Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 22 april 2010
gepubliceerd op 03 mei 2010

Ordonnantie « houdende het statuut van de reisagentschappen » (1)

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2010031202
pub.
03/05/2010
prom.
22/04/2010
ELI
eli/ordonnantie/2010/04/22/2010031202/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 APRIL 2010. - Ordonnantie « houdende het statuut van de reisagentschappen » (nr. A-72/1 en 2 - 2009/2010) (1)


Artikel 1.§ 1. Onderhavig ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet. § 2. In onderhavige tekst verstaat men onder : 1° richtlijn : de Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, evenals haar latere wijzigingen;2° reisagentschap : rechts- of natuurlijke persoon die een winstgevende activiteit uitoefent die erin bestaat hetzij reizen of verblijven tegen forfait te organiseren en te verkopen die met name logies omvatten, hetzij, als tussenpersoon, dergelijke reizen of verblijven, vervoerbewijzen, logies- of maaltijdbonnen te verkopen;3° dienstenverlener : elk reisagentschap dat, op tijdelijke en incidentele wijze, diensten verleent op het door onderhavige ordonnantie gedekt grondgebied, waarbij het gaat over : - het zij een reisagentschap dat wettelijk gevestigd is in een andere lidstaat van de Europese Unie dan België of van de Europese Vrijhandelsassociatie vanaf het moment dat de richtlijn van toepassing is op deze Staten, waar de activiteit van reisagentschap is gereglementeerd; - het zij een reisagentschap dat wettelijk gevestigd is in een andere lidstaat van de Europese Unie dan België of van de Europese Vrijhandelsassociatie vanaf het moment dat de richtlijn van toepassing is op deze Staten, waar de activiteit van reisagentschap niet is gereglementeerd en dat in die Staat de activiteit van reisagentschap heeft uitgeoefend gedurende ten minste twee jaar tijdens de tien jaar die voorafgaan aan de dienstverlening; 4° aangetekende zending : ter post aangetekende brief of elk ander communicatiemiddel bedoeld door artikel 2281 van het Burgerlijk Wetboek zoals fax of e-mail, op voorwaarde dat er een ontvangstbewijs aan de verzender gestuurd wordt.

Art. 2.§ 1. Niemand mag de in artikel 1, § 2, 2° bedoelde activiteit van reisagentschap uitoefenen als hij het niet doet als hoofdbezigheid, bestendig en met een vergunning. § 2. Moeten eveneens toegelaten worden om de in artikel 1, § 2, 2° bepaalde activiteit uit te oefenen : 1° de exploitanten van touringbussen, van het spoorweg-, luchtvaart- of binnenvaarttransport die de activiteit niet in hoofdberoep en op permanente wijze uitoefenen;2° de personen die, in het kader van hun opleidingsopdracht of in het kader van hun activiteiten binnen de domeinen van de jeugdanimatie, sport, cultuur, sociale bijstand, gezondheid of volwassenenanimatie, de activiteit niet in hoofdberoep en op permanente wijze uitoefenen. § 3. § 1 is niet van toepassing op : 1° de dienstverleners zoals omschreven in artikel 1, § 2, 3° van onderhavige ordonnantie;2° het Office de Promotion du Tourisme de Wallonie et de Bruxelles en Toerisme Vlaanderen;3° Brussels International - Tourism & Congress;4° de jeugdorganisaties erkend door de Franse Gemeenschap en aan de jeugdorganisaties erkend of aanvaard door de Vlaamse Gemeenschap, bepaald door de Regering, die reizen en verblijven organiseren en verkopen aan hun aangesloten leden.

Art. 3.§ 1. Wanneer de dienstenverlener zich voor de eerste keer verplaatst van een andere lidstaat van de Europese Unie dan België of van de Europese Vrijhandelsassociatie zodra de richtlijn van toepassing zal zijn op deze Staten, naar het grondgebied waarop onderhavige ordonnantie van toepassing is om er diensten te verlenen, moet hij de door de Regering aangestelde ambtenaar inlichten met een voorafgaande schriftelijke verklaring die informatie bevat over de dekking door verzekeringen en andere middelen van persoonlijke of collectieve bescherming met betrekking tot de beroepsaansprakelijkheid, zoals omschreven door de Regering. Deze verklaring kan met alle middelen bezorgd worden.

Deze verklaring moet worden hernieuwd voor elk jaar dat de dienstenverlener op voornoemd grondgebied zijn activiteit op tijdelijke en/of occasionele basis uitoefent.

Bij de eerste dienstverlening of in geval van wijziging van materiaal ten opzichte van de door de documenten vastgestelde situatie, gaat deze verklaring bovendien vergezeld van de volgende documenten : 1° een bewijs van de nationaliteit van de dienstenverlener;2° een attest dat aantoont dat de dienstenverlener wettelijk is gevestigd in zijn Staat van herkomst om er de activiteiten van reisbureau uit te oefenen en dat voor hem geen uitoefeningsverbod geldt, zelfs tijdelijk, indien zo'n attest is afgeleverd;3° een bewijs van de beroepskwalificaties;4° indien het beroep niet gereglementeerd is in zijn Staat van herkomst, het bewijs, met elk rechtsmiddel, dat de dienstenverlener de activiteit van reisbureau heeft uitgeoefend gedurende ten minste twee jaar tijdens de laatste tien jaar. Deze verklaring dient ter informatie naar de door de Regering aangeduide ambtenaar te worden gestuurd, binnen de 15 dagen die volgen op de eerste verplaatsing naar het grondgebied waarop onderhavige ordonnantie van toepassing is. § 2. De dienstenverlener van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie moet zodra de richtlijn van toepassing zal zijn op deze landen bovendien aan de bestemmeling van zijn dienstverlening de volgende informatie verstrekken : 1° het inschrijvingsnummer van de onderneming of elk ander gelijkwaardig identificatiemiddel;2° ingeval de activiteit onderworpen is aan een vergunningsstelsel in zijn Staat van herkomst, de gegevens van de bevoegde controle-overheid van die Staat;3° elke beroepsorganisatie of gelijksoortige organisatie waarbij de dienstenverlener is ingeschreven, evenals zijn gegevens;4° de beroepstitel, of indien zo'n titel niet bestaat, de opleidingstitel van de dienstenverlener van de Staat waar hij werd toegekend;5° informatie betreffende de dekking door verzekeringen of andere middelen van persoonlijke of collectieve bescherming op het vlak van de beroepsaansprakelijkheid.

Art. 4.§ 1. Niemand mag, onder welke vorm ook, de titel van reisagent of de benaming van reisagentschap of een soortgelijke titel of benaming gebruiken indien hij geen houder is van een vergunning afgegeven overeenkomstig artikel 2, § 1 of § 2, 1°.

De ingezetenen van de andere Staten die zijn gemachtigd om het beroep van touroperator uit te oefenen, dragen de beroepstitel die van kracht is op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. § 2. De dienstverlener van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie oefent zodra de richtlijn van toepassing zal zijn op deze landen zijn activiteit uit onder de beroepstitel waarmee hij zijn activiteit uitoefent in de lidstaat waar hij zijn hoofdbezigheid uitoefent wanneer een dergelijke titel bestaat. Die titel is opgesteld in de officiële taal of in een van de officiële talen van de lidstaat waar hij zijn hoofdbezigheid uitoefent.

Wanneer die titel niet bestaat in de lidstaat waar de dienstverlener zijn hoofdbezigheid uitoefent, zal de dienstverlener gebruik maken van zijn opleidingstitel in de officiële taal of in een van de officiële talen van de lidstaat waar hij zijn hoofdbezigheid uitoefent

Art. 5.§ 1. De in artikel 2, § 1 bedoelde aanvraag om vergunning wordt aan de door de Regering aangestelde ambtenaar gericht per aangetekend schrijven.

De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van de aanvraag om vergunning. Zij preciseert welke documenten absoluut bij de aanvraag gevoegd moeten worden. § 2. Wanneer de aanvraag onvolledig is, richt de door de Regering aangestelde ambtenaar, per aangetekend schrijven en binnen 30 dagen na ontvangst van de aanvraag, een lijst van de ontbrekende stukken aan de aanvrager en preciseert hij dat de termijn die in onderhavig artikel is vastgelegd, begint te lopen na de ontvangst van het volledige dossier.

Wanneer de aanvraag volledig is, informeert de door de Regering aangestelde ambtenaar, door middel van een ontvangstbewijs, de aanvrager over de volledigheid van de aanvraag en over de modaliteiten om de procedure voort te zetten, met inbegrip van de termijn waarin de beslissing genomen zal moeten worden. § 3. Het technisch comité bedoeld in artikel 11 geeft een advies over de vergunningsaanvraag binnen 45 dagen na verzending van het bewijs van ontvangst naar de aanvrager. Bij ontstentenis van verzending van het advies binnen die termijn, wordt het advies gunstig geacht. § 4. De beslissing van de door de Regering aangestelde ambtenaar wordt meegedeeld met een aangetekende zending aan de aanvrager binnen een termijn van 90 dagen vanaf de verzending van het bewijs van ontvangst van het volledig dossier.

De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van de beslissing. § 5. Bij ontstentenis van antwoord binnen de voorziene termijn vastgelegd in § 4, wordt de vergunning als toegekend beschouwd. De door de Regering aangestelde ambtenaar kan evenwel deze termijn met maximum 60 dagen verlengen, bij een uiterlijk op de laatste dag van de voorziene termijn aan de aanvrager meegedeelde beslissing, en enkel maar om dringende redenen van algemeen belang, met inbegrip van het wettig belang van een derde partij. Tot deze verlenging kan eveneens worden beslist wanneer door de door de Regering aangestelde ambtenaar aan buitenlandse overheden ter controle gevraagde documenten op zich laten wachten. § 6. Een beroep kan bij de Regering ingesteld worden tegen de beslissing tot weigering van de vergunning binnen de termijn en de regels bedoeld in artikel 9, § 3.

Art. 6.§ 1. De Regering kan categorieën van vergunningen vaststellen die onderworpen zijn aan verschillende voorwaarden, naarmate de vergunningen de uitoefening toelaten van geheel of een deel van de in artikel 1, § 2, 2° omschreven activiteit of de uitoefening van een deel van deze activiteit door de exploitanten van touringbussen. § 2. Onverminderd de naleving van de in uitvoering van artikel 8 vastgelegde bepalingen, wordt de toekenning van de in artikel 2 bedoelde vergunning uitsluitend onderworpen aan de volgende voorwaarden : 1° wat betreft de aanvrager of de personen belast met het dagelijks beheer van de onderneming : a) de verplichting om bepaalde door de Regering vastgestelde beroepskwalificaties te bezitten;b) en, in voorkomend geval, de verplichting een praktische stage te hebben gedaan onder de door de Regering vastgelegde voorwaarden. Voor de ingezetenen van de andere lidstaten van de Europese Unie dan België en van de Europese Vrijhandelsassociatie, zodra de richtlijn van toepassing zal zijn op die landen, evenals voor de personen die in België onderworpen zijn aan de regels die in dezelfde materie van toepassing zijn in het Vlaams of het Waals Gewest, zijn de onder de letters a) en b) hogerop bedoelde vereisten verondersteld vastgelegd te zijn uit hoofde van diegenen die zich kunnen beroepen, in die andere lidstaat, in het Vlaams Gewest of in het Waals Gewest, op een beroepservaring en op een opleidingstitel of op slechts een van beiden, volgens de door de Regering vastgelegde voorwaarden.

De Regering bepaalt de voorwaarden, met name in functie van de aard en de duur van de beroepservaring. Zij houdt eveneens rekening met de verworven rechten; 2° wat betreft de onderneming : a) het afsluiten van een verzekering die de burgerlijke en beroepsaansprakelijkheid dekt en van een verzekering die de risico's op financieel onvermogen dekt;b) voorwaarden in verband met de bedragen, de aard en de wijzen van stellen van een borgtocht uitsluitend tot zekerheidstelling van de beroepsverbintenissen, volgens de door de Regering vastgestelde modaliteiten;c) voorwaarden in verband met de technische uitrusting, volgens de door de Regering vastgestelde modaliteiten.

Art. 7.Elke in artikel 2, § 3, 1° tot 3°, bedoelde persoon of die houder is van de in artikel 2 bedoelde vergunning kan de in artikel 2, § 1, omschreven activiteit uitzonderlijk uitoefenen mits de voorafgaande verklaring aan de door de Regering aangestelde ambtenaar, in het kader van beurzen en salons voor toerisme.

Art. 8.De Regering kan bepalen : 1° de regels betreffende het gebruik en de wijzen van opnieuw samenstellen en teruggave van de in artikel 6, § 2, 2°, b) van onderhavige ordonnantie bedoelde borgtocht die uitsluitend bestemd is voor de zekerheidstelling van de ter gelegenheid van de uitoefening van de door de vergunning gedekte activiteiten aangegane professionele verbintenissen;hij kan evenwel niet dienen voor de betaling van schuldeisers die reeds voorzien zijn van een andere waarborg, binnen de limiet van deze laatste; 2° de regels betreffende de plichtenleer;3° de statistische gegevens die jaarlijks aan de door de Regering aangestelde ambtenaar moeten worden verstrekt;4° het model van het schild verleend aan de houder van een vergunning afgegeven overeenkomstig artikel 2, § 1 of § 2, 1°, en het gebruik dat ervan moet worden gemaakt;5° de vermeldingen die moeten of kunnen voorkomen op de vergunningen, op de beroepsdocumenten en in de reclame.

Art. 9.§ 1. De in artikel 2 bedoelde vergunning kan, al naargelang het geval, worden geweigerd, opgeschort of ingetrokken : 1° indien de in artikel 2 bepaalde of overeenkomstig artikel6 vastgestelde voorwaarden, of de met toepassing van artikel8 opgelegde verplichtingen niet of niet meer worden nageleefd;2° indien de aanvrager of de houder van de vergunning een beheerder, een zaakvoerder of een van de personen is die belast zijn met het dagelijks beheer van de onderneming : a) failliet werd verklaard in een onderneming met als doel de in artikel 2, § 1, omschreven activiteit of een van de hoedanigheden van beheerder, van zaakvoerder of van persoon belast met het dagelijks beheer in zo'n onderneming bezat op het ogenblik waarop die laatste failliet werd verklaard;b) in België of in het buitenland veroordeeld werd door een in kracht van gewijsde getreden gerechtelijke beslissing voor een van de overtredingen bedoeld in boek II, titel III, hoofdstukken I tot V, titel VII, hoofdstukken IV tot VII, titel VIII, hoofdstukken I, IV en VI, en titel IX, hoofdstukken I en II van het Strafwetboek. Er wordt geen rekening gehouden met de voorwaardelijke veroordelingen zolang de uitvoering van de uitgesproken straffen opgeschort is; 3° indien het bedrag van de betwiste schulden van de houder van de vergunning en gewaarborgd door de borgtocht het bedrag hiervan bereikt. § 2. Indien de door de Regering aangestelde ambtenaar vaststelt dat de houder van een vergunning zich in een van de in § 1 bedoelde gevallen bevindt, dan licht hij hierover de betrokkene in met een ter post aangetekend schrijven en maakt de zaak aanhangig bij het technisch comité.

Het technisch comité nodigt de betrokkene uit om te verschijnen, begeleid door een persoon naar keuze en die zo nodig een geschreven memorie kan indienen, eventueel met bewijsstukken. De oproep gebeurt via aangetekende zending.

Na de betrokkene te hebben gehoord, bezorgt het technisch comité haar advies aan de ambtenaar die is aangesteld door de Regering.

De door de Regering aangestelde ambtenaar kan de vergunning opschorten of intrekken. Deze beslissing wordt aan de betrokkene meegedeeld bij een ter post aangetekend schrijven. § 3. De betrokkene mag via aangetekende zending een met redenen omkleed beroep indienen bij de Regering tegen de beslissing tot weigering, opschorting of intrekking van de vergunning genomen door de ambtenaar aangeduid door de Regering binnen een termijn van vijftien dagen na de officiële kennisgeving.

In geval van intrekking of schorsing van de vergunning, kan het beroep opschortend werken.

De Regering deelt haar beslissing mee via aangetekende zending binnen 45 dagen na ontvangst van het beroep.

Art. 10.Bij overlijden van de vergunninghouder kan de exploitatie van de onderneming voortgezet worden, voor zover de onderneming regelmatig geëxploiteerd is geworden tot aan het overlijden van de vergunninghouder en een nieuwe vergunningsaanvraag ingediend wordt binnen de zes maanden die volgen op het overlijden van de vergunninghouder.

De exploitatie zal onmiddellijk moeten stoppen vanaf de kennisgeving van een definitieve beslissing tot weigering of na de zes maanden die volgen op het overlijden van de vergunninghouder, indien er geen enkele nieuwe aanvraag om vergunning werd ingediend binnen die termijn.

Art. 11.De Regering richt een technisch comité op dat belast is met het : 1° geven van een advies over de reglementeringsontwerpen betreffende de reisagentschappen;2° geven van een advies inzake de toekenning, weigering, opschorting of intrekking van de vergunningen. De Regering bepaalt de samenstelling van dit comité, alsmede de duur van het mandaat van de leden ervan.

Art. 12.§ 1. 1° Met gevangenisstraf van 8 dagen tot een maand en een geldboete van 100 tot 10.000 euro, of met een van deze straffen alleen, wordt gestraft hij die : a) de in artikel 2, § 1 omschreven activiteit uitoefent zonder de vereiste vergunning;b) artikel 2, 3 of 7 overtreedt.2° Met een gevangenisstraf van 8 dagen tot 15 dagen en een geldboete van 100 à 500 euro, of met een van deze straffen alleen, wordt gestraft hij die het in artikel 8 bedoeld schild in zijn bezit heeft zonder houder te zijn van de in artikel 2 bedoelde vergunning, of meer dan 10 dagen na de stopzetting van de activiteit, de intrekking of de schorsing van de genoemde vergunning overeenkomstig artikel 9 van onderhavige ordonnantie. De hoven en rechtbanken kunnen bovendien de dader van een of meerdere van de in deze paragraaf bedoelde overtredingen verbieden, gedurende een periode van een tot 12 maanden, persoonlijk of door een tussenpersoon, de in artikel 2, § 1 omschreven activiteiten uit te oefenen.

Bij recidive kan het verbod definitief worden.

Het verbod heeft uitwerking acht volle dagen na de dag dat de beslissing die het verbod uitspreekt in kracht van gewijsde is getreden.

De personen die volgens artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek burgerrechtelijk aansprakelijk zijn, zijn gehouden tot het betalen van de geldboete.

Alle bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, met uitzondering van zijn hoofdstuk VII en van artikel 85, zijn van toepassing op de door onderhavige ordonnantie omschreven overtredingen. § 2. Behalve de in vorige paragraaf voorziene strafbepalingen, beveelt de rechter, op verzoek van de door de Regering aangestelde ambtenaar, tot de stopzetting van de onrechtmatige handeling, op straffe van een dwangsom.

Het Gewest kan ageren voor de politie- of correctionele rechtbank om de veroordeling te bekomen tot de stopzetting van de onrechtmatige handeling, bovenop de in artikel 12 voorziene strafbepalingen.

Het kan eveneens ageren voor de burgerlijke rechtbank om de veroordeling te bekomen tot de stopzetting van de onrechtmatige handeling.

De rechtsvordering wordt opgesteld en behandeld volgens de vormen van het kortgeding.

Art. 13.§ 1. Onverminderd de verplichtingen van de officieren van de gerechtelijke politie, zijn de door de Regering aangeduide ambtenaren belast met het waken over de naleving van de door of overeenkomstig onderhavige ordonnantie vastgestelde regels. Hiertoe kunnen zij bij de uitoefening van hun opdracht : 1° zich toegang verschaffen tot elke plaats, zelfs gesloten en overdekt, wanneer zij ernstige redenen hebben om te geloven in het bestaan van een overtreding van de ordonnantie of van haar uitvoeringsbesluiten en dit, tussen 8 uur en 19 uur;indien het gaat over een woonplaats, ook al is deze tijdelijk, dan is de schriftelijke toestemming van de houder van de vergunning, van de bewoner(s) of de voorafgaande toelating van de onderzoeksrechter vereist, die nagaat of er aanwijzingen van een overtreding bestaan; 2° de bijstand van de politie inroepen;3° overgaan, op basis van ernstige aanwijzingen van een overtreding, tot elk onderzoek, elke controle en enquête, en alle inlichtingen inwinnen die nuttig worden geacht om zich ervan te verzekeren dat de bepalingen van de ordonnantie en haar uitvoeringsbesluiten worden nageleefd, en met name : a) elk persoon ondervragen over elk feit waarvan de kennis nuttig is voor de uitvoering van het toezicht, en van deze ondervragingen processen-verbaal opstellen die rechtsgeldig zijn tot het bewijs van het tegendeel;b) zich zonder verplaatsing elk document, stuk of elke titel laten voorleggen of opzoeken die nuttig zijn voor de vervulling van hun opdracht, er een fotokopie of ander afschrift van nemen, of het meenemen tegen ontvangstbewijs. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren bezitten de hoedanigheid van officieren van de gerechtelijke politie. Zij moeten de eed afleggen voor de rechtbank van eerste aanleg van hun standplaats. § 2. In geval van een overtreding van onderhavige ordonnantie of haar uitvoeringsbesluiten, kunnen de in § 1 bedoelde ambtenaren : 1° aan de overtreder een termijn opleggen die hem moet toelaten om zich in orde te stellen;deze termijn kan slechts eenmaal worden verlengd; de door de Regering aangestelde ambtenaar licht de Procureur des Konings in over de getroffen maatregelen; bij het verstrijken van de termijn of, al naargelang het geval, van de verlenging, stelt de door de Regering aangestelde ambtenaar een verslag op; de door de Regering aangestelde ambtenaar maakt het binnen tien dagen bij een ter post aangetekend schrijven over aan de overtreder en aan de Procureur des Konings; 2° een rechtsgeldig proces-verbaal opstellen tot bewijs van het tegendeel;de door de Regering aangestelde ambtenaar maakt dit proces-verbaal bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs over aan de Procureur des Konings en aan de overtreder, en dit binnen de tien dagen die volgen op de datum waarop het is opgesteld of na het verstrijken van de in het 1° bedoelde termijn.

Hiervan wordt een kopie binnen dezelfde termijn overgemaakt aan de burgemeester van de gemeente waar de betrokken activiteit wordt uitgeoefend en, bij een ter post aangetekend schrijven met bewijs van ontvangst, aan de houder van de vergunning.

Art. 14.§ 1. Bij een overtreding van de artikelen 2, 3 of 7 van onderhavige ordonnantie of van de bepalingen genomen in uitvoering van deze artikelen, evenals in geval van belediging of ernstige bedreiging ten aanzien van de gemandateerde beambten, of bij weigering of opzettelijke verhindering van de uitoefening van het in artikel13 voorziene inspectierecht, krijgt de overtreder een administratieve boete waarvan het bedrag niet hoger kan zijn dan 25.000 euro.

Elke persoon, die, in de zin van artikel 12, § 2, onrechtmatig in het bezit is van het in artikel 8 bedoelde schild, krijgt een administratieve boete waarvan het bedrag niet hoger kan zijn dan 5.000 euro. § 2. De vastgestelde overtredingen van de in § 1 bedoelde bepalingen worden bestraft met administratieve boetes, tenzij het Openbaar Ministerie oordeelt dat een strafrechtelijke vervolging dient ingesteld. Strafrechtelijke vervolgingen sluiten het opleggen uit van een administratieve boete, behalve bij seponering.

De administratieve boete wordt opgelegd door de door de Regering aangeduid ambtenaar. § 3. Een exemplaar van het proces-verbaal, dat de overtreding vaststelt, wordt door de door de Regering aangestelde ambtenaar overgemaakt aan het Openbaar Ministerie binnen tien dagen na de opstelling ervan.

Het Openbaar Ministerie beschikt over een termijn van vier maanden, te rekenen vanaf de dag van ontvangst van het proces-verbaal, om aan de door de Regering aangeduide ambtenaar zijn beslissing mee te delen wat betreft het al dan niet instellen van een strafrechtelijke vervolging. § 4. In het geval dat het Openbaar Ministerie afziet van vervolging, of nalaat zijn beslissing mee te delen binnen de gestelde termijn, of in de veronderstelling van seponering, wordt de strafvordering tenietgedaan en beslist de door de Regering aangeduide ambtenaar, na de overtreder in de mogelijkheid te hebben gesteld om zijn middelen van verdediging voor te leggen, of er een administratieve boete moet worden opgelegd uit hoofde van de overtreding.

De beslissing van de ambtenaar stelt het bedrag van de administratieve boete vast. Deze wordt meegedeeld aan de overtreder bij een ter post aangetekend schrijven, terzelfder tijd als een verzoek om zich te kwijten van de boete binnen de door de Regering gestelde termijn.

De betaling van de boete stelt een einde aan de strafvordering van het bestuur. § 5. De overtreder, die de beslissing van de door de Regering aangeduide ambtenaar betwist, tekent, op straffe van uitsluiting, beroep aan door middel van een verzoek bij de burgerlijke rechtbank binnen een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de mededeling van de beslissing. Hij bezorgt terzelfder tijd een kopie van dit beroep aan de door de Regering aangestelde ambtenaar. Het beroep, alsmede de termijn om beroep aan te tekenen, schorten de uitvoering van de beslissing op.

De bepaling van het vorig lid wordt vermeld in de beslissing waarmee de administratieve boete wordt opgelegd. § 6. Indien de overtreder nalaat de boete te betalen, dan wordt de beslissing van de door de Regering aangestelde ambtenaar of de in kracht van gewijsde getreden beslissing van de burgerlijke rechtbank overgemaakt aan de directie Comptabiliteit van het Ministerie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, met het oog op de inning van het bedrag van de administratieve boete. § 7. Indien een nieuwe overtreding wordt vastgesteld binnen drie jaar te rekenen vanaf de datum van het proces-verbaal, dan wordt het in § 1, lid 1 van onderhavig artikel bedoeld bedrag verdubbeld.

De administratieve beslissing, waarmee de administratieve boete wordt opgelegd, kan niet meer worden genomen drie jaar na het feit dat een in onderhavig artikel bedoelde overtreding vormt.

Het verzoek aan de overtreder om zijn in § 4, eerste lid, bedoelde middelen van verdediging voor te leggen, gedaan binnen de in vorig lid gestelde termijn, onderbreekt het proces van verjaring. Deze handeling zet een nieuwe termijn in van dezelfde duur, zelfs ten aanzien van de personen die er niet bij zijn betrokken. § 8. De Regering kan de modaliteiten voor de inning van de boete vaststellen.

Art. 15.De wet van 21 april 1965 houdende het statuut van de reisbureaus wordt opgeheven.

De houders van een in uitvoering van de wet van 21 april 1965 houdende het statuut van de reisagentschappen afgegeven vergunning zijn geacht houder te zijn van een overeenkomstig onderhavige ordonnantie afgeleverde vergunning en blijven die genieten, waarbij ze onderworpen zijn aan de door onderhavige ordonnantie vastgelegde regels.

De personen, die tijdens de periode van vijf jaar voor de inwerkingtreding van onderhavige ordonnantie werden tewerkgesteld door een vergunde onderneming, voltijds gedurende een jaar of deeltijds gedurende drie jaar, worden verondersteld te voldoen aan de in artikel 6, § 2, 1° voorgeschreven voorwaarden.

Art. 16.De Regering bepaalt de datum van inwerkingtreding van onderhavige ordonnantie.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 22 april 2010.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, J.-L. VANRAES De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie, Waterbeleid, Stadsvernieuwing, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en Huisvesting, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken en Vervoer, Mevr. B. GROUWELS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, B. CEREXHE _______ Nota (1) Gewone zitting 2009-2010. Documenten van het Parlement. - Ontwerp van ordonnantie, A-72/1.

Verslag, A-72/2.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van vrijdag 26 maart 2010.

^