Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 oktober 1999
gepubliceerd op 28 oktober 1999

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 31 mei 1991 betreffende de vermindering van de luchtverontreiniging afkomstig van de nieuwe huisvuilverbrandingsinstallaties

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1999031456
pub.
28/10/1999
prom.
14/10/1999
ELI
eli/besluit/1999/10/14/1999031456/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 OKTOBER 1999. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 31 mei 1991 betreffende de vermindering van de luchtverontreiniging afkomstig van de nieuwe huisvuilverbrandingsinstallaties


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op Richtlijn 89/369/EEG van de Raad van 8 juni 1989 ter voorkoming van door nieuwe installaties voor de verbranding van stedelijk afval veroorzaakte luchtverontreiniging;

Gelet op de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, inzonderheid op de artikelen 55, 56, 63, 95 en 101;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 31 mei 1991 betreffende de vermindering van de luchtverontreiniging afkomstig van de nieuwe huisvuilverbrandingsinstallaties;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu gegeven op 7 oktober 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzaak;

Overwegende het verzoekschrift dat de Europese Commissie op 30 juli 1999 jegens België bij het Gerechtshof van de Europese Gemeenschap heeft ingediend tot vaststelling van de verkeerde omzetting door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van de richtlijnen 89/369 en 89/429 ter voorkoming van door installaties voor de verbranding van stedelijk afval veroorzaakte luchtverontreiniging;

Dat er in antwoord op de grieven van de Commissie onverwijld een besluit dient te worden genomen;

Overwegende bovendien dat de bepalingen van dit besluit die een ruimere bescherming waarborgen tegen de hinder die verbrandingsinrichtingen veroorzaken ten opzichte van het leefmilieu en de gezondheid van de bevolking, zo spoedig mogelijk in werking moeten treden;

Op voorstel van de Minister belast met Leefmilieu;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Artikel 15 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 31 mei 1991 betreffende de vermindering van de luchtverontreiniging afkomstig van de nieuwe huisvuilverbrandingsinstallaties wordt vervangen door de volgende bepaling : « Alle in artikel 12 van dit besluit bedoelde meetresultaten worden geregistreerd, verwerkt en opgesteld zoals voorgeschreven in de milieuvergunning van de installatie zodat het Brussels Instituut voor Milieubeheer, zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van artikel 12 van dit besluit, kan nagaan of de in de voormelde vergunning vastgestelde voorwaarden nageleefd worden.

De procedures, de methodes en de apparatuur voor de monsterneming of de meting, de plaats van de meet- of bemonsteringspunten alsook de periodieke metingen worden op dezelfde wijze als in het vorige lid vastgesteld ».

Art. 2.Het eerste lid van artikel 16 van hetzelfde besluit wordt vervangen door het volgende lid : « Onverminderd de bepalingen van artikel 95 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen zorgt het Brussels Instituut voor Milieubeheer ervoor dat de nodige maatregelen ter naleving van de grenswaarden daadwerkelijk worden genomen en neemt het bij gebreke daaraan de maatregelen die nodig zijn om de exploitatie van de installatie stil te leggen. » Het derde lid van artikel 16 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Wat de zuiveringssystemen betreft, stelt het Brussels Instituut voor Milieubeheer in de milieuvergunning de maximale toegestane periode vast die in geen geval langer mag zijn dan 8 uur, waarin het stilleggen technisch gezien onvermijdelijk is en waarin de luchtuitstoot van de stoffen die door de systemen moeten worden beperkt, de gestelde grenswaarden overschrijdt. In dergelijke omstandigheden moet de totale werkingsduur van de installatie over één jaar onder de 96 uur liggen. »

Art. 3.Een artikel 17, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : « De in artikel 12 van dit besluit voorgeschreven meetresultaten dienen per kwartaal en schriftelijk te worden meegedeeld aan het Brussels Instituut voor Milieubeheer. »

Art. 4.De Minister bevoegd voor Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 14 oktober 1999.

Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, De Minister-Voorzitter, J. SIMONET De Minister van Leefmilieu, D. GOSUIN

^