Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 mei 1998
gepubliceerd op 25 juli 1998

Besluit van de Brusselse Hoofdstelijke Regering betreffende de toekenning van toelagen aan verenigingen of groeperingen van verenigingen die een programma uitvoeren op het vlak van geintegreerde stadsrenovatie

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1998031281
pub.
25/07/1998
prom.
14/05/1998
ELI
eli/besluit/1998/05/14/1998031281/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 MEI 1998. - Besluit van de Brusselse Hoofdstelijke Regering betreffende de toekenning van toelagen aan verenigingen of groeperingen van verenigingen die een programma uitvoeren op het vlak van geintegreerde stadsrenovatie


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie houdende de algemene uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor de begrotingsjaren 1992 tot 1998 inbegrepen, inzonderheid het artikel 12, afdeling 16, basistoewijzing 16.12.33.20 Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, Gelet op de wetten betreffende de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd door de wet van 4 juli 1989;

Gelet op de hoogdringendheid;

Overwegende dat het noodzakelijk is onverwijld de bepalingen vast te leggen die de voortzetting moeten mogelijk maken van de betoelaging van de erkende verenigingen in het kader van het Netwerk Wonen dat geherstructurend werd door de Overeenkomst van 17 oktober 1996 die toelaat een meerjarig programma in werking te stellen ten einde plaatselijke initiatieven te ontwikkelen voor de bevordering van de vernieuwing van het woonmilieu, zich inpassend in een context van plaatselijke geïntegreerde herontwikkeling van de oude wijken, en bijdragen tot de sociale ontwikkeling die streeft naar de verbetering van de woonvoorwaarden, de herwaardering van de openbare ruimte en de stedelijke omgeving, alsmede tot de ontwikkeling van de positieve eigenheid van de wijk;

Overwegende dat het noodzakelijk is onverwijld de voorwaarden te bepalen waaronder de betoelaging van specifieke initiatieven en/of van beperkte duur, maar zich steeds kaderend in de vernieuwing en/of de sociale stadsontwikkeling, toegelaten is, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : 1° Minister : de Minister(s) die de ruimtelijke ordening en/of de stadsrenovatie onder zijn(hun) bevoegdheid heeft (hebben).2° Vereniging : vereniging zonder winstoogmerk, zoals bepaald in de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid werd verleend.3° Woning : het gebouw of het appartement dat bestemd is tot hoofdverblijfplaats van een of meerdere personen en dat voldoet aan de minimale voorwaarden van veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid opgelegd door het Koninklijk besluit van 8 juli 1997. 4° Perimeter van versterkte ontwikkeling van de huisvesting (P.V.O.H.) : de ruimte alsdusdanig aangeduid in de « Krachtlijnen » van het Gewestelijk Ontwikkelingsplan bekrachtigd op 3 maart 1995 en bevestigd als perimeter door het artikel 1, 3° van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 juli 1996 betreffende de toekenning van premies voor de renovatie van de woonomgeving ten voordele van natuurlijke personen en privaatrechtelijke rechtspersonen. 5° Netwerk Wonen : groepering van erkende verenigingen die een gemeenschappelijke en aaneengesloten aktie voeren, onder de leiding van een gewestelijke coördinator, tot uitvoering van een meerjarenprogramma goedgekeurd door de Minister op voorstel van de Gewestelijke Interministeriële Afvaardiging voor Stedelijke Solidariteit (G.I.A.S.S.). 6° Cel voor stadsontwikkeling (C.S.O.) : raadgevende werkgroep waarvan de samenstelling wordt vastgelegd door de Minister en die vertegenwoordigers omvat van de gewestelijke coördinator,de plaatselijke operatoren, de GIASS en de gewestelijke administratie. 7° Gewestelijke interministeriële afvaardiging voor stedelijke solidariteit (GIASS) : gewestelijk orgaan opgericht door het besluit van de Executieve van 24 december 1992, dat gemandateerd is door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering om haar in te lichten en op haar vraag voorstellen te doen, om de programmas en structuren inzake de stijd tegen de sociale uitsluiting te coördineren en te beoordelen.8° Gewestelijke coördinator : gewestelijk operator of coördinerende partner gebonden door een met de bevoegde Minister ondertekende en door de Regering goedgekeurde overeenkomst.9° Plaatselijke operator : een der onder 2° bedoelde verenigingen waarmede de gewestelijke operator of coördinator een overeenkomst heeft gesloten en die door de bevoegde Minister erkend is.10° meerjarenprogramma : bepaalt de krachtenlijnen in samenhang met de doelstellingen zoals vastgesteld in artikel 3 van dit besluit en dient als jaarlijks werkkader voor een duur van minimum 3 jaren.Alle meerjarenprogramma's dienen ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Minister (zie art. 1 § 5°).

Begeleidingscomité en organisatie

Art. 2.Het door de Minister aangestelde begeleidingscomité waakt in het algemeen over de goede werking en de beoordeling van de erkende verenigingen en van het Netwerk Wonen.

De Minister legt er de procedures, de respectieve bevoegdheden alsmede de samenstelling van vast.

Doelstellingen

Art. 3.Binnen de perken van de beschikbare kredieten dewelke tot dit doel zijn ingeschreven in de algemene uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, inzonderheid onder het artikel 12, afdeling 16, basistoewijzing 16.12.33.20, kan de Minister aan de door hem erkende verenigingen of groeperingen van erkende verenigingen, zoals het Netwerk Wonen, een toelage verlenen om bij te dragen - in het kader van geïntegreerde lokale ontwikkeling gebaseerd op het herinrichten door de burger van zijn leefruimte, door het inpassen van economische-, culturele-, sociale- en stedenbouwkundige aspecten die verankerd zijn in de onmiddelijke omgeving; - tot het herscheppen van het sociaal stedelijk weefsel vertrekkende van lokale bronnen; tot een of meerdere van volgende doelstellingen : 1° tot activiteiten van renovatie-advies op gewestelijk vlak door het aanbieden van een gepersonaliseerd advies, door het verspreiden van inlichtingen over dit thema via geëigende kanalen alsmede technische aanbevelingen;2° tot activiteiten van renovatie-advies op lokaal vlak in eerste instantie gericht op een politiek om de bewoners van de betrokken wijken aan te sporen hun woning te onderhouden en te renoveren;3° tot activiteiten op lokaal vlak van sociale ontwikkeling van de oude wijken ten einde het proces van renovatie te begeleiden op sociaal-, cultureel- en economisch vlak, in het voorkomend geval met een gewestelijke omkadering. HOOFDSTUK II. - Erkenningsprocedure Erkenningsaanvraag

Art. 4.De erkenningsaanvraag wordt bij de Minister ingediend per aangetekend schrijven of per drager tegen ontvangstbewijs.

De aanvraag bevat volgende gegevens : 1° de benaming van de vereniging, een kopie van haar statuten in hun meest recente versie;2° het adres van de maatschappelijke zetel en in voorkomend geval van de bestuurszetel;3° de naamlijst van de beheerders en personen die de vereniging kunnen verbinden en de aard van hun mandaat;4° een kopie van de jaarrekeningen die betrekking hebben op de laatste twee jaren;5° de lijst van de effectieve leden van de vereniging. De Minister bepaalt de vorm van de aanvraag.

Erkenningsvoorwaarden

Art. 5.De erkenning kan slechts toegekend worden aan verenigingen die volgende voorwaarden vervullen : 1° haar maatschappelijke zetel in het Brussels Hoofdstelijke Gewest hebben en er haar activiteiten voeren;2° onder haar beheerders of personen die de vereniging kunnen verbinden enkel personen tellen die niet vervallen verklaard zijn van hun burgerlijke en politieke rechten;3° de geïntegreerde lokale ontwikkeling inzake stadsvernieuwing tot maatschappelijk doel hebben kaderend in één der doelstellingen bepaald in artikel 3, het algemeen belang dat de vereniging nastreeft mag zich niet beperken tot het individueel belang van haar leden;4° beschikken over personeel dat bekwaam is om concrete akties te bevorderen inzake de coördinatie en de uitvoering van initiatieven in verband met hun activiteiten en met de in hun erkenningsaanvraag nagestreefde doelstellingen.5° beantwoorden aan de goedkeuringscriteria zoals bepaald in artikel 9. Kennisgeving

Art. 6.De Minister stelt de vereniging in kennis van de erkenning of van de weigering binnen de drie maand volgend op de ontvangst van de aanvraag. Zijn beslissing moet met redenen zijn omkleed. De erkenning kan aan bepaalde voorwaarden worden onderworpen. Ze mag de vijf jaar niet overschrijden.

Indien het erkenningsaanvraagdossier niet volledig is, licht de Minister de betrokken vereniging hierover in bij aangetekende brief, binnen dezelfde termijn, met aanduiding van de ontbrekende documenten of inlichtingen.

De in het eerste lid bedoelde termijn wordt geschorst tot aan de ontvangst van de ontbrekende documenten of inlichtingen.

Als de aanvragende vereniging niet binnen de voorgeschreven termijn van drie maanden in kennis is gesteld wordt ze als erkend beschouwd.

Intrekking

Art. 7.De Minister, na een ingebreke stelling, trekt de erkenning in, schorst ze op of wijzigt ze, als hij vaststelt dat de vereniging niet of niet langer rekening houdt met : 1° de dwingende bepalingen die van toepassing zijn op de uitvoering van haar opdracht;2° de voorwaarden betreffende de betoelaging, zoals bepaald in artikel 8;3° de voorwaarden voor haar erkenning, zoals bepaald in artikel 5. HOOFDSTUK III. - Toelagen Toekenningsvoorwaarden

Art. 8.§ 1. Een vereniging kan van de in artikel 3 bedoelde toelage genieten zo zij volgende voorwaarden vervult : 1° beantwoorden aan een of meer der in artikel 3 bedoelde criteria;2° erkend zijn overeenkomstig artikel 5;3° haar maatschappelijke zetel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben;4° bij haar toelage-aanvraag de documenten en inlichtingen voegen voorgeschreven door artikel 10. § 2. Een groepering van verenigingen kan van de in artikel 3 bedoelde toelage genieten zo zij volgende voorwaarden vervult : 1° beantwoorden aan de bepaling van artikel 1, 5°;2° bij haar toelage-aanvraag de documenten en inlichtingen voegen voorgeschreven door artikel 10. § 3. De toelage dient gebruikt te worden voor uitgaven in verband met personeel, beheer en werking van de acties, huur en onderhoud van de lokalen, met uitsluiting van renovatiewerken. Deze uitgaven moeten zoveel als mogelijk overeenstemmen met de ontwerpbegroting.

Aard en omvang van de betoelaagbare activiteiten

Art. 9.§ 1. Een toelage kan slechts toegekend worden ten bate van activiteiten en initiatieven die passen in een meerjarig programma dat gericht is op een of meerdere categorieën bepaald in artikel 3 en die elk beantwoorden aan de betoelagingsvoorwaarden zoals hieronder bepaald : 1° voor verenigingen die op gewestelijk vlak actief zijn inzake adviesverlening betreffende renovatie.a) een persoonlijke informatiepermanentie verzekeren in goed toegankelijke lokalen;b) een telefonische permanentie verzekeren;c) zorgen voor de uitgave en de verspreiding van informatie over de behandelde aangelegenheid;d) zorgen voor technische bijstand en vorming van het personeel van de onder artikel 9, 2° bedoelde verenigingen, zo nodig in overleg met het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;e) de informatie over deze aangelegenheden gratis, in het Nederlands en het Frans verstrekken aan eenieder die er om vraagt;2° voor de verenigingen die op plaatselijk vlak actief zijn inzake adviesverlening betreffende renovatie: a) een persoonlijke informatiepermanentie verzekeren in goed toegankelijke lokalen; b) hoofdzakelijk werkzaam zijn in de P.V.O.H.; c) werken op het grondgebied van een gemeente of van een deel ervan dat overstemt met een statistische sector of met een zone van minstens 20 ha;d) buurtacties voeren over de behandelde aangelegenheden door verspreiding in alle bussen van folders, affiches, en in het bijzonder door huisbezoeken bij de bewoners en eigenaars;e) de aktie richten op sensibilisering en voorlichting van de bewoners betreffende technische en sociaal-economische stedenbouwproblemen om hun deelname aan het renovatieproces te bevorderen;f) op het technisch vlak samenwerken met een vereniging bedoeld in artikel 9, § 1, 1° en met het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;g) de informatie over deze aangelegenheden gratis, in het Nederlands en het Frans, verstrekken aan eenieder die er om vraagt; h) een partnership met de gemeente of het O.C.M.W. ontwikkelen; 3° voor een vereniging die op plaatselijk vlak werkt aan de uitvoering van een programma voor geïntegreerde ontwikkeling van oude wijken.a) sensibiliseren en voorlichten van de bewoners betreffende technische en sociaal-economische stedenbouwproblemen om hun deelname aan het renovatieproces te bevorderen;b) sociaal begeleiden van de renovatie- en herwaarderingsoperatie in de oude wijken, ondermeer door de begeleiding van de inwoners bij het oplossen van persoonlijke of gemeenschappelijke woonproblemen;c) actief deelnemen, in een geest van samenwerking, aan vergaderingen of gespecialiseerde commissies die door en in de gemeente georganiseerd worden;d) activiteiten animatie en vorming verzekeren, ondermeer gericht op de jongeren uit de wijken;dit luik kan het tewerkstellen van een medewerker omvatten belast met het bevorderen van de gemeenschapsontwikkeling door het voeren van acties gericht op het aanmoedigen van de burgerzin in het bijzonder ten aanzien van de openbare ruimten; e) de informatie over deze aangelegenheden gratis in het Nederlands en in het Frans, verstrekken aan eenieder die er om vraagt;f) in voorkomend geval meewerken aan uitwisseling van informatie en ervaringen met andere verenigingen werkzaam in deze sector; g) een partnership met de gemeente of het O.C.M.W ontwikkelen. § 2. Voor een groepering van verenigingen zijn de toelatingsvoorwaarden van een combinatie van de onderscheiden criteria onder 1°, 2° en 3° hierboven en zullen voortvloeien uit het meerjaren programma uitgewerkt door de C.S.O. en goedgekeurd door de Minister.

Indiening van de aanvraag

Art. 10.De erkende vereniging of groepering kan bij de Minister een toelage-aanvraag indienen per aangetekend schrijven of per drager tegen ontvangstbewijs.

Voor het eerste jaar van de erkenning wordt de aanvraag ingediend vóór 31 januari.

Voor de volgende jaren is dit vóór 31 oktober voorafgaand aan het jaar waarvoor de toelage wordt aangevraagd.

Elke toelage-aanvraag bevat volgende gegevens: 1° de benaming van de vereniging of van de groepering;2° de omschrijving van het grondgebied waarin het beoogde project zal worden uitgevoerd en de betrokken oppenvlakte;3° een voorstelling van de geïntegreerde of jaarlijkse projecten, al of niet kaderend in een meerjaren programma, in verband met een of meerdere van de in artikel 3 bedoelde categorieën;er zal aangetoond worden dat rekening werd gehouden met de goedkeuringsvoorwaarden van artikel 9; 4° het aantal voor deze opdracht door de vereniging terwerkgestelde personen, hun kwalificatie en de aard van het werk dat elk van hen, vol- of deeltijds, geroepen is te vervullen: het voor het project ter beschikking gestelde materiaal;5° een ontwerpbegroting van de project uitgaven en de aard ervan;6° de aard en het bedrag van de gevraagde toelage;7° de bankrekening waarop de toelage dient gestort;8° de naam, voornaam en domicilie van de persoon die de vereniging voor dit project zal vertegenwoordigen; 9° de aard van de samenwerking met de gemeente of het O.C.M.W. voor de verenigingen bedoeld in artikel 3, 2° en 3°.

Kennisgeving

Art. 11.De Minister stelt de vereniging in kennis van het al of niet toekennen van de toelage en het bedrag ervan binnen de drie maand volgend op de ontvangst van de aanvraag. Zijn beslissing moet met redenen zijn omkleed.

Indien het toelageaanvraagdossier niet volledig is, licht de Minister de betrokken vereniging hierover in bij aangetekende brief, binnen dezelfde termijn, met aanduiding van de ontbrekende documenten of inlichtingen. De in het eerste lid bedoelde termijn wordt geschorst tot aan de ontvangst van de ontbrekende documenten of inlichtingen.

Ten einde te waarborgen dat de toelage wordt gebruikt voor de doelstellingen waarvoor ze werd toegekend of om toe te zien op het gebruik ervan, kan de Minister, binnen de in het eerste lid bedoelde termijn, aan de vereniging voorstellen haar project te wijzigen.

De vereniging deelt aan de Minister haar beslissing mede : 1° hetzij dat zij haar project handhaaft;2° hetzij het terugtrekt;3° hetzij het wijzigt ten einde het te laten overeenstemmen met de door de Minister voorgestelde wijzigingen.De in het eerste lid vermelde termijn wordt geschorst tot de Minister de beslissing van de vereniging heeft ontvangen.

Als de aanvragend vereniging niet binnen de voorgeschreven termijn van drie maanden in kennis is gesteld, wordt de toelage als geweigerd beschouwd. HOOFDSTUK IV. - Controle, evaluatie en sancties Evaluatie en sancties

Art. 12.De Minister bepaalt de wijze van beoordeling, de aanwendingsvoorwaarden van de toelage alsmede de in uitbetalingstelling ervan.

Controle

Art. 13.De bepalingen van het koninklijk besluit nr 5 van 18 april 1967 betreffende het toezicht op de toekenning en het gebruik van subsidies zijn van toepassing op de verenigingen en groeperingen van verenigingen waaraan krachtens dit besluit een toelage wordt toegekend. HOOFDSTUK V. - Uitvoering Afschaffing

Art. 14.Huidig besluit vervangt en vernietigt het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 17 december 1992 betreffende de toekenning van subsidies aan verenigingen die een programma uitvoeren voor geïntegreerde wijkontwikkeling inzake stadsrenovatie.

Invoegetreding

Art. 15.Onderhavig besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.

Art. 16.De Minister wordt met de uitvoering van dit besluit belast.

Brussel, 14 mei 1998.

Door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister Voorzitter, CH. PICQUE De Minister voor Ruimtelijke Ordening, Vervoer en Openbare Werken, H. HASQUIN De Minister voor Begroting, J. CHABERT

^