Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 08 maart 2001
gepubliceerd op 26 april 2001

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2001031142
pub.
26/04/2001
prom.
08/03/2001
ELI
eli/besluit/2001/03/08/2001031142/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 MAART 2001. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : 1° de ordonnantie : de ordonnantie van 4 maart 1993 inzake het behoud van het onroerend erfgoed;2° de Regering : de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;3° de Raad : de Brusselse Hoofdstedelijke Raad;4° de Commissie : de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 2.De Commissie is samengesteld uit achttien leden die door de Regering worden benoemd. Twaalf leden worden benoemd op basis van een dubbele lijst die door de Raad voorgelegd wordt. De zes andere leden worden individueel benoemd op de voordracht van de Commissie, bij eenvoudige meerderheid van stemmen

Art. 3.§ 1. Teneinde als lid van de Commissie benoemd te kunnen worden, moet de kandidaat bewijzen dat hij behoort tot de kringen die betrokken zijn bij het behoud van het onroerend erfgoed, zowel op het vlak van de kennis van het architecturaal erfgoed, als op natuurlijk, archeologisch, historisch, artistiek, juridisch en economisch vlak.

Hij moet ook beschikken over een algemeen erkende deskundigheid binnen zijn referentiedomein dat op het onroerend erfgoed van toepassing is. § 2. De Commissie moet beschikken over ten minste één lid bevoegd voor elk van de volgende vakken : a) architectuur;b) stedenbouw;c) geschiedkundig onderzoek;d) oudheidkunde;e) restauratietechnieken;f) recht;g) economie;h) natuurlijk erfgoed;i) landschapsarchitectuur;j) dendrologie. § 3. De Commissie mag niet meer dan 3 leden tellen die in de hoedanigheid van ambtenaar of beambte van een openbare dienst werken.

Dit geldt niet voor de hoogleraren van de universiteiten van de Gemeenschappen. § 4 In de Commissie mag niet meer dan een vertegenwoordiger uit de bouwsector zetelen.

Art. 4.Elk regelmatig opgeroepen lid van de Commissie dat verzuimt drie opeenvolgende vergaderingen bij te wonen en hiervoor geen wettige redenen kan aanvoeren, wordt van rechtswege als ontslagnemend beschouwd.

Art. 5.De leden van de Commissie kunnen door de Regering worden afgezet in geval van kennelijk wangedrag dat afbreuk doet aan de waardigheid van hun functie of in geval van ernstige tekortkomingen bij de uitoefening van hun functie.

Art. 6.Wanneer een lid voor het einde van zijn mandaat vervangen wordt, beëindigt zijn plaatsvervanger dat mandaat.

Het benoemingsbesluit van het vervangend lid vermeldt de naam van het vervangen lid.

Art. 7.Als het lid dat wegens langdurige verhindering, overlijden, afzetting of ontslagneming vervangen moeten worden, door de Regering gekozen was op basis van een door de Raad overgelegd dubbeltal, verzoekt de Regering de Raad om twee kandidaten voor te dragen op de eerstvolgende vergadering volgend op het openvallen van het mandaat.

In dit geval, kan de Commissie haar voorkeur aan de Raad bekendmaken, wat de bekwaamheid betreft die de kandidaat zou moeten hebben.

Als het lid dat vervangen moet worden, op de voordracht van de Commissie gekozen werd, verzoekt de Regering de Commissie om een kandidaat voor te dragen bij de eerstvolgende vergadering te rekenen vanaf de bekendmaking van de vacature.

Art. 8.De hoedanigheid van lid van de Commissie is onverenigbaar met de uitoefening van volgende functies of mandaten : 1 ° elk door verkiezing verkregen gemeentelijk, provinciaal, gewestelijk, gemeenschappelijk, federaal en Europees mandaat; 2° burgemeester;3° lid van een ministerieel kabinet;4° ambtenaar of beambte van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en van de gewestelijke parastatale instellingen.

Art. 9.De Regering benoemt de voorzitter en de ondervoorzitter van de Commissie onder de leden van de Commissie.

De taal van de voorzitter is verschillend van die van de ondervoorzitter.

Art. 10.De voorzitter stelt de agenda op van de vergaderingen van de Commissie en roept de leden op, hij leidt de beraadslagingen, vat ze samen, brengt de voorstellen eventueel in stemming en spreekt de beslissing van de Commisse uit, die hij door de secretaris laat akteren. Samen met de secretaris tekent hij de notulen, verslagen, brieven die de Commissie verbinden en de onderrichtingen bestemd voor de leden.

Art. 11.Bij afwezigheid of verhindering wordt de voorzitter vervangen door de ondervoorzitter, of bij ontstentenis, door het oudste aanwezige lid van de Commissie.

Art. 12.De volgende personen mogen, evenwel met raadgevende stem, de vergaderingen van de Commissie bijwonen : 1 ° de leidend ambtenaar van de Dienst Monumenten en Landschappen of zijn afgevaardigde; 2° de leidend ambtenaar van de Administratie van de Stedebouw en de Ruimtelijke Ordening of zijn afgevaardigde.

Art. 13.De voorzitter van de Commissie ontvangt de adviesaanvragen van de Regering.

Samen met de secretaris legt hij in naam van de Commissie de adviezen, voorstellen, aanbevelingen en verslagen voor aan de Regering.

Art. 14.De vergaderingen van de Commissie worden met gesloten deuren gehouden.

De Commissie kan slechts geldig stemmen indien ten minste de meerderheid van de regelmatig opgeroepen leden aanwezig is.

Indien dit niet het geval is, wordt binnen vijftien dagen een nieuwe vergadering bijeengeroepen met dezelfde agenda. Tijdens die vergadering mag de Commissie, ongeacht het aantal aanwezige leden, geldig beraadslagen.

Art. 15.Van de vergadering worden notulen opgemaakt.

Art. 16.De voorzitter mag van elk openbaar bestuur inlichtingen inwinnen die nodig zijn voor de uitoefening van de taken van de Commissie.

Hij kan via de hiërarchische weg om de samenwerking verzoeken van de Dienst Monumenten en Landschappen.

Hij kan elke andere persoon uitnodigen die de Commissie zou kunnen helpen.

De personen die op de vergadering worden uitgenodigd, mogen niet deelnemen aan de beraadslagingen van de Commissie.

Art. 17.De Commissie kan uit haar midden werkgroepen oprichten die een welomschreven, tijdelijke opdracht hebben. Zij hebben echter geen beslissingsbevoegdheid, noch de bevoegdheid om de Commissie te verbinden.

Art. 18.De leden van de Commissie alsook de krachtens artikel 17 uitgenodigde personen zijn onder andere gehouden tot de discretieplicht wat de genomen beslissing en de beraadslagingen die daaraan voorafgingen betreft.

Ze mogen de Commissie niet persoonlijk verbinden, meer bepaald door voorafgaande adviezen.

Art. 19.Het is elk lid van de Commissie verboden aanwezig te zijn tijdens de beraadslagingen over gevallen, waarbij een direct of indirect belang van de betrokkene aan de orde is of waarbij zijn bloed- of aanverwanten tot in de vierde graad inbegrepen een direct belang hebben.

Art. 20.De leden van de Commissie krijgen zitpenningen.

Het bedrag wordt vastgesteld op 4 000 frank gekoppeld aan de index voor de voorzitter en op 3 000 frank jaarlijks geïndexeerd op één januari voor de andere leden van de Commissie (referentie 1 januari 1993). De leden hebben, bovendien, recht op terugbetaling van de kosten voortvloeiend uit de uitoefening van hun opdracht.

Art. 21.De Commissie maakt jaarlijks een activiteitenverslag op dat voor 1 maart van het volgende jaar naar de Regering verstuurd wordt.

Art. 22.De Regering mag, op de voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid Monumenten en Landschappen behoren, aan oudleden de titel van erelid toekennen. Op hun aanvraag en mits toestemming van de Commissie die zich uitspreekt in geheime stemming met een twee derde meerderheid van de aanwezige leden, nemen de ereleden, met raadgevende stem, deel aan de vergaderingen van de Commissie.

Art. 23.Het koninklijk besluit van 9 november 1993 betreffende de samenstelling, de organisatie en de bevoegdheden van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen wordt, wat het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreft, opgeheven.

Art. 24.Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 25.De Minister tot wiens bevoegdheid Monumenten en Landschappen behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 8 maart 2001.

Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, F.-X. DE DONNEA Staatssecretaris bij het Brussels Hoofdstedelijke Gewest, belast met Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen en Bezoldigd Vervoer van Personen, W. DRAPS

^