Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 14 juni 2012
gepubliceerd op 27 juni 2012

Ordonnantie betreffende afvalstoffen

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2012031319
pub.
27/06/2012
prom.
14/06/2012
ELI
eli/ordonnantie/2012/06/14/2012031319/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 JUNI 2012. - Ordonnantie betreffende afvalstoffen (1)


Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Executieve, bekrachtigen, het geen volgt : HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid bedoeld bij artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.Deze ordonnantie zet Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot opheffing van een aantal Richtlijnen om.

Deze ordonnantie zet, in haar toepassingsgebied, Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht om. HOOFDSTUK 2. - Algemene bepalingen Afdeling 1. - Definities

Art. 3.Voor de toepassing van deze ordonnantie wordt verstaan onder : 1° « afvalstof » : elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen;2° « gevaarlijke afvalstof » : een afvalstof die een of meer van de in bijlage 3 genoemde gevaarlijke eigenschappen bezit;3° « afgewerkte olie » : alle soorten minerale of synthetische smeerolie of industriële olie die ongeschikt is geworden voor het gebruik waarvoor zij oorspronkelijk bestemd was, zoals gebruikte olie van verbrandingsmotoren en versnellingsbakken, alsmede smeerolie, olie voor turbines en hydraulische oliën;4° « bioafval » : biologisch afbreekbaar tuin- en plantsoenafval, levensmiddelen- en keukenafval van huishoudens, restaurants, cateringfaciliteiten en winkels en vergelijkbare afvalstoffen van de levensmiddelenindustrie;5° « huishoudelijke afvalstoffen » : afvalstoffen die afkomstig zijn van normale huishoudelijke activiteiten;6° « gemeentelijke afvalstoffen » : huishoudelijke afvalstoffen en de afvalstoffen die ermee worden gelijkgesteld krachtens een besluit van de Regering, vanwege hun aard, samenstelling, oorsprong, hoeveelheid of wijze van beheer;7° « afvalstoffenproducent » : eenieder wiens activiteiten afvalstoffen voortbrengen (eerste producent) of eenieder die voorbehandelingen, vermengingen of andere bewerkingen verricht die leiden tot een wijziging in de aard of de samenstelling van die afvalstoffen;8° « afvalstoffenhouder » : de afvalstoffen-producent dan wel de persoon die de afvalstoffen in zijn bezit heeft;9° « handelaar » : iedere onderneming die als verantwoordelijke optreedt bij het aankopen en vervolgens verkopen van afval, met inbegrip van handelaars die de afvalstoffen niet fysiek in hun bezit hebben;10° « makelaar » : iedere onderneming die ten behoeve van anderen de verwijdering of de nuttige toepassing van afvalstoffen organiseert, met inbegrip van makelaars die de afvalstoffen niet fysiek in hun bezit hebben;11° « inzamelaar » : elke onderneming die beroepsmatig afvalstoffen inzamelt;12° « vervoerder » : elke onderneming die beroepsmatig afvalstoffen vervoert;13° « producent van het product » : de persoon die beroepsmatig producten ontwikkelt, vervaardigt, behandelt, verwerkt, verkoopt of invoert;14° « afvalstoffenbeheer » : inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op die handelingen en de nazorg voor de stortplaatsen na sluiting en met inbegrip van activiteiten van handelaars of makelaars;15° « inzameling » : het verzamelen van afvalstoffen, inclusief de voorlopige sortering en de voorlopige opslag van afvalstoffen, om ze daarna te vervoeren naar een afvalverwerkingsinstallatie;16° « gescheiden inzameling » : de inzameling waarbij een afvalstroom gescheiden wordt naar soort en aard van het afval om een specifieke behandeling te vergemakkelijken;17° « preventie » : maatregelen die worden genomen voordat een stof, materiaal of product afvalstof is geworden, ter vermindering van : a) de hoeveelheid afvalstoffen, inclusief via het hergebruik van producten of de verlenging van de levensduur van producten;b) de negatieve gevolgen van de geproduceerde afvalstoffen voor het milieu en de menselijke gezondheid;of c) het gehalte aan schadelijke stoffen in materialen en producten;18° « hergebruik » : elke handeling waarbij producten of componenten die geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als dat waarvoor zij waren bedoeld;19° « verwerking » : nuttige toepassing of verwijdering, met inbegrip van aan toepassing of verwijdering voorafgaande voorbereidende handelingen;20° « nuttige toepassing » : elke handeling met als voornaamste resultaat dat afvalstoffen een nuttig doel dienen door hetzij in de betrokken installatie, hetzij in de ruimere economie andere materialen te vervangen die anders voor een specifieke functie zouden zijn gebruikt, of waardoor de afvalstof voor die functie wordt klaargemaakt.Bijlage 2 bevat een niet-limitatieve lijst van nuttige toepassingen; 21° « voorbereiding voor hergebruik » : elke nuttige toepassing bestaande uit controleren, schoonmaken of repareren, waarbij producten of componenten van producten, die afvalstoffen zijn geworden, worden klaargemaakt zodat ze zullen worden hergebruikt zonder dat verdere voorbehandeling nodig is;22° « recycling » : elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel.Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal; 23° « verwijdering » : iedere handeling die geen nuttige toepassing is zelfs indien de handeling er in tweede instantie toe leidt dat stoffen of energie worden teruggewonnen.Bijlage 1 bevat een niet-limitatieve lijst van verwijderingshandelingen; 24° « regeneratie van afgewerkte oliën » : iedere recycling die door middel van zuivering van afgewerkte, met name door extractie van verontreinigingen, oxidatieproducten en additieven die deze oliën bevatten, basisolie oplevert;25° « beste beschikbare technieken » : de beste beschikbare technieken gedefinieerd in artikel 3, 21°, van de ordonnantie van 5 juni 1997;26° « afvalverbrandingsinstallatie » : elke uitrusting of vaste of mobiele technische eenheid die specifiek bestemd is voor de thermische behandeling van afval, al dan niet met terugwinning van de geproduceerde verbrandingswarmte.De thermische behandeling omvat de verbranding door oxidatie of elk ander thermisch behandelingsproces zoals pyrolise, vergassing en plasmaproces, voor zover de producten van de behandeling vervolgens worden verbrand; 27° « ingedeelde inrichting » : de gehele ingedeelde inrichting gedefinieerd in artikel 3, 1° van de ordonnantie van 5 juni 1997; 28° « milieuvergunning » : de toelating voor ingedeelde inrichtingen van klasse I.A, I.B en II in overeenstemming met de ordonnantie van 5 juni 1997; 29° « aangifte » : de verrichte aangifte betreffende de ingedeelde inrichtingen van klasse III en I.C in overeenstemming met de ordonnantie van 5 juni 1997; 30° « erkenning » : de afgeleverde erkenning in overeenstemming met titel IV van de ordonnantie van 5 juni 1997;31° « registratie » : de verrichte registratie in overeenstemming met titel IVbis van de ordonnantie van 5 juni 1997;32° « Instituut » : Brussels Instituut voor Milieubeheer, opgericht door het koninklijk besluit van 8 maart 1989 tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer, bekrachtigd door artikel 41 van de wet van 16 juni 1989 houdende diverse institutionele hervormingen;33° « Agentschap » : Gewestelijk Agentschap voor Netheid, opgericht door de ordonnantie van 19 juli 1990 houdende oprichting van het Gewestelijk Agentschap voor Netheid;34° « Verordening (EG) nr.1013/2006 » : Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen; 35° « Richtlijn 2008/98/EG » : Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal Richtlijnen;36° « ordonnantie van 5 juni 1997 » : de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen;37° « ordonnantie van 25 maart 1999 » : de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu;38° « ordonnantie van 18 maart 2004 » : de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de milieueffectenbeoordeling van bepaalde plannen en programma's. Afdeling 2. - Doel en toepassingsgebied

Art. 4.Bij deze ordonnantie worden maatregelen vastgesteld ter bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid door preventie of beperking van de negatieve gevolgen van de productie en het beheer van afvalstoffen, door beperking van gevolgen in het algemeen van het gebruik van hulpbronnen en door verbetering van de efficiëntie van het gebruik ervan.

Art. 5.Deze ordonnantie is niet van toepassing op : 1° afvalwater onderworpen aan de bepalingen van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, van de ordonnantie van 20 oktober 2006 tot opstelling van een kader voor het waterbeleid of hun uitvoeringsmaatregelen;2° gasvormige effluenten die in de atmosfeer worden uitgestoten en het koolstofdioxide dat wordt opgevangen en getransporteerd met het oog op de geologische opslag ervan en dat daadwerkelijk wordt opgeslagen in geologische formaties overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van koolstofdioxide of uitgesloten van het toepassingsdomein van die Richtlijn krachtens haar artikel 2, paragraaf 2;3° bodem (in situ) met inbegrip van niet-uitgegraven verontreinigde grond en duurzaam met de bodem verbonden gebouwen;4° radioactieve afvalstoffen andere dan de vrijgegeven afvalstoffen in de zin van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat en de Gewesten van 17 oktober 2002 met betrekking tot het beheer van vrijgegeven afvalstoffen;5° stoffelijke overschotten, met uitzondering van dierenlijken. Afdeling 3. - Algemene principes

Onderafdeling 1. - Afvalhiërarchie

Art. 6.Bij het opstellen van wetgeving en beleidsinitiatieven voor de preventie en het beheer van afvalstoffen wordt als prioriteitsvolgorde de volgende afvalhiërarchie gehanteerd : 1° preventie;2° voorbereiding voor hergebruik;3° recycling;4° andere nuttige toepassing, met name energieterugwinning;en tevens 5° verwijdering. De Regering kan beslissen dat wordt afgeweken van de in het eerste lid beoogde hiërarchie, wanneer de voor bepaalde afvalstromen goedgekeurde maatregelen het mogelijk maken om over het geheel genomen een beter milieuresultaat te bereiken en indien dit op grond van het levenscyclusdenken met betrekking tot de algemene effecten van het produceren en beheren van dergelijke afvalstoffen gerechtvaardigd is.

Er wordt rekening gehouden met de algemene milieubeschermingsprincipes, zoals het voorzorgs- en duurzaamheidsbeginsel, de technische uitvoerbaarheid en economische haalbaarheid, de bescherming van hulpbronnen, alsook met de algemene effecten voor milieu en menselijke gezondheid en op economisch en maatschappelijk gebied, overeenkomstig de artikelen 4 en 17.

Onderafdeling 2. - Beginselen van zelfvoorziening en nabijheid

Art. 7.§ 1. De Regering neemt passende maatregelen, in samenwerking met de andere entiteiten die samen de Belgische Staat vormen, en de andere Lidstaten van de Europese Unie, wanneer zulks noodzakelijk of raadzaam is, om een adequaat geïntegreerd netwerk tot stand te brengen van afvalverwijderingsinstallaties en van installaties voor de nuttige toepassing van gemengd gemeentelijk afval, ingezameld van particuliere huishoudens, ook indien die inzameling dergelijk afval van andere producenten omvat, rekening houdend met de beste beschikbare technieken. Dit past in het perspectief om tot een geringere afvalverwijdering te komen en om preventie, voorbereiding tot hergebruik en recycleren te verhogen. § 2. Dit netwerk moet het mogelijk maken om afval te verwijderen of afval als bedoeld in paragraaf 1 nuttig toe te passen in een van de meest nabijgelegen daartoe geschikte installaties, met behulp van de geschiktste methoden en technologieën, om een hoog niveau van bescherming van het milieu en de volksgezondheid te waarborgen. § 3. Dit netwerk moet zo worden opgezet, rekening houdend met de geografische omstandigheden en de behoefte aan gespecialiseerde installaties voor bepaalde soorten afval, met als doelstelling zelfvoorzienend te worden zowel voor afvalverwijdering als voor nuttige toepassing van afval als bedoeld in paragraaf 1, zonder dat het Gewest hoeft te beschikken over de volledige waaier aan installaties voor een definitieve nuttige toepassing op zijn grondgebied. Afdeling 4. - Kwalificatiecriteria

Onderafdeling 1. - Bijproducten

Art. 8.§ 1. Rekening houdend met de criteria die eventueel op Europees niveau zouden worden goedgekeurd, kan een stof die of een voorwerp dat het resultaat is van een productieproces dat niet in de eerste plaats bedoeld is voor de productie van die stof of dat voorwerp, alleen als een bijproduct en niet als een afvalstof worden aangemerkt, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden : 1° het is zeker dat de stof of het voorwerp achteraf zal worden gebruikt;2° de stof of het voorwerp kan onmiddellijk worden gebruikt zonder verdere andere behandeling dan die welke bij de normale productie gangbaar is;3° de stof of het voorwerp wordt geproduceerd als een integraal onderdeel van een productieproces;en 4° verder gebruik is rechtmatig, met andere woorden de stof of het voorwerp voldoet aan alle voorschriften inzake producten, milieu en gezondheidsbescherming voor het specifieke gebruik en zal niet leiden tot over het geheel genomen ongunstige effecten op het milieu of de menselijke gezondheid. § 2. Rekening houdend met paragraaf 1 : 1° kan de Regering de procedures vastleggen volgens welke een stof of een voorwerp beschouwd wordt als een bijproduct en niet als een afvalstof;2° kan de Regering, overeenkomstig artikel 6 van de ordonnantie van 5 juni 1997, algemene exploitatievoorwaarden vastleggen waarin, voor een ingedeelde inrichting, een stof of een voorwerp als een bijproduct wordt beschouwd;3° kunnen de bevoegde overheden voor het afleveren van een milieuvergunning en de bevoegde overheden voor het vastleggen van de bijzondere exploitatievoorwaarden voor ingedeelde inrichtingen waarvoor een aangifte moet worden gedaan, exploitatievoorwaarden vastleggen die de omstandigheden preciseren waarin voor een ingedeelde inrichting, een stof of een voorwerp als een bijproduct wordt beschouwd. Onderafdeling 2. - Einde-afvalfase

Art. 9.§ 1. Sommige specifieke afvalstoffen zijn niet langer afvalstoffen, wanneer zij een recyclingsbehandeling of een andere behandeling voor nuttige toepassing hebben ondergaan en voldoen aan op Europees niveau bepaalde specifieke criteria. § 2. Voor de afvalstoffen waarvoor er geen enkel specifiek criterium werd bepaald op het niveau van de Europese Unie, kan de Regering beslissen dat bepaalde afvalstoffen die een operatie voor recycling of een andere operatie voor nuttige toepassing hebben ondergaan niet langer afvalstoffen zijn, rekening houdend met de toepasselijke jurisprudentie en de volgende voorwaarden : 1° de stof of het voorwerp wordt gebruikelijk toegepast voor specifieke doelen;2° er is een markt voor of vraag naar de stof of het voorwerp;3° de stof of het voorwerp voldoet aan de technische voorschriften voor de specifieke doelen en aan de voor producten geldende wetgeving en normen;en tevens 4° het gebruik van de stof of het voorwerp heeft over het geheel genomen geen ongunstige effecten voor het milieu of de menselijke gezondheid. § 3. Rekening houdend met het bepaalde in paragraaf 1 en 2 : 1° kan de Regering procedures vastleggen voor het bepalen van de einde-afvalfase van afval;2° kan de Regering, in overeenstemming met artikel 6 van de ordonnantie van 5 juni 1997, algemene exploitatievoorwaarden goedkeuren, die de voorwaarden preciseren, waaronder specifieke afvalstoffen, binnen een ingedeelde inrichting, niet langer afvalstoffen zijn;3° kunnen de bevoegde overheden voor de aflevering van een milieuvergunning en de bevoegde overheden voor de bepaling van bijzondere exploitatievoorwaarden bij ingedeelde inrichtingen onderworpen aan aangifte, exploitatievoorwaarden goedkeuren die de voorwaarden preciseren waaronder specifieke afvalstoffen, binnen een ingedeelde inrichting, niet langer afvalstoffen zijn. § 4. Afvalstoffen die in overeenstemming met paragraaf 1 en 2 niet langer als afvalstoffen gelden, gelden ook niet langer als afvalstoffen voor het halen van de doelstellingen voor nuttige toepassing en recycling die zijn vastgesteld door wetgeving die dergelijke doelstellingen voorzien, mits aan de vereisten op het gebied van nuttige toepassing of recycling van die wetgeving is voldaan.

Onderafdeling 3. - Lijst van afvalstoffen

Art. 10.§ 1. Rekening houdend met de op het niveau van de Europese Unie goedgekeurde bepalingen, stelt de Regering een lijst van afvalstoffen op en wijst ze op die lijst de gevaarlijke afvalstoffen aan. § 2. De lijst van afvalstoffen vormt de referentienomenclatuur voor het beheer van afvalstoffen.

De opneming van een stof of een voorwerp in de lijst betekent niet dat die stof of dat voorwerp in alle omstandigheden een afvalstof is. Een stof of een voorwerp wordt alleen als afvalstof aangemerkt, indien het gaat om een afvalstof in de zin van artikel 3, 1°.

De aanwijzing van afvalstoffen als gevaarlijke afvalstoffen op die afvalstoffenlijst vormt een vermoeden dat de afvalstoffen een of meer van de gevaarlijke eigenschappen bezitten zoals opgesomd in bijlage 3. § 3. De Regering legt de regels vast voor de aanmerking van de niet gevaarlijke aard van de afvalstoffen die, hoewel opgenomen als gevaarlijk in de lijst van afvalstoffen, geen enkele van de in bijlage 3 opgesomde eigenschappen bezitten. § 4. De herindeling van gevaarlijke afvalstoffen als niet-gevaarlijke afvalstoffen mag niet plaatsvinden na verdunning of vermenging met het oogmerk de oorspronkelijke concentraties van gevaarlijke stoffen onder de drempelwaarde voor kenmerking als gevaarlijk te brengen. HOOFDSTUK 3. - Planning van de preventie en het beheer van afvalstoffen Afdeling 1. - Inhoud

Art. 11.Het gewestelijke afvalplan legt de Richtlijnen op korte, middellange en lange termijn vast, alsook de maatregelen die getroffen moeten worden om ten minste de doelstellingen te bereiken die door deze ordonnantie en haar uitvoeringsbesluiten vastgelegd worden.

Art. 12.Het gewestelijke afvalplan : 1° maakt een analyse van de situatie op het vlak van afvalpreventie en -beheer in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° bepaalt de te verwezenlijken preventiedoelstellingen, doelstellingen die erop gericht zijn om de economische groei los te koppelen van de milieueffecten die samenhangen met de productie van afvalstoffen;3° bepaalt de te verwezenlijken beheerdoelstellingen;4° bepaalt de maatregelen die getroffen moeten worden om de bij 2° en 3° beoogde doelstellingen te verwezenlijken, met name die welke nodig zijn om in de best mogelijke omstandigheden een milieuvriendelijke voorbereiding van de afvalstoffen met het oog op hun hergebruik, recycling, nuttige toepassing of verwijdering te verzekeren;5° bepaalt de financiële middelen die nodig zijn voor hun verwezenlijking;6° omvat een beoordeling van de manier waarop het plan de implementatie van deze maatregelen, alsook de verwezenlijking van de doelstellingen van deze ordonnantie zal ondersteunen.

Art. 13.§ 1. Het gewestelijke afvalplan bepaalt duidelijk welke maatregelen verband houden met de preventie van afval en welke verband houden met het beheer van afval. § 2. De maatregelen in verband met de preventie van afval moeten minstens de al bestaande maatregelen beschrijven en omvatten die welke in bijlage 4 beschreven worden en nuttig geacht worden en/of elke andere maatregel die gepast geacht wordt.

Ze bevatten ook de preventiemaatregelen voor verpakkingsafval. § 3. Het gewestelijke afvalplan legt de gepaste specifieke kwalitatieve en kwantitatieve benchmarks vast, teneinde de geboekte voortgang bij de implementatie van de preventiemaatregelen op te volgen, en legt eventueel specifieke kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen en indicatoren vast. § 4. De maatregelen in verband met afvalbeheer omvatten minstens de volgende elementen : 1° soort, hoeveelheid en bron van de binnen het grondgebied geproduceerde afvalstoffen, van de afvalstoffen die naar verwachting vanuit of naar het gewestelijke grondgebied zullen worden overgebracht, en een evaluatie van de ontwikkeling van de afvalstromen in de toekomst;2° bestaande regelingen voor afvalinzameling en grote verwijderingsinstallaties en installaties voor nuttige toepassing, inclusief speciale regelingen voor afgewerkte oliën, gevaarlijke afvalstoffen of afvalstromen waarvoor specifieke wetgeving bestaat;3° een beoordeling van de behoefte aan nieuwe inzamelingsregelingen, sluiting van bestaande afvalinstallaties, extra afvalinstallatie-infrastructuur in overeenstemming met artikel 7 en, indien nodig, de daarmee samenhangende investeringen;4° voldoende informatie over locatiecriteria voor de keuze van locaties en capaciteit van toekomstige verwijderingsinstallaties of belangrijke installaties voor nuttige toepassing, indien nodig;5° algemeen afvalbeheerbeleid, inclusief geplande afvalbeheertechnologieën en -methoden of beleid voor afval dat specifieke beheersproblemen oplevert;6° de specifieke bepalingen inzake verpakkingen en het beheer van verpakkingsafval;7° maatregelen die een vermindering van de naar stortplaatsen overgebrachte biologisch afbreekbare afvalstoffen beogen. Verder kunnen ze ook de volgende elementen bevatten : 1° organisatorische aspecten in verband met afvalbeheer, zoals een beschrijving van de verdeling van verantwoordelijkheden tussen publieke en private actoren die het afvalbeheer uitvoeren;2° een evaluatie van het nut en de geschiktheid van economische en andersoortige instrumenten voor het aanpakken van diverse afvalproblemen, rekening houdend met de noodzaak om de goede werking van de interne markt in stand te houden;3° gebruik van bewustmakingscampagnes en verstrekking van informatie ten behoeve van het brede publiek of specifieke categorieën van consumenten;4° historisch verontreinigde afvalverwijderingslocaties en de maatregelen om ze te saneren. Afdeling 2. - Procedure

Art. 14.§ 1. Het Instituut ontwikkelt in samenwerking met het Agentschap zowel een ontwerpplan betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen als een ontwerpbestek voor het milieueffectenrapport. § 2. Het Instituut legt het ontwerpbestek voor het milieueffectenrapport voor advies voor aan de Raad voor het Leefmilieu en aan de Economische en Sociale Raad. Het advies heeft betrekking op de aard en de nauwkeurigheid van de gegevens die in het verslag moeten worden opgenomen.

Het advies wordt binnen dertig dagen na de adviesaanvraag van het Instituut meegedeeld. Geschiedt zulks niet, dan wordt het advies met betrekking tot het ontwerpbestek geacht gunstig te zijn. Ten minste de helft van de termijn van 30 dagen valt buiten de schoolvakanties. § 3. Op basis van dit advies stelt de Regering het bestek van het rapport vast. Vervolgens stelt het Instituut in samenwerking met het Agentschap het milieueffectenrapport op. § 4. De Regering keurt het ontwerpplan goed en het Instituut onderwerpt het aan een openbaar onderzoek in overeenstemming met de bepalingen van artikel 11 van de ordonnantie van 18 maart 2004.

In voorkomend geval onderwerpt de Regering het ontwerpplan en het milieueffectenrapport eveneens aan een grensoverschrijdende raadpleging in overeenstemming met de bepalingen van artikel 13 van dezelfde ordonnantie. § 5. De Regering kan beslissen over elke bijkomende vorm van bekendmaking en raadpleging. § 6. Op het ogenblik dat het Instituut het ontwerpplan en het milieueffectenrapport in openbaar onderzoek brengt, legt hij dit tevens voor advies aan de Raad voor het Leefmilieu en aan de Economische en Sociale Raad voor.

De adviezen moeten binnen 45 dagen na de adviesaanvraag aan de ontwerpindiener worden meegedeeld. Het ontbreken van een advies komt neer op een gunstig advies. Ten minste de helft van de termijn van 45 dagen valt buiten de schoolvakanties. § 7. Op het einde van het openbaar onderzoek stelt het Instituut in samenwerking met het Agentschap het plan op, rekening houdend met het milieueffectenrapport, de adviezen die vóór, tijdens en na het openbaar onderzoek zijn uitgebracht en de resultaten van de grensoverschrijdende raadpleging.

Het bezorgt vervolgens het plan en het milieueffectenrapport aan de Regering.

Het stelt eveneens een milieuverklaring op die samenvat hoe milieuoverwegingen in het plan werden geïntegreerd en hoe met het opgestelde milieueffectenrapport, de adviezen en het resultaat van de raadpleging rekening werd gehouden, alsook de redenen waarvoor is gekozen voor het plan zoals het is aangenomen, zulks in het licht van de andere redelijke alternatieven die overwogen werden. § 8. De Regering keurt het plan goed en bezorgt dit, samen met het milieueffectenrapport en de milieuverklaring, aan het Brussels Hoofdstedelijk Parlement. § 9. Het plan wordt bij uittreksel gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en verspreid op de website van het Instituut en van het Agentschap.

Het maakt tevens het voorwerp uit van de bij artikel 15 van de ordonnantie van 18 maart 2004 voorgeschreven informatieprocedures.

Art. 15.Het gewestelijke afvalplan wordt beoordeeld en maakt minstens om de vijf jaar het voorwerp uit van een opvolging van de aanzienlijke gevolgen voor het milieu van zijn tenuitvoerlegging in overeenstemming met artikel 16 van de ordonnantie van 18 maart 2004.

Deze opvolging van het plan, alsook het tussentijds verslag, wordt gepubliceerd op de website van het Instituut. HOOFDSTUK 4. - Bepalingen betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 16.§ 1. Om afval preventief te voorkomen, om hun hoeveelheid en schadelijkheid te verminderen of om hun beheer te vergemakkelijken, kan de Regering alle gepaste maatregelen treffen, met name in verband met : 1° de bepaling van streefcijfers en indicatoren voor de afvalpreventie;2° de bevordering van het onderzoek, de ontwikkeling en het gebruik van ecologisch rationele technieken die zuiniger omspringen met het gebruik van de natuurlijke rijkdommen;3° de reglementering van de productie van afvalstoffen, met name door het vastleggen van kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen of door elke maatregel die de verkrijging van bijproducten of van stoffen en voorwerpen die na nuttige toepassing niet langer als afvalstoffen worden beschouwd, beoogt;4° de bevordering van de interne nuttige toepassing bij de afvalproducerende installatie;5° de bevordering van het ontwerp, de ontwikkeling, de productie en het gebruik van producten die zodanig ontworpen zijn dat ze bijdragen tot een vermindering van de hoeveelheid afvalstoffen, hun schadelijkheid en verontreinigingsrisico's, zowel op het moment van hun vervaardiging als bij later gebruik om erop toe te zien dat de nuttige toepassing en de verwijdering van de producten, die afvalstoffen zijn geworden, overeenkomstig de artikelen 6 en 17 geschiedt.Dergelijke maatregelen kunnen onder meer aanmoedigen tot het ontwikkelen, vervaardigen en in de handel brengen van producten die geschikt zijn voor meervoudig gebruik, technisch duurzaam zijn en, zodra ze afval geworden zijn, geschikt zijn voor een passende en veilige nuttige toepassing en milieuverantwoorde verwijdering; 6° de bevordering van gepaste technieken met het oog op de verwijdering van de gevaarlijke stoffen in voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen;7° de invoering van een informatieplicht ten aanzien van de gebruikers van producten met betrekking tot de wijze van nuttige toepassing of verwijdering van de van deze producten afkomstige afvalstoffen, de verontreinigingsrisico's die ze omvatten of hun manier van gebruik;8° het verbod om voor een product reclame te maken die gebaseerd is op de afwezigheid van teruggewonnen materialen tijdens de vervaardiging, of op het geringe gehalte aan zulke materialen, wanneer de afwezigheid of het geringe gehalte niet van aard zijn om de substantiële kenmerken van dit product te wijzigen;9° de invoeging, in de bestekken van het bestuur en van de instellingen van openbaar nut van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en van de plaatselijke overheden, van bepalingen die aan de inschrijver het gebruik toelaten van teruggewonnen producten en stoffen of materialen die ervan afgeleid zijn, met een kwaliteit die vergelijkbaar is met die van niet-teruggewonnen producten of stoffen of van materialen die uitsluitend worden afgeleid uit niet-teruggewonnen stoffen;10° de uitvaardiging van algemene exploitatievoorwaarden voor de ingedeelde inrichtingen met het oog op afvalpreventie;11° de toekenning van subsidies voor de acties die gevoerd worden of de investeringen die nodig zijn ter uitvoering van dit artikel;12° de oplegging aan de bedrijven van de opstelling van meerjarenpreventieplannen en/of preventiebalansen;13° de verplichting voor de producenten of de invoerders van producten om de centra voor hergebruik, verwerking en recycling informatie te verschaffen over de bestanddelen, de materialen en de assemblagemethoden van deze producten, om hun hergebruik, verwerking of recycling te vergemakkelijken. § 2. - Bij gebrek aan algemene exploitatievoorwaarden, uitgevaardigd in overeenstemming met paragraaf 1, 12°, of mochten deze niet volstaan, dienen de milieuvergunningen en de wijzigingen van de vergunningen voor ingedeelde inrichtingen, toegekend na de inwerkingtreding van deze ordonnantie, bijzondere exploitatievoorwaarden te bevatten, die de preventie van afvalstoffen beogen. Afdeling 2. - Bepalingen betreffende het beheer

Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen betreffende het beheer

Art. 17.Er moet voor gezorgd worden dat het afvalstoffenbeheer geen gevaar oplevert voor de gezondheid van de mens en geen nadelige gevolgen heeft voor het milieu, met name : 1° zonder risico voor water, lucht, bodem, fauna en flora;2° zonder geluids- of geurhinder te veroorzaken;en tevens 3° zonder schade te berokkenen aan natuur- en landschapsschoon.

Art. 18.§ 1. Het is verboden om afvalstoffen achter te laten op een openbare of privéplaats buiten de plaatsen die hiertoe door de bevoegde administratieve overheid voorzien zijn of zonder de bepalingen betreffende het beheer van afvalstoffen na te leven. § 2. Onverminderd de toepassing van de ordonnantie van 25 maart 1999, zorgt het Agentschap ambtshalve voor het beheer van achtergelaten afvalstoffen of laat daarvoor zorgen.

Art. 19.§ 1. De afvalstoffen ondergaan handelingen voor nuttige toepassing in overeenstemming met de artikelen 6 en 17. § 2. Elke producent of houder van afvalstoffen is verplicht zijn afval te sorteren in overeenstemming met de vigerende reglementering. § 3. Voor zover deze verrichting op technisch, milieu- en economisch gebied uitvoerbaar is : 1° de afvalstoffen worden gescheiden ingezameld indien dit noodzakelijk is om het afvalbeheer conform te stellen met artikelen 6, 17, 21 of 22 en indien het de nuttige toepassing vergemakkelijkt of verbetert;2° ze worden niet gemengd met andere afvalstoffen of materialen die andere eigenschappen hebben. § 4. Onder voorbehoud van paragraaf 3, is de gescheiden inzameling verplicht voor papier, karton, metaal, plastic en glas. § 5. De Regering bepaalt de regels voor het afvalbeheer en kan de verplichting inzake gescheiden inzameling uitbreiden naar andere categorieën van afvalstoffen.

Art. 20.Wanneer de afvalstoffen niet nuttig toegepast worden, maken ze het voorwerp uit van veilige verwijderingshandelingen die voldoen aan de bepalingen van artikel 17 op het gebied van de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu.

Onderafdeling 2. - Bijzondere bepalingen betreffende hergebruik, voorbereiding van hergebruik en recycling

Art. 21.§ 1. De activiteiten ter voorbereiding van hergebruik, de nuttige toepassing van afvalstoffen door recycling en hergebruik worden aangemoedigd. § 2. Hiertoe is de Regering gemachtigd om alle nodige maatregelen te treffen en met name om : 1° het opzetten en ondersteunen van inzamelings-, hergebruiks- en reparatienetwerken aan te moedigen, met name via de toekenning, onder de door haar bepaalde voorwaarden, van toelagen aan actoren die in deze sector actief zijn;2° economische instrumenten en aanbestedingscriteria te gebruiken, zoals de opname, in de bestekken van het bestuur, de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de lokale besturen, van bepalingen die de inschrijver toelaten om bestanddelen te hergebruiken, bijproducten of stoffen te gebruiken afkomstig van recycling of andere vormen van nuttige toepassing. § 3. De aan de erkende ondernemingen voor hergebruik toevertrouwde opdracht is een opdracht van algemeen nut.

Art. 22.§ 1. Onverminderd paragraaf 2 bepaalt de Regering de doelstellingen inzake de streefcijfers op het vlak van voorbereiding voor hergebruik, recycling en elke andere vorm van nuttige toepassing.

De doelstellingen kunnen voor sommige categorieën van afvalstoffen verduidelijkt worden. § 2. Vanaf 2020 moeten de voorbereiding voor hergebruik en recycling van afvalstoffen, zoals ten minste papier, karton, metaal, plastic en glas uit gemeentelijk afval, minimum in totaal 50 gewichtsprocent bereiken.

Vanaf 2020 moeten de voorbereiding voor hergebruik, recycling en andere nuttige toepassingen van materiaal, met inbegrip van opvulactiviteiten waarbij afval ter vervanging van ander materiaal gebruikt wordt, van niet-gevaarlijk bouw- en sloopafval met uitzondering van in de natuur voorkomende materialen zoals omschreven in categorie 17 05 04 van de lijst van afvalstoffen zoals bedoeld in artikel 10, een minimum van 70 % in gewicht bereiken.

De Regering is ertoe gemachtigd de nodige maatregelen te treffen om de in alinea's 1 en 2 beschreven doelstellingen te verwezenlijken. HOOFDSTUK 5. - Verantwoordelijkheid voor het beheer van afvalstoffen en uitgebreide producentenverantwoordelijkheid van producten Afdeling 1. - Materiële verantwoordelijkheid voor het beheer van

afvalstoffen

Art. 23.§ 1. Elke eerste afvalproducent of andere houder van afvalstoffen verricht zelf de afvalverwerking of laat die verwerking verrichten door een handelaar, een installatie of een onderneming die afvalverwerkingshandelingen verricht, of laat daartoe regelingen treffen door een inzamelaar van afvalstoffen, met inachtneming van de artikelen 6 en 17. § 2. De inzamelaars en vervoerders leveren het ingezamelde en vervoerde afval af bij de vergunde verwerkingsinstallaties, in overeenstemming met de bepalingen van de artikelen 6 en 17. § 3. Indien er, voor voorafgaande behandeling, afval van de eerste producent of houder wordt afgegeven aan één van de in paragraaf 1 bedoelde natuurlijke of rechtspersonen, wordt de eerste producent of houder hierdoor niet vrijgesteld van zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot de nuttige toepassing of verwijdering van het aldus overgedragen afval in zijn geheel.

Onverminderd Verordening (EG) nr. 1013/2006, kan de Regering de voorwaarden voor de verantwoordelijkheid nader bepalen en besluiten in welke gevallen de eerste producent de verantwoordelijkheid voor de gehele verwerkingsketen behoudt of in welke gevallen de verantwoordelijkheid van de eerste producent en de houder kan worden gedeeld met of overgedragen aan de verschillende actoren van de verwerkingsketen. § 4. Elke houder van niet-gevaarlijk afval ander dan huishoudelijk afval moet kunnen aantonen dat hij zelf de afvalstoffen verwerkt of dat laat doen door een handelaar, een installatie of onderneming die afvalverwerkingsoperaties verricht of door een inzamelaar.

Daarbij geldt dat : 1° als hij de afvalstoffen zelf verwerkt in een voor deze verwerking vergunde installatie, hij dit zelf moet kunnen bewijzen aan de hand van het bij artikel 45 beoogde afvalstoffenregister;2° als hij de afvalstoffen naar een verwerkingsinstallatie of -onderneming brengt of laat brengen, hij dit moet kunnen bewijzen aan de hand van een contract of eender welk door de installatie of onderneming afgeleverd document en, in voorkomend geval, kunnen aantonen dat deze installatie of onderneming de voorschriften van de artikelen 6 en 17 van de ordonnantie naleeft;3° als hij de afvalstoffen aan een handelaar of een inzamelaar overhandigt, hij dit moet kunnen bewijzen door middel van een contract of eender welk door de inzamelaar of handelaar afgeleverd document waaruit de regelmatige en systematische inzameling van de afvalstoffen blijkt. De Regering kan de vorm en de inhoud van het contract of het bewijsdocument bepalen en legt de controleregels vast.

De Regering kan bepalen of en onder welke voorwaarden een vrijstelling kan worden toegekend voor de in § 4 bedoelde bepalingen. Afdeling 2. - Financiële verantwoordelijkheid voor het beheer van

afvalstoffen

Art. 24.Overeenkomstig het beginsel « de vervuiler betaalt » moeten de kosten van het afvalbeheer worden gedragen door de eerste afvalproducent, de huidige of de vorige houders van afvalstoffen.

Daartoe ontwikkelt de Regering de regels van de tarifering voor het inzamelen of het behandelen van afvalstoffen, die preventie, voorbereiding voor hergebruik en recycling van afval bevorderen.

Art. 25.De kosten die voortvloeien uit de met toepassing van hoofdstuk II van de ordonnantie van 25 maart 1999 getroffen maatregelen en de kosten die voorgeschoten worden door het Agentschap met toepassing van artikel 18, § 2 zijn ten laste van : 1° diegene die afvalstoffen heeft achtergelaten, indien de afvalstoffen onwettig werden achtergelaten;2° de bewoner of de eigenaar van de plaats in de andere gevallen. Afdeling 3. - Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid van

producten

Art. 26.§ 1. Ter stimulering van de preventie en het hergebruik, de recycling en elke andere nuttige toepassing van afvalstoffen kan de Regering maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat de producent van het product een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid draagt.

De maatregelen kunnen bestaan in aan de producent van het product opgelegde verplichtingen, zoals met name : 1° een gedeeltelijke of volledige verantwoordelijkheid voor de organisatie van de inzameling van de afvalstoffen die uit het op de markt brengen van zijn producten resulteren;2° de verplichting om afvalstoffen, die uit het op de markt brengen van zijn producten resulteren, terug te nemen of te laten terugnemen, in te zamelen of te laten inzamelen, ze nuttig toe te passen, ze te verwijderen of te laten verwijderen;3° de verplichting om de financiële verantwoordelijkheid te dragen voor het beheer van de afvalstoffen die uit het op de markt brengen van zijn producten resulteren;4° de verplichting om voor het publiek toegankelijke informatie te verstrekken over het ecologisch rationele gebruik van de producten, waarin gepreciseerd wordt in welke mate en op welke manier het product het voorwerp kan uitmaken van hergebruik, recycling of een andere nuttige toepassing;5° de verplichting om informatie van statistische aard te verstrekken in verband met de toepassing van deze uitgebreide producentenverantwoordelijkheid;6° de verplichting om technische informatie te verstrekken om het onderhoud, het hergebruik, de herstelling en de recycling van de producten te vergemakkelijken. De Regering kan de verschillende producenten van de producten zowel de materiële als de financiële verantwoordelijkheid voor het beheer van de afvalstoffen die uit het op de markt brengen van de producten resulteren, laten delen. § 2. De Regering bepaalt de categorieën van afvalstoffen waarvoor een vorm van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid geldt en bepaalt de preciezere regels ter zake, met inbegrip van de vastlegging van de verantwoordelijken, de regels op basis waarvan laatstgenoemden hun bij paragraaf 1 beoogde verplichtingen dienen na te komen, de wijzen van beheer van de afvalstoffen en de nagestreefde doelstellingen op het vlak van preventie, inzameling, recycling en nuttige toepassing. § 3. Het principe van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid wordt toegepast onverminderd de verantwoordelijkheid voor afvalbeheer als bedoeld in artikel 23 en onverminderd de bestaande specifieke wetgeving inzake afvalstromen en producten.

Bij de goedkeuring en de toepassing van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid houdt de Regering rekening met de technische uitvoerbaarheid en de economische haalbaarheid en de effecten in hun totaliteit op het milieu, de volksgezondheid en de maatschappij, met inachtneming van de noodzaak om een goede werking van de interne markt te garanderen. § 4. Onder de door de Regering goedgekeurde voorwaarden kan de producent van het product voor de naleving van de hem door of met toepassing van onderhavig artikel opgelegde verplichtingen op zijn kosten een beroep doen op derden.

In dit kader kan de Regering bepalen dat : 1° de producent van het product zijn verplichtingen laat nakomen door een erkende inrichting, in overeenstemming met de voorwaarden die door haar bepaald werden, of door een door een met de Regering gesloten milieuovereenkomst voorziene beheerinrichting, in overeenstemming met de ordonnantie van 29 april 2004 betreffende de milieuovereenkomsten;2° voor elke gesloten overeenkomst met betrekking tot het beheer van de afvalstoffen door of voor rekening van de producent van het product, de erkende inrichtingen of de beheerinrichtingen, de regels geïnspireerd door de onderliggende principes van de wetgeving betreffende de openbare aanbestedingen of de voorschriften inzake openbare aanbestedingen gelden. HOOFDSTUK 6. - Bepalingen eigen aan bepaalde categorieën van afvalstoffen en bepaalde handelingen betreffende afvalstoffen Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 27.De Regering kan : 1° bepaalde categorieën van afvalstoffen wegens hun aard, hun samenstelling, hun oorsprong, hun hoeveelheid en hun wijze van beheer aan bepaalde bijzondere voorschriften onderwerpen;2° het vervoer van afvalstoffen reglementeren;3° de regels en technieken van afvalpreventie en -beheer reglementeren;4° voorafgaande voorwaarden en verplichtingen inherent aan de afvalbeheeroperaties bepalen. Afdeling 2. - Bepalingen eigen aan bepaalde categorieën van

afvalstoffen Onderafdeling 1. - Gevaarlijke afvalstoffen

Art. 28.De productie, de inzameling en het vervoer van gevaarlijk afval, alsmede de opslag en verwerking ervan, moet plaatsvinden onder omstandigheden waarbij bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid wordt geboden met inachtneming van de bepalingen van artikel 17, met inbegrip van maatregelen ter waarborging van de traceerbaarheid vanaf de productie tot aan de eindbestemming en toezicht op gevaarlijke afvalstoffen ter voldoening aan de vereisten van hoofdstuk 9.

Art. 29.§ 1. Het is verboden om gevaarlijke afvalstoffen te mengen met andere categorieën gevaarlijke afvalstoffen alsook met andere afvalstoffen, stoffen of materialen. Onder mengen wordt ook het verdunnen van gevaarlijke stoffen verstaan.

Indien gevaarlijke afvalstoffen in strijd met het eerste lid gemengd zijn, zal, voor de naleving van artikel 17, afhankelijk van technische en economische haalbaarheidscriteria, een scheiding moeten worden uitgevoerd waar dat mogelijk is. § 2. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, kan toegestaan worden dat er wordt gemengd, op voorwaarde dat : 1° het mengen in overeenstemming met de in de milieuvergunning of aangifte bepaalde voorwaarden gebeurt;2° de bepalingen van artikel 17 worden nageleefd en de negatieve gevolgen van het afvalbeheer op de menselijke gezondheid en het milieu niet worden vergroot;3° de handeling in kwestie in overeenstemming is met de beste beschikbare technieken;en 4° het mengen tot doel heeft om de veiligheid van de nuttige toepassing of verwijdering te verbeteren.

Art. 30.Bij inzameling, vervoer en tijdelijke opslag worden gevaarlijke afvalstoffen verpakt en voorzien van een etiket in overeenstemming met de geldende gewestelijke, nationale, van de Europese Unie en internationale normen.

Art. 31.De artikelen 28, 29, 30, 45 en 46 gelden niet voor door huishoudens geproduceerd gemengd afval.

De artikelen 30, 45 en 46 gelden niet voor afzonderlijke fracties van gevaarlijke afvalstoffen afkomstig uit huishoudens, totdat deze stoffen worden aanvaard voor inzameling, verwijdering of nuttige toepassing door een vergunde installatie of onderneming.

Art. 32.De Regering kan bijkomende voorschriften betreffende het beheer van gevaarlijke afvalstoffen uitvaardigen.

Onverminderd artikel 31 kan de Regering bepaalde bepalingen van deze onderafdeling op andere afvalstoffen dan de gevaarlijke toepassen.

De Regering neemt maatregelen, overeenkomstig de artikelen 6, 17 en 28, om de gescheiden ophaling en de gepaste verwerking van gevaarlijke afvalstoffen te vergemakkelijken.

Onderafdeling 2. - Afgewerkte olie

Art. 33.§ 1. Afgewerkte olie wordt, indien technisch haalbaar, gescheiden ingezameld en verwerkt in overeenstemming met de artikelen 6 en 17.

Onverminderd artikel 29, § 1, indien dit technisch haalbaar en economisch leefbaar is, worden afgewerkte oliën met uiteenlopende eigenschappen niet gemengd en wordt afgewerkte olie niet gemengd met andere soorten afvalstoffen of stoffen, indien dat de verwerking ervan belemmert. § 2. Ten behoeve van de gescheiden inzameling van afgewerkte olie en de goede verwerking ervan, mag de Regering aanvullende maatregelen hanteren zoals technische eisen, uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, economische instrumenten of vrijwillige overeenkomsten.

Onderafdeling 3. - Bioafval

Art. 34.De Regering neemt maatregelen in overeenstemming met de artikelen 6 en 17, voor de stimulering van : 1° het gescheiden inzamelen van bioafval met het oog op het composteren en vergisten van bioafval;2° de verwerking van bioafval op een wijze die een hoge mate van milieubescherming biedt;3° het gebruik van materialen die zonder risico voor het milieu zijn en geproduceerd zijn op basis van bioafval. Afdeling 3. - Bepalingen eigen aan bepaalde handelingen betreffende

afvalstoffen

Art. 35.De Regering treft de nodige maatregelen voor de uitvoering van : 1° Verordening (EG) nr.1013/2006, alsook de op basis van deze verordening goedgekeurde handelingen van de Europese Unie; 2° het Verdrag inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, ondertekend te Bazel op 22 maart 1989;3° elke andere handeling in verband met het vervoer of de overbrenging van afvalstoffen ten gevolge van internationale verdragen en met name de verdragen betreffende de Europese Unie.

Art. 36.§ 1. In afwijking van Verordening (EG) nr. 1013/2006, kan het Instituut, met het oog op een bescherming van het bij artikel 7 bedoelde netwerk, binnenkomende overbrengingen van afval, bestemd voor als nuttige toepassing ingedeelde afvalverbrandingsinstallaties, beperken, indien vaststaat dat die overbrengingen ertoe zouden leiden dat in het eigen gewest ontstaan afval moet worden verwijderd of dat afval moet worden verwerkt op een wijze die niet consistent is met het bij hoofdstuk 3 bedoelde gewestelijke afvalplan. § 2. Ook kan het Instituut de uitvoer van afval om in Verordening (EG) nr. 1013/2006 bepaalde milieuredenen beperken. § 3. Het Instituut brengt jaarlijks verslag uit over de hoeveelheid voor verbranding bestemde afvalstoffen die in het Brussels Gewest worden ingevoerd of eruit worden uitgevoerd. HOOFDSTUK 7. - Milieuvergunning, aangifte, erkenning, registratie

Art. 37.§ 1. De ingedeelde afvalverwerkingsinrichtingen zijn onderworpen aan een milieuvergunning. § 2. In de milieuvergunning betreffende de ingedeelde afvalverwerkingsinrichtingen worden in elk geval de volgende elementen gespecificeerd : 1° soorten en hoeveelheden van de afvalstoffen die mogen worden verwerkt;2° de technische en andersoortige voorschriften die op de betrokken locatie van toepassing zijn;3° de te nemen veiligheids- en voorzorgsmaatregelen;4° de voor elk type handeling toe te passen methode;5° monitoring- en controlehandelingen, voor zover noodzakelijk;6° bepalingen inzake sluiting en nazorg na sluiting, voor zover noodzakelijk. § 3. Er kan geen milieuvergunning aan een ingedeelde afvalverwerkingsinrichting worden toegekend, wanneer de voorgenomen verwerkingsmethode vanuit milieubeschermingsoogpunt onaanvaardbaar is, in het bijzonder wanneer de methode niet strookt met artikel 17. § 4. Een milieuvergunning die verband houdt met een ingedeelde inrichting voor de verbranding of medeverbranding van afval met terugwinning van energie, kan alleen worden toegekend op voorwaarde dat deze terugwinning van energie met een hoge energie-efficiëntie plaatsvindt.

Wat betreft de ingedeelde verbrandingsinrichtingen waarvan de hoofdactiviteit erin bestaat vast gemeentelijk afval te verwerken, wordt de energie-efficiëntie als hoog gelabeld indien de ingedeelde installatie de voorwaarden respecteert die bij punt R1 van bijlage 2 vermeld worden, zoals goedgekeurd in het kader van de op het niveau van de Europese Unie besloten bepalingen.

Voor andere ingedeelde inrichtingen voor de verbranding of medeverbranding van afval met terugwinning van energie kan de Regering de criteria van hun energie-efficiëntie bepalen.

Art. 38.In afwijking van artikel 37, § 1, kan de Regering de ingedeelde afvalverwerkingsinrichtingen met de nuttige toepassing van niet-gevaarlijke afvalstoffen als hoofdactiviteit, aan een aangifteplicht onderwerpen.

In dat geval keurt de Regering, in overeenstemming met artikel 17 en in het licht van de beste beschikbare technieken, voor elk type van activiteit, algemene exploitatievoorwaarden goed, die de afvaltypes en -hoeveelheden, alsook de te gebruiken verwerkingsmethode bepalen.

Art. 39.De Regering onderwerpt aan een erkenning of registratie : 1° de inzamelaars, indien de inzameling niet in het kader van de exploitatie van een ingedeelde inrichting gebeurt, waarvoor deze personen houder zijn van een milieuvergunning of aangifte;2° de vervoerders;3° de handelaars;4° de makelaars;5° de personen die de Regering aanwijst. HOOFDSTUK 8. - Belastingen op het verbranden van afvalstoffen

Art. 40.Belasting op afvalverbranding Er wordt, vanaf het belastingjaar 2013, een belasting op het verbranden van afvalstoffen ingevoerd ten laste van de uitbaters van afvalverbrandingsinstallaties gelegen op het grondgebied van het Gewest. Het belastingjaar vangt aan op 1 januari en eindigt op 31 december.

De belasting wordt berekend op grond van het aantal ton afval dat gedurende het belastingjaar voor verbranding in aanmerking komt. Vanaf 2014, bezorgt het Gewest de belastingplichtigen jaarlijks een aangifteformulier voor het voorafgaande belastingjaar waarvan het model door de Regering is vastgelegd.

Het bedrag van de belasting op het verbranden van afvalstoffen wordt vastgesteld op 6 euro per ton afvalstoffen bedoeld in het eerste lid die in aanmerking komt voor verbranding.

Wanneer afvalstoffen die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werden opgehaald, verbrand worden buiten het grondgebied van het Gewest is het bedrag van de belasting gelijk aan het bedrag dat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt gehanteerd, met aftrek van de belasting of de heffing toegepast op de plaats van verbranding van de afvalstoffen en wegens deze verbranding, waarbij het bedrag van de belasting niet minder dan nul mag zijn.

In dat geval is de belastingplichtige de inzamelaar van de afvalstoffen. Bij gebrek aan een inzamelaar is de belastingplichtige de vervoerder van de afvalstoffen. Bij gebrek aan een ophaler en vervoerder is de belastingplichtige de afvalproducent.

De bewijslast van de betaling van de belasting of heffing die buiten het Gewest verschuldigd is, is voor de belastingplichtige.

De verbranding van afvalstoffen uit de gezondheidszorg is vrijgesteld van de belasting bedoeld in dit artikel.

Art. 41.§ 1. Vanaf het belastingjaar 2015 wordt een belasting ingevoerd op afvalstoffen die niet-selectief zijn opgehaald door het Agentschap.

De schuldenaar van deze belasting is het Agentschap.

Het belastingjaar vangt aan op 1 januari en eindigt op 31 december.

Vanaf 2016 bezorgt het Gewest de belastingplichtigen jaarlijks een aangifteformulier voor het voorafgaande belastingjaar waarvan het model door de Regering wordt vastgelegd. § 2. - Het bedrag van deze belasting wordt vastgelegd op 29 euro per ton verbrande afvalstoffen boven de volgende grenzen : - 75 % van het totaalgewicht van de afvalstoffen bedoeld in paragraaf 3 voor het belastingjaar 2015; - 70 % van het totaalgewicht van de afvalstoffen bedoeld in paragraaf 3 voor het belastingjaar 2016; - 65 % van het totaalgewicht van de afvalstoffen bedoeld in paragraaf 3 voor het belastingjaar 2017; - 60 % van het totaalgewicht van de afvalstoffen bedoeld in paragraaf 3 voor het belastingjaar 2018; - 55 % van het totaalgewicht van de afvalstoffen bedoeld in paragraaf 3 voor het belastingjaar 2019; - 50 % van het totaalgewicht van de afvalstoffen bedoeld in paragraaf 3 vanaf het belastingjaar 2020. § 3. Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel moeten de afvalstoffen die verbrand worden door het Agentschap in aanmerking worden genomen, met uitzondering van veegvuil, alsook van de volgende afvalstoffen : 1° afvalstoffen die selectief worden opgehaald door het Agentschap met het oog op hun hergebruik of recycling of, in voorkomend geval, door een van zijn onderaannemers;2° afvalstoffen die selectief worden opgehaald door verenigingen zonder winstoogmerk en vennootschappen met sociaal oogmerk erkend en gesubsidieerd door het Gewest, met het oog op hun hergebruik of recycling;3° afvalstoffen die selectief worden opgehaald door de gemeenten met het oog op hun hergebruik of recycling;4° batterijen en accu's, vervallen geneesmiddelen, banden, voedingsvetten en -olie en elektrische en elektronische afvalstoffen van huishoudens die door detailhandelaars in het kader van de terugnameplicht op het gebied van het Gewest ingezameld worden;5° organische afvalstoffen die behandeld worden in wijkcomposteercentra. § 4. Het naleven van de grenzen die in paragraaf 2 worden bepaald, wordt nagegaan door het totaalgewicht van de afvalstoffen die het Agentschap verbrandt voor het betrokken belastingjaar, met uitzondering van veegvuil, te verdelen door het totaalgewicht van de afvalstoffen bedoeld in paragraaf 3 van dit artikel. Deze berekening wordt uitgevoerd door het Agentschap, in samenwerking met het Instituut, met het oog op de invoering van de belasting zoals bedoeld in paragraaf 1. Het Agentschap vraagt de nodige informatie voor de berekening bij de betrokken personen. § 5. De Regering stelt jaarlijks, voor het einde van de maand mei, een inventaris op waarin de hoeveelheid van de afvalstoffen bedoeld in § 2 voor het voorafgaande belastingjaar wordt gepreciseerd.

De Regering kan de toepassingsmodaliteiten van dit artikel nader bepalen.

Art. 42.§ 1. Vanaf het belastingjaar 2014 wordt het bedrag bedoeld in artikel 40 aangepast volgens de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen.

Deze aanpassing wordt doorgevoerd aan de hand van de coëfficiënt die verkregen wordt door het gemiddelde van de prijsindexen van het jaar voorafgaand aan het jaar van de aangifteperiode door de prijsindexen van het jaar 2013 te delen. § 2. Het geïndexeerde bedrag wordt afgerond naar de hogere of lagere eurocent naargelang het cijfer van de tienden eurocent al dan niet 5 bereikt. § 3. Het Instituut laat het tarief van de belasting in het Belgisch Staatsblad bekendmaken zoals aangepast overeenkomstig dit artikel.

Art. 43.De belastingen bedoeld in de artikelen 40 en 41, worden ten gunste van het Gewest geïnd. De inkomsten uit deze belastingen worden aangewend overeenkomstig de bepalingen van artikel 71.

Art. 44.§ 1. Het Gewest zendt de belastingplichtigen jaarlijks een aangifteformulier voor de belastingen bedoeld in de artikelen 40 en 41, waarvan het model door de Regering vastgesteld wordt.

De belastingplichtigen die op 1 juli van het jaar volgend op het belastingjaar nog geen aangifteformulier hebben ontvangen, dienen er zelf een aan te vragen.

De aangifte moet opgestuurd worden naar of bezorgd worden aan de zetel van het Instituut. Ze bevat alle elementen die nodig zijn voor de controle van de inning van de verschuldigde belasting tijdens de betrokken periode. § 2. De bepalingen in de artikelen 11 tot 16, 18 tot 20 en van artikel 22 van de ordonnantie van 23 juli 1992 betreffende de gewestbelasting ten laste van bezetters van bebouwde eigendommen en houders van een zakelijk recht op sommige onroerende goederen zijn van toepassing op deze belasting op het verbranden van afvalstoffen.

Voor de toepassing van deze ordonnantie moet er in artikel 11, § 3 het volgende gelezen worden : « de belastingplichtigen » in plaats van « de belastingplichtigen en hun eventuele huurders of gebruikers ».

De Regering kan de toepassingsmodaliteiten van dit artikel nader bepalen. HOOFDSTUK 9. - Toezicht en sancties Afdeling 1. - Register en traceerbaarheidsdocument

Art. 45.§ 1. Worden geacht een afvalstoffenregister bij te houden : 1° de personen die afvalverwerkingsactiviteiten verrichten;2° de producenten van gevaarlijke afvalstoffen;3° de inzamelaars van gevaarlijke afvalstoffen;4° de vervoerders van gevaarlijke afvalstoffen;5° de handelaars in gevaarlijke afvalstoffen;6° de makelaars in gevaarlijke afvalstoffen;7° de personen die de Regering aanduidt. § 2. Het register vermeldt, in chronologische volgorde, ten minste de hoeveelheid, de aard en de oorsprong van de afvalstoffen, en, voor zover van toepassing, de bestemming, de inzamelfrequentie, de wijze van vervoer en de geplande methode van verwerking van de afvalstoffen.

De Regering bepaalt het model van het register en kan voorzien dat het nog bijkomende informatie dient te bevatten. § 3. De gegevens van het register worden minstens vijf jaar lang bijgehouden.

De bewijsstukken omtrent het beheer van de afvalstoffen worden op verzoek van de bevoegde overheid of van een voorgaande houder overgelegd. § 4. De Regering kan de modaliteiten en de regelmaat van de bezorging van alle of een deel van de gegevens van het register aan het Instituut bepalen. § 5. De Regering kan de bij paragraaf 1 tot 4 beoogde verplichtingen uitbreiden tot niet-huishoudelijke afvalstoffen die geen gevaarlijke afvalstoffen zijn.

Art. 46.§ 1. Een traceerbaarheidsdocument moet afgeleverd worden bij overdracht en ontvangst van gevaarlijke afvalstoffen en dient hen te vergezellen tijdens hun vervoer. Dit traceerbaarheidsdocument bevat de toepasselijke gegevens die voorgeschreven worden in bijlage I B van Verordening (EG) nr. 1013/2006.

De Regering kan met name de bijkomende gegevens bepalen die het traceerbaarheidsdocument daarnaast dient te bevatten, alsook zijn model, zijn bewaartermijn, de gevallen waarin het aan het Instituut moet worden overgedragen en de overdrachtmodaliteiten. § 2. De Regering kan de in paragraaf 1 bedoelde verplichtingen uitbreiden tot niet-huishoudelijke afvalstoffen die geen gevaarlijke afvalstoffen zijn. Afdeling 2. - Opsporing en vaststelling van de misdrijven

Art. 47.§ 1. In overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk II van de ordonnantie van 25 maart 1999, worden aan passende periodieke inspecties onderworpen : 1° de producenten van gevaarlijke afvalstoffen en hun inrichtingen;2° de personen die afvalverwerkingsactiviteiten verrichten en hun inrichtingen;3° de inzamelaars en hun inrichtingen;4° de vervoerders en hun inrichtingen;5° de handelaars en hun inrichtingen;6° de makelaars en hun inrichtingen;7° de inrichtingen of de personen die de Regering aanduidt. § 2. - De inspecties betreffende inzamelings- en vervoershandelingen hebben met name betrekking op de oorsprong, de aard, de samenstelling, de hoeveelheid en de bestemming van de ingezamelde en vervoerde afvalstoffen. Afdeling 3. - Strafrechtelijke sancties

Art. 48.Wordt gestraft met een gevangenisstraf van één tot achttien maanden en een geldboete van 25 tot 12.500 euro, of met slechts één van deze straffen, degene die afvalstoffen achterlaat, in overtreding van artikel 18, § 1.

Art. 49.Wordt gestraft met een gevangenisstraf van één tot vierentwintig maanden en een geldboete van 125 tot 25.000 euro, of met slechts één van deze straffen, degene die : 1° de afvalstoffen niet beheert in overeenstemming met de artikelen 17, 19 en 20 en hun uitvoeringsmaatregelen;2° niet zelf overgaat tot de verwerking van de afvalstoffen of niet laat overgaan tot de verwerking van de afvalstoffen door een handelaar, een installatie of een onderneming die afvalverwerkingshandelingen verricht of door een persoon die afvalstoffen inzamelt, in overeenstemming met artikel 23, § 1;3° de ingezamelde en vervoerde afvalstoffen niet aflevert in overeenstemming met artikel 23, § 2;4° afgewerkte olie inzamelt, laat inzamelen, verwerkt of laat verwerken op een manier die indruist tegen artikel 33 en zijn uitvoeringsmaatregelen;5° overgaat tot een illegale overbrenging van afvalstoffen in de zin van artikel 2, § 35, van Verordening (EG) nr.1013/2006, buiten de hypothese zoals bedoeld in artikel 51, 2° ; 6° de bepalingen van de door de Regering in uitvoering van de artikelen 16, § 1, 21, § 2, 22, 26, 27, 32, 34, 35 en 56, § 1, tweede lid goedgekeurde besluiten overtreedt;7° zich verzet tegen de door met toezicht belaste personeelsleden getroffen of opgedragen maatregelen, in overtreding van artikel 9, §§ 1 en 2 van de ordonnantie van 25 maart 1999, in het kader van de controle van de naleving van deze ordonnantie;8° zich verzet tegen de door de met toezicht belaste personeelsleden uitgevoerde bezoeken, onderzoeken, controles en verhoren, de verrichting van metingen of monsternemingen, in overtreding van de artikelen 12, 13 en 14 van de ordonnantie van 25 maart 1999, in het kader van de controle van de naleving van deze ordonnantie.

Art. 50.Wordt gestraft met een gevangenisstraf van drie maanden tot drie jaar en een geldboete van 500 tot 75.000 euro, of met slechts één van deze straffen, degene die : 1° de bij de artikelen 48 of 49 beoogde misdrijven begaat, wanneer de afvalstoffen gevaarlijke afvalstoffen zijn;2° gevaarlijke afvalstoffen produceert of opslaat in overtreding van artikel 28;3° gevaarlijke afvalstoffen mengt, in overtreding van artikel 29;4° gevaarlijke afvalstoffen inzamelt, vervoert of tijdelijk opslaat, in overtreding van artikel 30.

Art. 51.Wordt gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en een geldboete van 1.000 tot 100.000 euro, of met slechts één van deze straffen, degene die : 1° één van de in de artikelen 48, 49 en 50 bedoelde misdrijven begaat of één van de misdrijven begaat zoals bedoeld in artikel 96 van de ordonnantie van 5 juni 1997 in het raam van een activiteit die is onderworpen aan de artikelen 37, 38 of 39, wanneer dit misdrijf de dood of ernstige verwonding van personen, een wezenlijke verslechtering van de lucht-, bodem- of waterkwaliteit of van de fauna of flora veroorzaakt of dreigt te veroorzaken;2° een illegale overbrenging van afvalstoffen verricht in de zin van artikel 2, § 35, van Verordening (EG) nr.1013/2006, wanneer het in een niet-verwaarloosbare hoeveelheid gebeurt, ongeacht het feit of het daarbij gaat om één enkele overbrenging of meerdere overbrengingen die met elkaar verbonden lijken.

Art. 52.Wordt gestraft met een gevangenisstraf van één tot zes maanden en een geldboete van 25 tot 2.500 euro, of met slechts één van beide straffen, degene die tijdens een controle van de met het toezicht belaste personeelsleden in de zin van de ordonnantie van 25 maart 1999, de krachtens artikel 23, § 4 vereiste documenten niet kan voorleggen.

Art. 53.Wordt gestraft met een gevangenisstraf van één tot zes maanden en een geldboete van 125 tot 12.500 euro, of met slechts één van deze straffen, degene die de voorschriften betreffende het afvalstoffenregister of het traceerbaarheidsdocument zoals bedoeld in de artikelen 45 en 46 en door de maatregelen die werden genomen voor hun uitvoering niet respecteert.

Art. 54.Wordt gestraft met een geldboete van 125 tot 12.500 euro, degene die de bij artikel 59, opgelegde informatieplicht niet respecteert.

Wordt gestraft met een gevangenisstraf van één tot zes maanden en een geldboete van 125 à 25.000 euro, of met slechts één van deze straffen, degene die, met opzet of uit winstbejag, de bij artikel 59 opgelegde informatieplicht niet respecteert.

Art. 55.De rechter kan, naast de bij de artikelen 48 tot 51 vastgelegde straffen, in overeenstemming met artikel 33 van het Strafwetboek, bevelen tot het geheel of gedeeltelijk verbod tot uitoefening van de in artikel 31 van het Strafwetboek, alsmede in artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 genoemde rechten. HOOFDSTUK 1 0. - Slotbepalingen Afdeling 1. - Omzetting en uitvoering van de uit internationale

verdragen voortvloeiende bepalingen

Art. 56.De Regering kan elke maatregel goedkeuren die nodig is om bepalingen betreffende afvalstoffen om te zetten en uit te voeren, in het bijzonder de bepalingen betreffende bepaalde afvalstoffen, het vervoer en de overbrenging van afvalstoffen, de modaliteiten en technieken inzake afvalpreventie en -beheer, en die voortvloeien uit internationale verdragen en met name de verdragen betreffende de Europese Unie. Afdeling 2. - Informatie en kennisgeving

Art. 57.§ 1. De Regering stelt de Europese Commissie, via de geijkte kanalen, in kennis van : a) de beslissingen die werden genomen in toepassing van artikel 9, § 2, in overeenstemming met Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, wanneer deze dat vereist;b) het in hoofdstuk 3 bedoelde gewestelijke afvalplan, evenals elke noemenswaardige herziening van dit plan;c) de gevallen waarin afvalstoffen als gevaarlijk worden beschouwd terwijl ze niet als dusdanig vermeld staan op de Europese lijst van afvalstoffen zoals bedoeld in artikel 7, § 1, van Richtlijn 2008/98/EG en verschaft de Commissie alle informatie hieromtrent;d) de gevallen waarin afvalstoffen als niet-gevaarlijk worden beschouwd terwijl ze als gevaarlijk vermeld staan op de Europese lijst van afvalstoffen zoals bedoeld in artikel 7, § 1 van Richtlijn 2008/98/EG en verschaft de Commissie alle nodige bewijsstukken;e) de in toepassing van artikel 36, § 1, goedgekeurde bepalingen;f) de in toepassing van artikel 38, tweede lid, goedgekeurde bepalingen. § 2. Om de drie jaar brengt de Regering, via de geijkte kanalen, verslag uit aan de Commissie overeenkomstig de artikelen 11.5 en 37.1, van Richtlijn 2008/98/EG.

Art. 58.Het Instituut is belast met het verzamelen van de informatie die nodig is voor het opstellen van de aan de internationale instellingen te bezorgen documenten.

Art. 59.§ 1. Alle persoonlijke inlichtingen die worden ingezameld of meegedeeld op aanvraag van het Instituut in het kader van deze ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten ervan, hierna inlichtingen genoemd, zijn vertrouwelijk en moeten worden verwerkt overeenkomstig de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

De verwerking van de inlichtingen strekt tot de voorbereiding of opstelling van het bij hoofdstuk 3 bedoelde gewestelijke afvalplan, of een reglementering betreffende afvalstoffen of voor het nakomen van internationale, intergewestelijke of gewestelijke verplichtingen.

Het Instituut is verantwoordelijk voor de verwerking van de inlichtingen.

Overeenkomstig artikel 4, § 1, 3° van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, moeten de persoonsgegevens toereikend, terzake dienend en niet overmatig zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verkregen of waarvoor zij verder worden verwerkt.

De Regering mag die inlichtingen inwinnen en zodra ze anoniem gemaakt zijn, ze verwerken voor statistische doeleinden of om het afvalbeleid te verbeteren. § 2. De noodzakelijke individuele inlichtingen die vereist zijn voor het in het tweede lid van de eerste paragraaf bedoelde doeleinde, worden door de personen die ze bezitten ter beschikking gesteld van het Instituut op zijn verzoek.

Elk verzoek moet een uitdrukkelijke motivering bevatten waarin de noodzakelijke aard en de nagestreefde doelstelling aangetoond worden. Afdeling 3. - Wijzigingsbepalingen

Art. 60.In artikel 4, § 1 van de ordonnantie van 19 juli 1990 tot oprichting van het Gewestelijk Agentschap voor Netheid zoals gewijzigd door artikel 2 van de ordonnantie van 18 december 1997 tot aanvulling van de ordonnantie van 19 juli 1990 tot oprichting van het Gewestelijke Agentschap voor Netheid worden de woorden « inzake ophaling en verwerking van huisvuil » vervangen door de woorden « inzake ophaling en verwerking van gemeentelijk afval ».

In artikel 4, § 1, van dezelfde ordonnantie wordt een 6° toegevoegd, luidend als volgt : « 6° de organisatie van selectieve ophalingen en de ontwikkeling van initiatieven tot voorbereiding van hergebruik en recycling van de afvalstoffen. ».

In artikel 7, § 3 van dezelfde ordonnantie worden de woorden « tegen het sluikstorten, zoals bedoeld in hoofdstuk IV van de ordonnantie van 7 maart 1991 betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen » vervangen door de woorden « tegen het sluikstorten, zoals bedoeld in artikel 18, § 1 van de ordonnantie van ... betreffende afvalstoffen ».

Art. 61.In artikel 2 van de ordonnantie van 25 maart 1999 wordt 8° vervangen door : « 8° de ordonnantie van ... betreffende afvalstoffen; ».

Art. 62.In artikel 4 van dezelfde ordonnantie wordt het eerste lid vervangen door : « Op voorstel van de leidende ambtenaren van respectievelijk het Instituut, het bevoegde bestuur van het Ministerie en het GAN wijst de Regering de ambtenaren van het Instituut aan die belast worden met het toezicht op de naleving van de wetten, ordonnanties en voorschriften van de Europese Unie bedoeld in artikel 2, de ambtenaren van het Ministerie belast met het toezicht op de naleving van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de grondwateren en de ambtenaren van het GAN belast met het toezicht op de naleving van artikel 18, § 1 van de ordonnantie van ... betreffende afvalstoffen en, voor wat de huishoudelijke en gelijkgestelde afvalstoffen betreft, de naleving van artikel 19, §§ 2 en 4, van dezelfde ordonnantie. ».

Art. 63.In artikel 5 van dezelfde ordonnantie worden de woorden « artikel 8 van de ordonnantie van 7 maart 1991 betreffende de preventie en het beheer van de afvalstoffen » vervangen door de woorden « artikelen 18, § 1, en 19, §§ 2 en 4 van de ordonnantie van ... betreffende afvalstoffen ».

Art. 64.In artikel 32 van dezelfde ordonnantie wordt 7° vervangen door : « 7° in de zin van de ordonnantie van ... betreffende afvalstoffen : a) ongevaarlijke afvalstoffen achterlaat in overtreding van artikel 18, § 1;b) ongevaarlijke afvalstoffen laat inzamelen in overtreding van artikel 19, § 2 of 4;c) bij een controle door de ambtenaren die belast zijn met het toezicht in de zin van de ordonnantie van 25 maart 1999, de documenten zoals vereist krachtens artikel 23, § 4 niet kan voorleggen;d) ertoe aanzet het misdrijf te begaan zoals bedoeld in artikel 48.».

Art. 65.In artikel 33 van dezelfde ordonnantie wordt 4° vervangen door : « 4° in de zin van de ordonnantie van ... betreffende afvalstoffen : a) gevaarlijke afvalstoffen achterlaat in overtreding van artikel 18, § 1;b) de afvalstoffen niet beheert in overeenstemming met de artikelen 17, 19 en 20 en hun uitvoeringsmaatregelen;c) niet zelf overgaat tot de verwerking van de afvalstoffen of niet laat overgaan tot de verwerking van de afvalstoffen door een handelaar, een installatie of een onderneming die afvalverwerkingshandelingen verricht of door een persoon die afvalstoffen inzamelt, in overeenstemming met artikel 23, § 1;d) de ingezamelde en vervoerde afvalstoffen niet aflevert in overeenstemming met artikel 23, § 2;e) de bepalingen overtreedt van de door de Regering in uitvoering van de artikelen 16, § 1 en § 2, 21, § 2, 22, 26, 27, 32, 34, 35 en 56, § 1, tweede lid, goedgekeurde besluiten;f) afgewerkte olie inzamelt, laat inzamelen, verwerkt of laat verwerken op een manier die indruist tegen artikel 33 en zijn uitvoeringsmaatregelen;g) gevaarlijke afvalstoffen produceert of opslaat in overtreding van artikel 28;h) gevaarlijke afvalstoffen mengt, in overtreding van artikel 29;i) gevaarlijke afvalstoffen inzamelt, vervoert of tijdelijk opslaat, in overtreding van artikel 30;j) de voorschriften overtreedt aangaande het afvalstoffenregister of het traceerbaarheidsdocument zoals voorzien in de artikelen 45 en 46 en hun uitvoeringsmaatregelen;k) op opzettelijke wijze ertoe aanzet de misdrijven te begaan zoals bedoeld in de artikelen 45 en 46;l) overgaat tot een illegale overbrenging van afvalstoffen in de zin van artikel 2, § 35, van de Verordening (EG) nr.1013/2006; m) de informatieplicht niet in acht neemt zoals opgelegd door artikel 59.

Art. 66.In de ordonnantie van 5 juni 1997 wordt artikel 3 aangevuld met het volgende punt 21° : « 21° « beste beschikbare technieken » : het meest doeltreffende en geavanceerde ontwikkelingsstadium van de activiteiten en exploitatie-methoden, waarbij de praktische bruikbaarheid van speciale technieken om in beginsel het uitgangspunt voor de emissiegrenswaarden te vormen, is aangetoond, met het doel emissies en effecten op het milieu in zijn geheel te voorkomen, of wanneer dat niet mogelijk blijkt, algemeen te beperken. Onder : a) « technieken » : wordt verstaan : zowel de toegepaste technieken als de wijze waarop de installatie wordt ontworpen, gebouwd, onderhouden, geëxploiteerd en ontmanteld;b) « beschikbare » : wordt verstaan : op zodanige schaal ontwikkeld dat de betrokken technieken, kosten en baten in aanmerking genomen, economisch en technisch haalbaar in de betrokken industriële context kunnen worden toegepast, onafhankelijk van de vraag of die technieken al dan niet op het grondgebied van de betrokken lidstaat worden toegepast of geproduceerd, mits zij voor de exploitant onder redelijke voorwaarden toegankelijk zijn;c) « beste » : wordt verstaan : de meest doeltreffende technieken voor het bereiken van een hoog algemeen niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel. Bij de bepaling van de beste beschikbare technieken moeten de in bijlage 1 vermelde punten speciaal in aanmerking worden genomen. ».

Art. 67.In dezelfde ordonnantie wordt de volgende bijlage opgenomen : « Bijlage 1. - Overwegingen waarmee in het algemeen of in bijzondere gevallen rekening moet worden gehouden bij de bepaling van de beste beschikbare technieken, omschreven in artikel 3, 21°, rekening houdend met de eventuele kosten en baten van een actie en met het voorzorgs- en preventiebeginsel : 1. de toepassing van technieken die weinig afval veroorzaken;2. de toepassing van minder gevaarlijke stoffen;3. de ontwikkeling, waar mogelijk, van technieken voor de terugwinning en recycling van de in het proces uitgestoten en gebruikte stoffen en van afval;4. vergelijkbare processen, apparaten of exploitatiemethoden die met succes op industriële schaal zijn beproefd;5. de vooruitgang van de techniek en de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis;6. de aard, de effecten en de omvang van de betrokken emissies;7. de data van ingebruikneming van de nieuwe of bestaande installaties;8. de tijd die nodig is voor het omschakelen op een betere beschikbare techniek;9. het verbruik en de aard van de grondstoffen (met inbegrip van water) en de energie-efficiëntie;10. de noodzaak het algemeen effect van de emissies en de risico's op het milieu te voorkomen of tot een minimum te beperken;11. de noodzaak ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor het milieu te beperken;12. de door de Commissie krachtens artikel 17, § 2 van Richtlijn 2008/1/EG van 15 januari 2008 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging of door internationale organisaties bekendgemaakte informatie.».

Art. 68.In artikel 10, § 2, tweede lid, 1°, van de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de milieu-effectenbeoordeling van bepaalde plannen en programma's worden de woorden « het algemeen plan betreffende het voorkomen en het beheren van afvalstoffen bedoeld in artikel 5 van de ordonnantie van 7 maart 1991 betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen » vervangen door de woorden « het in hoofdstuk 3 van de ordonnantie van ... betreffende afvalstoffen bedoelde gewestelijke afvalplan ».

Art. 69.In artikel 30 van dezelfde ordonnantie worden de woorden « de ordonnantie van 7 maart 1991 betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen » vervangen door de woorden « de ordonnantie van ... betreffende afvalstoffen ».

Art. 70.In artikel 2, 9° van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen worden de woorden « in artikel 9 van de ordonnantie van 7 maart 1991 betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen » vervangen door de woorden « in artikel 18, § 2 van de ordonnantie van ... betreffende afvalstoffen ».

Art. 71.In de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen, wordt artikel 2 aangevuld met volgend lid : « 17° het « Fonds voor de preventie, sortering, hergebruik, recycling en nuttige toepassing van afvalstoffen ».

Bestemd worden voor het Fonds, de ontvangsten die voortvloeien uit de belasting op het verbranden van afvalstoffen die door de artikelen 40 en 41 van de ordonnantie van ... betreffende afvalstoffen wordt ingevoerd. De ontvangsten uit de belasting bedoeld in artikel 40 van de ordonnantie van ... betreffende afvalstoffen worden verdeeld tussen het Agentschap ten bedrage van 75 % en het Instituut ten bedrage van 25 % van de beschikbare bedragen.

De Regering kan afwijken van de verdeling bedoeld in het vorige lid mits een rechtvaardiging.

De opbrengsten van de belasting bedoeld in artikel 40 van de ordonnantie van... betreffende afvalstoffen worden door het Agentschap enkel aangewend voor de uitgaven met betrekking tot bijkomende investeringen ten voordele van preventie, sortering, hergebruik of recycling, met name : 1° de bouw en vernieuwing van containerparken;2° de installatie van units voor het demonteren van voorwerpen die uit meerdere materialen bestaan met het oog op hergebruik en recycling, zoals de Ecopool;3° de bouw van de biomethaanvormingseenheid;4° de aankoop van voertuigen, materiaal en uitrustingen bestemd voor selectieve ophaling of inzameling;5° de aankoop en de plaatsing van materiaal voor de selectieve ophaling op wegen en in openbare gebouwen;6° de ontwikkeling van communicatieacties rond preventie, sortering, hergebruik, recycling;7° de Netheidsschool. In voorkomend geval, als een saldo van het budget beschikbaar blijft, kan dit saldo worden aangewend voor de werkings- en personeelskosten die verband houden met deze investeringen.

Wanneer de doelstellingen inzake recycling uit artikel 22, § 2 van de ordonnantie van ... betreffende afvalstoffen worden bereikt, kan het Agentschap de middelen van het Fonds ook aanwenden voor investeringen bestemd voor de nuttige toepassing van afvalstoffen.

De middelen van het Fonds mogen niet worden aangewend voor uitgaven die verband houden met verbranding.

De middelen van het Fonds worden door het Instituut enkel en alleen aangewend voor bijkomende uitgaven met betrekking tot : 1° de ontwikkeling van acties om de vermindering van afvalstoffen en duurzame consumptie te bevorderen;2° acties met het oog op de strijd tegen verspillingen;3° acties ter bevordering van duurzame aankopen door de overheden en de burgers;4° de bevordering van gedecentraliseerd composteren;5° de ontwikkeling van en de steun aan diensten die hergebruik aanmoedigen;6° de ontwikkeling van kringloopwinkels;7° acties met het oog op de strijd tegen oververpakking en overbodige verpakkingen;8° de ontwikkeling van voorlichtingprogramma's op het gebied van afvalvermindering;9° deelname aan de Europese Week van de Afvalvermindering; 10° de betaling van het personeel belast met de controle van de sorteer- en contractverplichtingen bedoeld in de artikelen 19 en 23 van de ordonnantie van ... betreffende afvalstoffen.

Het Agentschap en het Instituut bezorgen de Regering elk jaar, in oktober, een verslag dat de aanwending van de middelen van het Fonds aangeeft in de loop van het afgelopen jaar, alsook de geplande bestemmingen voor de twee volgende jaren en de bijdrage ervan tot het halen van de Europese en gewestelijke doelstellingen zoals bedoeld in artikel 22.

Het Fonds wordt beheerd door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.

Alle ontvangsten uit de belasting bedoeld in artikel 41 van de ordonnantie van... betreffende afvalstoffen worden toegekend aan het Agentschap. De opbrengsten van deze belasting worden enkel aangewend voor uitgaven met betrekking tot : - bijkomende investeringen inzake selectieve ophaling, met inbegrip van containerparken; - de werkings- en personeelskosten met betrekking tot deze investeringen. ». Afdeling 4. - Opheffingsbepalingen

Art. 72.Worden opgeheven : 1° de wet van 9 juli 1984 betreffende de invoer, de uitvoer en de doorvoer van afvalstoffen;2° het koninklijk besluit van 9 mei 1986 betreffende de afvalstoffen in het Brusselse Gewest;3° de ordonnantie van 7 maart 1991 betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen, gewijzigd door de ordonnanties van 25 maart 1999, 18 mei 2000, 19 februari 2004, 18 maart 2004 en 1 maart 2012 en door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 8 november 2001;4° het besluit van de Executieve van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest van 5 september 1991 tot vaststelling van de regels van het openbaar onderzoek betreffende de planning van de preventie en het beheer van afvalstoffen;5° het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 oktober 1994 betreffende de wijze waarop en de voorwaarden waaronder monsters van afvalstoffen worden genomen.

Art. 73.Art. 41 treedt in werking op een door de Regering vastgestelde datum, en uiterlijk op 31 december 2014.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 14 juni 2012.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie, Waterbeleid, Stadsvernieuwing, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en Huisvesting, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken en Vervoer, Mevr. B. GROUWELS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, B. CEREXHE _______ Nota (1) Gewone zitting 2011-2012. Documenten van het Parlement. - Ontwerp van ordonnantie, A-273/1.

Verslag, A-273/2.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van vrijdag 8 juni 2012.

Bijlage 1 Verwijderingshandelingen

D 1

Storten op of in de bodem (bv. op een vuilstortplaats, enz.)

D 1

Dépôt sur ou dans le sol (par exemple, mise en décharge)

D 2

Uitrijden (bv. biologische afbraak van vloeibaar of slibachtig afval in de bodem, enz.)

D 2

Traitement en milieu terrestre (par exemple, biodégradation de déchets liquides ou de boues dans les sols)

D 3

Injectie in de diepe ondergrond (bv. injectie van verpompbare afvalstoffen in putten, zoutkoepels of van natuurlijk gevormde holten, enz.)

D 3

Injection en profondeur (par exemple, injection de déchets pompables dans des puits, des dômes de sel ou des failles géologiques naturelles)

D 4

Opslag in waterbekkens (bv. het lozen van vloeibaar of slibachtig afval in putten, vijvers of lagunen, enz.)

D 4

Lagunage (par exemple, déversement de déchets liquides ou de boues dans des puits, des étangs ou des bassins)

D 5

Verwijderen op speciaal ingerichte locaties (bv. in afzonderlijke beklede, afgedekte cellen die van elkaar en van de omgeving afgeschermd zijn, enz.)

D 5

Mise en décharge spécialement aménagée (par exemple, placement dans des alvéoles étanches séparées, recouvertes et isolées les unes des autres et de l'environnement)

D 6

Lozen/storten in wateren, behalve zeeën en oceanen

D 6

Rejet dans le milieu aquatique, sauf l'immersion

D 7

Lozen/storten in zeeën en oceanen, inclusief inbrengen in de zeebodem

D 7

Immersion, y compris enfouissement dans le sous-sol marin

D 8

Biologische behandeling op een niet elders in deze bijlage aangegeven wijze waardoor verbindingen of mengsels ontstaan, die worden verwijderd op een van de onder D 1 tot en met D 12 vermelde methoden

D 8

Traitement biologique non spécifié ailleurs dans la présente annexe, aboutissant à des composés ou à des mélanges qui sont éliminés selon un des procédés numérotés D 1 à D 12

D 9

Fysisch-chemische behandeling op een niet elders in deze bijlage aangegeven wijze, waardoor verbindingen of mengsels ontstaan die worden verwijderd op een van de onder D 1 tot en met D 12 vermelde methoden (bv. verdampen, drogen, calcineren, enz.)

D 9

Traitement physico-chimique non spécifié ailleurs dans la présente annexe, aboutissant à des composés ou à des mélanges qui sont éliminés selon l'un des procédés numérotés D 1 à D 12 (par exemple, évaporation, séchage, calcination)

D 10

Verbranding op het land

D 10

Incinération à terre

D 11

Verbranding op zee [*]

D 11

Incinération en mer [*]

D 12

Permanente opslag (bv. plaatsen van houders in mijnen, enz.)

D 12

Stockage permanent (par exemple, placement de conteneurs dans une mine)

D 13

Vermengen voorafgaand aan een van de onder D 1 tot en met D 12 vermelde behandelingen [**]

D 13

Regroupement ou mélange préalablement à l'une des opérations numérotées D 1 à D 12 [**]

D 14

Herverpakken voorafgaand aan een van de onder D 1 tot en met D 13 vermelde behandelingen

D 14

Reconditionnement préalablement à l'une des opérations numérotées D 1 à D 13

D 15

Opslag in afwachting van een van de onder D 1 tot en met D 14 vermelde behandelingen (met uitsluiting van tijdelijke opslag voorafgaand aan inzameling op de plaats van productie van de afvalstoffen) [***]

D 15

Stockage préalablement à l'une des opérations numérotées D 1 à D 14 (à l'exclusion du stockage temporaire, avant collecte, sur le site de production des déchets) [***]


[*] Verboden op grond van EU-wetgeving en internationale verdragen en overeenkomsten. [**] Indien er geen andere passende D-code voorhanden is, kan dit voorbereidende handelingen voorafgaand aan verwijdering omvatten inclusief voorbehandeling, zoals sorteren, verbrijzelen, verdichten, pelletiseren, drogen, versnipperen, conditioneren of scheiden voorafgaand aan een van de onder D 1 tot en met D 12 genoemde handelingen. [***] « Tijdelijke opslag » betekent voorlopige opslag overeenkomstig artikel 3, 15°.

Bijlage 2 Handelingen van nuttige toepassing

R 1

Hoofdgebruik als brandstof of als ander middel voor energieopwekking [*]

R 1

Utilisation principale comme combustible ou autre moyen de produire de l'énergie [*]

R 2

Terugwinning/regeneratie van oplosmiddelen

R 2

Récupération ou régénération des solvants

R 3

Recycling of terugwinning van organische stoffen die niet als oplosmiddel worden gebruikt (met inbegrip van compostering en andere biologische omzettingsprocessen) [**]

R 3

Recyclage ou récupération des substances organiques qui ne sont pas utilisées comme solvants (y compris les opérations de compostage et autres transformations biologiques) [**]

R 4

Recycling of terugwinning van metalen en metaalverbindingen

R 4

Recyclage ou récupération des métaux et des composés métalliques

R 5

Recycling of terugwinning van andere anorganische materialen [***]

R 5

Recyclage ou récupération d'autres matières inorganiques [***]

R 6

Regeneratie van zuren of basen

R 6

Régénération des acides ou des bases

R 7

Terugwinning van bestanddelen die worden gebruikt om vervuiling tegen te gaan

R 7

Récupération des produits servant à capter les polluants

R 8

Terugwinning van bestanddelen uit katalysatoren

R 8

Récupération des produits provenant des catalyseurs

R 9

Herraffinage van olie en ander hergebruik van olie

R 9

Régénération ou autres réemplois des huiles

R 10

Uitrijden voor landbouwkundige of ecologische verbetering

R 10

Epandage sur le sol au profit de l'agriculture ou de l'écologie

R 11

Gebruik van afvalstoffen die bij een van de onder R 1 tot en met R 10 genoemde handelingen vrijkomen

R 11

Utilisation de déchets résiduels obtenus à partir de l'une des opérations numérotées R 1 à R 10

R 12

Uitwisseling van afvalstoffen voor een van de onder R 1 tot en met R 11 genoemde handelingen [****]

R 12

Echange de déchets en vue de les soumettre à l'une des opérations numérotées R 1 à R 11 [****]

R 13

Opslag van afvalstoffen bestemd voor een van de onder R 1 tot en met R 12 genoemde handelingen (met uitsluiting van tijdelijke opslag voorafgaand aan inzameling op de plaats van productie van de afvalstoffen) [*****]

R 13

Stockage de déchets préalablement à l'une des opérations numérotées R 1 à R 12 (à l'exclusion du stockage temporaire, avant collecte, sur le site de production des déchets) [*****]


[*] Hieronder vallen ook verbrandingsinstallaties die specifiek bestemd zijn om vast gemeentelijk afval te verwerken, mits hun energie-efficiënte ten minste : - 0,60 bedraagt in het geval van installaties die vóór 1 januari 2009 in bedrijf zijn en over een vergunning beschikken overeenkomstig het toepasselijke Gemeenschapsrecht, - 0,65 bedraagt in het geval van installaties waarvoor na 31 december 2008 een vergunning wordt afgegeven, zoals berekend met de volgende formule : Energie-efficiëntie = (Ep - (Ef + Ei)) / (0,97 x (Ew + Ef)) waarin : - Ep = de hoeveelheid energie die jaarlijks als warmte of elektriciteit wordt geproduceerd. Bij de berekening wordt energie in de vorm van elektriciteit vermenigvuldigd met een factor 2,6 en warmte die wordt geproduceerd voor commerciële toepassingen met een factor 1,1 (in GJ/jaar); - Ef = de jaarlijkse energie-input in het systeem afkomstig van brandstoffen die voor de productie van stoom worden gebruikt (in GJ/jaar); - Ew = de hoeveelheid energie die is besloten in de jaarlijks verwerkte hoeveelheid afvalstoffen, berekend aan de hand van de netto calorische waarde van de afvalstoffen (in GJ/jaar); - Ei = de hoeveelheid energie die jaarlijks wordt geïmporteerd, Ew en Ef niet meegerekend (in GJ/jaar); - 0,97 = correctiefactor om rekening te houden met energieverliezen via bodemas en straling.

Deze formule wordt toegepast overeenkomstig het referentiedocument over de beste beschikbare technieken voor afvalverbranding. [**] Hieronder vallen de vergassing en pyrolyse waarbij de componenten worden gebruikt als chemicaliën. [***] Hieronder valt de bodemreiniging voor nuttige toepassing alsook het recycleren van anorganisch bouwmateriaal. [****] Indien er geen andere passende R-code voorhanden is, kan dit voorbereidende handelingen voorafgaand aan nuttige toepassing omvatten inclusief voorbehandeling, zoals demonteren, sorteren, verbrijzelen, verdichten, pelletiseren, drogen, versnipperen, conditioneren, herverpakken, scheiden of mengen voorafgaand aan een van de onder R 1 tot en met R 11 genoemde handelingen. [*****] Met « tijdelijke opslag » bedoelen we de voorlopige opslag in de zin van artikel 3, 15°.

Bijlage 3 Gevaarlijke eigenschappen van afvalstoffen

H 1

« Ontplofbaar » : stoffen en preparaten die bij aanraking met een vlam kunnen ontploffen of voor stoten of wrijving gevoeliger zijn dan dinitrobenzeen.

H 1

« Explosif » : substances et préparations pouvant exploser sous l'effet de la flamme ou qui sont plus sensibles aux chocs ou aux frottements que le dinitrobenzène.

H 2

« Oxiderend » : stoffen en preparaten die bij aanraking met andere stoffen, met name ontvlambare stoffen, sterk exotherm kunnen reageren.

H 2

« Comburant » : substances et préparations qui, au contact d'autres substances, notamment de substances inflammables, présentent une réaction fortement exothermique.

H 3-A

« Licht ontvlambaar » :

H 3-A

« Facilement inflammable » :

- vloeibare stoffen en preparaten die een vlampunt beneden 21 ° C hebben (zeer licht ontvlambare vloeistoffen inbegrepen), of

- substances et préparations à l'état liquide (y compris les liquides extrêmement inflammables) dont le point d'éclair est inférieur à 21 ° C, ou

- stoffen en preparaten die, bij normale temperatuur aan de lucht blootgesteld, zonder toevoer van energie in temperatuur kunnen stijgen en ten slotte kunnen ontbranden, of

- substances et préparations pouvant s'échauffer au point de s'enflammer à l'air à température ambiante sans apport d'énergie, ou

- vaste stoffen en preparaten die, door kortstondige inwerking van een ontstekingsbron, gemakkelijk kunnen worden ontstoken en na verwijdering van de ontstekingsbron blijven branden of gloeien, of

- substances et préparations à l'état solide qui peuvent s'enflammer facilement par une brève action d'une source d'inflammation et qui continuent à brûler ou à se consumer après l'éloignement de la source d'inflammation, ou

- gasvormige stoffen en preparaten die bij normale druk met lucht ontvlambaar zijn, of

- substances et préparations à l'état gazeux qui sont inflammables à l'air à une pression normale, ou

- stoffen en preparaten die bij aanraking met water of vochtige lucht, licht ontvlambare gassen in een gevaarlijke hoeveelheid ontwikkelen.

- substances et préparations qui, au contact de l'eau ou de l'air humide, produisent des gaz facilement inflammables en quantités dangereuses.

H 3-B

« Ontvlambaar » : vloeibare stoffen en preparaten die een vlampunt van ten minste 21 ° C en ten hoogste 55 ° C hebben.

H 3-B

« Inflammable » : substances et préparations liquides dont le point d'éclair est égal ou supérieur à 21 ° C et inférieur ou égal à 55 ° C. H 4

« Irriterend » : niet-corrosieve stoffen en preparaten die door directe, langdurige, of herhaalde aanraking met de huid of de slijmvliezen een ontsteking kunnen veroorzaken.

H 4

« Irritant » : substances et préparations non corrosives qui, par contact immédiat, prolongé ou répété avec la peau ou les muqueuses, peuvent provoquer une réaction inflammatoire.

H 5

« Schadelijk » : stoffen en preparaten die door inademing of door opneming via de mond of de huid gevaren van beperkte aard kunnen opleveren.

H 5

« Nocif » : substances et préparations qui, par inhalation, ingestion ou pénétration cutanée, peuvent entraîner des risques de gravité limitée.

H 6

« Vergiftig » : stoffen en preparaten die door inademing of door opneming via de mond of de huid ernstige, acute of chronische gevaren en zelfs de dood kunnen veroorzaken (zeer giftige stoffen en preparaten inbegrepen).

H 6

« Toxique » : substances et préparations (y compris les substances et préparations très toxiques) qui, par inhalation, ingestion ou pénétration cutanée, peuvent entraîner des risques graves, aigus ou chroniques, voire la mort.

H 7

« Kankerverwekkend » : stoffen en preparaten die door inademing of door opneming via de mond of de huid kanker veroorzaken of de frequentie van kanker kunnen doen toenemen.

H 7

« Cancérogène » : substances et préparations qui, par inhalation, ingestion ou pénétration cutanée, peuvent produire le cancer ou en augmenter la fréquence.

H 8

« Corrosief » : stoffen en preparaten die bij aanraking een vernietigende werking op levende weefsels kunnen uitoefenen.

H 8

« Corrosif » : substances et préparations qui, en contact avec des tissus vivants, peuvent exercer une action destructrice sur ces derniers.

H 9

« Infectueus » : stoffen en preparaten die levensvatbare micro-organismen of hun toxinen bevatten waarvan bekend is of waarvan sterk wordt vermoed dat zij ziekten bij de mens of bij andere levende organismen veroorzaken.

H 9

« Infectieux » : substances et préparations contenant des micro-organismes viables ou leurs toxines, dont on sait ou dont on a de bonnes raisons de croire qu'ils causent la maladie chez l'homme ou chez d'autres organismes vivants.

H 10

« Vergiftig voor de voortplanting » : stoffen en preparaten die door inademing of door opneming via de mond of de huid niet-erfelijke misvormingen veroorzaken of de frequentie daarvan kunnen doen toenemen.

H 10

« Toxique pour la reproduction » : substances et préparations qui, par inhalation, ingestion ou pénétration cutanée, peuvent produire des malformations congénitales non héréditaires ou en augmenter la fréquence.

H 11

« Mutageen » : stoffen en preparaten die door inademing of door opneming via de mond of de huid erfelijke genetische schade veroorzaken of de frequentie daarvan kunnen doen toenemen.

H 11

« Mutagène » : substances et préparations qui, par inhalation, ingestion ou pénétration cutanée, peuvent produire des défauts génétiques héréditaires ou en augmenter la fréquence.

H 12

Afvalstoffen die in contact met water, lucht of zuur vergiftig of zeer vergiftig gas ontwikkelen.

H 12

Déchets qui, au contact de l'eau, de l'air ou d'un acide, dégagent un gaz toxique ou très toxique.

H 13

[*] « Sensibiliserend » : stoffen en preparaten die bij inademing of bij opneming via de huid aanleiding kunnen geven tot een zodanige reactie van hypersensibilisatie dat latere blootstelling aan de stof of het preparaat karakteristieke nadelige effecten veroorzaakt.

H 13

[*] « Sensibilisant » : substances et préparations qui, par inhalation ou pénétration cutanée, peuvent donner lieu à une réaction d'hypersensibilisation telle qu'une nouvelle exposition à la substance ou à la préparation produit des effets néfastes caractéristiques.

H 14

« Ecotoxisch » : afvalstoffen waarvan het gebruik onmiddellijk of na verloop van tijd gevaar voor één of meer sectoren van het milieu oplevert of kan opleveren.

H 14

« Ecotoxique » : déchets qui présentent ou peuvent présenter des risques immédiats ou différés pour une ou plusieurs composantes de l'environnement.

H 15

Afvalstoffen die na verwijdering op de een of andere wijze een andere stof doen ontstaan (bijvoorbeeld een uitlogingsproduct) die een van de bovengenoemde eigenschappen bezit.

H 15

Déchets susceptibles, après élimination, de donner naissance, par quelque moyen que ce soit, à une autre substance, par exemple un produit de lixiviation, qui possède l'une des caractéristiques énumérées ci-dessus.


[*] Voor zover er testmethoden voorhanden zijn.

N.B. 1. De gevaarlijke eigenschappen « vergiftig » (en « zeer vergiftig »), « schadelijk », « corrosief », « irriterend », « kankerverwekkend », « vergiftig voor de voortplanting », « mutageen » en « ecotoxisch » worden toegeschreven volgens de criteria van bijlage VI bij het koninklijk besluit van 24 mei 1982 houdende reglementering van het in de handel brengen van stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor de mens of voor zijn leefmilieu.2. Waar dit relevant is, gelden de grenswaarden die zijn vermeld in de onderdelen B en C van bijlage I bij het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot regeling van de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten met het oog op het op de markt brengen of het gebruik ervan. Testmethoden De te gebruiken methoden zijn omschreven in de verordening van de Commissie betreffende de testmethoden, zoals verduidelijkt in artikel 13, paragraaf 2 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 inzake de registratie en beoordeling van en de vergunningverlening en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen en in andere relevante nota's van het Europees Normalisatiecomité (CEN).

Bijlage 4 Voorbeelden van afvalpreventiemaatregelen, bedoeld in artikel 13 Maatregelen die consequenties kunnen hebben voor de randvoorwaarden met betrekking tot de productie van afvalstoffen 1. Toepassing van planningsmaatregelen of andere economische instrumenten die een efficiënt gebruik van grondstoffen bevorderen.2. Bevordering van onderzoek en ontwikkeling ter verwezenlijking van schonere en minder verspilling veroorzakende technologieën en producten, alsmede de verspreiding en toepassing van de resultaten van onderzoek en ontwikkeling op dat gebied.3. Ontwikkeling van relevante en doeltreffende indicatoren voor de milieudruk als gevolg van de productie van afvalstoffen, die moeten bijdragen aan de preventie van afvalproductie op alle niveaus, van productvergelijkingen op het niveau van de Europese Unie tot maatregelen op nationaal vlak, langs acties die door plaatselijke instanties worden ondernomen. Maatregelen die consequenties kunnen hebben voor de ontwerp-, productie- en distributiefase 4. Bevordering van « ecologisch ontwerpen » (de systematische integratie van milieuaspecten in het ontwerp van een product, teneinde de milieuprestaties van het product gedurende de hele levenscyclus ervan te verbeteren).5. Verstrekking van informatie over afvalpreventietechnieken teneinde de toepassing van de beste beschikbare technieken door het bedrijfsleven te vergemakkelijken.6. Opleiding van het personeel van de bevoegde instanties met betrekking tot de opneming van afvalpreventie-eisen in vergunningen uit hoofde van deze ordonnantie en de ordonnantie van 5 juni 1997.7. Het opnemen van afvalpreventiemaatregelen in installaties waarop de ordonnantie van 5 juni 1997 van toepassing is.Waar passend, kunnen deze maatregelen afvalpreventie-evaluaties of -plannen omvatten. 8. Gebruik van bewustmakingscampagnes of verlening van financiële, besluitvormings- of andere steun aan bedrijven.Het laat zich aanzien dat dit soort maatregelen vooral doeltreffend zal zijn als zij worden afgestemd op en aangepast aan kleine en middelgrote ondernemingen, en gebruik maken van de bestaande netwerken van bedrijven. 9. Gebruik van vrijwillige overeenkomsten, consumenten-/producentenpanels of sectoraal overleg om ervoor te zorgen dat de betrokken bedrijven of industriële sectoren eigen afvalpreventieplannen of -doelstellingen vaststellen, c.q. maatregelen nemen om door producten of verpakkingen veroorzaakte verspilling een halt toe te roepen. 10. Bevordering van geloofwaardige milieumanagementsystemen, bijvoorbeeld EMAS en ISO 14001. Maatregelen die consequenties kunnen hebben voor de consumptie- en gebruikfase 11. Economische instrumenten zoals de beloning van « schoon » aankoopgedrag of de instelling van een door de consument verplicht te betalen vergoeding voor een verpakkingsartikel of -element dat anders gratis ter beschikking zou worden gesteld.12. Gebruik van bewustmakingscampagnes en verstrekking van informatie ten behoeve van het brede publiek of specifieke categorieën consumenten.13. Bevordering van geloofwaardige milieukeurmerken.14. Overeenkomsten met het bedrijfsleven, bijvoorbeeld het gebruik van productpanels zoals die welke in het kader van het geïntegreerd productbeleid in het leven zijn geroepen, of met de detaillisten met betrekking tot de beschikbaarheid van afvalpreventie-informatie en van producten met een minder groot milieueffect.15. In het kader van aankopen door publieke organisaties en bedrijven, integratie van milieu- en afvalpreventiecriteria in aanbestedingen en contracten, overeenkomstig het op 29 oktober 2004 door de Commissie gepubliceerde « Handbook on environmental public procurement » (Handboek inzake milieuvriendelijke overheidsopdrachten).16. Bevordering van hergebruik en/of herstelling van daartoe in aanmerking komende afgedankte producten of hun componenten, met name via educatieve, economische, logistieke of andere maatregelen zoals het ondersteunen of opzetten van erkende herstellings- en kringloopcentra en -netwerken, in het bijzonder in dichtbevolkte gebieden. Gezien om te worden gevoegd bij de ordonnantie van 14 juni 2012 betreffende afvalstoffen.

De Minister-voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Leefmilieu, Mevr. E. HUYTEBROECK Kondigen deze ordinnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 14 juni 2012.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie, Waterbeleid, Stadsvernieuwing, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en Huisvesting, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken en Vervoer, Mevr. B. GROUWELS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, B. CEREXHE _______ Nota (1) Gewone zitting 2011-2012. Documenten van het Parlement. - Ontwerp van Ordonnantie, A-273/1.

Verslag, A-273/2.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van vrijdag 8 juni 2012.

^