28 JUNI 2001. - Ordonnantie betreffende het Fonds voor de financiering van het waterbeleid (1)

De Brusselse Hoofdstedelijke Raad heeft aangenomen en Wij, Regering bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 89 van de Grondwet.

Art. 2.Er wordt een Fonds voor de financiering van het waterbeleid opgericht, hierna « het Fonds » genoemd.

Het Fonds bezit rechtspersoonlijkheid.

Het Fonds is een instelling van openbaar nut van categorie A in de zin van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.

Art. 3.Het Fonds moet bijdragen in de financiering van het waterbeleid en met name in de financiering van de kosten verbonden met : 1. de studies, werken en verwervingen van onroerende goederen, met inbegrip van eventuele financiële lasten, die aan de volgende, in nuttige volgorde opgesomde doelstellingen beantwoorden : a) de strijd tegen overstromingen in risicowijken;b) de opvang en zuivering van afval- en regenwater;c) een geïntegreerd van afval- en regenwater;2. de werking van de zuiveringsinstallaties;3. het opstellen van statieken;4. het toezicht op de staat van het oppervlaktewater van het in de riolen opgevangen water;5. de verwerving van materiële en immateriële goederen voor de bescherming en de opwaardering van het oppervlakte- en grondwater;6. de terugbetaling van het verschil tussen de bedragen van de geïnde voorafbetalingen en de bedragen van de verschuldige heffing op de lozing van afvalwater, alsook de terugbetaling van de voorafbetalingen gestort door de heffingsplichtigen inzake de lozing van afvalwater. Alle rechten en verplichtingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de voornoemde opdrachten worden door het Fonds overgenomen vanaf de inwerkingtreding van deze ordonnantie.

Art. 4.Voor de uitvoering van zijn opdrachten kan het Fonds : 1. overeenkomsten sluiten;2. alle taken uitvoeren die hem door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering zijn toevertrouwd ter uitvoering van een in artikel 3 bedoelde opdracht;3. zijn beschikbare geldmiddelen beleggen in openbare of privé-waarden.

Art. 5.Het Fonds beschikt over de volgende middelen om zich van zijn opdrachten te kwijten : 1. de jaarlijkse dotaties vanwege het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, welke samengesteld zijn uit het saldo van de niet-gebruikte kredieten van het Fonds voor het beheer van afval- en regenwater bedoeld in artikel 2, 11°, van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen;2. begrotingskredieten die door het Gewest worden gestort.

Art. 6.Het saldo vande geldmiddelen die beschikbaar zijn op het einde van het begrotingsjaar, dienen niet aan het Gewest te worden terugbetaald. Het saldo wordt automatisch naar het volgende begrotingsjaar overgedragen en kan vanaf het begin van het nieuwe begrotingsjaar worden aangewend.

De opbrengst van de beleggingen van de beschikbare gelden dienen aan het Gewest te worden gestort.

Art. 7.Het Fonds wordt beheerd door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.

De Brusselse Hoofdstedelijke Regering stelt haar personeel, uitrustingen en installaties ter beschikking van het Fonds en dit zonder enige vergoeding.

De Regering stelt de regels vast die van toepassing zijn op de boekhouding en het beheer van het Fonds.

De Regering brengt jaarlijks verslag uit bij de Brusselse Hoofdstedelijke Raad over de werking van het Fonds.

Art. 8.De opbrengst van de bedragen die geïnd zijn sedert de instelling van de heffing op de lozing van afvalwater en de opbrengst van de stortingen afkomstig van het Vlaams Gewest ter financiering van de infrastructuurwerken voor de opvang en de zuivering van het afvalwater, na aftrek van de stortingen vanuit het Fonds voor het beheer van het regen- en afwater, kunnen bij Regeringsbesluit naar het Fonds voor de financiering van het waterbeleid worden overgedragen.

Art. 9.Artikel 2, 11°, laatste lid, van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen, gewijzigd bij de ordonnanties van 29 maart 1996 en 20 mei 1998, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 11° de middelen van het Fonds worden aangewend voor de kosten met betrekking tot de inning van de heffing op de lozing van afvalwater ingesteld door de ordonnantie van 29 maart 1996 tot instelling van een heffing op de lozing van afvalwater, voor de toekenning van toelagen en voor de bedragen die aan het Fonds voor de financiering van het waterbeleid worden toegekend. »

Art. 10.Artikel 1, A, van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle van sommige instellingen van openbaar nut wordt aangevuld met de volgende woorden : « het Fonds voor de financiering van het waterbeleid ».

Art. 11.Deze ordonnantie treedt in werking op een datum die de Regering vastlegt, en uiterlijk op 31 december 2001.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 28 juni 2001.

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, F.-X. de DONNEA De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken, Vervoer, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, J. CHABERT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werkgelegenheid, Economie, Energie en Huisvesting, E. TOMAS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel, D. GOSUIN _______ Nota (1) Gewone zitting 2000/2001 Documenten van de Raad : A - 175/1 Ontwerp van ordonnantie A - 175/2 Verslag Volledig verslag : Bespreking en aanneming : vergadering van vrijdag 15 juni 2001.