of stedenbouwkundige vergunning. Artikel 111, O, 1. Het college van burgemeester en schepenen van elke betrokken gemeente onderwerpt het dossier aan de speciale regelen van openbaarmaking. Het openbaar onderzoek verloopt in elke gemeente en duurt dertig dagen.

Het Bestuur bepaalt de datum waarop de verschillende openbare onderzoeken uiterlijk moeten worden gesloten. 2. Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente op wier grondgebied het belangrijkste gedeelte van het project moet worden uitgevoerd, maakt het dossier aanhangig bij de overlegcommissie die uitgebreid wordt met de vertegenwoordigers van elke gemeente die betrokken is bij de effecten van het project, binnen vijftien dagen na de sluiting van het openbaar onderzoek. De overlegcommissie brengt haar advies uit bij het Bestuur en bij het college van burgemeester en schepenen binnen dertig dagen na de beëindiging van het openbaar onderzoek.

Wanneer de overlegcommissie haar advies niet kenbaar heeft gemaakt binnen de gestelde termijn, wordt de procedure voortgezet zonder dat er rekening wordt gehouden met het advies dat wordt uitgebracht meer dan dertig dagen na het verstrijken van de in het vorig lid bedoelde termijn.

Onderafdeling 2 Aanvragen die onderworpen worden aan een effectenverslag Artikel 111, P, 1. Aan een effectenverslag worden onderworpen, de projecten vermeld in bijlage B, 1°, van deze ordonnantie.2. De aanvragen om stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning, die volgen op een niet-vervallen stedenbouwkundig attest dat door een effectenverslag is voor-afgegaan, worden vrijgesteld van een dergelijk verslag, voor zover ze overeenstemmen met de afgegeven attesten. Het bijzonder bestemmingsplan of de niet-vervallen verkavelingsvergunning die door een effectenverslag is voor-afgegaan, stelt de aanvragen om stedenbouwkundig attest en om stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning betreffende een goed gelegen binnen de omtrek van het bijzonder bestemmingsplan of van de verkavelingsvergunning vrij van het effectenverslag.

De voorschriften van het bijzonder bestemmingsplan kunnen evenwel een effectenverslag opleggen. In dit geval zijn de artikelen 111, P, tot 111, V, van toepassing.

Artikel 111, Q, Bij de attest- of vergunningsaanvraag voor ieder in bijlage B, 1° vermeld project, wordt een effectenverslag gevoegd dat ten minste uit volgende elementen bestaat : 1° de verantwoording van het project, de beschrijving van de doelstellingen en het tijdschema voor de uitvoering;2° de synthese van de in aanmerking genomen oplossingen die ten grondslag hebben gelegen aan de keuze van het door de aanvrager ingediende project, gelet op het milieu;3° de beschrijving van de elementen en het geografische gebied waarvoor het project gevolgen kan hebben, met name aan de hand van plannen;4° de inventaris van de voorspelbare effecten van het project en van het bouwterrein;5° de beoordeling van deze effecten in vergelijking met de bestaande toestand;6° de opsomming van de wettelijke en reglementaire bepalingen en voorschriften die van toepassing zijn;7° de beschrijving van de geplande maatregelen om de negatieve effecten van het project en van het bouwterrein te vermijden, weg te werken of af te remmen, onder meer ten opzichte van de bestaande normen;8° een niet-technische samenvatting van de voormelde elementen. De Regering kan de in het eerste lid bedoelde elementen nader bepalen en aanvullen; ze kan tevens de voorstellingsmodaliteiten van het effectenverslag bepalen.

Artikel 111, R, De aanvraag om stedenbouwkundig attest of om stedenbouwkundige vergunning en het effectenverslag worden samen ingediend, overeenkomstig de artikelen 109 of 140.

De overheid, waarbij de aanvraag werd ingediend, stuurt gelijktijdig met het verzenden van het ontvangbewijs of na het verstrijken van de in artikel 109 of in artikel 140 bedoelde termijn, een exemplaar van het dossier naar het Bestuur als het dossier niet bij haar aanhangig gemaakt is.

Artikel 111, S, 1. Binnen dertig dagen na het verzenden van het ontvangbewijs of na het verstrijken van de in de artikelen 109 of 140 bedoelde termijn, gaat het Bestuur over tot : 1° het onderzoeken van het effectenverslag;2° het vastleggen van de lijst van de bij de effecten van het project betrokken gemeenten van het Gewest en waarin het openbaar onderzoek moet plaatshebben;3° het aanwijzen van de gemeente die ermee belast wordt de overlegcommmissie bijeen te roepen overeenkomstig artikel 111,U, 2;4° het mededelen aan de aanvrager van het aantal hem te leveren exemplaren van het in artikel 111,T, tweede lid, bedoelde dossier met het oog op het houden van het openbaar onderzoek.2. Wanneer het Bestuur oordeelt dat het effectenverslag aangevuld dient te worden, betekent het deze beslissing aan de aanvrager binnen de in 1 bedoelde termijnen, met de vermelding van de ontbrekende stukken of inlichtingen. Binnen tien dagen na de ontvangst ervan, verricht het Bestuur de in 1 bepaalde handelingen. 3. Wanneer het Bestuur, bij het verstrijken van de in 2 bedoelde termijnen, haar beslissing niet kenbaar heeft gemaakt, kan de aanvrager het dossier bij de Regering aanhangig maken. Binnen zestig dagen na de aanhangigmaking verricht de Regering de in 1 bedoelde handelingen.

Artikel 111,T, Vanaf de ontvangst van de exemplaren van het dossier geleverd door de aanvrager, zendt het Bestuur er een exemplaar van aan het college van burgemeester en schepenen van elke gemeente van het Gewest die bij de effecten van het project betrokken is en waar het openbaar onderzoek moet worden gevoerd.

Het aan het openbaar onderzoek onderworpen dossier moet bestaan uit : 1° de aanvraag om stedenbouwkundig attest of stedenbouwkundige vergunning;2° het effectenverslag;3° de stukken of inlichtingen die de aanvrager heeft verstrekt met toepassing van artikel 111, S, 2. Artikel 111, U, 1. Het college van burgemeester en schepenen van elke betrokken gemeente onderwerpt het dossier aan de speciale regelen van openbaarmaking binnen vijftien dagen na de ontvangst van het dossier Het openbaar onderzoek wordt in elke gemeente gehouden en duurt vijftien dagen. Het Bestuur bepaalt de datum waarop de verschillende openbare onderzoeken uiterlijk moeten gesloten worden. 2. Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente op wier grondgebied het belangrijkste gedeelte van het project moet worden uitgevoerd, maakt binnen vijftien dagen na de sluiting van het openbaar onderzoek het dossier aanhangig bij de overlegcommissie die uitgebreid wordt tot de vertegenwoordigers van elke gemeente die betrokken is bij de effecten van het project. De overlegcommissie brengt haar advies uit bij het Bestuur en bij het college van burgemeester en schepenen binnen dertig dagen na het beëindigen van het openbaar onderzoek.

Wanneer de overlegcommissie haar advies niet kenbaar heeft gemaakt binnen de gestelde termijn, wordt de procedure voortgezet zonder dat er rekening wordt gehouden met de adviezen die worden uitgebracht meer dan dertig dagen na het verstrijken van de in het vorig lid bedoelde termijn.

Artikel 111, V, 1. In uitzonderlijke omstandigheden kan de overlegcommissie in een bijzonder met redenen omkleed advies, de Regering aanbevelen een effectenstudie te laten verrichten.2. Wanneer de Regering van mening is dat een effectenstudie dient te worden verricht, brengt ze haar beslissing ter kennis van de aanvrager binnen dertig dagen vanaf de ontvangst van het dossier. In dit geval : 1° verzoekt de Regering de aanvrager om één of meer voorstellen betreffende de keuze van de opdrachthouder aan het Bestuur te doen toekomen;2° belast de Regering het Bestuur met het opstellen van het ontwerp van bestek voor de effectenstudie binnen dertig dagen.In geval van gemengd project regelt de Regering de wijze van samenwerking tussen het Bestuur en het Brussels Instituut voor Milieubeheer; 3° bepaalt de Regering, naast de leden aangesteld overeenkomstig artikel 111, E, de samenstelling van het begeleidingscomité en brengt dit ter kennis van het Bestuur. Na de opmaak van het in 2, tweede lid, 2° bedoelde ontwerp van bestek, zendt het Bestuur het dossier, samen met de eventuele opmerkingen, naar de aanvrager en naar het college van burgemeester en schepenen van de gemeente op wier grondgebied het belangrijkste deel van het project moet worden uitgevoerd.

Binnen tien dagen na de ontvangst van de samenstelling van het begeleidingscomité roept het Bestuur dit laatste bijeen. Het Bestuur houdt het begeleidingscomité regelmatig op de hoogte van de evolutie van de opmaak van het ontwerp van bestek van de effectenstudie.

Binnen vijf dagen na het opmaken van het ontwerp van bestek, roept het Bestuur het begeleidingscomité opnieuw bijeen en wordt de procedure overeenkomstig de artikelen 111, F, tot 111, O, voortgezet.

Wanneer de Regering een dergelijke studie niet geraden acht, omkleedt zij haar beslissing met redenen en zendt ze het dossier binnen de in het eerste lid van 2, bedoelde termijn aan de afleverende overheid. 3. Het stilzwijgen van de Regering na het verstrijken van de in 2 bedoelde termijn geldt als een weigering om de effectenstudie te laten uitvoeren.4. Wanneer de effectenstudie is uitgevoerd, moet het dossier dat overeenkomstig artikel 111, N, aan het openbaar onderzoek wordt onderworpen, bovendien volgende gegevens bevatten : 1° de bezwaren en de opmerkingen die in het kader van het in artikelen 111, T, en 111, U, bedoelde openbaar onderzoek aan het college van burgemeester en schepenen werden gericht, alsmede het proces-verbaal van sluiting van dit onderzoek;2° de notulen van de overlegcommissie;3° het in 1 bedoeld advies van de overlegcommissie.".

Art. 13.Artikel 114 van de ordonnantie wordt aangevuld met het volgende lid : " Bij ontstentenis van advies van de overlegcommissie binnen de in het eerste lid bedoelde termijn van dertig dagen, zet het college van burgemeester en schepenen de behandeling van de aanvraag voort overeenkomstig artikel 110 en volgende, zonder dat er rekening wordt gehouden met de adviezen die uitgebracht worden meer dan dertig dagen na het verstrijken van de in het vorig lid bedoelde termijn. ".

Art. 14.In artikel 119 van de ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Artikel 119, 2, van de ordonnantie wordt aangevuld met het volgende lid : " Wanneer de aanvraag speciale regelen van openbaarmaking vereist en de overlegcommissie haar advies niet heeft uitgebracht binnen de in artikel 114, eerste lid, bedoelde termijn van dertig dagen, worden de termijnen verlengd met dertig dagen.". 2° Artikel 119, 3, van de ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : " Wanneer de vergunningsaanvraag voorafgegaan wordt door een effectenstudie, bedoeld in artikel 111, B, of vergezeld is van een effectenverslag, bedoeld in artikel 111, P, geschiedt de kennisgeving van de beslissing van het college van burgemeester en schepenen tot verlening of weigering van de vergunning binnen volgende termijnen, te rekenen vanaf de datum waarop de overlegcommissie haar advies heeft gegeven binnen de termijn bedoeld in artikel 111, O, 2, derde lid, of in artikel 111, U, 2, derde lid of bij ontstentenis vanaf het verstrijken van deze termijn : 1° vijfenveertig dagen indien de aanvraag het voorafgaand advies van de gemachtigde ambtenaar niet vereist;2° negentig dagen indien de aanvraag het voorafgaand advies van de gemachtigde ambtenaar vereist. Wanneer de overlegcommissie echter, met toepassing van artikel 111, V, de Regering aanbeveelt een effectenstudie te laten verrichten, dan begint de termijn bedoeld in het eerste lid te lopen vanaf : 1° hetzij de dag van de kennisgeving van de beslissing van de Regering bedoeld in artikel 111, V, 2, zesde lid, waarbij zij meent dat een dergelijke studie niet geraden is;2° hetzij de dag van het advies van de overlegcommissie uitgebracht binnen de termijn bedoeld in artikel 111, O, 2, derde lid, of bij ontstentenis, na het verstrijken van deze termijn.

Art. 15.Artikel 129 van de ordonnantie wordt aangevuld met een vierde lid, luidend : " De gemeente zendt het stedenbouwkundig college een afschrift van het dossier binnen tien dagen na de ontvangst van het afschrift van het beroep. "

Art. 16.Artikel 135 van de ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : " De Regering of de persoon die zij machtigt, hoort, op hun verzoek, de verzoeker of zijn raadsman, het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde, en de gemachtigde ambtenaar. Wanneer een partij vraagt om gehoord te worden, worden ook de andere partijen opgeroepen. "

Art. 17.In artikel 140 van de ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden" als de aanvraag onderworpen is aan de bepalingen van de ordonnantie van 30 juli 1992 betreffende de voorafgaande effectenbeoordeling van bepaalde projecten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest " vervangen door de woorden" als de aanvraag onderworpen is aan een effectenstudie zoals bedoeld in artikel 111, B, of aan een effectenverslag zoals bedoeld in artikel 111, P, ";2° in het derde lid worden de woorden" krachtens deze ordonnantie vereiste documenten " vervangen door de woorden " in voorkomend geval krachtens artikel 111, C, of artikel 111, Q, derhalve vereiste documenten ";3° het vijfde lid wordt opgeheven;4° in het zesde lid worden de woorden" In geval van gemengd projet " geplaatst vóór de woorden" Een afschrift van alle administratieve stukken of documenten ".

Art. 18.1. Artikel 142, 2, van de ordonnantie wordt aangevuld met het volgende lid : " Wanneer de aanvraag speciale regelen van openbaarmaking vereist en de overlegcommissie haar advies niet heeft uitgebracht binnen de in het artikel 114, eerste lid, gestelde termijn van dertig dagen, worden de termijnen verlengd met dertig dagen. " 2. Artikel 142, 3, van de ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : " Wanneer de vergunningsaanvraag voorafgegaan wordt door een effectenstudie, bedoeld in artikel 111, B, of vergezeld is van een effectenverslag bedoeld in artikel 111, P, geschiedt de kennisgeving van de beslissing van de gemachtigde ambtenaar tot verlening of weigering van de vergunning binnen vijfenzeventig dagen te rekenen vanaf de datum waarop de overlegcommissie haar advies heeft gegeven binnen de termijn gesteld in artikel 111, O, 2, derde lid, of in artikel 111, U, 2, derde lid, of bij ontstentenis na het verstrijken van deze termijn. Wanneer de overlegcommissie echter, met toepassing van artikel 111, V, de Regering aanbeveelt een effecten-studie te laten verrichten, dan begint de termijn bedoeld in het eerste lid te lopen vanaf : 1° hetzij de dag van de kennisgeving van de beslissing van de Regering bedoeld in artikel 111, V, 2, zesde lid, waarbij zij meent dat een dergelijke studie niet geraden is;2° hetzij de dag van het advies van de overlegcommissie dat zij uitbrengt binnen de termijn gesteld in artikel 111, O, 2, derde lid, of bij ontstentenis na het verstrijken van deze termijn.".

Art. 19.In artikel 152ter van de ordonnantie worden de woorden " Wanneer de aanvraag om vergunning onderworpen is aan de bijzondere bepalingen van de ordonnantie van 30 juli 1992 betreffende de voorafgaande effectenbeoordeling van bepaalde projecten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest " vervangen door de woorden " Wanneer de aanvraag om vergunning onderworpen is aan een effectenstudie in de zin van het artikel 111, B, of aan een effectenverslag in de zin van het artikel 111, P, ".

Art. 20.Artikel 156, tweede lid, van de ordonnantie wordt opgeheven.

Art. 21.Artikel 158, tweede lid, van de ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : " Wanneer het stedenbouwkundig attest evenwel krachtens artikel 111, B, of artikel 111, P, aan een voorafgaande effectenbeoordeling is onderworpen, wordt het afgegeven binnen de volgende termijnen te rekenen vanaf de datum dat de overlegcommissie haar advies uitbracht binnen de termijn bedoeld in artikel 111, O, 2, derde lid of in artikel 111, U, 2, derde lid, of bij onstentenis na het verstrijken van deze termijn : 1° vijfenveertig dagen indien de aanvraag het voorafgaand advies van de gemachtigde ambtenaar niet vereist;2° negentig dagen indien de aanvraag het voorafgaand advies van de gemachtigde ambtenaar vereist.".

Art. 22.Artikel 162, 2 van de ordonnantie wordt met het volgende lid aangevuld : " De in 1 bedoelde termijn van twee jaar wordt geschorst zolang het overeenkomstige definitieve milieu-attest niet is verkregen. ".

Art. 23.De bepalingen van deze ordonnantie zijn niet van toepassing op de aanvragen om stedenbouwkundig attest, om stedenbouwkundige vergunning of om verkavelingsvergunning als deze werden ingediend vóór de inwerkingtreding ervan.

Art. 24.De ordonnantie van 30 juli 1992 betreffende de voorafgaande effectenbeoordeling van bepaalde projecten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt opgeheven.

Bijlage A PROJECTEN ONDERWORPEN AAN EEN EFFECTENSTUDIE 1° Projecten waarvoor een stedebouwkundige vergunning vereist is : a) kerncentrales en andere kernreactoren, met uitzondering van de onderzoeksinstallaties voor de produktie en verwerking van splijt- en kweekstoffen met een constant vermogen van ten hoogste 1 thermische KW;b) inrichtingen die uitsluitend bestemd zijn voor de permanente opslag of de definitieve verwijdering van radioactief afval; c) aanleg van autosnelwegen, wegen met vier rijbanen of meer, ondergrondse of bovengrondse kunstwerken, spoorwegtrajekten voor spoorverkeer over lange afstand alsmede van vliegvelden met een start- en landingsbaan van tenminste 2.100 meter; d) wijziging van wegen waarbij het aantal banen voor autoverkeer op vier of meer gebracht wordt - met uitzondering van de banen voorbehouden voor het openbaar vervoer - en van spoorweglijnen waarbij het aantal sporen op drie of meer gebracht wordt;e) zeehandelshavens alsmede waterwegen en havens voor de binnenvaart, bevaarbaar voor schepen van meer dan 1 350 ton;f) permanente wedstrijd- en oefencircuits voor auto's en tweewielige motorvoertuigen; g) bouw van een kantoorgebouw waarvan de totale bovengrondse vloeroppervlakte groter is dan 20.000 m2; h) parkeerplaatsen in open lucht voor motorvoertuigen, buiten de openbare weg, waar meer dan 200 plaatsen zijn voor auto's, als deze enkel en alleen de woningen of de kantoren bezoeken; i) garages, overdekte plaatsen waar motorvoertuigen worden geparkeerd (overdekte parkings, tentoonstellingsruimten, enz.) waarin meer dan 200 voertuigen of aanhangwagens, wanneer deze uitsluitend dienen voor woningen of kantoren. 2° Ontwerpen van bijzondere bestemmingsplannen : a) ontwerp van bijzonder bestemmingsplan voor de aanleg van bovengrondse kantoorruimte voor een totaal van meer dan 50.000 m2 voor zover het gepland aantal m2 aan bovengrondse kantoren 25 % hoger ligt dan het bestaand aantal m2 aan kantoorruimte; b) ontwerp van bijzonder bestemmingsplan voor de aanleg van een parking met meer dan 500 parkeerplaatsen, voor zover het gepland aantal plaatsen 25% hoger ligt dan de bestaande plaatsen. Bijlage B PROJEKTEN ONDERWORPEN AAN EEN EFFECTENVERSLAG 1° Projecten waarvoor krachtens de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedebouw, een stedebouwkundige vergunning vereist is : a) projecten met betrekking tot de bestemming van woeste gronden of semi-natuurlijke gebieden voor intensieve landbouw;b) eerste herbebossing, wanneer deze negatieve ecologische veranderingen met zich kan brengen en rooiing met het oog op een ander bodemgebruik;c) industriële installaties voor het transport van stroom en warm water;transport van elektrische energie via bovengrondse leidingen; d) inrichtingen voor de produktie of de verrijking van splijtstoffen;e) inrichtingen voor de opwerking van bestraalde splijtstoffen;f) inrichtingen voor de verzameling en de behandeling van radioactief afval;g) aanleg van industriegebieden van meer dan tien hectare;h) aanleg van een gebied voor spoorweginstallaties van meer dan tien hectare,met bestemmingswijziging;i) alle verkeerinfrastructuurwerken die een wezenlijke wijziging van het verkeerstelsel van het stuk weg en/of van het omliggende net meebrengen voor zover deze niet bedoeld zijn in bijlage A;j) alle werken die het hydrografisch net wijzigen of verstoren;k) stuwdammen en andere inrichtingen voor het stuwen of duurzaam opslaan van water;l) aanleg van olie- en gaspijpleidingen;m) aanleg van waterleidingen over lange afstand;n) mechanische kabelliften en kabelbanen;o) hotelcomplexen van meer dan 100 kamers;p) vakantiedorpen;q) jachthavens;r) aanleg van een beplant eigendom van meer dan 5000 m2; s) bouw van een kantoorgebouw waarvan de totale bovengrondse vloeroppervlakte tussen 5.000 en 20.000 m2 begrepen is; t) werkplaatsen, handelszaken of opslagruimten op een oppervlakte groter dan 1.000 m2 in gebieden hoofdzakelijk bestemd voor woningen; u) sport-, cultuur-, vrijetijds-, school- of sociale uitrustingen, die plaats bieden aan meer dan 200 personen;v) wijziging in projecten van bijlage A, 1°, en projecten van bijlage A, 1°, die uitsluitend of hoofdzakelijk dienen voor het ontwikkelen en beproeven van nieuwe methoden of produkten die niet langer dan één jaar worden gebruikt.w) parkeerterrein in open lucht voor motorvoertuigen buiten de openbare weg voor 50 tot 200 plaatsen voor auto's, enkel voor de bediening van woningen of kantoren; x) garages, overdekte plaatsen waar motorrijtuigen worden gestald (overdekte parkeerterreinen, tentoonstellingszalen, enz.) voor 25 tot 200 auto's of aanhangwagens enkel voor de bediening van woningen of kantoren. 2° De niet in bijlage A, 2°, bedoelde ontwerpen van bijzondere bestemmingsplannen. Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, Ch. PICQUE De Minister belast met Economie, Financiën, Begroting, Energie en Externe Betrekkingen, J. CHABERT De Minister belast met Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en Vervoer, H. HASQUIN De Minister belast met Openbaar Ambt, Buitenlandse Handel, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medsiche Hulp, R. GRIJP De Minister belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Renovatie, Natuurbehoud en Openbare Netheid, D. GOSUIN

^