Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 23 november 2017
gepubliceerd op 08 december 2017

Ordonnantie houdende wetgevende aanpassingen met het oog op de overname van de dienst onroerende voorheffing door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2017031630
pub.
08/12/2017
prom.
23/11/2017
ELI
eli/ordonnantie/2017/11/23/2017031630/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 NOVEMBER 2017. - Ordonnantie houdende wetgevende aanpassingen met het oog op de overname van de dienst onroerende voorheffing door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest


Het Brussels Hoofdstedelijk Parlement heeft aangenomen en Wij, Executieve, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Technische aanpassingen

Art. 2.In artikel 251 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 wordt het woord « Koning » vervangen door de woorden « Brusselse Hoofdstedelijke Regering ».

Art. 3.Artikel 255, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, wordt vervangen als volgt : « Zij bedraagt 0,8 pct. voor de woningen die toebehoren aan de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of aan de door haar erkende maatschappijen, voor de eigendommen die als sociale woningen worden verhuurd en aan openbare centra voor maatschappelijk welzijn of aan gemeenten toebehoren, voor de eigendommen van het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die worden verhuurd in het kader van de acties ervan voor steun aan huurders en bij huurkoop.

Voor de delen van de gebouwen of de gebouwen die te huur worden gesteld door de sociale verhuurkantoren die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevestigd zijn, wordt dat percentage teruggebracht tot 0 pct.

Ieder sociaal verhuurkantoor bezorgt, vóór 1 juni van het betrokken aanslagjaar, aan de door de Regering aangewezen dienst de lijst met de gebouwen of delen van gebouwen die het in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te huur stelt.

Bij ontstentenis, heeft de betrokken eigenaar het recht om het bewijs van het bestaan van een overeenkomst met het sociaal verhuurkantoor te leveren.

Indien het sociaal verhuurkantoor voormelde lijst niet binnen de voorziene termijn bezorgt, zal de door de Regering aangewezen dienst het aanmanen om de lijst te bezorgen. ».

Art. 4.De ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 12 november 1992 tot vaststelling van het percentage van de onroerende voorheffing voor bepaalde huisvestingsmaatschappijen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gewijzigd bij de ordonnantie van 12 februari 2009, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 3. - Aanpassingen ten gronde Afdeling 1. - Vrijstellingen

Art. 5.In artikel 2 van de ordonnantie van 22 december 1994 betreffende de onroerende voorheffing worden de woorden « artikel 253 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 » vervangen door de woorden « artikel 253, 3°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 ». Afdeling 2. - Verminderingen

Art. 6.Artikel 257 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 wordt vervangen door wat volgt : « § 1. Op aanvraag van de belanghebbende, worden volgende verminderingen verleend. § 2. Een vermindering van 25 pct. van de onroerende voorheffing voor de woning waarin de belastingplichtige gedomicilieerd is, zoals opgenomen in het Rijksregister, en waarvan hij of zij houder is van een zakelijk recht, wanneer deze woning : a) gelegen is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ;b) het enige onroerend goed in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is waarop de belastingplichtige een zakelijk recht houdt, zoals bedoeld in artikel 251.Zal evenwel niet worden beschouwd als een afzonderlijk onroerend goed, ieder onroerend goed gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waarvan de belastingplichtige aantoont dat het deel uitmaakt van diens woning of er de gewone of onontbeerlijke aanvulling van vormt ; c) een niet-geïndexeerd kadastraal inkomen heeft dat niet meer bedraagt dan 745 euro, inclusief het kadastraal inkomen van de goederen gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waarvan de belastingplichtige aantoont dat ze deel uitmaken van voormelde woning of er de gewone of onontbeerlijke aanvulling van vormen. Er wordt geen rekening gehouden met het materieel en outillage bedoeld in artikel 471 voor de berekening van de drempel van 745 euro.

De vermindering bedoeld in het eerste lid wordt op 50 pct gebracht voor een tijdperk van 5 jaar dat aanvangt met het eerste jaar waarvoor de onroerende voorheffing is verschuldigd, voor zover het een woning betreft die de belastingplichtige heeft doen bouwen of nieuwgebouwd heeft aangekocht, zonder het voordeel van een in de desbetreffende wetgeving bepaalde bouw- of aankooppremie. § 3. Een vermindering van 20 pct. van de onroerende voorheffing voor de woning waarin een groot-oorlogsverminkte die geniet van het voordeel van de wet van 13 mei 1929 of van artikel 13 van de wetten op de vergoedingspensioenen, gecoördineerd op 5 oktober 1948, of een gehandicapte persoon in de zin van artikel 135, eerste lid, 1°, gedomicilieerd is. § 4. Een vermindering van de onroerende voorheffing voor de woning waarin de leden van een gezin gedomicilieerd zijn. Onder gezin wordt begrepen, het geheel van de personen die, overeenkomstig artikel 3, eerste lid, 9°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, deel uitmaken van eenzelfde gezin. Het gezin bestaat hierbij uit ten minste één gehandicapte persoon in de zin van artikel 135, eerste lid, of uit twee kinderen, indien de kinderen aan de voorwaarden voldoen om het recht op kinderbijslag te openen.

Voor de toepassing van het vorige lid, wordt een kind dat gedurende de veldtochten 1914-1918 of 1940-1945 als militair, weerstander, politiek gevangene of burgerlijk oorlogsslachtoffer overleden of vermist is, meegerekend alsof het levend was en aan de voorwaarden voldeed om het recht op kinderbijslag te openen.

Deze vermindering is gelijk aan 10 pct. voor elk kind van het gezin dat aan de voorwaarden voldoet om het recht op kinderbijslag te openen. Het percentage van de vermindering wordt gebracht op 20 pct. voor elk gehandicapt kind in de zin van artikel 135, eerste lid, 2°.

Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid, wordt een kind vermoed deel uit te maken van het gezin van de ouder die hetzelfde domicilie als het kind heeft.

In afwijking van het vorige lid, heeft elk van de ouders recht op een proportionele vermindering voor dit kind afhankelijk van de periode gedurende welke die ouder het kind huisvest indien de volgende voorwaarden cumulatief zijn vervuld : a) de ouder doet hiervoor de aanvraag ten laatste op 31 maart van het jaar waarnaar het aanslagjaar van de onroerende voorheffing wordt genoemd ;b) de ouder die hiervoor de aanvraag doet, is gedomicilieerd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ;c) er wordt aangetoond dat het kind gedeeltelijk wordt gehuisvest bij elk van zijn ouders die gescheiden zijn of die elk een verschillend domicilie hebben. § 5. Een vermindering van de onroerende voorheffing voor de goederen die aan volgende cumulatieve voorwaarden voldoen : 1° elk goed behorend tot het onroerend erfgoed dat volledig of deels beschermd of ingeschreven is op de bewaarlijst, in de zin van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening dat deze begrippen invult ;2° hoofdzakelijk worden gebruikt als woning en niet worden verhuurd, of uitsluitend worden gebruikt als voorziening inzake scholen, cultuur, sport, sociale aangelegenheden, gezondheid, erkende erediensten of lekenmoraal. Deze vermindering bedraagt : a) 25 pct.indien hun gevel beschermd of op de bewaarlijst opgenomen is ; b) 50 pct.indien hun interieur of hun tuin beschermd is of geheel of gedeeltelijk staat opgenomen op de bewaarlijst ; c) 100 pct.als ze in hun geheel beschermd zijn of opgenomen op de bewaarlijst.

Om van de vermindering bedoeld onder b) en c) van het vorige lid te kunnen genieten, moet voor het betrokken goed een overeenkomst met de Brusselse Hoofdstedelijke Regering worden gesloten. In deze overeenkomst, moet er worden voorzien in de toegankelijkheid voor het publiek, naar aanleiding van openbare feestelijkheden, gedurende minimum één dag en maximum tien dagen per jaar, bij regeringsbesluit te bepalen.

Deze vermindering wordt pas van kracht vanaf de kennisgeving van het besluit waarmee het goed op de bewaarlijst wordt ingeschreven of beschermd en, in voorkomend geval, vanaf het sluiten van de overeenkomst betreffende de toegankelijkheid voor het publiek. ».

Art. 7.Artikel 258 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : « De verminderingen ingevolge artikel 257 worden beoordeeld naar de toestand op 1 januari van het jaar waarnaar het aanslagjaar van de onroerende voorheffing wordt genoemd. Deze verminderingen mogen worden samengevoegd. ».

Art. 8.Artikel 259 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : « De verminderingen ingevolge artikel 257, §§ 3 en 4, zijn van de huur aftrekbaar niettegenstaande elk hiermee strijdig beding ; zij zijn niet van toepassing op het gedeelte van de woning of van het onroerend goed dat wordt bewoond door personen die niet tot het gezin van de betrokken grootoorlogsverminkte of gehandicapte of het in artikel 257, § 4, omschreven gezin behoren. ».

Art. 9.In artikel 260 van de hetzelfde Wetboek, worden de woorden « artikel 257, 1° » vervangen door de woorden « artikel 257, § 2 ».

Art. 10.In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 260/1 ingevoegd, luidend : «

Art. 260/1.- De vervulling van de voorwaarden om een vermindering of vrijstelling van de onroerende voorheffing te bekomen, verhindert niet dat er een andere vermindering of vrijstelling van onroerende voorheffing toepassing vindt, indien de desbetreffende voorwaarden daartoe vervuld zijn. ». HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen voortvloeiend uit de coördinatie van de bepalingen inzake onroerende voorheffing in andere wetgeving en aanpassing van de wetgeving aan de heersende rechtspraak

Art. 11.De ordonnantie van 22 december 1994 betreffende de onroerende voorheffing, gewijzigd door de ordonnantie van 18 december 2015, wordt opgeheven.

Artikel 298 van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening van 9 april 2004, gewijzigd door de ordonnantie van 14 mei 2009 en door de ordonnantie van 15 maart 2013, wordt opgeheven.

Art. 12.In het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, wordt artikel 253 vervangen als volgt : « § 1. De vrijstellingen waarin voorzien in de paragrafen 2 tot en met 7 worden enkel toegekend als de gebruiker het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed in kwestie zonder winstoogmerk heeft bestemd.

Bij de toepassing van het vorige lid, worden handelsvennootschappen, met uitzondering van de vennootschappen met een sociaal oogmerk, vermoed, tot bewijs van het tegendeel, een winstoogmerk na te streven.

De vrijstellingen bedoeld in het eerste lid worden niet toegekend indien de gebruiker een buitengewone winst toekent aan de belastingplichtige door de betaling van huur of enige andere geldsom, die buitensporig is ten opzichte van de marktvoorwaarden. De dienst aangewezen door de Regering kan, op elk ogenblik, de belastingplichtige om een kopie vragen van de overeenkomst tussen de belastingplichtige en de gebruiker.

Voor de toepassing van het vorige lid, wordt de geldelijke waarde van de voordelen ten bate van de belastingplichtige of zijn verwanten, in de verhouding met de gebruiker, beschouwd als deel uitmakend van de huur. § 2. Op verzoek van de belastingplichtige, wordt vrijgesteld van de onroerende voorheffing, het kadastraal inkomen van onroerende goederen of delen van onroerende goederen die aan volgende cumulatieve voorwaarden voldoen : a) uitsluitend worden gebruikt als plaats voor het openbaar uitoefenen van een eredienst van een erkende godsdienst of van de morele dienstverlening op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing ;b) toegankelijk voor het publiek zijn ;c) regelmatig worden gebruikt voor evenementen van eredienst of van morele dienstverlening op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing ;d) worden beheerd door een plaatselijke instelling, erkend door de bevoegde overheid, belast met het beheer van de temporaliën van de eredienst, of door een instelling voor morele dienstverlening van de Centrale Vrijzinnige Raad. Worden niet beoogd door de vrijstelling vermeld in het vorige lid : a) de onroerende goederen of delen van onroerende goederen gebruikt als woning of uitgerust voor zulk gebruik ;b) de feestzalen of vergaderzalen, tenzij het bewijs wordt aangebracht dat het gaat over de hoofdplaats van de openbare uitoefening van de eredienst of de morele dienstverlening en dat evenementen van de eredienst of de morele dienstverlening er gemiddeld minstens drie keer per week worden gehouden. § 3. Op verzoek van de belastingplichtige, wordt vrijgesteld van de onroerende voorheffing, het kadastraal inkomen van de onroerende goederen of delen van onroerende goederen die bijna uitsluitend worden gebruikt door de jeugdbewegingen erkend door de Gemeenschappen of door een vergelijkbare instantie die erkend is door een Lidstaat van de Europese Unie. § 4. Op aanvraag van de belastingplichtige, wordt vrijgesteld van onroerende voorheffing, het kadastraal inkomen van onroerende goederen of delen van onroerende goederen die nagenoeg exclusief gebruikt worden als instellingen voor gesubsidieerd onderwijs, met inbegrip van het kunstonderwijs, en voor activiteiten die rechtstreeks verband houden daarmee.

Op verzoek van de belastingplichtige, wordt vrijgesteld van de onroerende voorheffing, het kadastraal inkomen van zalen, terreinen en pisten uitsluitend gebruikt voor het collectief beoefenen van sport in het kader van activiteiten van amateursportclubs.

Deze vrijstelling kan enkel worden toegekend indien één of meerdere sporten worden onderwezen op de betrokken plaats.

Deze vrijstelling is ook van toepassing op de aanpalende of in onmiddellijke nabijheid gelegen installaties, die onontbeerlijk zijn voor het beoefenen van deze sport of voor de ontvangst van de tegenstander of de scheidsrechters bij sportwedstrijden, zoals vestiaires, douches of de kantine.

Een zaal, een terrein of een piste, voorzien van banken of tribunes die meer dan 500 toeschouwers kunnen ontvangen, wordt vermoed, tot bewijs van het tegendeel, niet uitsluitend te worden gebruikt door amateursportclubs.

Een sportclub die zijn spelers een vergoeding verleent, wordt, tot bewijs van het tegendeel, vermoed geen amateursportclub te zijn. § 5. Op verzoek van de belastingplichtige, wordt vrijgesteld van de onroerende voorheffing, het kadastraal inkomen van onroerende goederen of delen van onroerende goederen die uitsluitend worden gebruikt als hospitaal, kliniek, dispensarium, rusthuis, vakantiehuis voor kinderen of gepensioneerden, of weeshuis. § 6. Op verzoek van de belastingplichtige, wordt vrijgesteld van de onroerende voorheffing, het kadastraal inkomen van onroerende goederen of delen van onroerende goederen proportioneel met de periode waarin zij uitsluitend worden gebruikt voor de centra waar fysieke of psychische zorgen worden verleend aan de bevolking, de dispensaria alsook de accommodatie, de opvang of de huisvesting van daklozen, gehandicapte personen, psychiatrische patiënten of vluchtelingen, voor zover zij niet worden bedoeld in paragraaf 5.

De vrijstelling is onderworpen aan het verkrijgen van een document van minder dan één jaar oud betreffende het gebruik van onroerende goederen of delen van onroerende goederen waaruit blijkt dat de voorwaarden bedoeld in het eerste lid vervuld zijn. De belastingplichtige of de gebruiker vraagt dit document aan bij een overheidsinstelling die de gebruiker subsidieert. Bij gebrek aan een overheidsinstelling die de gebruiker subsidieert en die in staat is om het gebruik en de voorwaarden te beoordelen, dient de belastingplichtige bij de dienst aangewezen door de Regering te bewijzen dat de voorwaarden van de vrijstelling vervuld zijn.

Op straffe van nietigheid, vermelden de documenten bedoeld in het vorige lid het volgende : 1. voor welk doeleinde of welke doeleinden, vermeld in het eerste lid, het onroerend goed wordt gebruikt ;2. de naam en het adres van de belastingplichtige of belastingplichtigen en de gebruiker of gebruikers ;3. het ondernemingsnummer van de belastingplichtige en de gebruiker, indien respectievelijk de belastingplichtige of de gebruiker een rechtspersoon is ;4. het rijksregisternummer van de belastingplichtige en de gebruiker, indien respectievelijk de belastingplichtige of de gebruiker een natuurlijke persoon is ;5. het kadastraal inkomen van het kadastraal perceel of de kadastrale inkomens van de kadastrale percelen ;6. het nummer van het kadastraal perceel of de nummers van de kadastrale percelen ;7. de periode tijdens welke de onroerende goederen en delen van onroerende goederen uitsluitend werden gebruikt voor de doeleinden bedoeld in het eerste lid. § 7. Wordt vrijgesteld van onroerende voorheffing, het kadastraal inkomen van onroerende goederen of delen van onroerende goederen die uitsluitend worden gebruikt voor een combinatie van doeleinden bedoeld in de paragrafen 2 tot en met 6. § 8. Wordt vrijgesteld van de onroerende voorheffing, op voorwaarde van wederkerigheid, het kadastraal inkomen van onroerende goederen die een vreemde Staat heeft bestemd tot de huisvesting van zijn diplomatieke of consulaire missies of van culturele instellingen die zich niet met verrichtingen van winstgevende aard bezighouden.

Wordt vrijgesteld van de onroerende voorheffing, het kadastraal inkomen van onroerende goederen of delen van onroerende goederen die toebehoren aan een vreemde Staat of aan een instelling van internationaal publiek recht. § 9. Wordt vrijgesteld van de onroerende voorheffing, het kadastraal inkomen van onroerende goederen die de aard hebben van nationale domeingoederen, op zichzelf onproductief zijn en bestemd zijn tot de openbare dienst of het algemeen belang.

In afwijking van het eerste lid, wordt geen vrijstelling verleend als het onroerend goed in eigendom of medeeigendom toebehoort aan : 1° ofwel een Gemeenschap, een Gewest of een publiek-rechtelijke persoon die onder een zodanige instelling ressorteert ;2° ofwel de federale overheid, een federale instelling van openbaar nut of een federaal autonoom overheidsbedrijf, uitsluitend inzake de eigendommen bedoeld in artikel 63, § 2, tweede lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten.». HOOFDSTUK 5. - Premie ter aanmoediging van het bezit van zijn eigen woning in het brussels hoofdstedelijk gewest

Art. 13.In het kader van de toepassing van dit hoofdstuk, dienen de hierna opgesomde begrippen als volgt te worden begrepen : 1° gezin : - ofwel het geheel van de personen die, overeenkomstig artikel 3, 9°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, deel uitmaken van eenzelfde gezin ; - ofwel een persoon die als alleenstaande is ingeschreven in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister ; 2° woning : een onroerend goed dat tot huisvesting bestemd is, met inbegrip van de bijhorigheden die de gewone en meestal onontbeerlijke aanvulling van de huisvesting zijn ;3° gedomicilieerd zijn in een woning : ingeschreven zijn in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister op het adres van die woning ;4° houder van een zakelijk recht op de woning : de volle eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker van het betrokken onroerend goed ;5° premie : de premie ter aanmoediging van het bezit van een eigen woning in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 14.§ 1. Indien minstens één gezinslid houder is van een zakelijk recht op een woning waarin het gezin gedomicilieerd is, dan is er voor deze woning een premie van 120 euro per gezin per jaar verschuldigd. § 2. De in voorgaande paragraaf bedoelde premie komt toe aan de belastingplichtige die het aanslagbiljet van de onroerende voorheffing ontvangt voor de in paragraaf 1 vermelde woning of woningen. § 3. De Regering bepaalt de modaliteiten en de procedures volgens welke wordt vastgesteld of de premie verschuldigd is en aan wie deze zal worden uitbetaald.

De Regering stelt daarnaast ook de modaliteiten en de procedures vast betreffende de uitbetaling van deze premie. § 4. Voor de toepassing van dit artikel, moet worden uitgegaan van de toestand zoals deze bestond op 1 januari van het jaar waarvoor de premie verschuldigd is.

Art. 15.§ 1. Indien blijkt dat de beslissing tot toekenning van de premie gebeurde op basis van foutieve gegevens, dan kan de daartoe door de Regering aangewezen ambtenaar ertoe overgaan om deze premie in te trekken.

Indien hij overweegt om dit te doen, dan moet hij de persoon aan wie de premie werd toegekend hiervan per post op de hoogte brengen.

De persoon aan wie de premie werd toegekend heeft dan dertig dagen, te rekenen vanaf de zevende dag na de verzending van de in het voorgaande lid vermelde brief, om zijn eventuele opmerkingen schriftelijk mee te delen.

Na het verstrijken van deze periode van dertig dagen, kan de voornoemde ambtenaar de beslissing nemen tot intrekking van de premie.

Deze beslissing wordt aan de persoon aan wie de premie werd toegekend per post meegedeeld. § 2. De beslissing tot intrekking van de premie bevat desgevallend ook een verzoek om de ontvangen premie terug te storten binnen tweeënzestig dagen, te rekenen vanaf de dag na de dag waarop de persoon aan wie de premie werd uitbetaald er vermoedelijk kennis heeft van kunnen nemen. Dit wil, tot bewijs van tegendeel, zeggen vanaf de zevende dag volgend op de datum van verzending van de beslissing tot intrekking aan de persoon aan wie de premie werd uitbetaald, zoals deze vermeld is op het verzonden stuk.

Indien de terugbetaling van het volledige bedrag van de premie niet binnen voornoemde termijn gebeurt, vaardigt de daartoe door de Regering aangewezen ambtenaar een dwangbevel uit. Het uitgevaardigde dwangbevel wordt door dezelfde ambtenaar geviseerd en uitvoerbaar verklaard.

Het dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaarderexploot of ter kennis gebracht bij aangetekende zending of elektronisch aangetekende zending.

Art. 16.§ 1. De door de Regering daartoe gemachtigde ambtenaar kan een administratieve geldboete van 1.000 euro opleggen aan elke persoon aan wie een in artikel 14 bedoelde premie ten onrechte werd uitbetaald indien kan worden aangetoond dat deze persoon op bedrieglijke wijze handelde of dat hij gelogen heeft, in het kader van de toekenning van deze premie. § 2. Indien de ambtenaar aangewezen door de Regering om administratieve geldboeten op te leggen overweegt om een administratieve geldboete op te leggen overeenkomstig vorige paragraaf, dan moet hij de persoon aan wie de premie werd uitbetaald hiervan per aangetekende brief op de hoogte brengen.

De persoon aan wie de premie werd uitbetaald, heeft dan een termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de zevende dag volgende op de datum van deze brief, om zijn eventuele opmerkingen schriftelijk mee te delen.

Na het verstrijken van deze termijn van dertig dagen, kan de voornoemde ambtenaar de beslissing nemen om een administratieve geldboete op te leggen. § 3. De beslissing en het verzoek tot betaling van de boete worden aan de persoon aan wie de premie werd uitbetaald per aangetekende brief ter kennis gebracht.

De administratieve geldboete moet betaald worden binnen een termijn van tweeënzestig dagen, te rekenen vanaf de zevende dag volgende op de datum van verzending van dit verzoek tot betaling. § 4. Indien de betaling van het volledige bedrag van de boete niet binnen voornoemde termijn gebeurt, vaardigt de daartoe door de Regering aangewezen ambtenaar een dwangbevel uit. Het uitgevaardigde dwangbevel wordt door dezelfde ambtenaar geviseerd en uitvoerbaar verklaard.

Het dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaarderexploot of ter kennis gebracht bij aangetekende zending of elektronisch aangetekende zending.

Art. 17.Het hoofdstuk XI van de ordonnantie van 12 december 2016 houdende het tweede deel van de fiscale hervorming wordt opgeheven.

In afwijking van het voorgaande lid, blijft het hoofdstuk XI van de ordonnantie van 12 december 2016 houdende het tweede deel van de fiscale hervorming van toepassing voor de premies toegekend op basis van de situatie op 1 januari 2016 of 1 januari 2017. HOOFDSTUK 6. - Inwerkingtreding

Art. 18.Deze ordonnantie, uitgezonderd artikel 5, treedt in werking vanaf het aanslagjaar 2018.

Artikel 5 van deze ordonnantie is slechts van toepassing voor het aanslagjaar 2017.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 23 november 2017.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Externe Betrekkingen en Ontwikkelingssamenwerking, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, D. GOSUIN De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit en Openbare Werken, P. SMET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, C. FREMAULT _______ Nota Gewone zitting 2016-2017 Documenten van het Parlement : A-554/1 Ontwerp van ordonnantie.

Gewone zitting 2017-2018 A-554/2 Verslag.

Integraal verslag : 27 oktober 2017.

Bespreking : vergadering van donderdag 26 oktober 2017.

Aanneming : vergadering van vrijdag 27 oktober 2017.

^