Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 05 maart 2009
gepubliceerd op 13 maart 2009

Ordonnantie tot wijziging van de nieuwe gemeentewet

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2009031124
pub.
13/03/2009
prom.
05/03/2009
ELI
eli/ordonnantie/2009/03/05/2009031124/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 MAART 2009. - Ordonnantie tot wijziging van de nieuwe gemeentewet (1)


Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.In artikel 25 van de Nieuwe Gemeentewet, gewijzigd bij de wet van 17 oktober 1990 tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°§ 1, eerste lid, wordt aangevuld met de woorden « of aangewezen in een mandaat overeenkomstig artikel 69 »; 2° er wordt een nieuwe paragraaf Ibis ingevoegd, luidend als volgt : « § 1bis.De gemeenteraad kan een secretaris buiten kader benoemen zes maanden vóór de voorzienbare datum waarop de betrekking vacant zal worden. De buiten kader benoemde secretaris treedt in functie op de dag van de beëindiging van het ambt van de aftredende secretaris. In de tussentijd staat hij laatstgenoemde bij in zijn ambt. ».

Art. 3.Artikel 26bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 17 oktober 1990 tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet, wordt vervangen als volgt : «

Art. 26bis.§ 1. De secretaris oefent in ieder geval de volgende bevoegdheden uit : 1° de algemene directie van de gemeentelijke diensten, waarvan hij voor de goede werking en de coordinatie zorgt;2° de leiding en het dagelijkse beheer van het personeel;3° het voorzitterschap van het directiecomité;4° het opstellen van ontwerpen van organogram, van opleidingsplannen voor het personeel en van arbeidsreglementen voor het personeel;5° de voorbereiding en de uitvoering, onder meer in het directiecomité, van de beleidshoofdlijnen vervat in de oriëntatienota bedoeld in artikel 242bis ;6° de voorbereiding van de dossiers die aan de gemeenteraad en aan het college worden voorgelegd;7° de redactie van de notulen van de vergaderingen van de gemeenteraad en van het college, die hij bijwoont;8° de medeondertekening van alle officiële stukken uitgaande van het gemeentebestuur, onder meer van de briefwisseling;9° het verstrekken van juridische en administratieve adviezen aan de gemeenteraad en aan het college, onder meer in verband met de naleving van de wetten;10° het instellen en het opvolgen van het intern controlesysteem, zoals bedoeld in titel VIbis . § 2. Ten minste na iedere goedkeuring van het driejarig plan bedoeld in artikel 242bis , sluit de gemeentesecretaris, mede namens het directiecomité, een afsprakennota met het college over de wijze waarop hij, het directiecomité, de gemeenteraad en het college zullen samenwerken om de beleidsdoelstellingen te realiseren, en over de omgangsvormen tussen het college en het bestuur.

In deze afsprakennota wordt bepaald op welke wijze de secretaris de bevoegdheden uitoefent die hem werden gedelegeerd. ».

Art. 4.In artikel 35 van dezelfde wet, worden de woorden « en van de bij mandaat aangestelde secretaris » tussen de woorden « de wedde van de vastbenoemde secretaris » en de woorden « wordt per maand en vooruit betaald » ingevoegd.

Art. 5.In artikel 53, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 17 oktober 1990 tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet, wordt het eerste lid aangevuld met de woorden « of aangesteld in een mandaat overeenkomstig artikel 69 ».

Art. 6.In titel 1, hoofdstuk I, afdeling 7 van dezelfde wet wordt na artikel 68, een onderafdeling 4 ingevoegd, met als opschrift « De regeling van de mandaten ».

Art. 7.In onderafdeling 4, ingevoegd bij artikel 6 van deze ordonnantie, wordt artikel 69 van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 24 mei 1991 tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet wat de tuchtregeling betreft, opnieuw opgenomen met de volgende formulering : «

Art. 69.§ 1. De gemeenteraad kan de bedieningen van secretaris en van ontvanger bij mandaat begeven.

In dit geval legt de gemeenteraad de doelstellingen vast die tijdens het mandaat moeten worden bereikt alsook de voorwaarden en de procedure voor de aanwerving van de mandaathouder.

De duur van het mandaat is vastgesteld op achtjaar. Om bij mandaat begeven te worden, moet de bediening van secretaris of van ontvanger vooraf vacant worden verklaard. § 2. De mandaathouder wordt onderworpen aan een evaluatie. De evaluatie heeft tot doel na te gaan in hoeverre de doeleinden die vastgelegd werden bij het begeven van het mandaat bereikt of in verwezenlijking zijn.

Met het oog hierop stelt de mandaathouder na afloop van elke evaluatieperiode een verslag op over zijn werkzaamheden. De gemeenteraad neemt kennis van dit verslag en nodigt de mandaathouder uit voor een evaluatiegesprek.

De vermelding « gunstig » wordt toegekend aan de mandaathouder wanneer deze de doelstellingen die hem bij het begin van zijn mandaat werden opgedragen, heeft bereikt.

De vermelding « voldoende » wordt toegekend aan de mandaathouder wanneer hij de doelstellingen gedeeltelijk heeft bereikt.

De vermelding « ongunstig » wordt toegekend aan de mandaathouder wanneer de doelstellingen niet of in zeer geringe mate zijn verwezenlijkt.

In zijn evaluatie moet de gemeenteraad rekening houden met onvoorziene omstandigheden of omstandigheden buiten de wil van de mandaathouder die de gehele of gedeeltelijke verwezenlijking van de vastgestelde doeleinden onmogelijk hebben gemaakt.

De evaluatie wordt aan de mandaathouder meegedeeld bij aangetekend schrijven. § 3. Een eerste evaluatie heeft plaats drie jaar na het begin van het mandaat.

Indien de mandaathouder de vermelding « ongunstig » krijgt, wordt een bijkomende evaluatie gehouden zes maanden na deze eerste evaluatie.

Als de bijkomende evaluatie van de mandaathouder eveneens ongunstig is, wordt zijn mandaat definitief beëindigd en kan hij niet deelnemen aan een nieuwe aanstellingsprocedure voor het mandaat dat hij bekleedt. § 4. Een tweede evaluatie vindt plaats zes maanden vóór het einde van het mandaat.

Indien de mandaathouder de vermelding « gunstig » krijgt, verlengt de gemeenteraad zijn mandaat en legt nieuwe te bereiken doeleinden vast.

Indien de mandaathouder de vermelding « voldoende » krijgt, wordt zijn mandaat niet verlengd, maar kan hij deelnemen aan de nieuwe aanstellingsprocedure voor het mandaat dat hij bekleedt.

Indien de mandaathouder de vermelding « ongunstig » krijgt, wordt zijn mandaat definitief beëindigd en kan hij niet deelnemen aan de nieuwe aanstellingsprocedure voor het mandaat dat hij bekleedt. ».

Art. 8.In titel 1, hoofdstuk 1, afdeling 7 van dezelfde wet wordt na artikel 69, een onderafdeling 5 ingevoegd, luidend « De evaluatie ».

Art. 9.In onderafdeling 5, ingevoegd bij artikel 8 van deze ordonnantie, wordt artikel 70 van dezelfde wet, opgeheven door de ordonnantie van 17 juli 2003 tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet, opnieuw opgenomen met de volgende formulering «

Art. 70.§ 1. Wanneer de secretaris en de ontvanger door de gemeenteraad worden benoemd op de voorwaarden bepaald conform artikel 145, worden ze onderworpen aan een evaluatie.

De evaluatie heeft tot doel onafgebroken de manier te beoordelen waarop de secretaris en de ontvanger hun werk verrichten. § 2. De evaluatie heeft om de twee jaar plaats. De periode tussen twee evaluaties wordt de evaluatieperiode genoemd.

Tijdens de eerste twee maanden van elke evaluatieperiode heeft het college een functioneringsgesprek met het betrokken personeelslid waarbij de doelstellingen worden bepaald die moeten worden behaald alsook de elementen waarop het personeelslid zal worden beoordeeld.

Deze hebben betrekking op : 1° de kwaliteit van het werk;2° de snelheid van het werk;3° de werkmethoden die moeten worden toegepast;4° de werkhouding die moet worden aangenomen. Binnen de maand die volgt op het gesprek stelt het college een verslag op van het functioneringsgesprek. Dit verslag wordt ondertekend door het betrokken personeelslid en is het eerste stuk van het evaluatiedossier.

In de loop van elke evaluatieperiode kan het college aan het evaluatiedossier gunstige of ongunstige vaststellingen toevoegen die verband houden met de doelstellingen en de elementen inzake evaluatie bepaald in het tweede lid. Deze vaststellingen worden ter kennis van het personeelslid gebracht, die er zijn eventuele opmerkingen kan aan toevoegen. Het personeelslid kan het college verzoeken een document met een gunstige beoordeling inzake de uitvoering van zijn werk toe te voegen aan zijn evaluatiedossier.

Op zijn vroegst vier maanden en uiterlijk twee maanden vóór het einde van elke evaluatieperiode heeft de gemeenteraad met het betrokken personeelslid een evaluatiegesprek over de uitvoering van de doelstellingen en de elementen bedoeld in het tweede lid.

Binnen de maand die volgt op het evaluatiegesprek, stelt de gemeenteraad een evaluatieverslag op waarbij rekening wordt gehouden met het dossier en het evaluatiegesprek. Dit verslag kan het betrokken personeelslid de vermelding « gunstig » of « ongunstig » met de bijbehorende motivering opleveren. Het wordt ondertekend door het betrokken personeelslid. § 3. Als het personeelslid de vermelding « ongunstig » krijgt, is dat niet definitief. Binnen de maand heeft een nieuw gesprek plaats tussen het personeelslid en de gemeenteraad. Na dit onderhoud wordt de definitieve evaluatie binnen tien dagen bezorgd aan het betrokken personeelslid met een ontvangstbewijs of via een aangetekend schrijven. § 4. In geval van een ongunstige evaluatie verliest het betrokken personeelslid het recht op iedere volgende tweejaarlijkse loonsverhoging bedoeld in artikel 30 en dit tot aan de volgende gunstige evaluatie. ».

Art. 10.In titel I, hoofdstuk I van dezelfde wet wordt na artikel 70, een afdeling 7óis ingevoegd, met als opschrift « De humanresourcesmanager ».

Art. 11.In afdeling Ibis, ingevoegd bij artikel 10 van deze ordonnantie, wordt een littera A ingevoegd, met als opschrift « De benoeming ».

Art. 12.In littera A, ingevoegd bij artikel 11 van deze ordonnantie, wordt een nieuw artikel 70bis ingevoegd, dat luidt als volgt « Art. 70bis . Er is in iedere gemeente een humanresourcesmanager. Hij wordt door de gemeenteraad benoemd, met inachtneming van de voorwaarden bepaald overeenkomstig artikel 145, binnen zes maanden na de vacantverklaring van de betrekking. ».

Art. 13.Na artikel 706is, ingevoegd bij artikel 12 van deze ordonnantie, wordt een littera B ingevoegd, met als opschrift « De plichten ».

Art. 14.In littera B, ingevoegd bij artikel 13 van deze ordonnantie, wordt een nieuw artikel 70ter ingevoegd, luidend als volgt «

Art. 70ter.§ 1. De humanresourcesmanager is, onder het rechtstreekse hiërarchische gezag van de gemeentesecretaris, belast met het uitvoeren van het gemeentelijke beleid betreffende : 1° de organisatie van de wervings- en de bevorderingsprocedures van het personeel, alsmede van de examens;2° de evaluatie van het personeel;3° de uitwerking van een opleidingsbeleid voor het personeel;4° de ontwikkeling van een teamgeest onder het personeel;5° het personeelsmanagement;6° het opstellen van een jaarverslag ten behoeve van de gemeenteraad betreffende het humanresourcesmanagement in de gemeente. § 2. De humanresourcesmanager kan door de gemeenteraad gehoord worden over elke vraag in verband met het beheer van het gemeentepersoneel. ».

Art. 15.In titel I, hoofdstuk 1 van dezelfde wet, na artikel 70ter, ingevoegd bij artikel 14 van deze ordonnantie, wordt een afdeling 7ter ingevoegd, met als opschrift « Het directiecomité ».

Art. 16.In afdeling 7ter, ingevoegd bij artikel 15 van deze ordonnantie, wordt een nieuw artikel 70quater ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 70quater.Het directiecomité is samengesteld uit de gemeentesecretaris, de adjunct-gemeentesecretaris, de gemeenteontvanger, de humanresourcesmanager en elke persoon die, onder het rechtstreekse hiërarchisch gezag van de gemeentesecretaris, verantwoordelijk is voor het beheer van een gemeentelijke dienst, met dien verstande dat elke dienst slechts eenmaal wordt vertegenwoordigd in het directiecomité. ».

Art. 17.In dezelfde afdeling 7ter, wordt een nieuw artikel 70quinquies ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 70quinquies.Het directiecomité vergadert ten minste eenmaal per maand, op uitnodiging en onder het voorzitterschap van de gemeentesecretaris die er de agenda van vaststelt. Van elke vergadering van het directiecomité wordt een verslag opgemaakt.

Het directiecomité stelt zijn huishoudelijk reglement vast. ».

Art. 18.In dezelfde afdeling 7ter wordt een nieuw artikel 70sexies ingevoegd, luidend als volgt «

Art. 70sexies.Na elke vergadering van het directiecomité deelt de gemeentesecretaris de agenda en het verslag ervan mee aan het college. ».

Art. 19.In dezelfde afdeling 7ter, wordt een nieuw artikel 70septies ingevoegd, luidend als volgt «

Art. 70septies.Het directiecomité staat de secretaris bij in zijn opdracht om de werkzaamheden van de verschillende gemeentediensten onderling te coordineren. Hij zorgt voor de transversale uitvoering van de beslissingen van de gemeenteraad en van het college door de betrokken gemeentediensten. ».

Art. 20.Artikel 84, § 3, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 11 juli 1994 tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet met het oog op de versterking van de gemeentelijke democratie, wordt aangevuld met een nieuw lid, luidend als volgt « De mondelinge en schriftelijke vragen bedoeld in het eerste lid en de antwoorden daarop worden bekendgemaakt op de website van de gemeente. ».

Art. 21.In artikel 87bis, eerste lid van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 11 juli 1994 tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet met het oog op de versterking van de gemeentelijke democratie en door de ordonnantie van 17 juli 2003 tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet, worden de woorden « en door de bekendmaking ervan op de website van de gemeente » ingevoegd tussen de woorden « via affichering aan het gemeentehuis » en de woorden « binnen dezelfde termijnen als bepaald in de artikelen 87, 96 en 97, derde lid, betreffende de bijeenroeping van de gemeenteraad ».

Art. 22.In titel I, hoofdstuk II, afdeling II van dezelfde wet wordt een nieuw artikel 87ter ingevoegd, luidend als volgt «

Art. 87ter.Wanneer de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn geen lid is van de gemeenteraad, heeft hij zitting in de laatstgenoemde raad met raadgevende stem.

In afwijking van het eerste lid, heeft de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn die geen lid is van de gemeenteraad geen zitting wanneer de burgemeester of degene die hem vervangt en de gemeenteraad voorzit met toepassing van artikel 94 de behandeling in besloten vergadering heeft bevolen. ».

Art. 23.Artikel 89 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 juli 1991 tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet en door de wet van 11 juli 1994 tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet met het oog op de versterking van de gemeentelijke democratie, wordt aangevuld met twee leden, luidend als volgt « Zodra de notulen van elke vergadering zijn goedgekeurd en ondertekend door de burgemeester en de gemeentesecretaris, worden ze op de website van de gemeente geplaatst.

In afwijking van het zesde lid worden de punten van de notulen die achter gesloten deuren werden behandeld krachtens de artikelen 93 en 94, niet op de website van de gemeente geplaatst. ».

Art. 24.Artikel 103 van dezelfde wet wordt aangevuld met twee nieuwe leden, luidend als volgt : « De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn heeft zitting met raadgevende stem in de vergaderingen van het college van burgemeester en schepenen.

In afwijking van het tweede lid, heeft de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn geen zitting, wanneer het college het toezicht over de beslissingen van de raad voor maatschappelijk welzijn uitoefent. ».

Art. 25.Artikel 112 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 8 april 1991 tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet betreffende de bekendmaking van de akten, bij de ordonnantie van 17 juli 2003 tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet en bij de ordonnantie van 17 juni 2008 tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet om de toegang van het publiek tot de gemeentelijke reglementen tot invoering van belastingen te vergemakkelijken, wordt vervangen door wat volgt «

Art. 112.De reglementen en verordeningen van de gemeenteraad, van het college van burgemeester en schepenen en van de burgemeester worden door laatstgenoemde bekendgemaakt door middel van een aanplakbrief en door plaatsing op de website van de gemeente.

De aanplakbrieven en de website van de gemeente, bedoeld in het eerste lid, vermelden het onderwerp van het reglement of de verordening, de datum van de beslissing waarbij het reglement of de verordening werd aangenomen, de beslissing van de toezichthoudende overheid alsmede de plaats of plaatsen waar de tekst van het reglement of de verordening ter inzage ligt van het publiek. Op de website wordt het reglement of de verordening in zijn geheel bekendgemaakt.

De burgemeester kan de akten bedoeld in het eerste lid ook bekendmaken via de pers.

De bekendmaking van een reglement of verordening op de website van de gemeente en, in voorkomend geval, via de pers, vermeldt de datum van bekendmaking via affichering.

De gemeentelijke ontwikkelingsplannen en de gemeentelijke bestemmingsplannen worden door de gemeente op haar website gepubliceerd. Deze bepaling treedt in werking op een door de Regering te bepalen datum.

Nadat de gemeente haar jaarlijkse begroting heeft goedgekeurd, publiceert ze die op haar website. Deze bepaling treedt in werking op een door de Regering te bepalen datum. ».

Art. 26.In artikel 114 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 8 april 1991 tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet betreffende de bekendmaking van de akten en bij de ordonnantie van 17 juli 2003 tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet, worden de volgende wijzigingen aangebracht 1° in het tweede lid worden de woorden « via affichering » ingevoegd tussen de woorden « De bekendmaking en de datum van bekendmaking van deze reglementen en verordeningen » en de woorden « moeten blijken uit de aantekening »;2° er wordt een laatste lid toegevoegd, dat als volgt luidt : « De bekendmaking van deze reglementen en verordeningen door het online plaatsen op de website van de gemeente of, in voorkomend geval, via de pers heeft geen invloed op de inwerkingtreding ervan.».

Art. 27.In artikel 120, § 1, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 11 juli 1994 tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet met het oog op de versterking van de gemeentelijke democratie, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld met de volgende zin « De commissies kunnen, ook op eigen initiatief, adviezen uitbrengen en aanbevelingen formuleren ten behoeve van de gemeenteraad met betrekking tot de zaken waarmee zij zich bezighouden.»; 2° in het tweede lid worden de woorden « en de werkwijze » opgeheven;3° een laatste lid wordt toegevoegd, luidend als volgt : « Elke commissie stelt haar huishoudelijk reglement vast.Het huishoudelijk reglement bepaalt onder meer de wijze van oproeping en van toewijzing van het voorzitterschap van de commissie. ».

Art. 28.Artikel 135 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 mei 1989 houdende wijziging van de Nieuwe Gemeentewet en bij de wet van 13 mei 1999 tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties, wordt aangevuld met een nieuwe § 3, luidend als volgt « § 3. De gemeenten zijn ertoe gehouden hun inwoners een bestuur te bieden met een aangepaste toegangswijze en beschikbaarheid door meer uitgebreide openingsuren, minstens één dag per week, en door een dienstverlening via het internet. ».

Art. 29.In artikel 136 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 17 oktober 1990 tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, worden de volgende wijzigingen aangebracht 1) het eerste lid wordt vervangen als volgt : « § 1.De gemeenteontvanger wordt alleen en onder zijn verantwoordelijkheid belast met : 1°het houden van de boekhouding van de gemeente en het opstellen van de jaarrekeningen; 2° de invordering van de ontvangsten van de gemeente;3° het innen van de regelmatige schuldvorderingen;4° de heffing, in voorkomend geval door een gedwongen tenuitvoerlegging, van de gemeentebelastingen, met toepassing van de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en gemeentebelastingen;5° het beheer van de rekeningen geopend namens de gemeente en van de algemene kasmiddelen van de gemeente;6° het beleggen op korte termijn van de thesauriemiddelen;7° de centralisatie van de vastleggingen;8° de betaling van de uitgaven tegen regelmatige bevelschriften.». 2) er wordt een nieuwe § 2 toegevoegd, luidend als volgt : « § 2.Onverminderd de bevoegdheid van de gemeentesecretaris met betrekking tot het intern controlesysteem, zoals bedoeld in titel VIbis, kan het college aan de gemeenteontvanger om het even welke andere opdracht toevertrouwen die verband houdt met zijn bevoegdheden, onder meer inzake financieel beheer. In het kader van deze opdrachten staat de ontvanger onder het gezag van het college. ».

Art. 30.§ 1. In artikel 145, eerste lid, 1°, van dezelfde wet, worden de woorden «, het organogram waarvan het model desgevallend bepaald zal zijn door de Regering » ingevoegd tussen de woorden « de personeelsformatie » en de woorden « en de voorwaarden inzake werving en bevordering van het gemeentepersoneel ». § 2. In artikel 145, eerste lid, van dezelfde wet, wordt het 1° aangevuld met een nieuw lid, luidend als volgt « Het organogram van het personeel van de gemeente wordt door de gemeente op haar website gepubliceerd. ».

Art. 31.In dezelfde wet wordt een nieuw artikel 145bis ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 145bis . De gemeenteraad verplicht alle personeelsleden die hij aanwerft binnen het jaar van hun aanstelling een opleiding te volgen over de werking van lokale besturen, die de Regering in overleg met de gemeenten organiseert.

De verplichting bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing in geval van aanwerving van personeel tewerkgesteld op grond van een arbeidsovereenkomst voor een duur die minder dan 12 maanden bedraagt. ».

Art. 32.Artikel 242bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 5 februari 2001 tot wijziging van artikel 66 van de provinciewet en tot invoeging van een artikel 242bis in de Nieuwe Gemeentewet, inzake het algemeen beleidsprogramma, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 242bis . Tweemaal per zittingsperiode, bij de neerlegging van de eerste en de vierde begroting, legt het college de gemeenteraad een driejaarlijks plan voor.

Dit driejaarlijkse plan bestaat uit de volgende documenten 1° een oriëntatienota, die minstens de hoofdbeleidskeuzen bevat die voor de drie eerstvolgende jaren vastgesteld worden;2° een beheersplan dat de oriëntatienota begrotingsmatig vertaalt, in de vorm van ramingen en vooruitzichten.Dit driejaarlijkse plan wordt na goedkeuring door de gemeenteraad bekendgemaakt overeenkomstig de bepalingen van artikel 112 en op de door de gemeenteraad voorgeschreven wijze. ».

Art. 33.In titel VI, hoofdstuk III, van dezelfde wet wordt een nieuw artikel 258 bis ingevoegd, luidend als volgt « Art. 258bis . De gemeenteraad kan een deel van de begroting, de zogenaamde participatieve begroting, besteden aan projecten afkomstig van buurtcomités of burgerinitiatieven, op voorstel van een jury die in meerderheid bestaat uit burgers die hun verblijfplaats hebben in de gemeente en geen zitting in de gemeenteraad hebben. ».

Art. 34.In dezelfde wet wordt een titel VIbis ingevoegd, met als titel « Intern controlesysteem ». De titel bestaat uit de artikelen 263undecies, 263duodecies en 263terdecies, luidend als volgt

Artikel 263undecies.De gemeenten staan in voor de interne controle op hun activiteiten.

Interne controle is het geheel van maatregelen en procedures die ontworpen zijn om een redelijke zekerheid te verschaffen over : 1° het bereiken van doelstellingen;2° het naleven van wetten en procedures;3° de beschikbaarheid van betrouwbare financiële en beheersinformatie;4° het efficiënt en economisch gebruik van middelen;5° de bescherming van activa;6° het voorkomen van fraude.

Artikel 263duodecies.§ 1. Het interne controlesysteem wordt vastgesteld door de gemeentesecretaris, na overleg met het directiecomité. Het algemene kader van het interne controlesysteem is onderworpen aan de goedkeuring van de gemeenteraad, op voorstel van het College.

Het interne controlesysteem bepaalt op welke wijze de interne controle wordt georganiseerd, met inbegrip van de te nemen controlemaatregelen en -procedures en de aanwijzing van de personeelsleden die ervoor verantwoordelijk zijn, en de rapporteringsverplichtingen van de personeelsleden die bij het interne controlesysteem betrokken zijn. § 2. Het interne controlesysteem beantwoordt minstens aan het principe van de scheiding van de functies van de gemeentesecretaris en de gemeenteontvanger waar mogelijk en is verenigbaar met de continuïteit van de werking van de gemeentelijke diensten.

Artikel 263terdecies.Onverminderd de opdrachten inzake interne controle die krachtens deze wet of door de gemeenteraad aan andere organen of personeelsleden worden opgedragen, staat de gemeentesecretaris in voor de organisatie en de werking van het interne controlesysteem, onder het gezag van het College. Hij rapporteert daarover jaarlijks aan het college van burgemeester en schepenen en aan de gemeenteraad.

De gemeentesecretaris brengt het personeel op de hoogte van het interne controlesysteem, alsook van de wijzigingen ervan.

Art. 35.Artikel 289 van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten, wordt opnieuw opgenomen met de volgende formulering «

Art. 289.De gemeentesecretaris kan aan de door de gemeente bezoldigde personeelsleden, wier benoeming aan de gemeenteoverheid opgedragen is, de tuchtstraffen waarschuwing en berisping opleggen.

Het eerste lid is niet van toepassing op de adjunct-gemeentesecretaris en de gemeenteontvanger.

De gemeentesecretaris brengt het college op de hoogte van zijn voornemen om een tuchtprocedure zoals bepaald in het eerste lid op te starten.

De gemeentesecretaris kan de procedure pas opstarten nadat het college akte heeft genomen van zijn voornemen. Het college kan aldus, in voorkomend geval, gebruik maken van de in artikel 288 bepaalde procedure.

De beslissingen van de gemeentesecretaris bedoeld in het eerste lid worden formeel gemotiveerd en onmiddellijk ter kennis van het college gebracht. ».

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 5 maart 2009.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, C. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, en Externe Betrekkingen G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, B. CEREXHE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit en Openbare Werken, P. SMET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie en Waterbeleid, Mevr. E. HUYTEBROECK Nota (1) Gewone zitting 2008/2009. Documenten van het Parlement.

A-512/1 Ontwerp van ordonnantie.

A-512/2 Verslag.

A-512/3 Amendementen na verslag.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van vrijdag 13 februari 2009.

^