Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 14 mei 1998
gepubliceerd op 17 juli 1998

Ordonnantie houdende regeling van het administratief toezicht op de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1998031259
pub.
17/07/1998
prom.
14/05/1998
ELI
eli/ordonnantie/1998/05/14/1998031259/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 MEI 1998. - Ordonnantie houdende regeling van het administratief toezicht op de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (1)


De Brusselse Hoofdstedelijke Raad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.Deze ordonnantie organiseert het gewoon administratief toezicht op de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 3.Voor de toepassing van deze ordonnantie, worden de akten van de gemeenteoverheden en de besluiten van de Regering verzonden, hetzij bij ter post aangetekende brief met ontvangstmelding, hetzij per bode, met dien verstande dat, in dat geval, de akte of het besluit wordt afgegeven tegen een reçu.

Wat de documenten betreffende de begroting en de rekeningen met inbegrip van de bijlagen betreft kan de Regering evenwel een andere drager voor de overzending bepalen en de vorm waarin deze gegevens geregistreerd worden.

Art. 4.Inzake de haar toegemeten termijnen is de Regering aan de volgende regels gehouden : 1° de termijn gaat in de dag na die waarop de akte van de gemeenteoverheid ontvangen is;2° de vervaldag wordt gerekend tot de termijn;3° van alle besluiten van de Regering moet schriftelijk kennis gegeven worden aan de gemeenteoverheid, en op straffe van nietigheid van dit besluit, moet het verzonden worden uiterlijk de dag waarop de termijn verstrijkt. Wanneer de vervaldag een zaterdag, een zondag of een feestdag is, wordt de vervaldag op de volgende werkdag gebracht. Onder feestdagen worden de volgende dagen verstaan : 1 januari, paasmaandag, 1 mei, Hemelvaartsdag, pinkstermaandag, 21 juli, 15 augustus, 1, 2, 11 en 15 november, 25 en 26 december, alsmede de bij ordonnantie of bij besluit van de Regering bepaalde dagen.

Art. 5.Alle handelingen van de Regering tot vernietiging, schorsing, niet-goedkeuring, herziening of die een vervangend optreden inhouden, moeten in de tekst zelf met redenen omkleed zijn.

Hetzelfde geldt voor alle handelingen van de Regering die een termijn verlengen. HOOFDSTUK II. - Informatie van de toezichthoudende overheid

Art. 6.§ 1. De gemeenten zenden de Regering de akten toe bedoeld in artikel 13. § 2. De Regering bepaalt welke andere akten dan die bedoeld in artikel 13, de gemeentelijke overheden haar moeten toezenden, alsmede de nadere regels betreffende deze toezending.

Art. 7.De gemeenten zenden aan de Regering de lijst toe van alle akten van de gemeenteraad, die niet door of krachtens artikel 6 bedoeld zijn, binnen een termijn van twintig dagen nadat ze aangenomen zijn. De lijst omvat een beknopte omschrijving van deze akten.

Art. 8.De Regering kan, ook ter plaatse, alle nuttige inlichtingen en gegevens inwinnen. HOOFDSTUK III. - Algemeen toezicht

Art. 9.De Regering kan bij besluit de uitvoering schorsen van de akte waarbij een gemeenteoverheid de wet schendt of het algemeen belang schaadt.

De schorsingstermijn bedraagt vijftig dagen vanaf de ontvangst van de akte.

De gemeenteoverheid kan de geschorste akte intrekken of rechtvaardigen.

Op straffe van nietigheid van de geschorste akte, zendt zij de akte waarbij zij de geschorste akte rechtvaardigt naar de Regering binnen een termijn van honderdvijftig dagen vanaf de ontvangst van het schorsingsbesluit.

De schorsing is opgeheven na verstrijking van een termijn van vijftig dagen vanaf de ontvangst van de akte waarbij de gemeenteoverheid de geschorste akte rechtvaardigt.

Art. 10.De Regering kan bij besluit de akte vernietigen waarbij een gemeenteoverheid de wet schendt of het algemeen belang schaadt.

De vernietigingstermijn bedraagt vijftig dagen vanaf de ontvangst van de akte of, in voorkomend geval, vanaf de ontvangst van de akte waarbij de gemeenteoverheid een geschorste akte rechtvaardigt.

Art. 11.De akten van de gemeenteraad vermeld in de in artikel 7 bedoelde lijst kunnen niet meer worden geschorst of vernietigd indien de Regering deze akten niet opgevraagd heeft bij aangetekende brief met ontvangstmelding, binnen twintig dagen na de ontvangst van de lijst.

De termijn voor de schorsing of de vernietiging van de akte die de Regering binnen de in het eerste lid gestelde termijn opgevraagd heeft, bedraagt dertig dagen te rekenen van de ontvangst van de akte.

Art. 12.De akten van het college van burgemeester en schepenen houdende gunning van een opdracht voor aanneming van werken, leveringen en diensten, zijn slechts uitvoerbaar vanaf de dag dat zij niet meer vatbaar zijn voor schorsing of venietiging, of, in voorkomend geval, vanaf de dag dat de Regering aan de gemeente ter kennis brengt dat de akte onmiddellijk uitgevoerd mag worden.

Het eerste lid is niet van toepassing op : 1° de akten waarbij opdrachten worden gegund als bedoeld in artikel 17, § 2, 1°, C, van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten;2° de akten waarbij opdrachten worden gegund die met toepassing van artikel 6 niet aan de Regering behoeven te worden toegezonden. HOOFDSTUK IV. - Goedkeuringstoezicht

Art. 13.De akten van de gemeenteoverheden met betrekking tot de volgende onderwerpen worden ter goedkeuring aan de Regering voorgelegd : 1° de formatie van het gemeentepersoneel;2° de aanwervings- en bevorderingsvoorwaarden van het gemeentepersoneel;3° de bezoldigingsregeling en de weddeschalen, de vergoedingen en de toelagen van het gemeentepersoneel;4° de pensioenreglementen van het gemeentepersoneel, alsook de financieringswijze van de pensioenen;5° de ontslagen van ambtswege en de afzettingen van het gemeentepersoneel;zij worden bij voorraad ten uitvoer gelegd : 6° de gemeentebegroting, de begroting van de gemeentebedrijven en hun wijzigingen;7° de gemeenterekeningen, de rekeningen en de staat van ontvangsten en uitgaven van de gemeentebedrijven en de eindrekening van de plaatselijke ontvanger of van de bijzondere agent bedoeld in artikel 138, § 1, van de nieuwe gemeentewet en van de bedrijfsontvanger;8° het voorzien in uitgaven die door dwingende en onvoorziene omstandigheden worden vereist bedoeld in artikel 249, § 1, eerste lid, van de nieuwe gemeentewet;9° de consolidatie en de herschikking van de financiële lasten van opgenomen leningen;10° het organiseren van gemeentelijke inrichtingen en diensten als gemeentebedrijven en de beginbalans van deze bedrijven;11° het oprichten van autonome gemeentebedrijven en de inbrengen van de gemeente in deze bedrijven;12° de keuze van de gunningswijze en de vaststelling van de voorwaarden die gelden voor de opdrachten voor aanneming van werken, leveringen of diensten.De goedkeuring is niet vereist : a) wanneer de totale waarde van de opdracht gelijk is aan of lager dan 8 200 000 frank, exclusief belasting over de toegevoegde waarde voor de opdrachten voor aanneming van leveringen en diensten, en 20 miljoen frank, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, voor de opdrachten voor aanneming van werken. De Regering kan het bedrag voor de opdrachten voor aanneming van leveringen en diensten wijzigen om het aan te passen ten gevolge van de tweejaarlijkse herzieningen respectievelijk voorgeschreven bij artikel 7 van richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening en artikel 5 van richtlijn 93/36/ EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen. Het bedrag voor de opdrachten voor aanneming van leveringen en diensten mag niet hoger zijn dan 16 400 000 frank of lager dan 4 100 000 frank, exclusief belasting over de toegevoegde waarde; b) voor de opdrachten bedoeld in artikel 17, § 2, 1°, C, van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten.

Art. 14.Van de besluiten vastgesteld krachtens artikel 13, 1°, 2°, 3°, 5° en 8° moet binnen vijftig dagen na ontvangst van de akte kennis gegeven worden. Die tennijn kan eenmaal door de Regering verlengd worden met niet meer dan dertig dagen.

Van de besluiten vastgesteld krachtens artikel 13, 4°, 6°, 9°, 10° en 11° moet binnen vijftig dagen na ontvangst van de akte kennis gegeven worden.Die termijn kan eenmaal door de Regering verlengd worden met niet meer dan de oorspronkelijke termijn.

Van de besluiten vastgesteld krachtens artikel 13, 7°, moet binnen honderd dagen na ontvangst van de akte kennis gegeven worden. Die termijn kan eenmaal door de Regering verlengd worden met niet meer dan vijftig dagen.

Van de besluiten vastgesteld krachtens artikel 13, 12°, moet binnen vijftig dagen na ontvangst van de akte kennis gegeven worden. Die termijn kan niet verlengd worden, behalve in geval van een subsidieaanvraag bij het Gewest waarvoor de termijn een maal verlengd kan worden door de Regering voor een duur van maximaal vijftig dagen.

Als deze termijnen niet nageleefd worden wordt de akte als goedgekeurd beschouwd. HOOFDSTUK V. - Hervorming en maatregelen van ambtswege

Art. 15.§ 1. De Regering stelt de begrotingen en de begrotingswijzigingen van de gemeenten en van de gemeentebedrijven definitief vast.

Indien de gemeenteraad weigert de verplichte uitgaven die krachtens de wet ten laste van de gemeente komen, geheel of gedeeltelijk op de begroting te brengen, kan de Regering het vereiste bedrag ambtshalve in de begroting inschrijven.

In alle gevallen waarin de gemeenteraad artikel 259 van de nieuwe gemeentewet niet naleeft, kan de Regering van ambtswege een in die bepaling bedoelde ontvangst op de begroting inschrijven, mits zij de ontvangst specifieert.

Indien de gemeenteraad geen sluitende begroting zoals voorgeschreven in artikel 252 van de nieuwe gemeentewet voorlegt, kan de Regering, na het college van burgemeester en schepenen te hebben gehoord, elke maatregel nemen die nodig is om het begrotingsevenwicht te herstellen.

De gemeenteraad kan de aldus door de Regering vastgestelde begroting aannemen, of een nieuwe gewijzigde begroting aannemen binnen een termijn van honderdvijftig dagen na de datum van ontvangst van de door de Regering vastgestelde begroting.

Indien dat niet gebeurt, wordt de door de Regering vastgestelde begroting definitief. § 2. De Regering stelt de begrotingsrekeningen van de gemeenten en de staten van ontvangsten en uitgaven van de gemeentebedrijven definitief vast, na indien nodig de uitgaven te hebben verworpen die vastgelegd zijn in strijd met de bepalingen van artikel 247, eerste lid, van de nieuwe gemeentewet of die betaald zijn op basis van onregelmatige bevelschriften, alsook de onrechtmatig geïnde ontvangsten. § 3. De Regering stelt de resultatenrekeningen en de balansen van de gemeenten en van de gemeentebedrijven definitief vast, na indien nodig, de uitgaven die betaald zijn op basis van onregelmatige bevelschriften te hebben verworpen. Zij verbetert de geschriften om ze in overeenstemming te brengen met de financiële en de boekhoudkundige voorschriften vastgesteld krachtens artikel 239 van de nieuwe gemeentewet. § 4. De Regering stelt de eindrekening van de plaatselijke ontvangers, van de bijzondere agenten bedoeld in artikel 138, § 1, van de nieuwe gemeentewet en van de bedrijfsontvangers, definitief vast en verleent definitief kwijting of stelt definitief een tekort vast. § 5. Onverminderd de bepalingen van artikel 239 van de nieuwe gemeentewet schrijft de Regering de vorm voor en bepaalt zij de bijlagen die vereist zijn voor de definitieve vaststelling van de in dit artikel bedoelde documenten.

Art. 16.Indien tussen twee of meer gemeenten onenigheid bestaat over de onderlinge verdeling van een verplichte uitgave waarbij ze alle betrokken zijn, beslist de Regering over de verhouding van het belang dat ze erbij hebben en verdeelt ze volgens dezelfde verhouding de lasten die eruit voortvloeien.

De Regering hoort voorafgaandelijk de betrokken colleges van burgemeester en schepenen.

Art. 17.De Regering kan, bij weigering van of vertraging in het betaalbaar stellen van het bedrag der uitgaven die de wet aan de gemeente oplegt, de onmiddellijke betaling ervan bevelen, na het college van burgemeester en schepenen te hebben gehoord.

Die beslissing geldt als een regelmatig en door de ontvanger ambtshalve uit te voeren bevelschrift. HOOFDSTUK VI. - Bijzondere commissaris

Art. 18.De Regering kan, na twee opeenvolgende waarschuwingen verstuurd per aangetekende brief met ontvangstmelding of per bode tegen afgifte van een reçu, een of meer commissarissen gelasten zich ter plaatse te begeven, teneinde de gevraagde inlichtingen of opmerkingen in te zamelen of een op de gemeenteoverheid rustende verplichting na te komen. HOOFDSTUK VII. - Opheffings- en overgangsbepalingen

Art. 19.Opgeheven worden, inzoverre zij bepalingen bevatten omtrent het toezicht op de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : 1° de bepalingen van de gemeentewet van 30 maart 1836 die een administratief toezicht op de gemeenten organiseren;2° artikel 7 van de wet van 21 december 1927 betreffende de beroepsklerken, technische bedienden, politieagenten en in 't algemeen al de aangestelden der gemeenten en de daarvan afhangende besturen;3° de artikelen 5, tweede lid, 13, 32 en 33 van het besluit van de Regent van 18 juni 1946 betreffende het financieel beheer van de gemeentebedrijven;4° artikel 6 van de besluitwet van 23 december 1946 tot instelling van een betrekking van adjunct-secretaris in de gemeenten met meer dan 125 000 inwoners;5° artikel 71, § 1, derde lid, van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel, vervangen bij de wet van 27 juli 1961;6° artikel 56 van de wet van 26 juli 1971 houdende organisatie van de agglomeraties en de federaties van gemeenten, gewijzigd bij de wet van 14 juli 1976;7° artikel 3 van het koninklijk besluit nr.110 van 13 december 1982 waarbij het begrotingsevenwicht wordt opgelegd aan de provincies, aan de gemeenten en aan de agglomeraties en federaties van gemeenten; 8° het koninklijk besluit van 30 juli 1985 tot regeling van het administratief toezicht op de Brusselse agglomeratie en de gemeenten die tot het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 januari 1989.

Art. 20.Deze ordonnantie is niet van toepassing op de akten van de gemeenteoverheden gesteld voor de inwerkingtreding van de ordonnantie.

Ze is evenmin van toepassing op het toezicht op die akten.

Art. 21.Deze ordonnantie treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op die gedurende welke zij in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 14 mei 1998.

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, Ch. PICQUE De Minister belast met Economie, Financiën, Begroting, Energie en Externe Betrekkingen, J. CHABERT De Minister belast met Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en Vervoer, H. HASQUIN De Minister belast met Openbaar Ambt, Buitenlandse Handel, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, R. GRIJP De Minister belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Renovatie, Natuurbehoud en Openbare Netheid, D. GOSUIN _______ Nota (1) Gewone zitting 1996-1997. Documenten van de raad. - Ontwerp van ordonnantie : nr. A - 179/1.

Gewone zitting 1997-1998.

Documenten van de raad. - Verslag : nr. A - 179/2.

Volledig verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 8 mei 1998.

^