Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 21 december 2012
gepubliceerd op 08 februari 2013

21 DECEMBER 2012 - Ordonnantie tot vaststelling van de fiscale procedure in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2013031058
pub.
08/02/2013
prom.
21/12/2012
ELI
eli/ordonnantie/2012/12/21/2013031058/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 DECEMBER 2012 - Ordonnantie tot vaststelling van de fiscale procedure in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (1)


Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Executieve, bekrachtigen, het geen volgt :

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

TITEL I. - Procedure van de gewestbelastingen HOOFDSTUK I. - Inleiding

Art. 2.De in deze titel vervatte bepalingen zijn van toepassing op : 1° de belastingen opgelegd door de ordonnantie van 23 juli 1992 betreffende de gewestbelasting ten laste van bezetters van bebouwde eigendommen en houders van een zakelijk recht op sommige onroerende goederen;2° de belastingen opgelegd door de ordonnantie van 22 december 1994 betreffende de overname van de provinciale fiscaliteit.

Art. 3.In het kader van de toepassing van deze titel dienen de hierna opgesomde begrippen als volgt te worden begrepen : 1° gewestbelastingen : de in artikel 2 bedoelde belastingen;2° belastingjaar : het jaar waarvoor de belasting verschuldigd is.

Art. 4.De gewestbelastingen zijn verschuldigd op basis van de toestand op 1 januari van het belastingjaar.

Indien meerdere personen samen eenzelfde gewestbelasting verschuldigd zijn, dan zijn deze hoofdelijk gehouden tot de betaling ervan. HOOFDSTUK II. - Aangifte van de gewestbelastingen

Art. 5.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn slechts van toepassing op de gewestbelastingen op aangifte.

Art. 6.§ 1. Het Gewest dient de belastingplichtigen jaarlijks een aangifteformulier ter beschikking te stellen.

Deze belastingplichtigen dienen het aangifteformulier ingevuld en ondertekend terug te bezorgen aan de administratie binnen de dertig dagen nadat het hen werd ter beschikking gesteld. De ondertekening van het formulier mag elektronisch gebeuren.

De modaliteiten van ter beschikkingstelling en terugbezorging worden bepaald door de regering. § 2. De belastingplichtige van een gewestbelasting op aangifte die op 1 oktober van het belastingjaar nog geen aangifte ter beschikking gesteld kreeg, dient er zelf een aan te vragen voor 31 december van dat jaar.

Art. 7.De regering wijst de ambtenaren aan die belast zijn met de ontvangst en het nazicht van de aangifte van de belastingplichtigen.

Art. 8.In geval van vergissingen of onvolledigheden in de aangifte van de belastingplichtige, gaan de ambtenaren bedoeld in artikel 7 over tot de rechtzetting van de aangifte; de rechtzetting wordt aan de belastingplichtige ter kennis gebracht binnen een termijn van acht maanden na de ontvangst van de aangifte. Deze kennisgeving gebeurt bij een aangetekende postzending of een elektronische aangetekende zending.

Art. 9.Wanneer de belastingplichtige zijn aangifte bedoeld in artikel 6 niet binnen de termijnen heeft ingediend of de verplichtingen hem opgelegd door deze ordonnantie of in uitvoering ervan niet heeft nageleefd, gaan de ambtenaren bedoeld in artikel 7 ambtshalve over tot de heffing van de door de belastingplichtige verschuldigde gewestbelasting op grond van de elementen waarover ze beschikken.

Alvorens over te gaan tot de ambtshalve heffing, stellen de ambtenaren de belastingplichtigen in kennis van de motieven van de ambtshalve heffing en de elementen op basis waarvan de gewestbelasting zal worden geheven. Deze kennisgeving gebeurt bij een aangetekende postzending of een elektronische aangetekende zending.

Binnen de dertig dagen te rekenen vanaf de zevende dag volgend op de toezending van deze kennisgeving, kan de belastingplichtige zijn schriftelijke opmerkingen overmaken; de gewestbelasting mag niet worden geheven vooraleer deze termijn is verstreken.

Wanneer de belastingplichtige ambtshalve wordt belast, komt het hem toe, in geval van betwisting, te bewijzen dat de ambtshalve heffing overdreven is. HOOFDSTUK III. - De vestiging en vrijstelling van de gewestbelastingen

Art. 10.§ 1. De gewestbelastingen worden geheven via kohier.

De kohieren worden door de ambtenaar, die daartoe door de regering wordt aangewezen, uitvoerbaar verklaard, uiterlijk op 30 september van het eerste jaar volgend op het belastingjaar waarop zij betrekking hebben.

In geval van ambtshalve heffing, zoals bedoeld in artikel 9, worden de kohieren uitvoerbaar verklaard, uiterlijk op 30 september van het derde jaar volgend op het belastingjaar waarop zij betrekking hebben. § 2. De kohieren vermelden ten minste : 1. de naam van het Gewest;2. de naam, voornamen en het adres van de belastingplichtige of van één van de hoofdelijk gehouden belastingplichtigen indien er meerdere zijn;3. een verwijzing naar de ordonnantie waarin de belasting werd opgelegd;4. een verwijzing naar onderhavige ordonnantie;5. het bedrag van de belasting en het feit dat de opeisbaarheid rechtvaardigt;6. het belastingjaar;7. het nummer van het kohierartikel;8. de datum van uitvoerbaarverklaring. § 3. Het kohier mag elektronisch worden opgesteld en uitvoerbaar verklaard. De modaliteiten hiervoor worden vastgelegd door de regering.

Art. 11.Een belastingplichtige die in aanmerking komt om te worden vrijgesteld van een gewestbelasting, moet deze vrijstelling, op straffe van nietigheid, aanvragen binnen de zes maanden te rekenen vanaf de zevende dag volgend op de verzending van het in artikel 12, § 1 bedoelde aanslagbiljet. HOOFDSTUK IV. - Inning en invordering van de gewestbelastingen

Art. 12.§ 1. Zodra de kohieren uitvoerbaar verklaard zijn, wordt aan de betrokken belastingplichtigen een aanslagbiljet gezonden. Het aanslagbiljet is gedateerd en draagt de vermeldingen bedoeld in artikel 10, § 2.

De gewestbelasting moet ten laatste twee maanden, te rekenen vanaf de zevende dag volgend op de verzending van het aanslagbiljet, worden betaald. § 2. In geval van niet-betaling wordt een herinneringsbrief verstuurd.

In geval van niet-betaling binnen dertig dagen, te rekenen vanaf de zevende dag volgend op de verzending van deze eerste herinneringsbrief, wordt een tweede herinneringsbrief bij aangetekende postzending of bij elektronische aangetekende zending verstuurd.

Beide herinneringsbrieven zijn gedateerd en dragen de vermeldingen aangeduid in de eerste paragraaf. § 3. Indien de belastingplichtige hiermee instemt, kunnen de in § 1 bedoelde verzending van aanslagbiljet en de in § 2 bedoelde verzending van eerste herinnering worden vervangen door een elektronische terbeschikkingstelling of een elektronische verzending van deze documenten. Deze elektronische terbeschikkingstelling of elektronische verzending geldt dan als verzending in de zin van §§ 1 en 2. De modaliteiten van de elektronische verzending of terbeschikkingstelling worden bepaald door de regering.

Art. 13.Indien de gewestbelasting niet werd betaald binnen de termijn bedoeld in artikel 12, § 1, is een verhoging verschuldigd gelijk aan 20 % van het ontdoken of laattijdig betaalde belastingbedrag.

Voor elke niet-betaalde of buiten de termijn van dertig dagen, ingaande vanaf de zevende dag volgend op de verzending van de eerste herinneringbrief bedoeld in artikel 12, § 2, betaalde gewestbelasting, is een verhoging verschuldigd gelijk aan 50 % van het ontdoken of te laat betaalde belastingbedrag.

Art. 14.Indien de belasting niet binnen de voorziene termijnen wordt betaald, is van rechtswege een interest eisbaar; deze wordt maandelijks berekend tegen het tarief van één twaalfde van de wettelijke interest in fiscale zaken, op het totaal van de verschuldigde gewestbelastingen en verhogingen. Ieder gedeelte van de maand wordt voor een volledige maand gerekend. De interest wordt enkel gevorderd indien hij minimum 2,50 euro bedraagt.

Bij terugbetaling van gewestbelastingen is van rechtswege een interest verschuldigd; hij wordt maandelijks berekend aan één twaalfde van de wettelijke intrest in fiscale zaken op het bedrag van de terug te geven gewestbelasting. Ieder gedeelte van de maand wordt voor een volledige maand gerekend. De interest wordt enkel teruggestort indien hij minimum 2,50 euro bedraagt.

Art. 15.§ 1. In geval van niet-betaling van de gewestbelasting, de intresten en toebehoren, binnen dertig dagen, te rekenen vanaf de verzending van de tweede herinneringsbrief, vaardigt de ambtenaar door de regering belast met de inning van de gewestbelasting een dwangbevel uit. Het uitgevaardigde dwangbevel wordt door voornoemde ambtenaar geviseerd en uitvoerbaar verklaard.

Het dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaarderexploot of bij aangetekende zending of elektronisch aangetekende zending. § 2. Deze betekening : - stuit de verjaringstermijn voor de inning van de gewestbelasting, de intresten en toebehoren; - laat de inschrijving toe van de wettelijke hypotheek bedoeld in artikel 17; - laat aan de belastingplichtige toe zich te verzetten tegen de uitvoering van het dwangbevel, op de wijze waarin voorzien in artikel 18.

Art. 16.Na de betekening bedoeld in artikel 15, § 1, kan de ambtenaar belast met de inning van de gewestbelasting, bij gerechtsdeurwaarderexploot, uitvoerend beslag onder derden laten leggen op de sommen en goederen verschuldigd aan de belastingplichtige. Het derdenbeslag wordt eveneens aan de belastingplichtige ter kennis gebracht bij gerechtsdeurwaarderexploot.

Dit beslag heeft uitwerking vanaf de betekening van het exploot aan de derde-beslagene.

Het geeft aanleiding tot het opmaken en het verzenden, door de ambtenaar belast met de inning van de gewestbelasting, van een bericht van beslag zoals voorzien in artikel 1390 van het Gerechtelijk Wetboek.

Art. 17.§ 1. Voor de inning van de gewestbelasting, de intresten en de verhogingen, beschikt het Gewest over een algemeen voorrecht op alle roerende goederen van de belastingplichtige met uitzondering van schepen en vaartuigen, en over een wettelijke hypotheek op alle goederen toebehorend aan de belastingplichtige en gelegen op het grondgebied van het Gewest en waarop hypotheek kan worden gevestigd. § 2. Het voorrecht neemt rang na alle andere reeds bestaande wettelijke voorrechten. § 3. De wettelijke hypotheek neemt rang vanaf de dag van de inschrijving ervan krachtens het uitgevaardigde dwangbevel, uitvoerbaar verklaard en betekend aan de belastingplichtige overeenkomstig artikel 15.

De inschrijving heeft plaats op verzoek van de ambtenaar bedoeld in artikel 15, § 1, niettegenstaande verzet, betwisting of beroep. Zij wordt gedaan op vertoon van een door dezelfde ambtenaar eensluidend verklaard afschrift van het dwangbevel, waarop de betekeningsdatum is vermeld.

Art. 18.De uitvoering van het dwangbevel kan slechts worden onderbroken door gemotiveerd verzet vanwege de belastingplichtige, die een vordering instelt overeenkomstig de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek inzake geschillen betreffende de toepassing van een belastingwet. HOOFDSTUK V. - Verjaring en schuldvergelijking in het kader van de gewestbelastingen

Art. 19.§ 1. De vordering tot inning van de gewestbelasting, de intresten en de verhogingen verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de dag waarop ze ontstaat.

De vordering tot terugbetaling van in het kader van de gewestbelastingen te veel betaalde bedragen, verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf het moment van de betaling van het te veel betaalde bedrag. § 2. Elk rechtsgeding met betrekking tot de toepassing of de invordering van de gewestbelastingen en verhogingen dat wordt ingesteld door het Gewest, door de schuldenaar van deze belastingen of verhogingen of door ieder ander persoon schorst de verjaring. Deze schorsing vangt aan met de inleidende vordering en eindigt wanneer de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.

Art. 20.Elke som die aan een persoon moet worden teruggegeven of betaald hetzij in het kader van de gewestbelastingen, hetzij in het kader van de toepassing van de regelgeving met betrekking tot de onverschuldigde betaling, kan naar keuze van de bevoegde ambtenaar en zonder formaliteit worden aangewend ter betaling van de schulden van deze persoon aan het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het kader van de gewestbelastingen.

Het voorgaande lid blijft van toepassing in geval van beslag, overdracht, samenloop of een insolvabiliteitsprocedure. HOOFDSTUK VI. - Onderzoek en probleemoplossing in het kader van de gewestbelastingen

Art. 21.§ 1. De ambtenaren van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die betrokken zijn bij de dienst van de gewestbelastingen, met uitzondering van zij die belast zijn met de in artikel 10, § 1 bedoelde taken, kunnen met alle wettelijke middelen, inclusief getuigen en vermoedens, met uitzondering van de eed, en door de processen-verbaal die ze opmaken, elke overtreding van de bepalingen van de in artikel 2 opgesomde ordonnanties en onderhavige ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten van deze ordonnanties, alsmede ieder feit dat de verschuldigdheid van de gewestbelasting of van een belastingverhoging aantoont of ertoe bijdraagt die aan te tonen, bewijzen.

De ambtenaren die, overeenkomstig artikel 7, belast zijn met de ontvangst en het nazicht van de aangiften van de belastingplichtigen, beschikken ook over voornoemde bevoegdheden in het kader van het nazicht van de ingediende aangiften. § 2. Elke inlichting, elk stuk, elk proces-verbaal of elke akte, verkregen door de in § 1 bedoelde ambtenaren in de uitoefening van hun functies, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van één der diensten, besturen, publiekrechtelijke instellingen, publiekrechtelijke vennootschappen, publiekrechtelijke verenigingen of publiekrechtelijke inrichtingen van het Gewest, respectievelijk hun bezorgd door bestuursdiensten van de Staat, met inbegrip van de parketten en de griffies der Hoven en van alle rechtscolleges, van de gemeenschappen, de gewesten, de provincies of gemeenten, kan worden aangevoerd voor het opsporen van ieder feit dat de verschuldigdheid van de gewestbelasting of van een belastingverhoging aantoont of ertoe bijdraagt die aan te tonen. § 3. De belastingplichtigen en hun eventuele huurders of gebruikers zijn ertoe gehouden aan de ambtenaren, voorzien van een aanstellingsbewijs getekend door de ambtenaar die daartoe door de regering wordt aangewezen en die belast zijn met een controle of onderzoek in verband met de toepassing van de ordonnantie, vrije toegang te verlenen tot hun bedrijfslokalen en -gebouwen, teneinde aan deze ambtenaren de mogelijkheid te verschaffen vaststellingen te doen die kunnen bijdragen tot de juiste inning van de gewestbelasting. § 4. Onverminderd de bevoegdheden die haar door de artikelen 8 tot 10 zijn toegekend, kan de administratie de in dit artikel, §§ 1 tot 3 bedoelde onderzoekingen verrichten en eventueel gewestbelastingen of aanvullende gewestbelastingen vestigen, zelfs wanneer de aangifte van de belastingplichtige reeds werd aangenomen en de desbetreffende belastingen reeds werden betaald.

Art. 22.De belastingplichtigen zijn ertoe gehouden om, mondeling of schriftelijk, op verzoek van de ambtenaren bedoeld in artikel 21, § 1, alle inlichtingen te verschaffen die hen worden gevraagd teneinde de precieze inning van de gewestbelasting te hunnen laste of ten laste van derden te kunnen verifiëren.

Het verstrekken van verkeerde of onvolledige inlichtingen door de belastingplichtige heeft een verhoging met 10 % van de verschuldigde gewestbelasting tot gevolg.

Deze inlichtingen moeten worden verschaft binnen de maand na het verzoek om inlichtingen door de ambtenaren bedoeld in artikel 21, § 1.

Het niet vervullen van deze verplichting heeft een verhoging met 10 % van de verschuldigde belasting tot gevolg.

Art. 23.De oplossing van de moeilijkheden die kunnen rijzen met betrekking tot de inning van de gewestbelasting, vooraleer het geding aanhangig wordt gemaakt, komt toe aan de ambtenaren aangewezen door de regering.

Ze kunnen met de belastingplichtigen dadingen aangaan, voor zover deze niet leiden tot een vrijstelling of vermindering van de belasting. HOOFDSTUK VII. - Informatieverplichtingen in het kader van de gewestbelastingen

Art. 24.De notarissen die gevorderd zijn om een akte op te maken die de vervreemding of de hypothecaire aanwending van een onroerend goed, van een schip of een vaartuig tot voorwerp heeft, zijn persoonlijk aansprakelijk voor de betaling der gewestbelastingen en bijbehoren die tot een hypothecaire inschrijving aanleiding kunnen geven, indien zij in de hierna bepaalde voorwaarden de ambtenaar daartoe door de regering gemachtigd er niet van verwittigen.

De regering stelt de modaliteiten van deze verwittiging vast. De regering stelt ook de te gebruiken modellen vast.

Art. 25.Indien het belang van het Gewest zulks vereist, wordt door de ambtenaren daartoe door de regering gemachtigd aan de notaris, vóór het verstrijken van de twintigste werkdag volgend op de verzending van het in artikel 24 bedoelde bericht, kennis gegeven van het bedrag van de gewestbelastingen en bijbehoren die aanleiding kunnen geven tot inschrijving van de wettelijke hypotheek van het Gewest op de goederen welke het voorwerp van de akte zijn.

De regering bepaalt de toepassingsmodaliteiten van dit artikel. De regering stelt ook de te gebruiken modellen vast.

Art. 26.Wanneer de in artikel 24 bedoelde akte verleden is, geldt de in artikel 25 bedoelde kennisgeving als beslag onder derden in handen van de notaris op de bedragen en waarden die hij krachtens de akte onder zich houdt voor rekening of ten bate van de belastingschuldige.

Daarenboven, indien de aldus door beslag onder derden getroffen sommen en waarden minder bedragen dan het totaal der sommen verschuldigd aan de ingeschreven schuldeisers en aan de verzetdoende schuldeisers, hierin begrepen de ambtenaar daartoe door de regering gemachtigd, moet de notaris, op straffe van persoonlijke aansprakelijkheid voor het overschot, daarover, bij een aangetekende postzending of bij een elektronische aangetekende zending, de ambtenaren daartoe door de regering gemachtigd inlichten, uiterlijk de eerste werkdag die volgt op het verlijden van de akte.

Onverminderd de rechten van derden, kan de overschrijving of de inschrijving van de akte niet tegen het Gewest ingeroepen worden indien de inschrijving van de wettelijke hypotheek geschiedt binnen acht werkdagen nadat het in het vorige lid bedoelde bericht ter post is neergelegd.

Zijn zonder uitwerking ten opzichte van de schuldvorderingen inzake gewestbelastingen en bijbehoren, welke in uitvoering van artikel 25 werden ter kennis gegeven, alle niet ingeschreven schuldvorderingen waarvoor slechts na het verstrijken van de in het tweede lid voorziene termijn beslag wordt gelegd of verzet aangetekend.

De regering bepaalt de toepassingsmodaliteiten van dit artikel. De regering stelt ook de te gebruiken modellen vast.

Art. 27.De aansprakelijkheid door de notaris opgelopen krachtens de artikelen 24 en 26 gaat, naargelang het geval, de waarde van het vervreemde goed of het bedrag van de hypothecaire inschrijving, na aftrek van de sommen en waarden waarop in zijn handen beslag onder derden werd gelegd, niet te boven.

Art. 28.Wanneer de belastingplichtige het voorwerp van een gewestbelasting overdraagt, dan dient hij de door de regering aangeduide ambtenaar hiervan binnen de maand kennis te geven. In deze kennisgeving moeten alle gegevens zijn opgenomen die voor de vestiging van de betrokken gewestbelasting zijn vereist.

De regering bepaalt de toepassingsmodaliteiten van dit artikel.

Indien de belastingplichtige deze verplichting niet naleeft, dan kan hij worden aangesproken ter betaling van de op dit voorwerp verschuldigde belasting voor het belastingjaar dat volgt op het jaar waarin de overdracht plaatsvond.

TITEL II. - Werking van de fiscale administratie

Art. 29.De modaliteiten van het gebruik van de elektronische handtekening in het kader van de werking van de fiscale administratie worden vastgesteld door de regering.

Art. 30.§ 1. Het dossierbeheer van de fiscale administratie mag volledig elektronisch geschieden. Hierbij mag gebruikt gemaakt worden van ingescande versies van documenten en van elektronische duplicaten.

Deze ingescande versies en duplicaten hebben dezelfde bewijskracht als de gescande stukken of de originele stukken zelf. § 2. De modaliteiten van het gebruik van de elektronische dossierbehandeling in dit kader worden vastgesteld door de regering.

TITEL III. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen

Art. 31.In artikel 2 van de ordonnantie van 23 juli 1992 betreffende de gewestbelasting ten laste van bezetters van bebouwde eigendommen en houders van een zakelijk recht op sommige onroerende goederen wordt de zin « Deze belasting is verschuldigd op basis van de bestaande toestand op 1 januari van het belastingjaar. » opgeheven.

Art. 32.In artikel 3 van dezelfde ordonnantie, gewijzigd door de ordonnanties van 21 februari 2002, 3 april 2003 en 17 maart 2011, wordt § 4 opgeheven.

Art. 33.§ 1. Artikel 4, § 1bis, eerste lid, 3°, van dezelfde ordonnantie, gewijzigd door de ordonnanties van 23 mei 2001, 21 februari 2002, 3 april 2003 en 29 april 2004, wordt vervangen door : « 3° gehandicapte personen : - aan wie een invaliditeit of een arbeidsongeschiktheid van ten minste 66 % werd toegekend; - bij wie een vermindering van de zelfredzaamheid van ten minste 9 punten werd vastgesteld; - bij wie een vermindering van het verdienvermogen tot één derde of minder werd vastgesteld. ». § 2. In artikel 4, § 1bis, van dezelfde ordonnantie, gewijzigd door de ordonnanties van 23 mei 2001, 21 februari 2002, 3 april 2003 en 29 april 2004, wordt een nieuw derde lid ingevoegd, zodat het huidige derde lid het vierde lid wordt : « Hetzelfde geldt voor een gezinshoofd van een gezin waarvan een kind deel uitmaakt dat aan één van de volgende voorwaarden voldoet : - minstens 4 punten in pijler 1 op de medisch-sociale schaal toegekend gekregen hebben; - minstens 6 punten in totaal op de medisch-sociale schaal toegekend gekregen hebben; - een ongeschiktheid van minstens 66 % toegekend gekregen hebben. ».

Art. 34.In artikel 4 van dezelfde ordonnantie, gewijzigd door de ordonnanties van 23 mei 2001, 21 februari 2002, 3 april 2003 en 29 april 2004, wordt § 4 opgeheven.

Art. 35.Artikel 10 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen als volgt : «

Art. 10.De belasting verschuldigd door de in artikel 3, § 1, c) bedoelde belastingplichtigen is een belasting op aangifte. ».

Art. 36.Artikelen 11, 15, 16 en 18 tot en met 22 van dezelfde ordonnantie worden opgeheven.

Artikelen 12, 13, 14, 17 van dezelfde ordonnantie worden opgeheven.

Art. 37.In artikel 5 van de ordonnantie van 22 december 1994 betreffende de overname van de provinciale fiscaliteit wordt § 2 opgeheven.

Art. 38.Artikel 6 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen als volgt : «

Art. 6.§ 1. Indien de belastingplichtige in de loop van het belastingjaar een bank- en financieringsinstelling opent, dan dient hij de door de regering aangeduide ambtenaar hiervan binnen de maand kennis te geven bij aangetekende postzending of elektronische aangetekende zending. In deze kennisgeving, moeten alle gegevens zijn opgenomen die voor de vestiging van deze belasting zijn vereist. § 2. Indien de belastingplichtige in de loop van het belastingjaar een bankautomaat plaatst, dan dient hij de door de regering aangeduide ambtenaar hiervan binnen de maand kennis te geven bij aangetekende postzending of elektronische aangetekende zending. In deze kennisgeving, moeten alle gegevens zijn opgenomen die voor de vestiging van deze belasting zijn vereist. ».

Art. 39.In artikel 9 van dezelfde ordonnantie, gewijzigd door het regeringsbesluit van 13 december 2001, worden de tweede, derde en vierde zin opgeheven.

Art. 40.Artikel 10 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen als volgt : «

Art. 10.Indien de belastingplichtige een agentschap opent in de loop van het belastingjaar, dient hij de door de regering aangeduide ambtenaar hiervan binnen de maand kennis te geven bij aangetekende postzending of elektronische aangetekende zending. In deze kennisgeving, moeten alle gegevens zijn opgenomen die voor de vestiging van deze belasting zijn vereist. ».

Art. 41.In artikel 14 van dezelfde ordonnantie, gewijzigd door het regeringsbesluit van 13 december 2001, wordt § 2 opgeheven.

Art. 42.Art. 15 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen als volgt : « Art. 15, § 1. Indien de belastingplichtige één of meerdere aanplakborden opricht of verplaatst gedurende het belastingjaar, dient hij de door de regering aangeduide ambtenaar hiervan binnen de maand kennis te geven bij aangetekende postzending of elektronische aangetekende zending. In deze kennisgeving, moeten alle gegevens zijn opgenomen die voor de vestiging van deze belasting zijn vereist. § 2. Indien de belastingplichtige een mobiel paneel in omloop brengt gedurende het belastingjaar, dient hij de door de regering aangeduide ambtenaar hiervan binnen de maand kennis te geven bij aangetekende postzending of elektronische aangetekende zending. In deze kennisgeving, moeten alle gegevens zijn opgenomen die voor de vestiging van deze belasting zijn vereist. ».

Art. 43.Art. 20 van dezelfde ordonnantie wordt opgeheven.

Art. 44.Art. 21 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen als volgt : «

Art. 21.Indien de belastingplichtige in de loop van het belastingjaar één of meerdere verdeelapparaten, die onder de toepassing van de in dit hoofdstuk opgenomen belasting vallen, plaatst, dient hij de door de regering aangeduide ambtenaar hiervan binnen de maand kennis te geven bij aangetekende postzending of elektronische aangetekende zending. In deze kennisgeving, moeten alle gegevens zijn opgenomen die voor de vestiging van deze belasting zijn vereist. ».

Art. 45.Art. 22 van dezelfde ordonnantie wordt aangevuld met een §§ 2 en 3, luidende : « § 2. De in dit hoofdstuk omschreven belasting is verschuldigd door de houder van een in § 1 omschreven vergunning.

Indien deze houder onbekend of insolvabel is, dan is de eigenaar van de inrichting waarvoor de vergunning werd bekomen, gehouden tot de betaling van deze belasting. § 3. De uitbater van een gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichting van klasse 1 of klasse 2 waarvoor geen vergunning bestaat, is de in § 1 omschreven belasting verschuldigd.

Indien deze uitbater onbekend of insolvabel is, dan kan de eigenaar van deze inrichting worden aangesproken voor de betaling van deze belasting. ».

De bestaande bepalingen van artikel 22 van dezelfde ordonnantie vormen § 1 ervan. In de Franse tekst worden de woorden « d'une permission » vervangen door de woorden « d'un permis ».

Art. 46.Littera a) van de tweede § van artikel 24 van dezelfde ordonnantie wordt opgeheven.

In artikel 24 van dezelfde ordonnantie wordt § 3 opgeheven.

Art. 47.Art. 25 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen als volgt : « Indien de belastingplichtige in de loop van een belastingjaar een inrichting in gebruik neemt, dient hij de door de regering aangeduide ambtenaar hiervan binnen de maand kennis te geven bij aangetekende postzending of elektronische aangetekende zending. In deze kennisgeving, moeten alle gegevens zijn opgenomen die voor de vestiging van deze belasting zijn vereist. ».

Art. 48.In artikel 36 van dezelfde ordonnantie, gewijzigd door het regeringsbesluit van 13 december 2001 wordt § 2 opgeheven.

Art. 49.Art. 37 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen als volgt : « Indien de belastingplichtige in de loop van een belastingjaar een nieuwe stapelplaats aanlegt of een bestaande stapelplaats verhoogt, dan dient hij de door de regering aangeduide ambtenaar hiervan binnen de maand kennis te geven bij aangetekende postzending of elektronische aangetekende zending. In deze kennisgeving, moeten alle gegevens zijn opgenomen die voor de vestiging van deze belasting zijn vereist. ».

Art. 50.Art. 39 van dezelfde ordonnantie wordt opgeheven.

Art. 51.Art. 40 van dezelfde ordonnantie wordt opgeheven.

Art. 52.In dezelfde ordonnantie wordt een artikel 39 ingevoegd, luidende : «

Art. 39.Indien de belastingplichtige de hem in artikelen 6, 10, 15, 21, 25, 37 opgelegde plichten tot kennisgeving niet naleeft, dan wordt de belasting die verschuldigd is op datgene waarop de kennisgeving betrekking had, voor het belastingjaar na datgene waarin deze kennisgeving had moeten plaatsvinden, verhoogd met 50 %. ».

Art. 53.In dezelfde ordonnantie wordt een artikel 40 ingevoegd, luidende : «

Art. 40.De in deze ordonnantie vervatte belastingen zijn belastingen op aangifte. ».

Art. 54.In artikel 14 van de ordonnantie van 27 april 1995 betreffende de taxidiensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur wordt het derde lid vervangen als volgt : « Ze wordt geïnd en gevorderd volgens de regels bepaald in de hoofdstukken IV, V en VI van titel I van de ordonnantie tot vaststelling van de fiscale procedure in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met uitzondering van artikel 13, tweede lid. ».

Art. 55.In artikel 26, § 2, van dezelfde ordonnantie wordt het derde lid vervangen als volgt : « Ze wordt geïnd en gevorderd volgens de regels bepaald in de hoofdstukken IV, V en VI van titel I van de ordonnantie tot vaststelling van de fiscale procedure in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met uitzondering van artikel 13, tweede lid. ».

Art. 56.Art. 40 van de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu wordt vervangen als volgt : «

Art. 40.Indien de geldboete niet tijdig wordt betaald, vaardigt de door de regering aangewezen ambtenaar een dwangbevel uit. Het uitgevaardigde dwangbevel wordt door voornoemde ambtenaar geviseerd en uitvoerbaar verklaard. ».

Art. 57.In artikel 26 van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gewijzigd door de ordonnanties van 1 april 2004, 14 december 2006, 30 april 2009 en 20 juli 2011, wordt § 6 vervangen als volgt : « § 6. De bijdrage wordt gevorderd en opgeëist volgens de regels vervat in de artikelen 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 22 en 23 van de ordonnantie tot vaststelling van de fiscale procedure in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. ».

Art. 58.In artikel 20septiesdecies van de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende wegenisretributies inzake gas en elektriciteit en houdende wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, ingevoegd bij ordonnantie van 20 juli 2011, wordt § 6 vervangen als volgt : « § 6. De bijdrage wordt gevorderd en opgeëist volgens de regels vervat in de artikelen 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 22 en 23 van de ordonnantie tot vaststelling van de fiscale procedure in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. ».

Art. 59.In artikel 152 van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke ordening, gewijzigd door de ordonnantie van 14 mei 2009, wordt de laatste zin vervangen als volgt : « Wanneer het gemeentebestuur verzuimt de kosten te betalen, kan de terugvordering ervan worden toevertrouwd aan de door de regering aangewezen ambtenaar. Deze ambtenaar kan dan een dwangbevel uitvaardigen. Het uitgevaardigde dwangbevel wordt door voornoemde ambtenaar geviseerd en uitvoerbaar verklaard. ».

Art. 60.In artikel 240 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd door de ordonnantie van 14 mei 2009, wordt de laatste zin van § 2 vervangen als volgt : « Wanneer de eigenaar in gebreke van betaling blijft, kan de invordering van de kosten door de door de regering aangewezen ambtenaar worden verder gezet. Deze ambtenaar kan dan een dwangbevel uitvaardigen. Het uitgevaardigde dwangbevel wordt door voornoemde ambtenaar geviseerd en uitvoerbaar verklaard. ».

Art. 61.In artikel 305 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd door de ordonnantie van 14 mei 2009, wordt de laatste zin vervangen als volgt : « Wanneer de schuldenaar in gebreke van betaling blijft, kan de door de regering aangewezen ambtenaar een dwangbevel uitvaardigen. Het uitgevaardigde dwangbevel wordt door voornoemde ambtenaar geviseerd en uitvoerbaar verklaard. ».

Art. 62.In artikel 308 van hetzelfde Wetboek wordt de voorlaatste zin vervangen als volgt : « Wanneer de schuldenaar in gebreke van betaling blijft, kan de invordering van de kosten door de door de regering aangewezen ambtenaar worden verder gezet. Deze ambtenaar kan dan een dwangbevel uitvaardigen. Het uitgevaardigde dwangbevel wordt door voornoemde ambtenaar geviseerd en uitvoerbaar verklaard. ».

Art. 63.Art. 313septies van hetzelfde Wetboek, ingevoerd door de ordonnantie van 19 maart 2009, wordt vervangen als volgt : «

Art. 313septies.Indien de geldboete niet tijdig wordt betaald, vaardigt de door de regering aangewezen ambtenaar een dwangbevel uit.

Het uitgevaardigde dwangbevel wordt door voornoemde ambtenaar geviseerd en uitvoerbaar verklaard. ».

Art. 64.In artikel 33 van de ordonnantie van 7 juni 2007 houdende de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen wordt § 5 vervangen als volgt : « § 5. Als de geldboete niet wordt betaald, vaardigt de door de regering aangewezen ambtenaar een dwangbevel uit. Het uitgevaardigde dwangbevel wordt door voornoemde ambtenaar geviseerd en uitvoerbaarverklaard. ».

Art. 65.In artikel 88 van de ordonnantie van 3 juli 2008 betreffende de bouwplaatsen op de openbare weg, gewijzigd door de ordonnantie van 20 juli 2011, wordt § 2 vervangen als volgt : « § 2. De ambtenaar die overeenkomstig § 1 door de regering wordt aangewezen moet het uitgevaardigde dwangbevel ook viseren en uitvoerbaar verklaren. ».

Art. 66.Paragraaf 2 van artikel 44 van de ordonnantie van 14 juni 2012 betreffende afvalstoffen wordt vervangen door : « § 2. De bepalingen in de artikelen 7, 8, 9, 10, 12, 15, 16, 18, 19, 21, 22 en 23 van de ordonnantie tot vaststelling van de fiscale procedure in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn van toepassing op de belasting op het verbranden van afvalstoffen.

Voor de toepassing van deze ordonnantie, dient er in artikel 21, § 3, te worden gelezen « de belastingplichtigen » in plaats van « de belastingplichtigen en hun eventuele huurders of gebruikers ».

De regering kan de toepassingsmodaliteiten van dit artikel nader bepalen. ».

TITEL IV. - Inwerkingtreding

Art. 67.De artikelen 4 tot en met 14, 31 tot en met 35, 36, tweede lid, 37, 39, 41, 43, 45, 46, 48, 50 en 53 treden in werking vanaf het belastingjaar 2013.

De artikelen 15 tot en met 23, 28, 36, eerste lid, 38, 40, 42, 44, 47, 49, 52, 56 en 59 tot en met 65 treden in werking vanaf 1 januari 2013.

Art. 68.De regering bepaalt de datum van inwerkingtreding van de artikelen 29 en 30.

Art. 69.De opheffing van het eerste lid van artikel 40 van de ordonnantie van 22 december 1994 betreffende de overname van de provinciale fiscaliteit door artikel 51 treedt in werking vanaf het moment dat en in zoverre de artikelen van de ordonnantie van 23 juli 1992 betreffende de gewestbelastingen ten laste van bezetters van bebouwde eigendommen en houders van een zakelijk recht op sommige onroerende goederen, waarnaar wordt verwezen in het eerste lid van voornoemd artikel 40, worden opgeheven.

De opheffing van de rest van artikel 40 van de ordonnantie van 22 december 1994 betreffende de overname van de provinciale fiscaliteit door artikel 51 treedt in werking vanaf het belastingjaar 2013.

Art. 70.De artikelen 54, 55, 57 en 58 treden in werking vanaf het moment dat en in zoverre de bepalingen van deze ordonnantie, waarnaar in de voornoemde artikelen wordt verwezen, in werking getreden zijn.

Art. 71.Art. 66 treedt in werking vanaf het ogenblik dat en in zoverre de bepalingen van deze ordonnantie, waarnaar in het voornoemde artikel wordt verwezen, in werking treden.

Art. 72.De regering bepaalt de datum van inwerkingtreding van de artikelen 24, 25, 26 en 27.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 21 december 2012.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie, Waterbeleid, Stadsvernieuwing, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en Huisvesting, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken en Vervoer, Mevr. B. GROUWELS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, B. CEREXHE _______ Nota (1) Gewone zitting 2012-2013. Documenten van het Parlement. - Ontwerp van ordonnantie, A-325/1.

Verslag, A-325/2. - Amendementen na verslag, A-325/3.

Integraal verslag. - Bespreking. Vergaderingen van donderdag 20 en vrijdag 21 december 2012. - aanneming. Vergadering van vrijdag 21 december 2012.

^