Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 18 december 2003
gepubliceerd op 12 januari 2004

Ordonnantie betreffende de rehabilitatie en de herbestemming van de niet-uitgebate bedrijfsruimten

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2003031639
pub.
12/01/2004
prom.
18/12/2003
ELI
eli/ordonnantie/2003/12/18/2003031639/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

18 DECEMBER 2003. - Ordonnantie betreffende de rehabilitatie en de herbestemming van de niet-uitgebate bedrijfsruimten (1)


De Brusselse Hoofdstedelijke Raad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van deze ordonnantie dient te worden verstaan onder : 1° "niet-uitgebate ruimte" (of "site") : een onroerend goed, al dan niet bebouwd, of een geheel van zulke goederen, met een totale grondoppervlakte van ten minste drie en een halve are, waarop een activiteit is uitgeoefend, en dat sedert ten minste één jaar niet meer wordt uitgebaat.Als het gaat over een kantoorgebouw bedraagt deze termijn ten minste tien jaar.

Een onroerend goed is een niet-uitgebate ruimte wanneer het niet gebruikt wordt of wanneer het gebruik ervan niet meer beantwoordt aan de mogelijkheden van de bebouwing.

Een onroerend goed is geen niet-uitgebate ruimte wanneer een nieuwe uitbating geen enkele andere voorafgaande verbouwing of verbetering zou vereisen, en wanneer het werkelijk en op actieve wijze te koop of te huur wordt aangeboden; het bewijs ervan moet door de eigenaar geleverd worden. 2° "activiteit" : elke activiteit, behalve het gebruik van een goed voor huisvesting, ongeacht of ze commercieel, industrieel, ambachtelijk, van een opslagbedrijf, administratief is, of tot de diensten-, kantoor-, verzorgings-, ziekenhuis-, onderwijs- of een andere sector behoort, alsook de goederen die bestemd werden voor de activiteit of die daaraan bijkomstig waren met inbegrip van de huisvesting van het veiligheidspersoneel, de ambtswoningen evenals de bijbehorende groene en gemeenschappelijke ruimtes van de site.3° "rehabilitatie" : de werken die het mogelijk maken - een site opnieuw esthetisch aantrekkelijk te maken en ervoor te zorgen dat deze direct geschikt is om te worden herbestemd of waar bouwwerken kunnen worden uitgevoerd met het oog op de herbestemming ervan.4° "herbestemming" : ofwel een nieuwe, daadwerkelijke en duurzame uitbating van de site, ofwel het werkelijk en actief te koop ofte huur aanbieden van een site die geschikt is om onmiddellijk en normaal te worden gebruikt op een daadwerkelijke en duurzame manier.5° "eigenaar" : de privaat- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon, houder van een eigendoms- of ander zakelijk recht op de site bedoeld onder 1° van dit artikel.6° "de Regie" : de Grondregie opgericht bij de ordonnantie van 8 september 1994 houdende oprichting van de "Grondregie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest".7° "de minimis -steun" : elke steunmaatregel die wordt toegekend binnen de voorwaarden van Verordening nr.69/2001 (EG) van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van artikels 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis -steun. 8° "onderneming" : iedere natuurlijke of rechtspersoon die goederen of diensten op de markt aanbiedt.

Art. 3.De niet-uitgebate site omvat het geheel van de kadastrale percelen waarop zich de onder artikel 2, I° van deze ordonnantie bedoelde goederen bevinden. HOOFDSTUK II. - De inventaris van de niet-uitgebate bedrijfsruimten

Art. 4.§ 1. De Regie maakt een globale inventaris op van de op het Brussels Hoofdstedelijk Grondgebied gelegen niet-uitgebate ruimten en houdt die inventaris bij.

De Regering stelt de vore van de inventaris vast en bepaalt de vermeldingen die erin moeten voorkomen. § 2. De Regie opent de procedure tot opname in de inventaris : 1° op voorstel van de gemeente waarin het goed gelegen is;2° of op eigen initiatief. De Regie geeft kennis van haar intentie tot opname van de site in de inventaris, bij een ter post aangetekende brief, aan de eigenaar van de site evenals aan de betrokken gemeente. Tevens wordt in deze kennisgeving vermeld of de Regie van mening is dat een rehabilitatie van de site noodzakelijk is.

Binnen zestig dagen na de kennisgeving, kan de eigenaar bij een ter post aangetekende brief zijn bemerkingen aangaande de opname aan de Regie bezorgen; in voorkomend geval, voegt hij er een gedetailleerd voorstel bij tot rehabilitatie van de site, als deze nodig is, en tot de herbestemming ervan om zo, indien dat het geval is, het niet opnemen van de site in de inventaris te rechtvaardigen. Eens deze termijn overschreden, wordt de eigenaar geacht geen opmerkingen te hebben wat betreft de opname van het goed in de inventaris.

Binnen zestig dagen na de kennisgeving, brengt het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waarin het goed gelegen is, advies uit over de opname. Eens deze termijn overschreden, wordt de gemeente geacht geen opmerkingen te hebben wat betreft de opname van het goed in de inventaris.

De beslissing tot opname in de inventaris moet door de Regering genomen worden binnen het jaar na de kennisgeving aan de eigenaar van hogerop bedoeld voorstel tot opname. Als opmerkingen gericht werden tot de Regie, zal de Regering daarop antwoorden in de motivering van haar beslissing tot opname in de inventaris. De beslissing tot opname van de site in de inventaris verduidelijkt tevens of rehabilitatie van de site noodzakelijk is.

Indien de Regering niet overgaat tot de opname van de site in de inventaris binnen het jaar na de kennisgeving aan de eigenaar van de intentie tot opname, kan de Regering niet overgaan tot de inschrijving zonder de gehele procedure te herbeginnen.

Binnen dertig dagen na de opname van een site in de inventaris, geeft de Regering kennis van haar beslissing, bij een ter post aangetekende brief, aan de eigenaar, aan de Regie en aan de gemeente waarin het goed gelegen is. § 3. De Regering stelt de modaliteiten van de opname in de inventaris vast, evenals die van de raadpleging van de informatie die erin is opgenomen. HOOFDSTUK III. - Rehabilitatie en herbestemming

Art. 5.§ 1. De eigenaar van een in de inventaris opgenomen site moet overgaan tot de rehabilitatie van de site, indien nodig, en tot de herbestemming ervan.

Daartoe kan de Regie tussenkomen om de eigenaars van de in de inventaris opgenomen sites te helpen om deze te rehabiliteren en/of te herbestemming, en dit zoals in de volgende paragrafen uiteengezet is. § 2. De Regie onderzoekt het gedetailleerd voorstel tot rehabilitatie, als deze nodig is, en tot herbestemming van de site dat haar door de eigenaar werd bezorgd tijdens de onder artikel 4 van deze ordonnantie bedoelde procedure tot opname in de inventaris, of later. In voorkomend geval, wanneer het om een complex project gaat, stelt de Regie een begeleidingscomité aan dat belast wordt met het onderzoek van de uitvoerbaarheid van het project op het vlak van stedenbouw, milieu en financiën.

De Regering bepaalt de samenstelling en de regels voor de werking van het begeleidingscomité. § 3. De Regie of het begeleidingscomité formuleren desgevallend voorstellen tot aanpassing of tot wijziging van liet project.

Wanneer het rehabilitatieproject en/of herbestemmingsproject is goedgekeurd, naargelang het geval door de Regie of door het begeleidingscomité, wordt aan de eigenaar voorgesteld de voor de realisatie van zijn project noodzakelijke vergunningen aan te vragen en wordt deze, op zijn verzoek, bijgestaan bij het nemen van de nodige stappen tot het verkrijgen van de vereiste vergunningen. § 4. Wanneer de eigenaar van een in de inventaris opgenomen site geen gedetailleerd voorstel tot rehabilitatie en/of herbestemming van zijn site aan de Regie mededeelt, neemt deze laatste contact met hem op om hem voor te stellen samen een dergelijk voorstel uit te werken.

Wanneer de eigenaar hiermee instemt, wijst de Regie een projectontwerper aan en wordt desgevallend een begeleidingscomité aangesteld. De Regie stelt de eigenaar een rehabilitatieproject en/of herbestemmingsproject voor.

Wanneer de eigenaar liet rehabilitatievoorstel van de Regie aanvaardt, stelt deze laatste hem voor de voor de realisatie van het project noodzakelijke vergunningen aan te vragen en wordt deze, op zijn verzoek, bijgestaan bij het nemen van de nodige stappen tot het verkrijgen van de vereiste vergunningen. § 5. Wanneer een site een gedeelde eigendom is, zal aan de eigenaars gevraagd worden een gemachtigde aan te wijzen die belast zal zijn met de betrekkingen met de Regie. § 6. De regering bepaalt de procedures, voorwaarden en modaliteiten inzake de tussenkomsten van de Regie waaronder meer bepaald de voorwaarden en de modaliteiten voor evaluatie en tenlasteneming door de Regie van de vaststellingskost van een project voor rehabilitatie en/of herbestemming van een site en van de eventuele terugbetaling van deze financiële hulp.

Art. 6.Indien de geplande bestemming(en) niet strookt/stroken met deze van het geldend bijzonder bestemmingsplan, kan de Regering beslissen het plan te wijzigen overeenkomstig artikel 61, eerste lid, 2° van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw.

Art. 7.§ 1. Wanneer de rehabilitatiewerken aan de site uitgevoerd zijn, geeft de eigenaar kennis aan de Regie van het proces-verbaal van hun voorlopige oplevering.

Binnen dertig dagen na ontvangst van deze kennisgeving, maakt de Regie één van de volgende stukken op : 1° hetzij een proces-verbaal van vaststelling van de rehabilitatie;2° hetzij een proces-verbaal van onvermogen. De Regie geeft de eigenaar, binnen dertig dagen na datum, kennis van het proces-verbaal van vaststelling van de rehabilitatie of van het proces-verbaal van onvermogen bij een ter post aangetekende zending.

Een kopie van het proces-verbaal wordt tegelijkertijd ter informatie bezorgd aan de betrokken gemeente.

Het proces-verbaal tot vaststelling van de rehabilitatie wordt bij de inventaris gevoegd. Het proces-verbaal tot vaststelling van de rehabilitatie houdt van ambtswege de opheffing in van de belasting waarin voorzien in artikel 20, § 1 van deze ordonnantie. § 2. Wanneer de herbestemming van de site een feit is, geeft de eigenaar hiervan kennis aan de Regie.

Binnen dertig dagen na ontvangst van deze kennisgeving, maakt de Regie één van de volgende stukken op : 1° hetzij een proces-verbaal van vaststelling van de herbestemming;2° hetzij een proces-verbaal van onvermogen. De Regie geeft de eigenaar, binnen dertig dagen na datum, kennis van het proces-verbaal van vaststelling van de herbestemming of van het proces-verbaal van onvermogen bij een ter post aangetekende zending. HOOFDSTUK IV. - Fiscale bepalingen

Art. 8.§ 1. De sites die opgenomen zijn in de inventaris zijn onderworpen aan een belasting die geheven wordt door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Vanaf het moment dat het Gewest effectief de sites belast met toepassing van artikel 9, § 1, mogen de gemeenten uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op deze goederen geen belastingen meer heffen die verschuldigd zijn wegens hun niet-uitbating.

De alzo door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geïnde belasting wordt verdeeld tussen het Gewest en de gemeente waarin de site gelegen is, waarbij 80 % naar de gemeente gaat en 20 % naar het Gewest. § 2. De belasting wordt hoofdelijk omgeslagen over de eigenaars van een site die, deels of volledig, de rehabilitatie en de herbestemming van de beschouwde site kunnen realiseren. Evenwel, wanneer het zakelijk recht slechts op een deel van de site slaat, waarvan de grondoppervlakte bepaalbaar is, zal de hoofdelijkheid van de houder ervan beperkt worden tot het aandeel van zijn recht in de totale oppervlakte van de site. § 3. De Regering legt de modaliteiten vast voor de teruggave van het deel van de belastingen dat aan de gemeenten toekomt.

Art. 9.§ 1. Elke in de inventaris opgenomen site is aan de belasting onderworpen vanaf 1 januari van liet kalenderjaar dat volgt op het verstrijken van een termijn van twaalf maand na de opname van de site in de inventaris. § 2. De in de inventaris opgenomen siten zijn onderworpen aan een jaarlijkse belasting berekend op basis van het aantal vierkante meter grondoppervlakte. Wanneer de site gebouwen omvat, wordt het aantal vierkante meter grondoppervlakte van het gebouw vermenigvuldigd met het aantal bovengrondse verdiepingen. De som bedraagt : 1° 12 EUR per vierkante meter grondoppervlakte voor de eerste duizend vierkante meter;2° 10 EUR per vierkante meter grondoppervlakte voor de schijf van duizend en één tot tienduizend vierkante meter;3° 8 EUR per vierkante meter grondoppervlakte vanaf tienduizend vierkante meter. § 3. De hogerop vastgestelde bedragen worden jaarlijks aangepast aan de index van de consumptieprijzen van het Rijk. Deze aanpassing wordt bekomen door middel van de coëfficiënt die het resultaat is van de deling van de prijzenindex van de maand december van het jaar dat aan liet boekjaar voorafgaat door de prijzenindex van de maand december van het voorafgaand jaar. Na het toepassen van de coëfficiënt, worden de bedragen naar de hogere schijf van vijfentwintig eurocent afgerond.

Art. 10.De Regering stelt de ambtenaren aan die belast worden met het ontvangen en het nakijken van de aangiften, de berekening en de inning van de belasting.

Art. 11.§ 1. De dienst die aangewezen wordt door de Regering bezorgt de eigenaar jaarlijks voor 30 juni een aangifteformulier waarvan het model vastgesteld is door de Regering. § 2. De eigenaar moet deze aangifte zorgvuldig ingevuld en ondertekend terugsturen binnen dertig dagen na verzending. § 3. De eigenaar die op 1 oktober van het elk jaar geen aangifteformulier ontvangen heeft, wordt geacht er een aan te vragen.

Art. 12.§ 1. In geval van fouten of onvolledigheden in de aangifte van de eigenaar, gaan de in artikel 10 bedoelde ambtenaren over tot de rechtzetting ervan; de met redenen omklede rechtzetting wordt aan de eigenaar bezorgd binnen een termijn van acht maanden die aanvangt op de dag van ontvangst van de aangifte. § 2. In de maand die volgt op de verzending van deze kennisgeving kan de eigenaar zijn opmerkingen schriftelijk meedelen; de belasting kan niet geheven worden vóór het verstrijken van deze termijn. § 3. Indien de eigenaar geen aangifte doet binnen de termijn vastgesteld in artikel 11, gaan de ambtenaren bedoeld in artikel 10, ambtshalve over tot de berekening van de verschuldigde belasting en baseren zich daarbij op de elementen waarover zij beschikken, en dat binnen de termijn vastgesteld in artikel 13, § 1. § 4. Alvorens over te gaan tot de ambtshalve heffing, brengen de ambtenaren de eigenaar schriftelijk en via een ter post aangetekende brief op de hoogte van de redenen voor de ambtshalve belasting en de elementen waarop de belasting zal gebaseerd zijn. § 5. In de maand die volgt op de verzending van deze kennisgeving, kan de eigenaar zijn opmerkingen schriftelijk meedelen; de belasting kan niet geheven worden vóór het verstrijken van deze termijn. § 6. Wanneer de eigenaar ambtshalve belast wordt, komt het hem toe, in geval van betwisting, de bewijzen te leveren voor het foutief karakter van de belasting en de grondslag ervan.

Art. 13.§ 1. Deze belasting wordt geheven via kohier.

De kohieren worden uitvoerbaar verklaard door de ambtenaar die daartoe wordt aangewezen door de Regering voor een periode van drie jaar lopende vanaf 1 januari van het jaar waarop de belasting van toepassing is.

De kohieren vermelden : 1° de naam van het Gewest;2° de naam, de voornamen en het adres van de belastingplichtige;3° de verwijzing naar deze ordonnantie;4° het bedrag van de belasting en de reden tot heffing;5° het aanslagjaar;6° het artikelnummer van het kohier. § 2. Het aanslagbiljet wordt op straffe van verval binnen zes maanden na de datum van uitvoerbaarheidverklaring aan de eigenaar bezorgd. Het aanslagbiljet is gedateerd en draagt de vermeldingen vastgesteld in de eerste paragraaf. § 3. De belasting moet ten laatste twee maanden na de toezending van het aanslagbiljet betaald worden. § 4. Bij uitblijvende betaling, wordt een herinneringsbrief gestuurd. § 5. Bij uitblijvende betaling binnen dertig dagen vanaf de verzending van de herinneringsbrief vermeld in de vorige paragraaf, wordt een tweede herinneringsbrief aangetekend verstuurd.

Art. 14.§ 1. Indien de belasting niet binnen de termijn betaald werd, is van rechtswege een interest eisbaar; deze wordt maandelijks berekend tegen het tarief van 0,8 % op het totaal van de verschuldigde belastingen, afgerond naar de lagere eenheid in euro. Ieder gedeelte van de maand wordt voor een volledige maand gerekend. De interest wordt enkel gevorderd indien hij minstens twee EUR bedraagt. § 2. Bij terugbetaling van belasting is van rechtswege een interest verschuldigd : hij wordt berekend tegen het tarief van 0,8 % per maand op het bedrag van de terug te geven belasting, afgerond naar de lagere eenheid in euro. Ieder gedeelte van de maand wordt voor een volledige maand gerekend. De interest wordt enkel teruggestort indien hij minstens twee EUR bedraagt.

Art. 15.De verjaringstermijn voor de inning van de belasting, de interesten en de toebehoren wordt vastgelegd op vijf jaar na de dag waarop zij ontstaan is.

Art. 16.De oplossing van de moeilijkheden die kunnen rijzen met betrekking tot de inning van de belasting, vooraleer het geding aanhangig gemaakt wordt, komt toe aan de ambtenaren bedoeld in artikel 10.

Art. 17.§ 1. Indien de belasting, de interesten en de toebehoren niet betaald worden, vaardigt de ambtenaar belast met de inning van de belasting een dwangbevel uit.

Het wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de ambtenaar daartoe aangewezen door de Regering. Het wordt aan de belastingplichtige eigenaar betekend bij gerechtsdeurwaarderexploot. § 2. Deze betekening : 1° stuit de verjaringstermijn voor de inning van de belasting, de interesten en de toebehoren;2° Iaat de inschrijving toe van de wettelijke hypotheek bedoeld in artikel 19,§ 3.

Art. 18.Na de betekening bedoeld in artikel 17, § 1, kan de ambtenaar belast met de inning van de belasting, bij gerechtsdeurwaarderexploot, uitvoerend beslag laten leggen op de sommen en goederen verschuldigd aan de belastingplichtige. Het derdenbeslag moet eveneens aan de belastingplichtige worden betekend bij gerechtsdeurwaarderexploot.

Dit beslag heeft gevolgen vanaf de betekening van het exploot aan de derde-beslagene.

Het geeft aanleiding tot het opmaken en het verzenden, door de ambtenaar belast met de inning van de belasting, van een bericht van beslag waarin voorzien in artikel 1390 van het Gerechtelijk Wetboek.

Art. 19.§ 1. Voor de inning van de belasting, de interesten en de kosten, beschikt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest over een algemeen voorrecht op alle roerende goederen van de belastingplichtige, met uitzondering van binnenschepen en zeeschepen, en over een wettelijke hypotheek op alle goederen toebehorend aan de belastingplichtige en gelegen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en waarop een hypotheek kan worden gevestigd. § 2. Het voorrecht neemt rang na alle reeds bestaande wettelijke voorrechten. § 3. De wettelijke hypotheek neemt rang vanaf de dag van de inschrijving ervan krachtens het uitgevaardigde dwangbevel, uitvoerbaar verklaard en betekend aan de belastingplichtige overeenkomstig artikel 17, § 1.

De inschrijving heeft plaats op verzoek van de ambtenaar belast met de inning, niettegenstaande betwisting of beroep. Zij wordt gedaan op vertoon van een door dezelfde ambtenaar eensluidend verklaard afschrift van het dwangbevel waarop de betekeningsdatum is vermeld. § 4. De uitvoering van het dwangbevel of van het derdenbeslag waarvan sprake in artikel 17 kan slechts onderbroken worden door een met redenen omkleed verzet door de belastingplichtige, met dagvaarding voor het gerecht; dit verzet gebeurt door middel van een exploot betekend aan het Gewest, op het kabinet van de Minister-Voorzitter.

Art. 20.De inning van de in artikel 9 bedoelde belasting wordt in de volgende gevallen opgeschort : § 1. Voor de in de inventaris opgenomen sites die geen of geen verdere rehabilitatie [neer nodig hebben, wordt de inning van de jaarlijkse belasting opgeschort tijdens de drie boekjaren die volgen op de rehabilitatie van de site of op de opname ervan in de inventaris als geen enkele rehabilitatie nodig is. Wanneer geen herbestemming volgt binnen drie jaar, is de belasting opnieuw verschuldigd. § 2. Voor de sites waarvoor een stedenbouwkundige vergunning is afgegeven voor het uitvoeren van werken die hun herbestemming mogelijk moeten maken voor zover de werken werden opgestart op aanzienlijke wijze. In de veronderstelling dat de toegestane werken niet werden uitgevoerd zonder onderbreking tot aan de herbestemming van de site, is de belasting opnieuw verschuldigd vanaf de stopzetting van de werken. § 3. Voor de sites waarvan de redelijkerwijze geraamde kostprijs voor hun rehabilitatie 75 % van de handelswaarde van de site na rehabilitatie overschrijdt, en voor zover de eigenaar niet verantwoordelijk is voor de oorzaken die tot de noodzaak van de rehabilitatie van de site geleid hebben, wordt de inning van de belasting gedurende drie jaar opgeschort. De Regering kan daarenboven, in dat geval, de eigenaar een financiële tegemoetkoming toestaan voor de sanering van de site, voor zover de eigenaar niet verantwoordelijk is voor de vastgestelde vervuiling.

Deze opschortingstermijn van drie jaar is hernieuwbaar indien de vertraging in de rehabilitatie van de site te wijten is aan het uitstel van betaling van de financiële tegemoetkoming die toegestaan geweest zou zijn. Bij ontstentenis van rehabilitatie van de site binnen de vastgestelde termijn, is de belasting opnieuw verschuldigd. § 4. Voor de veronderstellingen bedoeld in §§ 2 en 3, moet de eigenaar van de site een aanvraag tot opschorting indienen bij de Regie. § 5. De Regering stelt de procedure vast voor de aanvraag tot opschorting van de belasting, evenals de voorwaarden en de modaliteiten voor evaluatie, toekenning en terugbetaling van de financiële tegemoetkomingen ten laste van het overeenkomstig artikel 30 van deze ordonnantie opgerichte fonds.

Art. 21.Op verzoek van de eigenaar van een site, zal de Regering hem van de belasting vrijstellen in de volgende gevallen : 1° wanneer het een site betreft waarvan de rehabilitatie of de herbestemming onmogelijk is geworden door een beslissing van de overheid om andere redenen van openbaar nut dan die welke in deze ordonnantie worden nagestreefd;2° in geval van overmacht los van de wil van de eigenaar, die hem verhindert over te gaan tot de noodzakelijke werken voor de rehabilitatie van een site met het oog op haar herbestemming. De Regering stelt de procedure en de modaliteiten voor de vrijstelling van de belasting vast.

Art. 22.§ 1. De volgende maatregelen kunnen ten opzichte van de ondernemingen, steun van overheidswege vormen in de zin van artikel 87, § 1 van het EG-Verdrag : - de financiële steun voor het saneren van de site, waarin voorzien in artikel 20, § 3 van de ordonnantie; § 2. Ten einde Verordening nr. 69/2001 (EG) van de Commissie van 12 januari 2001 na te leven, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag voor de minimis-steun, mag het totale bedrag van de krachtens artikel 20, § 3 van de ordonnantie toegekende steun van overheidswege per begunstigde onderneming nooit hoger liggen dan 100.000 EUR over een periode van drie jaar, berekend overeenkomstig artikel 2 van deze Verordening.

Wat dat betreft, wordt voor het berekenen van het bedrag van de steun die kan toegekend worden krachtens deze ordonnantie, rekening gehouden met het bedrag van alle andere steun die ontvangen werd gedurende de laatste drie jaar door iedere begunstigde onderneming.

Iedere begunstigde onderneming verbindt er zich toe om alle steun die reeds verkregen werd gedurende de laatste drie jaar aan te geven en dit vóór het verkrijgen van de steun bedoeld in artikel 20, § 3. HOOFDSTUK V. - Onteigening

Art. 23.De rehabilitatie en de herbestemming van de sites die opgenomen zijn in de inventaris worden geacht van openbaar nut te zijn.

De Regering kan de onteigening verordenen van alle goederen of delen ervan die gelegen zijn in een in de inventaris opgenomen site, evenals van belendende percelen die noodzakelijk zijn voor de rehabilitatie en/of herbestemming van de site.

De onteigening verloopt volgens de regels voorzien in de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte. HOOFDSTUK VI. - Over de misdrijven en de sancties

Art. 24.Is een misdrijf, het ingaan tegen de bepalingen van deze ordonnantie wat betreft de belasting met frauduleuze bedoelingen of om schade te berokkenen.

Art. 25.Onafhankelijk van de officieren van de gerechtelijke politie, zijn de ambtenaren en beambten belast met het beheer en de politie over de wegen, de technische ambtenaren en beambten van de gemeenten en het Gewest die door de Regering aangesteld zijn, bevoegd voor het opsporen en bij proces-verbaal vaststellen van het misdrijf bedoeld in artikel 24.

Voormelde ambtenaren en beambten hebben toegang tot de werf en de gebouwen om ieder onderzoek uit te voeren en nuttige vaststellingen te doen.

Wanneer de handelingen het karakter hebben van huiszoekingen, kunnen de ambtenaren en beambten daartoe enkel overgaan als er aanwijzingen tot misdrijf zijn en op voorwaarde dat toestemming gegeven werd door de politierechter.

Onverminderd het opleggen van de zwaarste straffen bepaald in de artikelen 269 en 275 van het Strafwetboek, zal eenieder die het uitoefenen van het hierboven vastgestelde bezoekrecht in de weg staat, een boete opgelegd worden van 1 tot 10 EUR en een gevangenisstraf van acht tot vijftien dagen.

Art. 26.Worden bestraft niet een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en een geldboete van 2,50 tot 7.500 EUR of slechts één van deze straffen, de personen die een misdrijf bedoeld in artikel 24 gepleegd hebben.

De straffen zijn echter van vijftien dagen tot zes maanden gevangenisstraf en van 500 tot 15.000 EUR geldboete of slechts één van deze straffen, als de schuldigen van de misdrijven bepaald in artikel 24 personen zijn die beroepshalve of vanwege hun activiteiten, kopen, verkavelen, te koop of' te huur aanbieden, gebouwen verkopen of verhuren, vaste of verplaatsbare installaties bouwen of plaatsen.

Hetzelfde geldt voor wie bij deze operaties betrokken is.

De bepalingen van het eerste Boek van het Strafwetboek zonder uitzondering van hoofdstuk VII en artikel 85 zijn van toepassing op de misdrijven bedoeld in de artikelen 24 en 25. HOOFDSTUK VII. - Slot- en overgangshehalingen

Art. 27.Aan artikel 139 van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw wordt een als volgt opgesteld 5° toegevoegd : « 5° wanneer het een in de inventaris opgenomen niet-uitgebate bedrijfsruimte betreft ».

Art. 28.In artikel 141, § 1, laatste lid, van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw na de woorden "geopend is" de woorden "of op een onroerend goed dat ingeschreven is in de inventaris van de niet-uitgebate bedrijfsruimten" in te voegen.

Art. 29.Aan artikel 14, eerste lid van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunning, wordt een als volgt opgesteld, 5° toegevoegd : « 5° wanneer liet een in de inventaris opgenomen niet-uitgebate bedrijfsruimte betreft ».

Art. 30.Aan artikel 2 van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van de begrotingsfondsen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid van 5° wordt als volgt aangevuld : « - de storting van de belastingen op de niet-uitgebate bedrijfsruimten »; 2° het derde lid van 5° wordt als volgt aangevuld : « - de financiële tegemoetkomingen voor de sanering van de sites in de onder artikel 20, § 3 van de ordonnantie van... betreffende de rehabilitatie en de herbestemming van de niet-uitgebate bedrijfsruimten bedoelde gevallen; - de uitgaven verbonden aan het opmaken van rehabilitatieprojecten; - teruggave aan de gemeenten van het deel van de belasting dat hun toekomt volgens artikel 8, § 2, van de ordonnantie van... betreffende de rehabilitatie en de herbestemming van de niet-uitgebate bedrijfsruimten. ».

Art. 31.Artikel 179 van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw wordt opgeheven.

Art. 32.De ordonnantie van 13 april 1995 betreffende de herinrichting van de niet-uitgebate of verlaten bedrijfsruimten wordt opgeheven.

Art. 33.Deze ordonnantie treedt in werking de dag van haar bekendmaking in het Belgisch Staatsblad .

Kondigen deze verordening af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 18 december 2003.

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, D. DUCARME De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken, Vervoer, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, J. CHABERT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werkgelegenheid; Economie Energie en Huisvesting, E. TOMAS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Ambtenarenzaken en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel, D. GOSUIN _______ Nota (1) Gewone zitting 2002-2003-2004. Documenten van de Raad. - Ontwerp van ordonnantie, nr. A-461/1. - Verslag, nr. A-461/1.

Volledig verslag. - Bespreking : vergaderingen van dinsdag 16 december 2003.

Aanneming : vergadering van donderdag 18 december 2003.

^