Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 05 maart 1998
gepubliceerd op 06 juni 1998

Ordonnantie betreffende de coördinatie en de organisatie van de werken op de openbare weg in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1998031139
pub.
06/06/1998
prom.
05/03/1998
ELI
eli/ordonnantie/1998/03/05/1998031139/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 MAART 1998. - Ordonnantie betreffende de coördinatie en de organisatie van de werken op de openbare weg in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (1)


De Brusselse Hoofdstedelijke Raad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemeen

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van deze ordonnantie dient te worden verstaan onder : de concessiehouders : de gebruikers van de grond of de ondergrond van de openbare weg en, inzonderheid, de intercommunale distributiebedrijven, de openbare besturen, de autonome overheidsbedrijven en de privé-vennootschappen; de openbare weg : iedere ruimte begrepen tussen de rooilijnen die de particuliere eigendommen van de weg scheiden; die ruimte omvat, meer bepaald, de rijbaan, de trottoirs, de bermen, de kantstroken, de sloten, de glooiingen en de taluds; de beheerder van de openbare weg : de overheid waaronder de ruimte ressorteert waar de werken worden uitgevoerd; de bouwheer : hij die de werken doet uitvoeren; de bouwplaatsbeheerder : de natuurlijke persoon die door de houder van de vergunning om de werken uit te voeren of, bij ontstentenis, door de bouwheer is aangesteld als verantwoordelijke voor de bouwplaats; de aannemer : de concessiehouder, indien hij de werken zelf uitvoert, of hij die de werken uitvoert in het kader van een aannemingsovereenkomst met de bouwheer of van een hem gegunde overheidsopdracht; de politie : de gemeentepolitie van het grondgebied waar de werken worden uitgevoerd of de rijkswacht voor de werken aan autosnelwegen; de commissie : de coördinatiecommissie; de kas : de Deposito- en Consignatiekas. een dag : een kalenderdag. HOOFDSTUK II. - Verplichting tot voorafgaande coördinatie en vergunning

Art. 3.Behoudens met redenen omklede dringende noodzakelijkheid, waarover wordt geoordeeld door de beheerder van de openbare weg, mag op, onder of boven de openbare weg geen enkel werk worden aangevat zonder voorafgaande coördinatie in tijd en ruimte door de beheerders van de openbare weg en zonder voorafgaande vergunning afgegeven door de beheerders van de openbare weg.

De regering stelt de lijst op van de openbare wegen waarvoor deze dubbele verplichting geldt.

Art. 4.Behoudens met redenen omklede dringende noodzakelijkheid, waarover wordt geoordeeld door de beheerder van de openbare weg, mag geen enkel nieuw werk worden aangevat op, onder of boven het gedeelte van de openbare weg waaraan werken zijn uitgevoerd binnen twee jaar na het einde van die werken vanaf het ogenblik dat zij overeenkomstig de hoofdstukken II en III van deze ordonnantie werden gecoördineerd.

Art. 5.Ieder werk op, onder, boven de openbare weg, of iedere installatie die er wordt geplaatst, moet zodanig worden ontworpen en uitgevoerd dat latere ingrepen op de openbare weg zoveel mogelijk beperkt worden indien werken van dezelfde aard zouden moeten worden uitgevoerd of aanpassingen zouden moeten worden aangebracht.

Art. 6.De regering stelt de lijst op van de werken voor het leggen of onderhouden van de aansluitingen van de aanwonenden op de netten en de andere werken van geringe omvang, die niet aan deze ordonnantie onderworpen zijn.

Voor de in het vorige lid bedoelde werken of voor de werken die op, onder of boven een openbare weg die niet opgenomen is in de door de regering met toepassing van artikel 3 opgestelde lijst, moet de herstelling evenwel vakkundig gebeuren en binnen de door de beheerder van de openbare weg toegemeten termijn. Zo niet kan de laatst genoemde die herstelling laten uitvoeren door een zelf gekozen aannemer en op de kosten van de bouwheer. Die kosten worden teruggevorderd overeenkomstig de in artikel 24 bedoelde procedure. HOOFDSTUK III. - Procedure

Art. 7.Er wordt een coördinatiecommissie opgericht waarvan de leden worden benoemd door de regering. Die commissie bestaat uit : 1° twee leden voorgedragen door de minister bevoegd voor Openbare Werken of bij delegatie van de minister, de staatssecretaris bevoegd voor Openbare Werken;2° twee leden voorgedragen door de minister bevoegd voor Vervoer, 3° vier leden voorgedragen door de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;4° een lid voorgedragen door de minister bevoegd voor Ruimtelijke Ordening;5° een lid voorgedragen door de minister bevoegd voor Leefmilieu;6° een lid voorgedragen door de minister bevoegd voor het toezicht op de gemeenten;7° twee leden die de Raad voor de Nutsbedrijven vertegenwoordigen. De commissie kan beslissen om in voorkomend geval de betrokken wegbeheerder, bouwheer en gemeenten te horen.

De minister bevoegd voor Openbare Werken benoemt de voorzitter van de commissie uit de vertegenwoordigers van de regering. De commissie stelt haar huishoudelijk reglement op. Haar secretariaat wordt waargenomen door de diensten van het ministerie van het Gewest.

De commissie beslist bij volstrekte meerderheid. In geval van staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend. De vertegenwoordigers van de ministers bevoegd voor Ruimtelijke Ordening, Leefmilieu en het toezicht op de gemeenten, alsmede van de Raad voor de Nutsbedrijven hebben een raadgevende stem.

Art. 8.Het is de taak van de commissie de werken die de concessiehouders van plan zijn uit te voeren op, onder of boven de openbare weg, in tijd en ruimte te coördineren inzonderheid door de plaats, de duur en de aanvangsdatum ervan te bepalen, alsmede de eventuele begeleidingsmaatregelen die de mobiliteit van al de weggebruikers waarborgen te coördineren.

Te dien einde : 1. zorgt de commissie ervoor dat de planningen van de werken in een gecentraliseerde databank worden opgenomen zodra zij door de beheerders van de openbare weg en de concessiehouders zijn opgesteld;2. ontvangt zij de aanvragen om vergunning tot uitvoering van de werken met inbegrip van het bewijs van een voorafgaande coördinatie tussen de vergunningsaanvrager en de andere concessiehouders en geeft zij dienaangaande een advies;3. ontvangt zij de verklaringen van voltooiing van de werken;4. legt de commissie volgens de door de regering vastgestelde nadere regels een centraal archief aan van de gegevens betreffende het gebruik van de grond en de ondergrond van het Gewest en maakt zij, op basis daarvan, een documentair kadaster op van de ondergrond naargelang de registratie van de netten.

Art. 9.§ 1. De vergunningsaanvraag voor de werken wordt door de bouwheer minstens honderdtwintig dagen voor het begin van de werken ingediend bij de beheerder van de openbare weg. De regering bepaalt de samenstelling van het dossier van de vergunningsaanvraag.

Minstens negentig dagen voor het begin van de werken zendt de beheerder van de openbare weg de aanvraag, samen met zijn met redenen omkleed voorstel van beslissing aan de commissie.

Binnen vijfenveertig dagen na ontvangst van de door de beheerder toegezonden aanvraag brengt de commissie een advies uit dat aan de beheerder van de openbare weg wordt gezonden Bij ontstentenis van advies binnen die termijn is het advies niet meer vereist.

De beheerder van de openbare weg geeft de vergunning af binnen vijftien dagen nadat het advies is uitgebracht of na het verstrijken van de termijn die voor het uitbrengen ervan is toegemeten. Indien hij beslist het advies van de commissie niet te volgen, motiveert hij zijn beslissing. § 2. In geval van dringende noodzakelijkheid, vastgesteld door de beheerder van de openbare weg, kan deze laatste de vergunning meteen afgeven en wordt deze onverwijld aan de commissie gezonden.

Art. 10.De beheerder van de openbare weg kan, of wel op eigen initiatief, of wel op verzoek van het Gewest of de gemeente wanneer zij geen beheerder van de openbare weg is, ofwel op verzoek van de commissie, de vergunning voor de uitvoering van de werken schorsen of intrekken. De beslissing tot intrekking of schorsing omvat een aanzegging van acht dagen en wordt genomen met inachtneming van de rechten van de verdediging van de concessiehouder. Zij moet speciaal met redenen omkleed zijn en ter kennis van de concessiehouder worden gebracht. HOOFDSTUK IV. - Inhoud van de voorafgaande vergunning

Art. 11.De voorschriften die zijn opgenomen in de vergunningen om werken uit te voeren, moeten het mogelijk maken tijdens de duur van de werken de mobiliteit van alle gebruikers en de netheid en de salubriteit van het openbaar domein te waarborgen.

In de vergunningen moet de verplichting opgenomen worden om de volgende algemene regels in acht te nemen : 1° de bouwplaats moet net en ordelijk gehouden worden;dit geldt zowel voor de omgeving, de afsluitingen en de schuttingen als voor het werkterrein zelf en de voertuigen en machines die er worden gebruikt; 2° de bouwplaats, met inbegrip van de bijbehorende installaties, de hopen aarde en diverse producten, moet steeds afgezonderd worden van de ruimten voorbehouden voor het verkeer van personen en voertuigen; hiertoe moeten doorgangen worden aangelegd; 3° voor de werkvoertuigen moet worden voorzien in parkeerplaatsen binnen de bouwplaats;buiten de bouwplaats mag niet geparkeerd worden; 4° buiten de bouwplaats is geen enkele opslagplaats van materialen, graafspecie, aanvullingspecie of afval toegelaten, behalve voor de levering van materialen;5° de bouwplaats moet worden beschermd tegen mogelijke beschadigingen en worden afgebakend door een afsluiting waarvan de regering de vereiste kenmerken bepaalt;6° de bouwplaats moet steeds met verkeerstekens worden aangegeven overeenkomstig de regels betreffende het wegverkeer;de regering kan bijzondere voorschriften uitvaardigen betreffende de verzorgde staat van de signalisatie en de verlichting; 7° de beplantingen en het stadsmeubilair binnen de bouwplaats en in de omgeving ervan moeten een adequate bescherming krijgen;zij moeten worden geïnventariseerd bij de vergunningsaanvraag, aangeduid op de plannen die aan de beheerder van de openbare weg en aan de commissie worden gezonden, en opgenomen in de plaatsbeschrijving die voor de werken wordt opgesteld; 8° de werken die in fasen kunnen worden uitgevoerd, moeten zo worden opgevat en georganiseerd dat zij op die manier kunnen worden uitgevoerd en dat de plaatsen kunnen worden hersteld na afloop van elke fase;9° de voorschriften in de vergunningen voor de uitvoering van de werken kunnen de concessiehouders ertoe verplichten bij de uitvoering van hun werken rekening te houden met de bestaande constructies op of onder de openbare weg en te voorzien in bijkomende aanpassingen die het mogelijk maken het opbreken van de openbare weg voor latere werken te vermijden. De regering kan, bij wege van besluit, uitzonderingen stellen op deze algemene regels en deze preciseren. Zij bepaalt de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de in het tweede lid, 9°, bedoelde werken verplicht worden gesteld. HOOFDSTUK V. - Draagwijdte en uitvoering van de vergunning

Art. 12.De vergunning voor de uitvoering van de werken houdt de toestemming in de bouwplaats te openen en de werken aan te vatten.

De afgifte van de vergunning verleent de houder ervan geen vrijstelling van de andere vergunningen en toestemmingen die door andere wetgevingen zijn vereist.

De vergunning bepaalt het gebied van de bouwplaats, de duur van de werken, de periode van de uitvoering ervan, de voorschriften die van toepassing zijn op de bouwplaats en het bedrag van de borgtocht die de herstelling van de plaatsen moet waarborgen.

Art. 13.Minstens acht dagen voor de aanvang van de werken of, bij dringende noodzaak, uiterlijk de dag waarop zij aanvangen, worden de omwonenden door de bouwheer, per omzendbrief en met affiches, ingelicht over de aard en de duur van de werken.

De regering bepaalt de wijze waarop dat bericht wordt bekendgemaakt.

Art. 14.Voor en na de werken wordt door een vertegenwoordiger van de beheerder van de openbare weg en door de beheerder van de bouwplaats gezamenlijk, op kosten van de bouwheer, een plaatsbeschrijving opgesteld. Bij het oorspronkelijk dossier met de vergunningsaanvraag wordt, na de werken, een kadastrale kaart van de ondergrond gevoegd die een verwerking door de computer toelaat waarop de plaats vermeld staat waar de kabels, leidingen en constructies bij de uitvoering van de werken gevonden werden, alsmede de plaatsbeschrijvingen voor en na de werken. De bouwplaats kan niet worden gesloten indien die kaart niet is verzonden. Indien de bouwheer ervan afziet een plaatsbeschrijving op te maken voor de uitvoering van de werken, wordt de oorspronkelijke staat geacht goed te zijn.

Art. 15.De beheerder van de openbare weg kan de bouwplaats in goede staat laten herstellen door de bouwheer of dit zelf doen voor rekening van de laatstgenoemde.

Art. 16.Het in goede staat herstellen van de bouwplaats is onderworpen aan de volgende regels : 1. de duur van de herstellingsfase moet begrepen zijn in de totale duur van de werken;2. de herstelling moet de bestemming(en) van de openbare weg in acht nemen, alsmede de daaruit voortvloeiende behoeften;zij wordt uitgevoerd met materialen van dezelfde soort als die welke oorspronkelijk gebruikt werden; 3. de herstelling na de in fasen uitgevoerde werken moet gebeuren telkens als een fase voltooid is;4. de installaties, de machines, het materiaal en het afval van de bouwplaats moeten uiterlijk op de voor de voltooiing van de werken vastgestelde datum verwijderd zijn;5. de herstelling houdt de herstelling of de vervanging in van de beschadigde beplantingen, verkeerstekens en elementen van het stadsmeubilair;6. na de herstelling moet de bouwheer de definitieve herstellingswerken twee jaar lang waarborgen vanaf de datum van het proces-verbaal van de voorlopige oplevering.

Art. 17.Voor ieder deel van de werken en na de opstelling van de plaatsbeschrijving na beëindiging van de werken, wordt door de beheerder van de openbare weg of zijn gemachtigde een verklaring van voltooiing van de werken opgesteld en aan de commissie gezonden.

Art. 18.De beheerder van de openbare weg is ertoe gemachtigd : ofwel, aan de bouwheer kwijting te geven en de borgtocht terug te betalen; ofwel, het bedrag van de boete vast te stellen en de uitvoering van bijkomende werken op kosten van de bouwheer te bevelen om de plaatsen opnieuw in overeenstemming te brengen met de voorschriften van de uitvoeringsvergunning.

De borgtocht mag pas worden terugbetaald na volledige betaling van de eventuele administratieve boetes.

De beheerder van de openbare weg licht de commissie in over zijn beslissing. HOOFDSTUK VI. - Borgtocht

Art. 19.Geen enkel werk mag worden uitgevoerd zonder dat, vooraf, bij de kas een borgtocht is gestort ten bate van de beheerder van de openbare weg. Die borgtocht moet niet worden gesteld wanneer de bouwheer de beheerder is van de openbare weg waaraan de werken worden uitgevoerd of wanneer de bouwheer de werken laat uitvoeren voor rekening van deze laatste.

Art. 20.De borgtocht wordt gestort door de bouwheer en wordt vastgesteld door de beheerder van de openbare weg, met inachtneming van de door de regering bepaalde regels.

De rente die de borgtocht opbrengt, wordt eraan toegevoegd. De borgtocht en de rente worden aan de borg terugbetaald wanneer door de beheerder van de openbare weg daarvan kwijting gegeven is, overeenkomstig artikel 18. Die kwijting mag pas gegeven worden na betaling van de administratieve boetes uitgesproken met toepassing van artikel 22.

De vergunning wordt pas afgegeven nadat de bouwheer heeft aangetoond dat hij de borgtocht heeft betaald.

De overheid die de vergunning heeft afgegeven, wijzigt het bedrag van de borgtocht tijdens de uitvoering van de werken wanneer de evolutie van de prijs van de herstelling dit rechtvaardigt. HOOFDSTUK VII. - Controle en strafbepalingen

Art. 21.Tijdens de uitvoering van de werken kan de beheerder van de openbare weg, indien daartoe grond bestaat, een vaststelling van gebrekkige uitvoering opmaken en in dat geval eisen dat de plaats onmiddellijk in goede staat wordt hersteld en tegelijk een administratieve boete opleggen. De vaststelling wordt overgezonden aan de commissie.

Art. 22.Met een administratieve boete van 1 000 frank tot 1 000 000 frank wordt gestraft, hij die de bepalingen van deze ordonnantie overtreedt.

Het bedrag van de boete en de betalingstermijn worden bij besluit van de regering bepaald op grond van de aard van de overtreding.

Het Gewest en de gemeente innen het bedrag van de boetes voor de overtredingen begaan op de openbare wegen waarvan zij respectievelijk de beheerder zijn.

Het bedrag van de door het Gewest geïnde boetes wordt aangewend voor het « fonds voor uitrusting en verplaatsingen », opgericht bij de ordonnantie van 12 december l991 houdende oprichting van begrotingsfondsen.

Art. 23.Onverminderd de taken die de andere officieren van de gerechtelijke politie dienen uit te voeren, wordt het toezicht op de uitvoering van de hoofdstukken II, IV en V van deze ordonnantie en haar uitvoeringsbesluiten uitgeoefend door de ambtenaren en personeelsleden die daarvoor door de regering zijn aangesteld.

Te dien einde hebben zij de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie en worden zij onder het toezicht van de procureur-generaal bij het Hof van Beroep geplaatst, onverminderd hun ondergeschiktheid aan hun meerderen bij de administratie.

Zij dienen voor de rechtbank van eerste aanleg van hun woonplaats de volgende eed af te leggen : « Ik zweer trouw aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en de wetten van het Belgische volk ».

De hoofdgriffier zal zijn ambtgenoten in de rechtbanken van eerste aanleg, die gelegen zijn in het rechtsgebied waarbinnen de ambtenaar of het personeelslid zijn functies moet uitoefenen, een afschrift van de opdracht en van de akte van eedaflegging bezorgen.

Die ambtenaren en personeelsleden mogen tijdens de uitoefening van hun taak : 1. op ieder uur van de dag of de nacht de bouwplaats betreden;2. alle onderzoeken, controles en enquêtes uitvoeren, alsmede alle inlichtingen inwinnen die zij noodzakelijk achten om zich ervan te vergewissen dat de bepalingen van de ordonnantie en haar uitvoeringsbesluiten werkelijk in acht worden genomen, en inzonderheid : a) ongeacht welke persoon ondervragen over ongeacht welk feit waarvan de kennis nuttig is voor de uitoefening van het toezicht;b) ter plaatse, alle documenten, stukken of titels laten voorleggen, die nuttig zijn voor de uitvoering van hun opdracht, of ze opzoeken, er een fotokopie of andere kopie van nemen, of ze tegen ontvangstbewijs meenemen;3. in geval van overtreding, een bouwplaats verzegelen, verslag opmaken voor de commissie of de beheerder van de openbare weg en proces-verbaal opstellen dat bewijskrachtig is tot bewijs van het tegendeel;een kopie van het proces-verbaal dient, op straffe van nietigheid, ter kennis van de overtreder te worden gebracht binnen veertien dagen na de vaststelling van de overtreding; 4° binnen de perken van hun functie, de bijstand vorderen van de gemeentepolitie of de rijkswacht.

Art. 24.In geval van schending van de bepalingen van de hoofdstukken II, IV en V kan de beheerder van de openbare weg doen overgaan tot de uitvoering van de werken die hij voor de vakkundige herstelling van de openbare weg noodzakelijk acht, door de nodige bedragen ambtshalve af te houden van de borgtocht.

Indien het bedrag van de borgtocht ontoereikend is, verhaalt de beheerder van de openbare weg, zo nodig bij dwangbevel, de gemaakte extra kosten op de concessiehouder.

Art. 25.§ 1. Indien het bedrag van de boete niet betaald is binnen de gestelde termijn, wordt een dwangbevel uitgevaardigd door de ambtenaar die door de regering met de inning belast is. § 2. De kennisgeving van dat bevelschrift geschiedt bij een ter post aangetekende brief. De afgifte van die brief op het postkantoor geldt als kennisgeving vanaf de volgende dag. § 3. De in § 2 bedoelde kennisgeving : 1. stuit de verjaring van de administratieve boetes en toebehoren;2. maakt de in paragraaf 6 bepaalde wettelijke hypothecaire inschrijving mogelijk;3. biedt de schuldenaar de mogelijkheid verzet te doen tegen de uitvoering van het dwangbevel, volgens de in paragraaf 9 bepaalde regels;4. doet de moratoire rente lopen tegen de burgerlijke wettelijke rentevoet, rekening houdend met de geldende regels terzake. § 4. Na de in paragraaf 2 bedoelde kennisgeving kan de met de inning van de boete belaste ambtenaar, bij een ter post aangetekende brief, uitvoerend beslag ter handen leggen aan de bewaarder of de schuldenaar, op de bedragen en effecten die deze laatste verschuldigd is of moet terugbetalen, aan de schuldenaar van de boete.

Het beslag wordt aan de schuldenaar eveneens aangezegd bij een ter post aangetekende brief.

Het beslag wordt van kracht vanaf de overhandiging van die brief aan de geadresseerde. De procedure van het beslag verloopt overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 1539 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek. § 5. Teneinde de betaling van de boetes en hun toebehoren te waarborgen, heeft het Gewest een algemeen voorrecht op alle roerende goederen van de schuldenaar, met uitzondering van de zeeschepen en binnenschepen, alsmede een wettelijke hypotheek op de goederen van de schuldenaar, die daarvan het voorwerp kunnen zijn en die in België gelegen zijn. § 6. Het in paragraaf 5 bedoelde voorrecht komt in rang onmiddellijk na de voorrechten vermeld in de artikelen 19 en 20 van de wet van 16 december 1851 en in artikel 23 van boek Il van het Wetboek van Koophandel. § 7. De rang van de wettelijke hypotheek wordt bepaald door de datum waarop de hypothecaire inschrijving is gedaan krachtens het uitvoerbaar gemaakte dwangbevel dat aan de schuldenaar is aangezegd of betekend overeenkomstig paragraaf 2. § 8. De hypotheek wordt ingeschreven op verzoek van de ambtenaar die daartoe door de regering gemachtigd is.

De inschrijving gebeurt, niettegenstaande verzet, betwisting of beroep, op voorlegging van een kopie van het dwangbevel die door de ambtenaar voor eensluidend verklaard is en die de aanzegging of de berekening vermeldt. § 9. De uitvoering van het dwangbevel kan enkel worden onderbroken door met redenen omkleed verzet van de schuldenaar, met dagvaarding die bij exploot aan het Gewest moet worden betekend.

De vordering wordt ingesteld bij de rechtbank van Brussel. § 10. Een rente van 1 pct. per maand is van rechtswege verschuldigd indien de boete niet binnen de gestelde termijn betaald is.

De rente wordt iedere maand berekend op het totale bedrag van de verschuldigde vergoeding en naar het lager liggende duizendtal afgerond.

Art. 26.De personen die zich verenigen om de werken op, onder of boven de openbare weg uit te voeren, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de administratieve boetes en de kosten van de ambtshalve uitgevoerde herstelling. HOOFDSTUK VIII. - Kadaster van de ondergrond

Art. 27.De regering heeft de controle over de opmaak en onderhoud van het kadaster van de ondergrond van de openbare wegen en werkt het bij.

Zij stelt, bij wege van besluit, het model op dat door iedere concessiehouder, voor elk project van werken op de openbare weg, uitsluitend moet worden gebruikt voor de opneming van de werken in het kadaster van de ondergrond.

De bouwheer is verplicht aan de commissie, aan de beheerder van de openbare weg en aan de regering of aan de gemeente, indien zij geen beheerder van de openbare weg zijn, een vergelijkingsplan van zijn werk te overhandigen, opgemaakt op het in het tweede lid bedoelde plan. HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen

Art. 28.De werken bedoeld in artikel 3 die ten minste 120 dagen na de inwerkingtreding van de ordonnantie zijn aangevat, vallen niet onder de toepassing van deze ordonnantie met uitzondering van de verplichtingen gesteld in de artikelen 6 en 25.

Art. 29.Artikel 2, 3°, van hoofdstuk II van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen, waarbij een Fonds voor uitrusting en verplaatsingen wordt opgericht, wordt gewijzigd als volgt : « De middelen van het fonds worden aangewend voor : (er wordt een 8e streepje toegevoegd) - de kosten veroorzaakt door de coördinatie van de werven en het toezicht op het in goede staat houden ervan ».

Art. 30.Deze ordonnantie treedt in werking op de dag die bij besluit van de Regering is vastgesteld en uiterlijk de eerste dag van de derde maand volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 5 maart 1998.

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, Ch. PICQUE De Minister belast met Economie, Financiën, Begroting, Energie en Externe Betrekkingen, J. CHABERT De Minister belast met Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en Vervoer, H. HASQUIN De Minister belast met Openbaar Ambt, Buitenlandse Handel, Wetenschappelijk Onderzoek Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, R. GRIJP De Minister belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Renovatie, Natuurbehoud en Openbare Netheid, D. GOSUIN

(1) Gewone zitting 1997-1998 : Documenten van de Raad : A-216/1.Ontwerp van ordonnantie.

Gewone zitting 1997-1998 : A-216/2 Verslag. - A-216/3 Amendementen na verslag.

Volledig verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 30 januari 1998.

^