Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 27 juni 2002
gepubliceerd op 24 april 2003

Ordonnantie houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Groothertogdom Luxemburg, opgemaakt te Luxemburg op 29 oktober 2001. - Addendum

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2003031161
pub.
24/04/2003
prom.
27/06/2002
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 JUNI 2002. - Ordonnantie houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Groothertogdom Luxemburg, opgemaakt te Luxemburg op 29 oktober 2001. - Addendum


De onderstaande samenwerkinsakkoord tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Groothertogdom Luxemburg is bij het voornoemde ordonnantie te voegen, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 16 juli 2002, blz. 31635.

Samenwerkingsakkoord tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Groothertogdom Luxemburg De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, enerzijds, en De Regering van het Groothertogdom Luxemburg, anderzijds, hierna « de Partijen » genoemd, Gelet op de historische vriendschappelijke banden die het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg vernigen;

Gelet op de excellente bilaterale betrekkingen die beide landen onderhouden;

Gelet op de Conventie van 25 juli 1921 tot oprichting van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie;

Gelet op de verschillende Belgische hervormingen van de instellingen, Zijn overeengekomen wat volgt :

Artikel 1.De Partijen kunnen een samenwerking opzetten voor alle aangelegenheden die tot de bevoegdheid behoren van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest die momenteel volledig of gedeeltelijk de volgende aangelegenheden dekt : de ruimtelijke ordening en de bescherming van het erfgoed, het leefmilieu en het waterbeleid, de landinrichting en het natuurbehoud, de huisvesting, het landbouwbeleid, de economie en de buitenlandse handel, het energiebeleid, de ondergeschikte besturen, het tewerkstellingsbeleid, de openbare werken en het vervoer, het wetenschappelijk onderzoek.

Art. 2.De Partijen zetten bij voorrang hun samenwerking op in de onderstaande sectoren : - de econommie en de buitenlandse handel; - de tewerkstelling; - het vervoer; - de preventie van de stedelijke criminaliteit; - het wetenschappelijk onderzoek.

Art. 3.De twee Partijen zullen zich erop toeleggen hun bilaterale economische betrekkingen te ontwikkelen, met inbegrip van de economische aspecten van het toerisme, en hun samenwerking inzake de buitenlandse handel te versterken waar zij zich ertoe verbinden, voor wat hen betreft, de rechten en plichten te behouden, zoals vermeld in het samenwerkingsakkoord van 11 april 1995 tussen de Luxemburgse instanties en de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel, waarvan de verantwoordelijkheid wordt overgeheveld naar de Belgische Gewesten vanaf 1 januari 2002.

Art. 4.Inzake tewerkstelling, zullen de Partijen de uitwisseling van ervaringen en inluchtingen aanmoedigen, met betrekking tot hun respectievelijk beleid ter zake.

Art. 5.Beide Partijen zullen er zich op toeleggen hun banden nauwer aan te halen als Europese hoofdsteden, via de ontwikkeling van de onderlingen communicatiemiddelen, voornamelijk de spoorverbinding tussen Brussel en Luxemburg.

Art. 6.Met betrekking tot de preventie van de stdelijke criminaliteit, zal de samenwerking tussen de Partijen zich toespitsen op hun preventiebeleid ter zake, via onder meer een uitwisseling van informatie en ervaring.

Art. 7.Inzake wetenschappelijk onderzoek zullen de Partijen erop toezien synergieën uit te werken tussen de diverse actoren, zowel institutioneel, als academisch of economisch.

Art. 8.Onderhavig Akkoord wordt van kracht op de dag van ontvangst via de diplomatieke weg van de laatste kennisgevingen, waardoor de partijen elkaar op de hoogte zullen gesteld hebben van de voltooiing van de interne procedures voor de inwerkingtreding ervan.

Onderhavig Akkoord wordt afgesloten voor een periode van vijf jaar en wordt stilzwijgend verlengd door opeenvolgende periodes van twee jaar, behalve indien een van de Partijen dit schriftelijk afzegt minstens zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur.

Opgemaakt te Luxemburg, op 29 oktober 2001, in twee exemplaren, in de Franse en Nederlandse taal, waarvan elk exemplaar eveneens rechtsgeldig is.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : F.-X. de DONNEA, Minister-President Voor de Regering van het Groothertogdom Luxemburg : L. POLFER, Minister van Buitenlandse Zaken G. VANHENGEL, Minister van Externe Betrekkingen

^