Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 13 december 2007
gepubliceerd op 10 januari 2008

Organieke ordonnantie betreffende de steun ter bevordering van de economische expansie

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2007031563
pub.
10/01/2008
prom.
13/12/2007
ELI
eli/ordonnantie/2007/12/13/2007031563/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 DECEMBER 2007. - Organieke ordonnantie betreffende de steun ter bevordering van de economische expansie (1)


HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Onderhavige ordonnantie regelt een materie bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van onderhavige ordonnantie verstaat men onder : 1° begunstigde : elk natuurlijk of rechtspersoon die één of meerdere van de door onderhavige ordonnantie voorziene steunmaatregelen aanvraagt of verkregen heeft;2° onderneming : elk natuurlijk of rechtspersoon zoals bepaald door de communautaire normen betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EU-verdrag betreffende de staatssteun, bepaald door de regering, met uitsluiting van de ondernemingen die behoren tot de social-profitsector of die opdrachten van openbaar nut vervullen of publieke ondernemingen;3° omvang van de onderneming : - micro-, kleine of middelgrote onderneming in de zin van de communautaire normen betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EU-verdrag betreffende de staatssteun, bepaald door de regering; - grote onderneming : de onderneming die niet behoort tot de categorieën van de micro-, kleine of middelgrote ondernemingen. 4° steun : de financiële aansporing die wordt verleend tegen de door onderhavige ordonnantie voorziene voorwaarden;5° omvang van de steun : het bedrag van de steun, uitgedrukt op forfaitaire wijze of in percentage van de toelaatbare kostprijs van het project, of het bedrag van de steun, uitgedrukt in percentage van de loonkost die de verloning van de werknemer en de desbetreffende sociale bijdragen omvat;6° investering : zonder afbreuk te doen aan artikel 29, de investering of het investeringsprogramma inzake materiële en/of immateriële activa;7° ontwikkelingszone : de zone bepaald door de regering op basis van de kaart voor België van de steun met een gewestelijk doel die door de Europese Commissie is goedgekeurd;8° regering : de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;9° gewest : het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 3.Om bij te dragen tot de sociaal-economische ontwikkeling van het Gewest, en binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, kan de regering steun verlenen, met eerbied voor de regels die zijn vastgesteld door onderhavige ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten ervan.

Elke begunstigde van krachtens onderhavige ordonnantie toegekende steun maakt zijn vacatures over aan de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling.

Art. 4.De regering bepaalt de omvang en de duur van de steun die kan verschillen met eerbied voor de in onderhavige ordonnantie bepaalde voorwaarden. Deze omvang en duur kunnen schommelen in functie van de omvang van de onderneming, de activiteitssector, de verrichte investeringen, de projecten van economische expansie en van de categorie van betrokken werknemers. De regering kan maxima bepalen voor de omvang van de steun, evenals forfaitaire steunbedragen.

Art. 5.De steun neemt de vorm aan van een premie, een rentetoelage, een vrijstelling van onroerende voorheffing, versnelde afschrijvingen, een terugvorderbaar voorschot, een gewestelijke waarborg of van een combinatie van deze verschillende vormen van steunverlening.

Art. 6.De regering neemt de uitvoeringsbesluiten van onderhavige ordonnantie aan na het voorafgaand advies te hebben ingewonnen van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. HOOFDSTUK II. - Steun Afdeling 1. - De steun voor algemene investeringen

Art. 7.De regering kan, tegen de voorwaarden die in onderhavige afdeling zijn bepaald, steun verlenen aan de micro-, kleine en middelgrote ondernemingen die een investering verrichten op het grondgebied van het Gewest.

Art. 8.§ 1. De steun bestaat uit een basissteun en kan worden verhoogd met twee aanvullende steunmaatregelen, de ene indien de onderneming voldoet aan de door de regering bepaalde doelstellingen inzake tewerkstelling, en de andere indien de onderneming voldoet aan de door de regering bepaalde doelstellingen inzake economisch beleid.

Deze aanvullende steunmaatregelen mogen worden gecumuleerd.

De onderneming, die bijkomende steun geniet inzake tewerkstelling, doet bij voorkeur een beroep op de diensten van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. § 2. De regering verhoogt het bedrag van de basissteun en van de aanvullende steun indien de investering geschiedt in een ontwikkelingszone.

Art. 9.§ 1. Binnen de beperkingen bedoeld in deze afdeling, kunnen de ondernemingen die steun hebben verkregen voor een investering in onroerende goederen worden vrijgesteld van de onroerende voorheffing op die goederen voor een periode van maximaal vijf jaar vanaf de 1e januari volgend op het jaar waarin de onderneming die goederen betrekt of in gebruik neemt.

Deze vrijstelling geldt zowel voor de gebouwen en de gronden die daarmee een geheel vormen als voor het materiaal en de uitrusting, onroerend uit hun aard of hun bestemming, die ingeschreven zijn in de kadastrale legger; ze is beperkt tot het gedeelte van de goederen waarop de investering werkelijk betrekking heeft.

De vrijstelling van de onroerende voorheffing kan slechts aangevraagd worden indien de investering waarop ze betrekking heeft een invloed kan hebben op de berekening van het kadastraal inkomen.

De vrijstelling heeft in dat geval enkel betrekking op het verhoogde deel van het kadastraal inkomen. § 2. De vrijstelling van de onroerende voorheffing wordt enkel toegekend ter aanvulling van een premie. Afdeling 2. - De steun bij aanwervingen

Eerste subafdeling. - De steunmaatregelen voor aanwervingen in het kader van specifieke projecten

Art. 10.§ 1. De regering kan, tegen de voorwaarden die in onderhavige afdeling zijn bepaald, steun verlenen voor aanwervingen aan micro- en kleine ondernemingen om gedeeltelijk de bezoldiging en de sociale bijdragen te dekken van de volledig uitkeringsgerechtigde werklozen en van de werkzoekenden die ingeschreven zijn bij de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, in het kader van de verwezenlijking van projecten inzake economische expansie die tot voorwerp hebben : - de studie of het onderzoek met het oog op de oppuntstelling van nieuwe producten, productie-uitrustingen, procédés of diensten of op de beduidende verbetering ervan vanuit technologisch oogpunt; - de hulp aan of de bevordering van de uitvoer buiten de Europese Gemeenschap; - de besparing inzake grondstoffen; - de beheersing van het energieverbruik; - het verkrijgen van waarmerken of labels op het gebied van het milieu; - de invoering van een systeem van kwaliteitsverzekering. § 2. De regering kan andere projecten invoeren waarvan men oordeelt dat zij werkgelegenheid scheppen of die verband houden met duurzame ontwikkeling.

Subafdeling 2. - De steunmaatregelen voor aanwervingen in het kader van de overdracht van ondernemingen

Art. 11.De regering kan, tegen de voorwaarden en volgens de modaliteiten die in de eerste afdeling zijn bepaald, aan de overdracht van ondernemingen gekoppelde steun voor aanwervingen verlenen aan micro-ondernemingen, om gedeeltelijk de bezoldiging en de sociale bijdragen te dekken van de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen en van de werkzoekenden die ingeschreven zijn bij de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling.

Subafdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de steun voor aanwerving

Art. 12.De in de artikelen 10 en 11 bedoelde steun heeft uitsluitend betrekking op de aanwerving van een voltijds werknemer per project.

Deze heeft betrekking op maximum twee projecten per kalenderjaar en per onderneming, voorzover deze projecten verschillende voorwerpen hebben.

Vooraleer over te gaan tot de aanwerving, verwittigt de werkgever de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling.

Art. 13.De begunstigde van de in de artikelen 10 en 11 bedoelde steun mag vanaf de zesde maand die voorafgaat aan de steunaanvraag en binnen de zes maanden die volgen op de aanwerving van de werknemer geen betrekking afschaffen of hebben afgeschaft die overeenstemt met een gelijkaardige functie aan deze uitgeoefend door de aangeworven werknemer. Afdeling 3. - De steun voor omkadering en voor de overdracht van

kennis

Art. 14.De regering kan, tegen de voorwaarden die in onderhavige afdeling zijn bepaald, steun verlenen aan ondernemingen voor omkadering en voor de overdracht van kennis.

Subafdeling 1. - Steun voor peterschap

Art. 15.De regering kan steun verlenen voor peterschap aan micro-, kleine en middelgrote ondernemingen.

Onder peterschap verstaat men de omkadering van een stagiair of een werknemer in een onderneming door een ervaren werknemer van diezelfde onderneming, volgens de door de regering vastgestelde modaliteiten.

Art. 16.De regering kan bijkomende steun verlenen indien het peterschap uitmondt in de overdracht van de onderneming aan de omkaderde en opgeleide werknemer, tegen de voorwaarden die zij bepaalt.

Subafdeling 2. - Steun voor externe opleiding

Art. 17.De regering kan steun verlenen aan micro-, kleine en middelgrote ondernemingen voor de externe opleiding van het directie- en kaderpersoneel en van de andere personeelsleden van de onderneming.

Onder externe opleiding verstaat men de opleiding in of buiten de onderneming door een erkende natuurlijke of rechtspersoon.

Subafdeling 3. - Steun voor opleiding door de terbeschikkingstelling van lokalen en/of materieel

Art. 18.De regering kan steun verlenen aan de ondernemingen die hun lokalen en/of materieel ter beschikking stellen van een organisatie die technisch of beroepsonderwijs verstrekt van het secundair of hoger niveau of van een instelling die de beroepsopleiding van werkzoekenden verzekert. Die organisaties moeten, al naargelang van het geval, erkend zijn door de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschapscommissie of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Afdeling 4. - De steun aan verenigingen zonder winstoogmerk, aan

internationale verenigingen zonder winstoogmerk en aan stichtingen actief op het vlak van de begeleiding van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen

Art. 19.De regering kan, tegen de voorwaarden die in onderhavige afdeling zijn bepaald, aan verenigingen zonder winstoogmerk, aan internationale verenigingen zonder winstoogmerk en aan stichtingen actief op het vlak van de begeleiding van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen steun verlenen om gedeeltelijk de bezoldiging en de sociale bijdragen te dekken van de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen en van de bij de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling ingeschreven werkzoekenden die door deze verenigingen worden aangeworven.

Art. 20.Onder « begeleiding » verstaat men elke vorm van advies van juridische, sociale, administratieve, economische, commerciële of promotionele aard.

Art. 21.De vereniging of de stichting moet aantonen dat zij sedert tenminste twee jaar aan micro-, kleine en middelgrote ondernemingen advies verstrekt van juridische, sociale, administratieve, economische, commerciële of promotionele aard.

Art. 22.De in artikel 19 bedoelde steun heeft uitsluitend betrekking op de aanwerving van een voltijds werknemer.

Vooraleer over te gaan tot de rekrutering, verwittigt de werkgever de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling.

Art. 23.De begunstigde van de steun mag vanaf de zesde maand die voorafgaat aan de aanvraag en binnen de zes maanden die volgen op de aanwerving van de werknemer geen betrekking afschaffen of hebben afgeschaft die overeenstemt met een equivalente functie aan deze uitgeoefend door de aangeworven werknemer.

Art. 24.De regering kan het bedrag van de steun beperken wanneer de begunstigde, binnen de twee jaar die volgen op de toekenning van de steun, advies, zoals bedoeld in de artikelen 19 en 20, tegen vergoeding verleent aan een onderneming die steun geniet krachtens afdeling 5. Afdeling 5. - De steun voor pre-activiteit en om een beroep te doen op

studies en op de diensten van externe consulenten

Art. 25.De regering kan, tegen de voorwaarden die in onderhavige afdeling zijn bepaald, steun verlenen om een beroep te doen op studies en de diensten van externe consulenten.

Subafdeling 1. - De steun inzake pre-activiteit aan kandidaat-ondernemers

Art. 26.De regering kan steun verlenen indien er een beroep wordt gedaan op studies en de diensten van externe consulenten, en dit aan elk natuurlijk persoon die een onderneming wil oprichten met het oog op de ontwikkeling van economische activiteiten op het grondgebied van het Gewest.

Subafdeling 2. - De steun aan micro-, kleine en middelgrote ondernemingen om een beroep te doen op studies en de diensten van externe consulenten

Art. 27.De regering kan steun verlenen aan micro, kleine en middelgrote ondernemingen om een beroep te doen op studies en de diensten van externe consulenten. Afdeling 6. - De steun inzake leefmilieu en de steun voor stedelijke

integratie

Art. 28.De regering kan, tegen de voorwaarden die in onderhavige afdeling zijn bepaald, steun verlenen aan ondernemingen voor investeringen die een van de volgende doelstellingen nastreven : 1° de bescherming van het leefmilieu;2° de stedelijke integratie;3° de verbetering van de energieprestatie en de productie van energie met behulp van hernieuwbare energiebronnen of installaties voor de kwaliteits-warmtekrachtkoppeling;4° de vervaardiging van eco-producten.

Art. 29.In de zin van onderhavige afdeling verstaat men onder « investering » : - materiële investeringen, dit wil zeggen, investeringen in gronden indien deze absoluut noodzakelijk zijn om te voldoen aan de ecologische normen, in gebouwen, machines, installaties en uitrustingen bestemd om verontreiniging of hinder te beperken of op te lossen, of om de productiemethoden aan te passen met het oog op de bescherming van het leefmilieu; - de immateriële investeringen, dit wil zeggen, de uitgaven gekoppeld aan de overdracht van technologie, onder de vorm van : 1° brevetten;2° exploitatielicenties of licenties inzake gebrevetteerde technische knowhow;3° niet-gebrevetteerde technische knowhow. Subafdeling 1. - De steun betreffende de bescherming van het leefmilieu

Art. 30.Onder « bescherming van het leefmilieu » verstaat men elke actie om een inbreuk te voorkomen of te herstellen op het natuurlijk milieu of op natuurlijke hulpbronnen of om het rationeel gebruik van deze hulpbronnen aan te moedigen.

Art. 31.Onder « verplichte communautaire norm » verstaat men elke norm die is aangenomen door de Europese Gemeenschap en die de niveaus bepaalt die dienen gehaald inzake leefmilieu.

Art. 32.De regering kan steun verlenen voor de volgende investeringen : 1° de investeringen verricht door ondernemingen die hen toelaten om de verplichte communautaire normen te overschrijden of in afwezigheid van verplichte communautaire normen;2° de investeringen verricht door de micro-, kleine en middelgrote ondernemingen om zich aan te passen aan de aanneming van nieuwe verplichte communautaire normen, tijdens een periode van drie jaar, te rekenen vanaf het aannemen van deze nieuwe normen.

Art. 33.De toelaatbare kosten zijn beperkt tot de bijkomende investeringskosten om de doelstellingen inzake de bescherming van het leefmilieu te bereiken.

Art. 34.De regering bepaalt de omvang van de steun in functie van de kostprijs van de verrichte bijkomende specifieke investeringen om een van de in vorig artikel bedoelde doelstellingen te bereiken.

Het bedrag van de steun kan worden verhoogd in functie van een officiële erkenning van het systeem voor het beheer van het leefmilieu.

Subafdeling 2. - De steun voor stedelijke integratie

Art. 35.Onder « stedelijke integratie » verstaat men de harmonische integratie van ondernemingen in stedelijke zones door investeringen verricht inzake leefmilieu, zoals energie, water, afval, mobiliteit, lucht, geluid, ondergrond, groene ruimten, geur- en visuele hinder.

Art. 36.Onder « vergunning » verstaat men de in de desbetreffende door het gewest aangenomen ordonnanties en besluiten bedoelde milieuvergunningen of stedenbouwkundige vergunningen.

Art. 37.De regering kan steun verlenen voor investeringen waarvan de doelstelling erin bestaat te waken over een betere stedelijke integratie.

Art. 38.De regering bepaalt de toelaatbare investeringen.

Deze investeringen omvatten met name : 1° de investeringen verricht door een onderneming om haar vestigingsplaats te verlaten om redenen in verband met de bescherming van het leefmilieu en om zich te vestigen in een andere, meer aangepaste zone van het Gewest, ingevolge een administratieve of gerechtelijke beslissing die een vergunning weigert of tot de verhuizing beveelt voor zover die onderneming haar verplichtingen die uit een milieunorm voortvloeien heeft nageleefd. De onderneming leeft de in de nieuwe zone toepasselijke milieunormen na; 2° de aanpassingsinvesteringen verricht door een onderneming in verband met de mobiliteit van goederen, om het wegverkeer te verbeteren of de inbreuken op het leefmilieu te verminderen.

Art. 39.De regering bepaalt de omvang van de steun in functie van de kostprijs van de verrichte specifieke investeringen om een van de in vorig artikel bedoelde doelstellingen te bereiken.

Het bedrag van de steun kan schommelen in functie van een officiële erkenning van het systeem voor het beheer van het leefmilieu.

Subafdeling 3. - De steun ten gunste van energiebesparingen en de productie van energie met hernieuwbare energiebronnen

Art. 40.Onder « hernieuwbare energiebron » verstaat men elke andere bron van energie dan fossiele brandstoffen en kernsplitsing, waarvan het verbruik niet leidt tot een uitputting van de bronnen, zoals windenergie, zonne-energie, geothermische energie, hydro-elektrische energie, gas afkomstig van waterzuiveringsstations en stortplaatsen en biomassa, gedefinieerd als het biologisch afbreekbaar gedeelte van producten, afval en residu's afkomstig uit de landbouw (omvat plantaardige en dierlijke substanties), de bosbouw en de ermee verbonden industrieën, evenals het biologisch afbreekbaar gedeelte van industrieel en gemeentelijk afval.

Art. 41.Onder « kwaliteitswarmtekrachtkoppeling » verstaat men de gelijktijdige productie, in het kader van één enkel proces, van warmte en elektriciteit en/of bewegingskracht, ontworpen om energie te besparen in verhouding tot een afzonderlijke productie van dezelfde hoeveelheden warmte en elektriciteit en/of bewegingskracht.

Art. 42.De regering kan steun verlenen aan ondernemingen voor de volgende investeringen : 1° de investeringen met betrekking tot de productie van energie met behulp van hernieuwbare energiebronnen;2° de investeringen ten gunste van de kwaliteitswarmtekrachtkoppeling, tegen de voorwaarden bepaald door de regering;3° de investeringen met het oog op rationeel energieverbruik. De steun kan betrekking hebben op investeringen gedekt door mechanismen van alternatieve financiering, voorzover de investeringen eigendom blijven van de aanvrager en de dekking van de alternatieve financiering wordt verminderd naar rato van de toegekende steun.

Art. 43.De regering stelt de lijst op van de toelaatbare investeringen.

Art. 44.De ondernemingen die energie produceren en verdelen zijn uitgesloten van het voordeel van de steun. De micro-, kleine en middelgrote ondernemingen van deze sector, die investeren in de productie van energie afkomstig van hernieuwbare energiebronnen of in de kwaliteitswarmtekrachtkoppeling, kunnen steun genieten, voor zover deze niet het bezit zijn van een grote onderneming van de energiesector.

Art. 45.De regering bepaalt de omvang van de steun in functie van de kostprijs van de verrichte bijkomende specifieke investeringen om een van de in artikel 42 bedoelde doelstellingen te bereiken.

Het bedrag van de steun kan schommelen in functie van een officiële erkenning van het systeem voor het beheer van het leefmilieu.

Subafdeling 4. - De steun ten gunste van de productie van ecoproducten

Art. 46.De regering kan steun verlenen aan micro-, kleine en middelgrote ondernemingen voor investeringen met het oog op de vervaardiging van ecoproducten.

Art. 47.Onder « ecoproduct » verstaat men elk product of dienst ontworpen en ontwikkeld volgens de beginselen van het ecoconcept, vervaardigd op basis van schone technieken die voorrang geven aan een preventieve benadering boven een curatieve benadering, en die passen in het kader van een proces van duurzame ontwikkeling.

Art. 48.Onder « ecoconcept » verstaat men de integratie van milieukenmerken bij het ontwerp van een product, met het oog op de verbetering van de milieuprestatie van het product tijdens zijn hele levenscyclus.

Art. 49.Onder « schone technologie » verstaat men een fabricagemethode, een industrieel procédé of de levering van een dienst die op zo rationeel mogelijke wijze gebruik maakt van de grondstoffen en/of energie, met een beperking van de kwantiteit en/of toxiciteit van het afval of verontreinigende effluenten, tijdens de fabricage of het gebruik van het product. Afdeling 7. - De steun voor het gelijkvormig maken met de Europese

normen die betrekking hebben op andere materies dan leefmilieu

Art. 50.De regering kan, tegen de voorwaarden die in onderhavige afdeling zijn bepaald, steun verlenen aan ondernemingen die investeren in materieel of onroerende goederen met het oog op de naleving van de normen die zijn aangenomen door de Europese Gemeenschap met betrekking tot de fabricagewijze van producten, met name inzake kwaliteit, veiligheid en hygiëne.

Art. 51.Deze investeringen moeten worden verricht door ondernemingen waarvan de installaties bestaan sedert ten minste twee jaar op het ogenblik van het aannemen van nieuwe normen of de wijziging van bestaande normen.

Art. 52.De regering bepaalt de omvang van de steun in functie van de kostprijs van de specifieke bijkomende investeringen verricht om de in artikel 50 bedoelde doelstelling te bereiken. Afdeling 8. - De steun aan ondernemingen getroffen door een natuurramp

of een buitengewone gebeurtenis

Art. 53.De regering kan, tegen de voorwaarden die in onderhavige afdeling zijn bepaald, steun verlenen aan ondernemingen waarvan de economische activiteit zwaar is getroffen door een natuurramp of een buitengewone gebeurtenis, teneinde hen toe te laten om de oorspronkelijke investeringen te herstellen of om op te kunnen tegen hun vaste exploitatielasten of thesauriemoeilijkheden van voorbijgaande aard.

Art. 54.De regering bepaalt wat dient verstaan onder « natuurramp » en onder « andere buitengewone gebeurtenissen ». Afdeling 9. - De waarborg van het Gewest

Art. 55.§ 1. De regering kan, tegen de voorwaarden die in onderhavige afdeling zijn bepaald, de waarborg van het Gewest verlenen voor de terugbetaling van het kapitaal, de betaling van de interesten en van de bijkomende kosten van kredieten, leningen of andere vormen van financiering. § 2. Bij elke vraag naar de waarborg van het Gewest moeten de financiële instellingen of andere schuldeisers die de waarborg vragen en de investering financieren het bestaan mededelen van garanties in hun voordeel. De financiële instelling of andere schuldeiser, die bij zijn aanvraag nalaat om deze garanties te vermelden of die erover een onjuiste verklaring aflegt, verliest het voordeel van deze waarborg.

Indien het gaat om een financiële instelling, dan zal deze tevens worden uitgesloten van elke mogelijkheid van een latere tussenkomst onder een van de vormen van steun of waarborg voorzien door onderhavige ordonnantie. § 3. Op de waarborg van het Gewest kan slechts een beroep worden gedaan na de realisatie van de andere waarborgen die eventueel zijn voorzien ten gunste van de schuldeiser. § 4. De toekenning van de waarborg van het Gewest is ondergeschikt aan de betaling van een commissie door de aanvrager. De berekeningswijze van deze commissie wordt bepaald door de regering. Afdeling 10. - De bijzondere overeenkomsten

Art. 56.§ 1. De regering kan, tegen de voorwaarden die in onderhavige afdeling zijn bepaald, steun verlenen aan de ondernemingen voor de verwezenlijking van sectorale of technologische programma's. § 2. Deze steun mag worden verleend : - bij een nationale of gewestelijke financiering die de tussenkomsten van de fondsen van de Europese Gemeenschap aanvult, of - indien de steun past binnen de grenzen van een omkadering, door de Europese Gemeenschap, van nationale of gewestelijke steun.

Art. 57.De regering kan, tegen de voorwaarden en volgens de modaliteiten die zij bepaalt, steunovereenkomsten sluiten met ondernemingen voor de verwezenlijking van meerjarenprogramma's inzake technologische, industriële en commerciële ontwikkeling. Deze steun heeft enkel betrekking op de deelname van deze ondernemingen aan een of meerdere Europese programma's van openbaar nut die vooraf is goedgekeurd door de Europese Commissie. Afdeling 11. - De steun aan ondernemingen bestemd voor kinderopvang

Art. 58.De regering kan, tegen de voorwaarden die in onderhavige afdeling zijn bepaald, steun verlenen onder de vorm van een premie aan ondernemingen voor de oprichting en/of reservatie van nieuwe plaatsen in de kinderopvang ten gunste van hun personeelsleden, voor kinderen van nul tot drie jaar. Deze oprichtingen en/of reservaties dienen te gebeuren volgens de regels vastgesteld door de gemeenschappen. Er wordt extra steun toegekend aan de ondernemingen die een bepaalde verhouding van zeer laag geschoolde of laaggeschoolde werknemers tewerkstellen.

De regering bepaalt, naargelang de grootte van de onderneming, de verhouding bedoeld in het voorgaande lid.

De regering bepaalt wat dient te worden verstaan onder zeer laag geschoolde of laaggeschoolde werknemers. Afdeling 12. - De steun aan ondernemingen tijdens werken aan de

openbare weg

Art. 59.§ 1. De regering mag, onder de in deze afdeling bepaalde voorwaarden, steun toekennen aan micro-, kleine en middelgrote ondernemingen waarvan de bereikbaarheid verstoord wordt door werken aan de openbare weg. § 2. De verstoorde bereikbaarheid moet worden aangetoond volgens de door de regering vastgestelde modaliteiten. Zij mag niet korter zijn dan twee maanden. § 3. De onderneming moet een krediet aanvragen bij een kredietinstelling op basis van een financieringscontract volgens de door de regering vastgestelde modaliteiten.

Onder kredietinstelling dient te worden verstaan een kredietinrichting die de vergunning bekomen heeft bedoeld in artikel 7 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en de controle op de kredietinstellingen. HOOFDSTUK III. - De beginselen van goed bestuur Afdeling 1. - De voorwaarden voor de toekenning van de steun

Art. 60.Zonder afbreuk te doen aan de steun voor pre-activiteit, kan de steun slechts worden toegekend aan de begunstigde indien deze in regel is met het geheel van de op hem van toepassing zijnde normen, met name de normen van fiscale en sociale aard en de milieunormen, tenzij de steun bedoeld is om die normen te kunnen naleven.

Art. 61.De steun mag slechts aan de begunstigde worden verleend indien deze een economische activiteit uitoefent of een economische activiteit wil uitoefenen op het grondgebied van het Gewest, en waarbij deze beschikt of overweegt te beschikken over menselijke middelen en goederen die voor hem specifiek zijn bestemd.

Art. 62.Voor een zelfde uitgave gekoppeld aan een investering of een project mag de begunstigde niet meerdere steunmaatregelen cumuleren die door onderhavige ordonnantie zijn voorzien.

Art. 63.Wat betreft de steun voor investeringen, en zonder afbreuk te doen aan de steun voor pre-activiteit, verbindt de begunstigde zich ertoe om tijdens een periode van vijf jaar, ingaand vanaf de datum van het einde van de verwezenlijking van de investeringen die aanleiding hebben gegeven tot de toekenning van de steun, om : - de investering op het grondgebied van het Gewest te behouden; - de bestemming te behouden van de activa die het voorwerp uitmaken van een steunmaatregel; - deze activa te gebruiken voor de voorziene doeleinden; - de voorwaarden na te leven waartegen de steun werd verleend.

Art. 64.In afwijking van het vorig artikel mag de begunstigde door de regering worden gemachtigd, tegen de voorwaarden die deze bepaalt, om de activa, die het voorwerp hebben uitgemaakt van de investering, te vervangen tijdens de periode van vijf jaar, in het geval van een snelle technologische evolutie en voor zover de economische activiteit behouden blijft tijdens de periode van vijf jaar.

Art. 65.Wat betreft de andere steun, en zonder afbreuk te doen aan de steun voor pre-activiteit, verbindt de begunstigde zich ertoe om tijdens een periode van vijf jaar, ingaand vanaf de datum van de toekenning van de steun, de economische activiteiten van de onderneming te behouden op het grondgebied van het Gewest. Afdeling 2. - De controle en de terugbetaling van de steun

Art. 66.De regering bepaalt de modaliteiten voor de contrôle van de naleving van de voorwaarden gekoppeld aan de toekenning van de steun.

Art. 67.Behoudens gevallen van overmacht wordt de steun terugbetaald : - in de gevallen bedoeld in artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, en in artikel 94 van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle; - bij faillissement, ontbinding of vrijwillige of gerechtelijke vereffening van de begunstigde; - bij overhandiging door de begunstigde van opzettelijk onjuiste inlichtingen, welk het effect van deze inlichtingen ook moge zijn voor het bedrag van de steun, zonder afbreuk te doen aan de gerechtelijke vervolging die van toepassing is op de personen die deze inlichtingen hebben verstrekt.

Bij terugbetaling van de steun mag de onroerende voorheffing ingekohierd worden verklaard, zelfs buiten de in artikel 354 van het Wetboek op de inkomstenbelastingen voorziene termijn.

Art. 68.De begunstigde, die opzettelijk geen juiste inlichtingen heeft verstrekt om een of meerdere steunmaatregelen te genieten, wordt uitgesloten van het genot van onderhavige ordonnantie voor een periode van drie jaar, te rekenen vanaf het ogenblik waarop hij de verleende steun heeft terugbetaald.

Art. 69.De regering kan in het geval van de terugbetaling van een of meerdere steunmaatregelen de overeenkomstig artikel 55 verleende waarborg intrekken.

Art. 70.De regering kan op de overeenkomstig voorgaande artikelen terugbetaalde steun interesten aanrekenen die zijn berekend aan het wettelijk percentage. Afdeling 3. - De procedure van het onderzoek van de aanvraag en van de

toekenning van de steun

Art. 71.De regering bepaalt de modaliteiten voor het onderzoek van de aanvragen, evenals de modaliteiten voor de toekenning en uitkering van de steun, teneinde de transparantie en doeltreffendheid van de procedure te verzekeren.

Art. 72.Voor het onderzoek van de aanvragen mag het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest deskundigen raadplegen.

Art. 73.De aanvragen worden onderzocht binnen door de regering vastgelegde termijnen. De regering kan de toekenning voorzien van een schadevergoeding aan de begunstigde indien deze termijnen worden overschreden. HOOFDSTUK IV. - Slot- en opheffingsbepalingen

Art. 74.De regering bezorgt jaarlijks aan het Parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en aan de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een statistisch verslag over de toepassing van onderhavige ordonnantie tijdens het vorig kalenderjaar.

Art. 75.Wat betreft het Gewest, worden de volgende normen opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 30 december 1982 nr.123 betreffende de aanwerving van werklozen voor sommige projecten inzake economische expansie ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen, gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 257 van 31 december 1983 en de wet van 24 februari 1987; 2° het koninklijk besluit van 31 december 1983 nr.258 betreffende de aanwerving van werklozen voor sommige projecten voor de verlening van bijstand aan de kleine en middelgrote ondernemingen, gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 496 van 31 december 1986; 3° de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie, gewijzigd door de wet van 12 augustus 1985, het koninklijk besluit van 16 juni 1994 en de ordonnantie van 21 februari 2002;4° de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntatie, met uitzondering van artikel 7 ervan.

Art. 76.De ordonnantie van 1 juli 1993 betreffende de bevordering van de economische expansie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gewijzigd door de ordonnanties van 29 oktober 1998 en van 1 april 2004, en de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de gewestelijke steun voor algemene investeringen ten gunste van de micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, worden opgeheven. HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding

Art. 77.De regering stelt de datum van inwerkingtreding van deze ordonnantie vast.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 13 december 2007.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, B. CEREXHE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit en Openbare Werken, P. SMET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie en Waterbeleid, Mevr. E. HUYTEBROECK

^