Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 april 1997
gepubliceerd op 25 september 1997

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ontwikkelingsplan tot wijziging van de richtinggevende bepalingen van het gewestelijk ontwikkelingsplan dat op 3 maart 1995 werd vastgesteld

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1997031400
pub.
25/09/1997
prom.
24/04/1997
ELI
eli/besluit/1997/04/24/1997031400/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 APRIL 1997. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ontwikkelingsplan tot wijziging van de richtinggevende bepalingen van het gewestelijk ontwikkelingsplan dat op 3 maart 1995 werd vastgesteld


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw, inzonderheid op artikel 20;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 maart 1995 tot vaststelling van het gewestelijk ontwikkelingsplan;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 december 1996 tot verlenging van de uitwerking van het eerste gewestelijk ontwikkelingsplan, met toepassing van artikel 203, § 2, van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 december 1996 waarbij besloten wordt de richtinggevende bepalingen van het gewestelijk ontwikkelingsplan, vastgesteld op 3 maart 1995 te wijzigen;

Overwegende dat nu reeds blijkt dat er wijzigingen dienen te worden aangebracht in de richtinggevende bepalingen van het gewestelijk ontwikkelingsplan om de uitvoering van bepaalde aspecten van het regeringsbeleid te vergemakkelijken;

Op de voordracht van de Minister-Voorzitter, bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, Besluit :

Artikel 1.Het ontwerp van gewestelijk ontwikkelingsplan tot wijziging van de richtinggevende bepalingen van het gewestelijk ontwikkelingsplan vastgesteld op 3 maart 1995 door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, wordt vastgesteld.

Art. 2.De wijzigingen aangebracht aan de documenten met richtinggevende waarde « Krachtlijnen » en « Uitvoering » genoemd van het gewestelijk ontwikkelingsplan vastgesteld op 3 maart 1995 worden vermeld in bijlage bij dit besluit.

Art. 3.De Minister-Voorzitter, bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 24 april 1997.

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Minister bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, Ch. PICQUE De Minister bevoegd voor Economie, Financiën, Begroting, Energie en Externe Betrekkingen, J. CHABERT De Minister bevoegd voor Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en Vervoer, H. HASQUIN De Minister bevoegd voor Ambtenarenzaken, Buitenlandse Handel, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, R. GRIJP De Minister bevoegd voor Leefmilieu en Waterbeleid, Renovatie, Natuurbehoud en Openbare Netheid, D. GOSUIN Bijlage bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 april 1997 tot vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ontwikkelingsplan tot wijziging van de richtinggevende bepalingen van het gewestelijk ontwikkelingsplan dat op 3 maart 1995 werd vastgesteld A. In het document met richtinggevende waarde waarvan de titel « Krachtlijnen » luidt en dat deel uitmaakt van het gewestelijk ontwikkelingsplan worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° hoofdstuk 1, punt 1.1. « Waarom een Gewestelijk Ontwikkelingsplan uitwerken ? » wordt gewijzigd als volgt : a) het vierde lid wordt geschrapt; b) punt 1.1. wordt aangevuld als volgt : « Teneinde de door de organieke ordonnantie uitgewerkte nieuwe voorziening in te voeren, werden er twee maatregelen genomen : uitgaande van de mogelijkheid die door artikel 17, 4°, van de ordonnantie wordt geboden en bij wijze van uitzondering, wordt er in dit GewOP een reglementair luik opgenomen betreffende de bodembestemming; dit luik brengt een aantal wijzigingen aan in het Gewestplan dat voor het overige nog steeds van toepassing is; de studies werden aangevat voor de uitwerking van het Gewestelijk Bestemmingsplan (GBP). Dit GBP zal het Gewestplan vervangen en het reglementair luik van het GewOP zal erin worden opgenomen; eens dat het GBP uitgewerkt is, zal dit het enige verordenend referentieplan zijn in het Gewest.

Aangezien het GewOP het politieke project van een meerderheid vertaalt, bepaalt de ordonnantie dat iedere nieuwe Regering een dergelijk plan uitwerkt; ze maakt het daarenboven mogelijk wijzigingen aan te brengen gedurende de lopende regeertermijn.

Wat het GBP betreft, dit plan geeft een beeld van de bodembestemming in het Gewest op lange termijn. ». 2° hoofdstuk 1, punt 1.3. « Hoe wordt het plan uitgewerkt ? » : de tweede zin wordt vervangen door : « Het GewOP dat op 3 maart 1995 werd vastgesteld en waarvan de werking op 19 december 1996 verlengd werd, is dus het resultaat van een langdurig proces van raadpleging en advies. Op 24 april 1997 heeft de Regering een ontwerp-plan goedgekeurd tot wijziging van de richtinggevende bepalingen van het GewOP. ». 3° hoofdstuk 1, punt 1.4. « De draagwijdte van het Gewestelijk Ontwikkelingsplan » : het derde lid wordt aangevuld met de volgende zin : « Deze bepalingen werden vastgesteld in afwachting van de uitwerking van het GBP. Wanneer dit laatste wordt goedgekeurd, zullen de bepalingen van het verordenende luik van het GewOP erin worden opgenomen. ». 4° hoofdstuk 2, punt 2.1. « Het belang van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vereist een ambitieus en concreet project op lange termijn dat tegemoet kan komen aan de behoeften en de verzuchtingen van diegenen die er wonen » : a) in het derde lid wordt tussen het eerste en het tweede gedachtenstreepje een nieuw gedachtenstreepje ingevoegd, luidend : « - de economische ontwikkeling van het Gewest »;b) het laatste streepje wordt vervangen door : « - de concurrentie tussen de gewesten, de steden en de Brusselse rand en de delicate afstemming van de Europese verzuchtingen van het Gewest op de kwaliteit van het dagelijks leven.». 5° hoofdstuk 2, punt 2.3. « Het stadsproject is de weergave van deze wil tot evenwicht, vooruitgang en solidariteit » : het tweede streepje wordt vervangen door de volgende tekst : « - zorgen voor een krachtige en gezonde economie en een toename van de tewerkstelling om in te staan voor de sociale vooruitgang, verzoenbaar met de levenskwaliteit van de stad. ». 6° hoofdstuk 3, punt 3.3. « Het huisvestingsbeleid met betrekking tot de gezinnen met een laag sociaal-economisch profiel » : in het vierde lid (m.b.t. de steun voor woningproduktie) wordt een verwijzing naar een voetnoot 23bis ingevoegd na de woorden « stedenbouwkundige lasten ». De tekst van deze voetnoot 23bis luidt : « De stedenbouwkundige lasten kunnen worden aangewend voor de produktie van woningen die overeenstemmen met sociale woningen, met huisvesting die tegen geconventioneerde prijs op de markt gebracht wordt of met het herstellen of aanleggen van openbare ruimten. ». 7° hoofdstuk 3, punt 3.6. « Een efficiënt beheer van het bestaande woningenpark » : na het tweede streepje van het negende lid (m.b.t. het onderhoud en de renovatie van het park) wordt een verwijzing ingevoegd naar een voetnoot 31bis ingevoegd na de woorden « stedenbouwkundige lasten ». De tekst van deze voetnoot 31bis luidt : « De stedenbouwkundige lasten kunnen worden aangewend voor de produktie van woningen die overeenstemmen met sociale woningen, met huisvesting die tegen geconventioneerde prijs op de markt gebracht wordt of met het herstellen of aanleggen van openbare ruimten. ». 8° hoofdstuk 3, punt 3.7. « De ruimte voor een versterkte ontwikkeling van de huisvesting » : in de tweede zin van het tweede lid wordt het woord « overspoeling » vervangen door « overlast ». 9° hoofdstuk 3, punt 3.8. « Voorstellen om de residentiële aantrekkingskracht te bevorderen » : de tekst wordt aangevuld met een bijkomend lid, luidend : « Een andere factor die een belangrijke rol kan spelen in een succesvol huisvestingsbeleid, is de uitbouw van een krachtige en gezonde economie, die werk creëert in de stad. Meer jobs in de stad heeft als gevolg dat de vele mensen die dicht bij hun werk willen wonen, ook daadwerkelijk hun intrek zullen nemen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. ». 10° hoofdstuk 4, punt 4.1.1. « De grote tendensen », onderafdeling « De gestage ontwikkeling van de tertiaire activiteiten » : a) het eerste lid wordt vervangen door : « De tertiaire sector vormt op dit ogenblik het ankerpunt van de Brusselse economie en tewerkstelling.De dienstensector staat in voor het grootste deel van de in Brussel gecreëerde toegevoegde waarde, en 87% van de mensen die in Brussel werken, hebben een baan in de tertiaire sector. De tertiaire sector (o.a. de diensten aan de bedrijven en de sectorale gevolgen van de evolutie van de internationale rol van Brussel) won in Brussel de laatste jaren en decennia steeds aan belang. ». b) in het derde lid worden de woorden « Deze tendensen roepen evenwel onmiddellijk bepaalde bemerkingen op » worden vervangen door « We hebben de jongste jaren de volgende problemen kunnen vaststellen : ». 11° hoofdstuk 4, punt 4.1.2. « Welke plaats dient de industrie in de stad te bekleden ? » : het vierde lid wordt aangevuld als volgt : « Het industrieel basisonderzoek wordt door middel van toelagen aangemoedigd ten einde de wetenschappelijke en technologische know-how van de ondernemingen te versterken en hierdoor de industriële en economische activiteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te bestendigen en te diversifiëren.

In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wil men ook de oprichting van nieuwe economische activiteiten bevorderen of reeds bestaande economische activiteiten verstevigen door middel van toekenning van terugvorderbare voorschotten voor de ontwikkeling van nieuwe produkten, procédés of diensten. Dit is de zogenaamde « prototypehulp ».

Dit beleid benadrukt de hefboomfunctie van Research and Development voor de Brusselse economie.

Europese projecten betreffende wetenschappelijk onderzoek worden deels gesubsidieerd door de Europese Gemeenschap. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geeft een bijkomende financiële steun aan de Europese projecten die ook een economisch belang hebben voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. ». 12° hoofdstuk 4, punt 4.2. « De vooruitzichten voor de evolutie van de tewerkstelling 1990-91 tot 2005 : het voluntaristisch scenario » : in het vijfde lid wordt het laatste gedachtenstreepje vervangen door de volgende tekst : « - de bijkomende arbeidsplaatsen die gepaard gaan met de voluntaristische hypothese inzake vooruitzichten qua bevolkingstoename tegen het jaar 2005. De 51.800 bijkomende inwoners (verschil tussen het voluntaristisch en het tendensscenario) zouden, op basis van de verhouding van 16 tertiaire arbeidsplaatsen per 100 inwoners, 8 300 tertiaire arbeidsplaatsen scheppen. Deze geïnduceerde tewerkstelling omvat niet alleen de ondernemings- en handelssector, maar ook het onderwijs, de gezondheidsdiensten, de sociale en culturele diensten die een forse expansie kennen, het vervoer en de horeca-sector. ». 13° hoofdstuk 4, punt 4.3. « Voluntaristische vooruitzichten van de evolutie van de tewerkstelling per activiteitengroep van 1991 tot 2005" : in het eerste lid, derde streepje, worden de woorden « in de tertiaire sector » aangevuld met « gericht op de stedelijke markt ».

In de tabel 4.3 « Geraamde evolutie van de tewerkstelling in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 1991 tot 2005", worden de woorden « afgeleide economische krachten » vervangen door « economische actoren gericht op de stedelijke markt ». 14° hoofdstuk 4, punt 4.5. « Het aanbod aan kantoorruimten door de omschakeling van woningen in kantoren » : a) de titel verandert en wordt : « De lokalisatie van tertiaire activiteiten »; b) vóór het punt 4.5.1. wordt er een punt 4.5.0. ingevoegd, met als titel « De groei van de tertiaire sector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest », en luidend : « 4.5.0. De groei van de tertiaire sector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Het Gewest zal de evenwichtige ontwikkeling van de tertiaire activiteiten verder aanmoedigen; deze prioriteit van het economische beleid wordt geconcretiseerd in talrijke beleidsaspecten. Zo zal verder werk worden gemaakt van het behoud en het aantrekken van steeds meer headquarters van bedrijven (al dan niet buitenlandse bedrijven) naar het Gewest. De uitbouw van een centrale infodesk (ECOBRU) waar de bedrijven terecht kunnen met al hun vragen m.b.t. het overheidsoptreden dat hen aanbelangt, maakt van het Gewest een actieve partner van de bedrijven die er gevestigd zijn. Ook een aangepast beleid inzake het aantrekken van call centra (een bij uitstek arbeidsintensieve sector) past in de optiek om tertiaire activiteiten naar Brussel te halen. De economische expansiewetgeving houdt belangrijke voordelen in, zowel voor bedrijven uit de secundaire als uit de tertiaire sector. Belangrijke economische actoren zoals de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel, de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor Brussel, Technopol, Teleport en bedrijvencentra zoals EEBIC en Euclides staan ten dienste van het Brusselse bedrijfsleven. Starters en groeigerichte ondernemingen worden in de uitbouw van hun concrete projecten daadwerkelijk bijgestaan. ». 15° hoofdstuk 4, punt 4.5.2. « Het aanbod aan kantoorruimten door de omschakeling van woningen in kantoren » : de eerste zin van het derde lid wordt vervangen door : « Deze omschakeling heeft vaak een negatief effect. ». 16° hoofdstuk 4, punt 4.5.4. « De opties » : dit punt wordt aangevuld als volgt : « Bijzondere aandacht moet evenwel worden besteed aan de herbestemming van de herenhuizen die aldus hun architectonische waarde beschermd zien, en aan de buurtactiviteiten waaronder de vrije beroepen. ». 17° hoofdstuk 4, punt 4.5.7. « De begeleidingsmaatregelen » : a) tussen het tweede en het derde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidend : « De stedenboukwundige reglementeringen zijn de bevoorrechte instrumenten van dit beleid.Er wordt verwezen naar het verordenend luik van het GewOP, naar het toekomstig G.B.P. en naar de verduidelijkingen die de lagere plannen kunnen brengen. »; b) het derde lid wordt vervangen door : « De stedenbouwkundige lasten46bis zullen in de ruimte moeten worden aangepast opdat zij ook aan deze voorwaarde voldoen.».

De tekst van voetnoot 46bis luidt : « De stedenbouwkundige lasten kunnen worden aangewend voor de produktie van woningen die overeenstemmen met sociale woningen, met huisvesting die tegen geconventioneerde prijs op de markt gebracht wordt of met het herstellen of aanleggen van openbare ruimten. ». 18° hoofdstuk 6, punt 6.1.1. « Aanleg van de openbare ruimte » : a) in het eerste lid worden de woorden « moeten conform de aanbevelingen zijn » vervangen worden door « zullen zich baseren op de aanbevelingen ».b) het derde lid wordt vervangen als volgt : « De volgende beginselen zullen worden nageleefd : - omvangrijke reclame zal vermeden worden in de structurerende ruimten, behalve wanneer objectieve elementen de plaatsing van dergelijke inrichtingen rechtvaardigen; de omvangrijke inrichtingen zoals aanplakborden, de inrichtingen met drie zijden en andere middelen waardoor meer reclameboodschappen verschijnen, zijn verboden op de voorgevels van al dan niet bezette gebouwen evenals, op de kunstwerken en worden beperkt tot de openbare ruimte; de reclamedragers die worden aangebracht op het stadsmeubilair zijn beperkt. ». 19° hoofdstuk 6, punt 6.1.3. « De prioritaire structurerende ruimten » : het eerste lid wordt als volgt aangevuld : « De investeringen zullen met dit doel, behalve in geval van hoogdringendheid opgemerkt in andere openbare ruimten, worden gericht op het herstel van de prioritaire structurerende ruimten. ». 20° hoofdstuk 6, punt 6.2.1. « Het patrimonium » : a) in het eerste lid onder de titel « Het architecturaal patrimonium » worden de woorden « Deze kaart omvat » vervangen door « De perimeters van culturele, historische of esthetische waarde of voor stadsverfraaiing omvatten »; b) het punt 6.2.1. wordt aangevuld met een vierde onderverdeling, met als titel « Het beheer van het beschermde patrimonium », en luidend : « Het beheer van het beschermde patrimonium » De verderzetting van het beschermingsbeleid via de bescherming, de bewaring en de inschrijving op de inventarislijst vereist een nieuwe benadering om de investeringen te stimuleren voor het onderhoud en de restauratie van deze goederen. De subsidiëring van de openbare of private acties zal rekening houden met de noodzaak aan een dynamische en aangepaste aanwending van deze goederen, met inachtneming van hun kenmerken. Er is een belangrijke inspanning nodig, in het bijzonder voor het gedeelte van de beschermde goederen die geheel of gedeeltelijk onbewoond zijn en dat niet te verwaarlozen is. ». 21° hoofdstuk 7, inleiding, laatste lid : de eerste zin wordt aangevuld als volgt : « ... alsook de sociale diensten en uitrustingen ». 22° hoofdstuk 7, punt 7.1.3. « Vorming », onderafdeling « De socio-professionele inschakeling » : a) het derde lid wordt aangevuld als volgt : « Deze acties worden afgestemd op deze van de centra voor deeltijds leren.»; b) het vijfde lid wordt vervangen als volgt : « Wat de socio-professionele inschakeling betreft, kadert het actieplan langs Franstalige zijde in het decreet van 27 april 1995; langs Nederlandstalige kadert het in het actieplan van de VDAB. Dit actieplan bestaat uit vier fases : onthaal en hermobilisering, prekwalificerende opleiding, kwalificerende opleiding en beroepsinschakeling. ». 23° hoofdstuk 7, punt 7.2. « De plaatselijke ontwikkeling ter bevordering van het sociaal evenwicht van het Gewest » : in het vijfde lid wordt tussen het eerste en het tweede streepje een nieuw streepje ingevoegd, luidend : « - de noodzaak om de sectoren van sociaal, ecologisch of territoriaal nut te versterken of te ontwikkelen; ». 24° hoofdstuk 7 wordt aangevuld met een punt 7.3., met als titel « De eerste-lijnopvang versterken en de benadering van de actoren coördineren », en luidend : « 7.3. De eerste-lijnopvang versterken en de benadering van de actoren coördineren ».

De onderzoeken, in het bijzonder dit betreffende de optimalisering van de sociale diensten en uitrustingen die tot de bevoegdheden van de Franse Gemeenschapscommissie behoren (verricht door de Koning Boudewijnstichting in december 1996), leggen de nadruk op de relatieve verspreiding van de eerste-lijnopvang aangeboden door vele instellingen en verenigingen (« iedereen is geneigd alles aan te bieden ») en op het daaruit voortvloeiende gebrek aan coördinatie.

Deze actoren, die afhangen van vele interventiesectoren, waarvoor de gewestelijke instanties gedeeltelijk bevoegd zijn geworden ten gevolge van de laatste institutionele hervormingen, zijn slechts matig geneigd hun kennis te delen, hun ervaringen uit te wisselen en, meer nog, om onderling een « ketting » te organiseren van diensten aan de bevolking.

Aangezien met de sociale crisis (toename van het aantal bestaansminimumtrekkers, ontwrichte gezinnen, enz.) de latente of expliciete vraag toeneemt, zal een betere afstemming van het aanbod op de vraag worden bereikt.

Bijgevolg zullen de acties van de Franse Gemeenschapscommissie rekening houden met de nood aan : een doorlopende follow-up van de vraag; een coördinatie van de diensten en uitrustingen op plaatselijk vlak; zij zal erover waken dat deze coördinatie in de kwetsbare wijken door de OCMW's georganiseerd wordt en dat de coördinatie, in voorkomend geval, zou kunnen steunen op een meerjarig actieplan opgesteld na onderhandelingen tussen de betrokken partijen en de subsidiërende overheden; de inrichting van lokalen voor eerste-lijnopvang van waaruit het aanbod via een boomstructuur wordt verfijnd tot de meest gespecialiseerde diensten; het opstarten van samenwerkingsverbanden tussen de subsidiërende overheden van de verschillende institutionele niveaus, in het bijzonder door delegering of door trekkingsrechten, zodat de synergie en de samenhang wordt verhoogd tussen de betrokken partijen waarvan de acties meerdere niveaus bestrijken.

Om de impact en de slagkracht van de impulsen met betrekking tot een lokale sociale stadsontwikkeling te vergroten, zal de Vlaamse Gemeenschapscommissie haar steun verlenen aan de initiatieven voor sociale stadsontwikkeling die worden ontwikkeld in het kader van het Sociaal Impulsfonds (S.I.F.).

De jaarlijkse actieplannen in uitvoering van het Sociaal Impulsfonds zijn gericht op het herstel van de leef- en omgevingskwaliteit van de achtergestelde buurten en op de bestrijding van de kansarmoede.

Ook hier zal de samenwerking en coördinatie met andere actoren op het lokale terrein een absolute prioriteit vormen en verder worden ontwikkeld. ». 25° hoofdstuk 8, punt 8.2. « De preventieve beleidsvoering » : in de onderafdeling « De Stedebouw », wordt het tweede streepje van het eerste lid aangevuld met de woorden : « en de commerciële verlichting, meer in het bijzonder voor de grote commerciële assen; ». 26° hoofdstuk 9, punt 9.1.1. « De lokalisatie van de kleinhandel en van het dienstbetoon aan de bevolking zijn van essentieel belang voor de aantrekkingskracht van de stad » : a) in de titel, worden de woorden « van het dienstbetoon » vervangen door de woorden « van de diensten »; b) het einde van het eerste lid wordt gewijzigd als volgt : « (...) haar inwoners, de bevolking uit het hinterland en de pendelaars. »; c) in het derde lid wordt het eerste streepje aangevuld met de woorden : « onder meer die in het stadscentrum;»; d) in het derde lid wordt het derde streepje aangevuld met de woorden : « onder meer gekoppeld aan de verscheidenheid aan handelszaken en aan de aanwezigheid van buurtwinkels;»; e) in de onderafdeling « De handelscentra » wordt in het eerste lid het eerste streepje als volgt herschreven : « - de vermindering van het aantal inwoners en de relatieve vermindering van hun gemiddeld inkomen, waardoor de koopkracht afgeremd is, vooral in het centrum;». 27° hoofdstuk 9, punt 9.1.2. « Opties » : in het derde lid wordt tussen het eerste en het tweede streepje een nieuw streepje ingevoegd, luidend : « - de openbare verlichting en de commerciële verlichting; ». 28° hoofdstuk 9, punt 9.1.2.1. « Een sterke ruimtelijke structuur voor de handels- en dienstencentra » : het eerste lid (m.b.t. de opties in het centrum) wordt aangevuld met een vierde streepje, luidend : « - de aanleg van wegen die gemengde vervoermiddelen (semi-voetgangersverkeer) mogelijk maken. ». 29° hoofdstuk 9, punt 9.1.2.2. « De handel steunen » : a) in het eerste streepje wordt de zin « Er zal in dat verband regelmatig een witboek uitgegeven worden » vervangen door « Een overzicht van de handelsactiviteiten zal daartoe worden opgericht;»; b) het tweede streepje wordt aangevuld als volgt : « (...) en de maatregelen vaststellen die de leegstand van handelszaken moeten helpen bestrijden; »; c) in het vierde streepje worden vóór de eerste zin de volgende zinnen ingevoegd : « Bijzondere aandacht zal worden besteed aan het vergemakkelijken van de toegang van de cliënteel tot de handelszaken, de verbetering van de signalisatie van de parkeerterreinen, de verhoging van het comfort van de cliënteel bij de aanleg van wegen.Wat die toegankelijkheid betreft, zal er rekening moeten worden gehouden met de verschillende vervoermiddelen van de cliënteel.

Er zal een parkeerbeleid worden gevoerd dat het bovengronds parkeren van korte duur aanmoedigt, zodat de rotatie in winkelstraten bevorderd wordt. »; d) dit punt wordt aangevuld met een zevende streepje, luidend : « De verscheidenheid aan handelszaken, die bijdragen tot de aantrekkingskracht van de stad, zal worden bevorderd.Er zal speciale aandacht worden besteed aan het behoud en de ontwikkeling van buurtwinkels, die « polen van het stadsleven » vormen, daar deze bijdragen tot de verbetering van het woonklimaat in de wijken. ». 30° hoofdstuk 10, punt 10.1.3. « De Energie » : volgend lid wordt ingelast vóór het eerste lid : « Indien de aanwending van energie op een bloeiende menselijke en economische activiteit wijst, brengt het verbruik ervan tal van problemen mee, zoals de luchtverontreiniging door het verkeer en de huisverwarming. Deze bezoedeling heeft uiteraard gevolgen voor de gezondheid van de inwoners, ze is tevens ook de oorzaak van de aftakeling van het patrimonium. ». 31° hoofdstuk 10, punt 10.2.1. « De Energie » : onder subtitel « De opties » wordt volgend lid ingelast vóór het eerste lid : « Wat het energiebeleid betreft, zal het Gewest een rationeel energieverbruik aanbevelen dat rekening zal moeten houden met de typische stedelijke doelstellingen. ». 32° hoofdstuk 11, punt 11.1 « De noodzaak om de culturele dimensie in het stadsproject op te nemen » : dit punt wordt aangevuld met een bijkomend lid, luidend : « Ten slotte spreekt het voor zich dat een versterkte culturele bedrijvigheid en culturele industrie in Brussel een dynamiserend effect zal hebben op o.a. economisch en sociaal vlak aangezien de band tussen cultuur en economie steeds nauwer wordt. ». 33° hoofdstuk 11, punt 11.4 « Gewest - Europa » : het tweede lid wordt aangevuld met de woorden « o.a. op economisch en sociaal vlak. ». 34° hoofdstuk 11, punt 11.5 « De culturele dimensie in het stedelijk beleid opnemen » : in het tweede streepje van het derde lid wordt het woord « systematisch » vervangen door « wanneer mogelijk ». 35° hoofdstuk 13, punt 13.1 « De doelstellingen van het mobiliteitsbeleid » : a) het zevende lid (huisvestingsfunctie) wordt aangevuld met een bijkomend streepje, luidend : « - de gemakkelijke toegang tot buurtactiviteiten.»; b) het dertiende lid wordt aangevuld als volgt : « Er zal een reflectie worden gevoerd om het beheer van het wegennet te rationaliseren.Daartoe zullen sommige wegen van de gemeenten naar het Gewest worden overgedragen en omgekeerd. »; c) in het negentiende lid worden de tweede, de derde en de vierde zin als volgt vervangen : « Er moet concreet voorrang worden verleend aan alle vervoerswijzen die verenigbaar zijn met het stedelijk milieu, met name de verplaatsingen te voet, per fiets, met het openbaar vervoer en met taxivoertuigen.Hierdoor worden ook de verplaatsingen vergemakkelijkt van personen voor beroepsdoeleinden en inkopen en van de logistieke diensten van de stad. De prestaties van het openbaar vervoer zullen worden opgedreven en de mogelijkheden om op een andere vervoerswijze over te stappen, zullen hierop afgestemd worden. Het verkeersbeleid doelt dan ook op een ontraden van het gebruik van de eigen auto, in het bijzonder voor het woon-werkverkeer van de personen met een sedentair beroep in het stadscentrum. »; d) in het twintigste lid worden de woorden « modale verdeling van de woonst-werkverplaatsingen » vervangen door « het overstappen op een andere vervoerswijze voor de woonst-werkverplaatsingen » e) het tweeëntwintigste lid wordt aangevuld met de volgende zin : « Dat beleid zal steunen op de toegankelijkheidsprofielen van de activiteiten zoals bepaald onder punt 4.5.6., met name de principes van de ABC lokalisatie van de tewerkstelling. »; f) het punt 13.1 wordt aangevuld met het volgend lid : « De overstapvoorzieningen, d.w.z. de inrichting van de haltes en de organisatie van de relatie ervan met de andere vervoerswijzen, moeten worden verbeterd. ». 36° hoofdstuk 13, punt 13.2 « De acties betreffende het verkeer en het parkeren » : het laatste lid wordt aangevuld als volgt : « (...), om mee te werken aan de uitwerking van de richtlijnen, verordeningen en andere initiatieven die een samenwerking tussen de gemeenten en het Gewest vereisen. ». 37° hoofdstuk 13, punt 13.2.1. « Specialisatie van de wegen en herwaardering van de openbare ruimten » : a) het zevende lid wordt vervangen als volgt : « De bescherming van de woonfunctie omvat alle maatregelen die tot doel hebben : de snelheid van het autoverkeer te beperken en de gebruiksvriendelijkheid van de autobestuurders ten opzichte van de overige weggebruikers te bevorderen; de geluidshinder en de vervuiling te beperken evenals de functionele en visuele ongemakken die met de druk van het autoverkeer gepaard gaan (aanwending van geluiddempende materialen, minimale visuele impact van de bewegwijzering, uitbreiding en bescherming van de voetgangerszones,...); het rustig karakter van de woonomgeving te beschermen en de toegankelijkheid van de buurtactiviteiten (handel, kleine ondernemingen, diensten, kleine uitrustingen,...) te bevorderen. ». b) in de onderafdeling « Het wijknet », wordt het eerste lid aangevuld als volgt : « Sommige wegen van dat net zijn geschikt voor handelsactiviteiten; hiermee zal rekening worden gehouden in termen van toegankelijkheid of adequate infrastructuur, naar aanleiding van hun heraanleg. »; c) in de onderafdeling « Het wijknet », wordt in het tweede lid een zin ingevoegd tussen de tweede en de derde zin : « In de handelskernen moet men overwegen om de wegen aan te leggen die gemengde vervoermiddelen (semi-voetgangersverkeer) mogelijk maken.». 38° hoofdstuk 13, punt 13.2.2. « De parkeerruimten en het parkeren », onderafdeling « Het parkeren in de handelszones », vierde lid : a) het eerste streepje wordt aangevuld als volgt : « (...), en dit op zodanige wijze dat er een verschil wordt gemaakt tussen parkeren op en buiten de weg. »; b) er wordt een derde streepje toegevoegd, luidend : « - de aanleg van leveringszones buiten de weg als doel hebben;hierin moet worden voorzien bij de bouw van handelszaken, gebouwen voor uitrusting of kantoorgebouwen of bij de herbestemming van bestaande gebouwen. ». 39° hoofdstuk 13, punt 13.3.1. « Het GEN » : a) in het vijfde lid wordt de tweede zin vervangen als volgt : « In dat verband is de heropening van de haltes die buiten dienst zijn gesteld en de modernisering van de bestaande haltes prioritair.»; b) het begin van het zesde lid wordt gewijzigd als volgt : « Wat de tunnel Schuman-Josaphat betreft, moet de eventuele noodzaak worden aangetoond door de studie die thans uitgevoerd wordt door (...) ». 40° hoofdstuk 13, punt 13.3.4. « De taxi's » : tussen het vierde en het vijfde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidend : « Het aantal en de ligging van de parkeerplaatsen moeten het voorwerp uitmaken van een voluntaristisch beleid in overleg met de plaatselijke besturen. Het gebruiken door de taxi's van leveringszones buiten de openingsuren van de omliggende handelszaken zal samen met de beheerders van de betrokken wegen worden onderzocht. ». 41° hoofdstuk 13, punt 13.4.2. « De voetgangers » : het zevende lid wordt aangevuld met een vierde streepje, luidend : « - inrichtingen die de veiligheid verhogen aan de uitgang van scholen en andere collectieve uitrustingen. ». 42° hoofdstuk 13, punt 13.5.4. « De modernisering van het TIR-centrum » : in het tweede lid wordt de eerste zin als volgt vervangen : « Voor het goederenvervoer zal een multimodaal platform het overladen mogelijk maken om het centrum te bedienen. ».

B. In het document met richtinggevende waarde waarvan de titel « Uitvoering » luidt en dat deel uitmaakt van het gewestelijk ontwikkelingsplan, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° hoofdstuk 1 « De tien beginselen van het stadsproject » : a) in punt 1 (eerste beginsel) worden het vierde en het vijfde lid vervangen door : « De perimeters voor verhoogde bescherming van de huisvesting zijn die waar kantoren strikt beperkt zijn in oppervlakte (per project) en beperkt inzake dichtheid (volgens het gebied).In gemengde gebieden en onder voorbehoud van een BBP mag de dichtheid evenwel iets groter zijn voor zover de bediening door het openbaar vervoer gewaarborgd is.

De perimeters voor bescherming van de huisvesting laten nieuwe kantoren toe van grotere omvang; onder voorbehoud van een BBP mag de dichtheid groter zijn voor zover de bediening door het openbaar vervoer gewaarborgd is. »; b) in punt 2 (tweede beginsel) worden de woorden « Zorgen voor een modernisering van de economische structuur binnen de stedelijke structuur zelf » vervangen door « De ontwikkeling en de modernisering van de economische structuur bevorderen door de vrijwaring van het gemengde stadsweefsel »;c) in punt 4 (vierde beginsel) wordt de tweede zin aangevuld met de woorden « en meer bepaald het herstel van de openbare ruimten, de toegankelijkheid van de handelszaken die de dragers zijn van bewoonbaarheid en aantrekkelijkheid, de verbetering van de openbare uitrustingen en het behoud van het patrimonium.»; d) in punt 5 (vijfde beginsel) wordt de derde zin aangevuld met de woorden « evenals bijdragen tot een betere inrichting van de openbare ruimte ».e) in punt 9 (negende beginsel) worden in het eerste lid, derde streepje, de woorden « groene structuur » vervangen door « groene verbinding ». 2° hoofdstuk 2, punt 2.4.1. « De spoorwegen » : a) in onderafdeling « Internationaal net - IC-IRnet », worden in het vijfde lid de woorden « deze verbinding wordt door het Gewest als niet-prioritair beschouwd en haar nut moet worden aangetoond » geschrapt.b) in onderafdeling « Gewestelijk Expresnet (GEN) » wordt in het vierde lid, vierde streepje, het woord « eventueel » ingevoegd voor de woorden « verplaatst op lijn 26 ter hoogte van de Hoedemaekerssquare ». 3° hoofdstuk 2, punt 2.4.2. « De ontwikkeling van het MIVB-net » : in het eerste lid wordt het woord « Weststation » vervangen door « Beekkant ». 4° hoofdstuk 2, punt 2.5.1.2. « Het interwijkennet », onderafdeling « Kwaliteit van de openbare ruimte » : het tweede lid wordt aangevuld als volgt : « en wanneer er een handelsfunctie aanwezig is, zal er rekening mee worden gehouden ». 5° hoofdstuk 2, punt 2.5.4. « De bewegwijzering en de regeling van de verkeerslichten » : het eerste lid wordt aangevuld met een nieuw streepje, luidend : « - specifieke reisweg voor het vrachtwagenverkeer met het TIR-centrum als bestemming, en parkeerterreinen die voor deze laatste en voor de touringcars voorbehouden zijn. ». 6° hoofdstuk 2, punt 2.5.5.1. « Het wijknet : zones voor plaatselijk verkeer » : a) in het tweede lid wordt het vijfde streepje vervangen als volgt : « - inrichtingen die de veiligheid en de fysieke voorrang van de voetgangers bevorderen;»; b) in het zesde streepje worden de woorden « als de rijweg breed genoeg is » vervangen door « als de plaatselijke omstandigheden dit toelaten ». 7° hoofdstuk 2, punt 2.5.5.2. « Interwijkennet » : a) het eerste lid wordt aangevuld met de woorden « en ter hoogte van hun verbinding met een weg van een hoger niveau.»; b) in het tweede lid, eerste streepje, worden de woorden « in functie van de plaatselijke omstandigheden » ingevoegd vóór de woorden « rekening houdend ». 8° hoofdstuk 2, punt 2.5.5.3. « Het gewestnet » : in het tweede lid worden de woorden « en voor sommige ervan op 70 km/uur, » ingelast tussen de woorden « 50 km/uur » en « te houden; » 9° hoofdstuk 2, punt 2.5.7.5. « Fietsroutes » : a) in het derde lid, laatste zin, worden de woorden « houdt rekening » vervangen door « zal rekening houden »;b) in het vierde lid worden de woorden « er werden 19 fietsroutes uitgestippeld » vervangen door « Er worden 19 fietsroutes voorgesteld waarvan de trajecten na studie zullen worden bepaald : ». 10° hoofdstuk 2, punt 2.5.9.2. « Goedkeuring » : in het derde lid worden de woorden « en dat de heraanleg van de openbare ruimte inspeelt op de residentiële aantrekkingskracht » geschrapt.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 april 1997 tot vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ontwikkelingsplan tot wijziging van de richtinggevende bepalingen van het gewestelijk ontwikkelingsplan dat op 3 maart 1995 werd vastgesteld.

De Minister-Voorzitter, bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid en Monumenten en Landschappen, Ch. PICQUE

^