Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 06 december 2001
gepubliceerd op 15 januari 2002

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende goedkeuring van het reglement met betrekking tot het gebruik van de kapitalen die voortkomen van het fonds B2 door het Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest voor zijn algemene verrichtingen van hypotheekleningen

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2002031007
pub.
15/01/2002
prom.
06/12/2001
ELI
eli/besluit/2001/12/06/2002031007/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

6 DECEMBER 2001. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende goedkeuring van het reglement met betrekking tot het gebruik van de kapitalen die voortkomen van het fonds B2 door het Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest voor zijn algemene verrichtingen van hypotheekleningen


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen;

Gelet op de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970, bekrachtigd bij de wet van 2 juli 1971, voor het laatst gewijzigd wat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreft bij de ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 9 september 1993 tot wijziging van de Huisvestingscode voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en betreffende de sociale huisvesting, inzonderheid op de artikelen 38 en 115;

Gelet op het koninklijk besluit van 13 december 1983 betreffende de aanwending, voor het Brusselse Gewest, van de kapitalen die voortkomen van het Fonds B2, door het Woningfonds van de Bond der Kroostrijke Gezinnen van Belgie, gewijzigd bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 1 januari 1990 en 10 juni 1993;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 oktober 1997 tot fusie van de interne rekeningen genaamd fonds B2, B3, B4 en B5, in de boeken van het Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 juli 1999 tot vaststelling van de bevoegdheden van de Ministers;

Gelet op het ministerieel besluit van 30 augustus 1999 tot vaststelling van de bevoegdheden van de Gewestelijke Staatssecretaris toegevoegd aan de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 3 december 2001;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 6 december 2001;

Op de voordracht van de Minister bevoegd voor Huisvesting en van de Staatssecretaris die aan hem werd toegevoegd;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Het reglement met betrekking tot het gebruik van de kapitalen die voortkomen van het fonds B2 door het Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest voor zijn algemene verrichtingen van hypotheekleningen wordt goedgekeurd.

Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002.

Art. 3.De Minister bevoegd voor Huisvesting en de Staatssecretaris die aan hem werd toegevoegd, worden belast met de uitvoering van dit besluit.

De Minister-Voorzitter, F.-X. de DONNEA De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Werkgelegenheid, Economie, Energie en Huisvesting E. TOMAS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Staatssecretaris van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Huisvesting, A. HUTCHINSON

Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, c.v.b.a.

Reglement met betrekking tot het gebruik van de kapitalen die voortkomen van het fonds B2 door het Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest voor zijn algemene verrichtingen van hypotheekleningen TITEL I. - Terminologie

Artikel 1.In de volgende artikelen verstaat men onder : 1° Minister : Het lid van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering dat bevoegd is voor huisvesting;2° Regeringscommissaris : persoon bedoeld in het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 mei 1996 tot vaststelling van de wijze van toekenning van de tussenkomst ten laste van de begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest;3° Gewest : het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;4° Fonds : de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid « Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest »;5° Woning : het gebouw of het deel van een gebouw gelegen in het Gewest, dat in hoofdzaak bestemd is om een gezin te huisvesten en waarvoor een hypotheeklening wordt aangegaan;6° Aanvrager : - hetzij de natuurlijke persoon die een hypotheeklening wenst te verkrijgen bij het Fonds; - hetzij de natuurlijke personen die gezamenlijk een hypotheeklening wensen te verkrijgen bij het Fonds om dezelfde woning te delen; 7° Ontlener : de aanvrager die in het raam van dit besluit bij het Fonds een lening is aangegaan;8° Referentiedatum : de datum waarop de hypotheeklening werd aangevraagd voor een welbepaalde woning, zoals deze door het Fonds aan de aanvrager werd meegedeeld.9° Inkomsten : alle inkomsten van de aanvrager en van alle andere personen die deel uitmaken van zijn gezin, waarop in België en in het buitenland personenbelasting verschuldigd is, behalve van de kinderen van de aanvrager die op de referentiedatum jonger dan 25 jaar oud zijn;10° Persoon ten laste : - het kind dat regelmatig gehuisvest is bij de aanvrager, die op de referentiedatum recht heeft op of verkrijger is van kinder- of wezenbijslag; - elk ander kind jonger dan 25 jaar oud dat regelmatig gehuisvest is bij de aanvrager en waarvan het Fonds meent dat het op de referentiedatum werkelijk ten laste is, als het bewijs wordt geleverd dat het kind gerechtigd is tot kinder- of wezenbijslag of geen inkomsten heeft; - de persoon die tot in de tweede graad met de aanvrager verwant is en deel uitmaakt van diens gezin en waarvan het Fonds meent dat hij op de referentiedatum werkelijk ten laste is, als het bewijs wordt geleverd dat de betrokkene geen inkomsten heeft.

De gehandicapte aanvrager of elk gehandicapt gezinslid dat tot in de tweede graad met de aanvrager verwant is, wordt gelijkgesteld met een persoon ten laste. Enkel kinderen die gerechtigd zijn tot kinderbijslag voor gehandicapte kinderen worden evenwel gelijkgesteld met twee personen ten laste.

Dezelfde omschrijvingen zijn van toepassing voor de ontlener; 11° Gehandicapte : - hetzij het kind dat gerechtigd is tot kinderbijslag voor gehandicapte kinderen; - hetzij de persoon die door het Ministerie van Sociale Zaken erkend is als lijdend aan ontoereikende of verminderde lichamelijke of mentale vermogens voor 66 %; - hetzij de persoon van wie het verdienvermogen is verminderd tot een derde van wat een valide persoon kan verdienen door een beroep uit te oefenen op de algemene arbeidsmarkt in toepassing van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten; - hetzij de persoon van wie de zelfredzaamheid op 9 punten wordt vastgesteld in toepassing van dezelfde wet. 12° Verkoopwaarde van de woning : de door het Fonds op grond van een schatting vastgestelde waarde;13° Eigen middelen : elke persoonlijke inbreng waarvoor de aanvrager geen schulden is aangegaan, ongeacht of diens investering in de verrichting spaargeld betreft, giften, de waarde van materialen die hij in zijn bezit heeft, de waarde van de toepassing van materialen door zijn toedoen, onroerende zakelijke rechten of de opbrengst van de vervreemding hiervan. TITEL II. - Voorwerp van de leningen

Art. 2.Het Fonds is gemachtigd om binnen de perken van het door het Gewest toegestane investeringsvermogen gebruik te maken van de kapitalen van het fonds B2 om hypotheekleningen toe te staan, bestemd : 1° in hoofdzaak voor de uitvoering van vastgoedverrichtingen bedoeld om de aanvrager een aangepaste woning te verschaffen : aankoop, nieuwbouw, heropbouw, renovatie, verbouwing, sanering, verbetering of aanpassing;2° als bijzaak voor de terugbetaling van schulden die hiervoor voorheen werden aangegaan, als het Fonds dit in overeenstemming met de Regeringscommissarissen verantwoord acht. Mits de Minister hiermee instemt, kan het Fonds prioriteiten omschrijven in het raam van het investeringsvermogen.

TITEL III. - Voorwaarden verbonden aan de leningen

Art. 3.Elke natuurlijke persoon die zich als aanvrager aandient, moet op de referentiedatum permanent in België verblijven.

In uitzonderlijke gevallen kan het Fonds van deze regel afwijken onder voorbehoud van de instemming van de Regeringscommissarissen.

Art. 4.§ 1. De inkomsten mogen niet hoger zijn dan 33.000 euro (1 331 217 BEF).

Dit bedrag wordt verhoogd met 3.750 euro (151 275 BEF) per persoon ten laste. De verhoging mag evenwel niet groter zijn dan 15.000 euro (605 099 BEF). § 2. Voor de inkomsten wordt in aanmerking genomen : - het op twee na laatste jaar vóór dat van de referentiedatum als deze in de eerste zes maanden van het lopend kalenderjaar ligt; - het voorlaatste jaar vóór dat van de referentiedatum als deze in de laatste zes maanden van het lopend kalenderjaar ligt.

Het Fonds kan evenwel beslissen een ander jaar in aanmerking te nemen dan de hierboven vermelde jaren wanneer de inkomsten voor het ene of het andere van deze jaren, al naargelang van het geval, niet vastgesteld kunnen worden. § 3. De bedragen vermeld in § 1 van dit artikel zijn gebonden aan de gezondheidsindex van de consumptieprijzen van de maand november 2001.

Zij worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat en afgerond tot op de euro lager of hoger naargelang het cijfer van de cents kleiner dan 50 is of gelijk aan of groter dan 50. § 4. Bij gebrek aan aanslagbiljet of fiscaal bewijs kan het inkomen verantwoord worden aan de hand van alle bewijsmiddelen die door het Fonds in overeenstemming met de Regeringscommissarissen aanvaard worden.

Art. 5.§ 1. Als de aanvrager of ieder ander van diens gezinsleden een zakelijk recht zouden hebben op een ander onroerend goed dan de woning of het gebouw uitsluitend bestemd voor de uitoefening van hun beroep, dan kan het Fonds, binnen de voorwaarden die het zelf stelt, de toekenning van de hypotheeklening afhankelijk stellen van : - hetzij de verkoop van het goed voorafgaand aan het verlijden van de akte van hypotheeklening, waarna de netto opbrengst van deze verkoop als eigen middelen gebruikt moeten worden; - hetzij de verkoop van het goed na het verlijden van de akte, waarna de netto opbrengst van deze verkoop bestemd moet worden voor de volledige of gedeeltelijke vervroegde terugbetaling van de hypotheeklening; - hetzij de toepassing van een jaarlijkse rentevoet die ten hoogste overeenstemt met het cijfer bedoeld in § 3 van artikel 14, verhoogd met 1 % per jaar; - hetzij de bestemming van elke opbrengst die de aanvrager of ieder ander van diens gezinsleden uit hoofde van dit zakelijk recht toekomt, voor de volledige of gedeeltelijke vervroegde terugbetaling van de hypotheeklening.

Deze laatste drie mogelijkheden kunnen samen opgelegd worden. § 2. Als de ontlener of ieder ander van diens gezinsleden een zakelijk recht hebben op een ander onroerend goed dan de woning of het gebouw uitsluitend bestemd voor de uitoefening van hun beroep, dan kan het Fonds, binnen de voorwaarden die het zelf stelt : hetzij de volledige of gedeeltelijke vervroegde terugbetaling eisen van het uitstaande saldo van de hypotheeklening; - hetzij een rentevoet toepassen die ten hoogste overeenstemt met het cijfer bedoeld in § 3 van artikel 14, verhoogd met 1 % per jaar; - hetzij eisen dat elke opbrengst die de ontlener of ieder ander van diens gezinsleden uit hoofde van dit zakelijk recht toekomt, bestemd wordt voor de volledige of gedeeltelijke vervroegde terugbetaling van het uitstaande saldo van de hypotheeklening.

Deze mogelijkheden kunnen samen opgelegd worden.

Art. 6.De aanvrager en de ontlener moeten het fonds alle noodzakelijke gegevens en alle bij toepassing van de bepalingen van dit besluit vereiste verantwoordingsstukken bezorgen.

Gebeurt dit niet, dan behoudt het Fonds zich het recht voor zich binnen de wettelijke perken gegevens en verantwoordingsstukken te verschaffen bij de bevoegde bestuursdiensten. De kosten verbonden aan deze stappen kunnen al naargelang van het geval ten laste gelegd worden van de aanvrager of van de ontlener.

Art. 7.§ 1. De ontlener moet volle eigenaar zijn van zijn woning, behoudens uitzondering aanvaard door het Fonds. § 2. Tijdens de hele duur van de hypotheeklening moet de woning, in voorkomend geval na de uitvoering van werken, voldoen aan : - de bewoonbaarheidsvoorwaarden rekening gehouden met de gezinssamenstelling van de ontlener; - de veiligheids- en gezondheidsvoorwaarden; zoals deze in de wettelijke bepalingen worden vastgesteld of, bij gebrek aan dergelijke bepalingen, zoals deze beoordeeld worden door het Fonds. § 3. De ontlener en diens gezinsleden moeten de woning volledig gebruiken. Zij moeten er bovendien hun woonplaats vestigen binnen een termijn van ten hoogste zes maanden na het verlijden van de akte van hypotheeklening of na de voltooiing van de werken.

Een gedeelte van de woning kan evenwel, binnen de door het Fonds bepaalde voorwaarden, bestemd worden voor : - beroeps- of handelsactiviteiten van de ontlener of van diens gezinsleden. In dat geval mag de oppervlakte die hiertoe bestemd wordt niet meer bedragen dan een vierde van de totale oppervlakte van de woning; - verhuring. In dat geval mag de verhuurde oppervlakte niet groter zijn dan een derde van de totale oppervlakte van de woning.

In totaal mag de op deze wijze bestemde oppervlakte niet groter zijn dan een derde van de totale oppervlakte van de woning.

Als het Fonds dit evenwel verantwoord acht, kan binnen de voorwaarden die het zelf stelt van deze regels afgeweken worden mits het vooraf schriftelijk zijn toestemming geeft.

Art. 8.De verkoopwaarde van de woning, in voorkomend geval na de uitvoering van werken, mag niet hoger zijn dan 125.000 euro (5 042 488 BEF). Als het gezin van de aanvrager meer dan twee personen omvat, wordt dit bedrag verhoogd met 10 % per bijkomende persoon maar het op deze wijze verhoogde bedrag mag niet groter zijn dan 187.500 euro (7 563 731 BEF).

Voor een nieuwbouwverrichting wordt het in het eerste lid vastgestelde plafond van 125.000 euro (5 042 488 BEF) evenwel verhoogd met 20 %.

De in het eerste lid vastgestelde bedragen zijn gebonden aan de evolutie van de ABEX-index voor de bouwkost van privé-woningen en stemmen overeen met de index van november 2001. Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat en afgerond tot op de euro lager of hoger naargelang het cijfer van de cents kleiner dan 50 is of gelijk aan of groter dan 50.

Het Fonds kan beslissen de voornoemde bedragen aan te passen onder voorbehoud van de instemming van de Minister.

TITEL IV. - Bedrag van de lening.

Art. 9.De aanvrager moet zoveel mogelijk eigen middelen besteden aan de vastgoedverrichting waarvoor de hypotheeklening wordt aangegaan.

Art. 10.§ 1. Het Fonds stelt het bedrag van de hypotheeklening vast rekening houdend met de financiële mogelijkheden van de aanvrager. § 2. Onverminderd de bepalingen van artikel 9 mag het bedrag van de hypotheeklening niet hoger zijn dan : 1° de kost van de woning wanneer het gaat om een bouwverrichting onder het BTW-stelsel;2° de aankoopprijs van de woning wanneer het gaat om een aankoopverrichting van een bestaande woning;3° de prijs van het aan te kopen eigendomsaandeel wanneer het gaat om een verrichting om uit onverdeeldheid te treden;4° de kost van de werken wanneer het gaat om een renovatie-, verbouwings-, verbeterings-, sanerings- of aanpassingsverrichting;5° het uitstaande saldo van de terug te betalen hypotheeklening wanneer het gaat om een verrichting tot terugbetaling van schulden. Als de vastgoedverrichting verscheidene van deze mogelijkheden omvat, worden deze samen toegepast om het maximumbedrag van de hypotheeklening te bepalen.

Het bedrag van de hypotheeklening dat op deze wijze is vastgesteld, kan verhoogd worden tot de kosten, erelonen en belastingen eigen aan de verrichting gedekt zijn, maar mag nooit meer bedragen dan de verkoopwaarde van het goed, in voorkomend geval na de uitvoering van werken.

Het Fonds kan in overeenstemming met de Regeringscommissarissen evenwel afwijken van deze regel wanneer het dit op grond van gunstige vermoedens verantwoord acht en aanvaarden dat het bedrag van de hypotheeklening ten hoogste 20 % groter is dan de verkoopwaarde van het goed, in voorkomend geval na de uitvoering van werken. § 3. Onverminderd de bepalingen van artikel 13 wordt het bedrag van de hypotheeklening, verkregen bij toepassing van de bepalingen in § 2 van dit artikel, beperkt tot 100.000 euro (4 033 990 BEF) voor een gezin bestaande uit één of twee personen. Dit bedrag wordt verhoogd met 10 % per bijkomende persoon. Het mag echter niet groter zijn dan 150.000 euro (6 050 985 BEF).

Het Fonds kan de bedragen bedoeld in het eerste en tweede lid van deze paragraaf wijzigen onder voorbehoud van de instemming van de Minister. § 4. De bedragen bedoeld in het eerste en tweede lid van § 3 van dit artikel zijn gebonden aan de evolutie van de ABEX-index voor de bouwkost van privé-woningen en stemmen overeen met de index van november 2001. Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat en afgerond tot op de euro lager of hoger naargelang het cijfer van de cents kleiner dan 50 is of gelijk aan of groter dan 50. § 5. Als de ontlener voldoet aan alle voorwaarden voor teruggave van registratierechten en/of van belastingen op de toegevoegde waarde of enige financiële tegemoetkoming van het Gewest of van een andere overheid in het raam van de vastgoedverrichting waarop de hypotheeklening of de daaraan verbonden kosten betrekking hebben, - dan verbindt hij zich ertoe het nodige te doen om deze te verkrijgen; - dan verbindt hij zich er onherroepelijk toe het verkregen bedrag aan te wenden voor de gedeeltelijke vervroegde terugbetaling van de hypotheeklening.

Op grond van omstandige verantwoordingsstukken kan van deze verplichtingen afgeweken worden, onder voorbehoud van voorafgaande schriftelijke toestemming van het Fonds.

Art. 11.§ 1. Tijdens de terugbetaling van de hypotheeklening kan de ontlener verzoeken om heropname van het krediet voor de uitvoering van werken in zijn woning. Een dergelijke heropname kan slechts één keer worden toegestaan, behalve wanneer de woning een zwaar gebrek vertoont. § 2. Elk verzoek om heropname van krediet wordt beschouwd als een hernieuwde aanvraag van een hypotheeklening in de zin van dit besluit.

De heropname mag niet groter zijn dan hetzij het reeds terugbetaalde kapitaal, hetzij het verschil tussen de verkoopwaarde van de woning na uitvoering van de werken en het uitstaande saldo van de hypotheeklening.

Het bedrag van de heropname mag niet kleiner zijn dan 3.000 euro (121 020 BEF). Het is gebonden aan de evolutie van de ABEX-index voor de bouwkost van privé-woningen en stemt overeen met de index van november 2001. Het wordt jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat en afgerond tot op de euro lager of hoger naargelang het cijfer van de cents kleiner dan 50 is of gelijk aan of groter dan 50. § 3. Het Fonds oordeelt op grond van de aard van de werken, de solvabiliteit van de ontlener en de terugbetalingslasten en het investeringsvermogen dat deze aan het geheel van verrichtingen beslist te besteden.

Art. 12.Er moet voor de woning een hypothecaire inschrijving gebeuren in eerste of tweede rang. De lening in tweede hypotheekrang mag niet groter zijn dan het verschil tussen de verkoopwaarde van de woning, in voorkomend geval na de uitvoering van werken, en het uitstaande saldo van de lening in eerste hypotheekrang.

Als de inschrijving in eerste hypotheekrang is genomen ten gunste van het Fonds, dan kan dit, in overeenstemming met de Regeringscommissarissen, op grond van gunstige vermoedens en omstandige verantwoordingsstukken ermee instemmen dat het bedrag van de hypotheeklening in tweede rang groter is dan het in het eerste lid van dit artikel omschreven verschil.

Als de eerste hypotheekrang is genomen ten gunste van een derde, dan onthoudt de ontlener zich ervan de voormelde derde te verzoeken om een heropname van het krediet.

Art. 13.Het bedrag van de hypotheeklening, zoals dit is vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 10, 11 en 12, kan verhoogd worden met de premie van de tijdelijke overlijdensverzekering met afnemend kapitaal bedoeld in artikel 24.

TITEL V. - Rentevoet

Art. 14.§ 1. De jaarlijkse rentevoet die op de hypotheeklening wordt toegepast, wordt vastgesteld volgens de bepalingen van dit artikel. § 2. De jaarlijkse rentevoet wordt berekend op grond van de volgende formule : R = RR x I/MI waarbij : R = de jaarlijkse rentevoet van toepassing op het bedrag van de hypotheeklening;

RR = de referentie-rentevoet bedoeld in § 3 van dit artikel;

I = de inkomsten vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van art. 1, 9°, en art. 4, § 2; - MI = het maximumbedrag voor de inkomsten, bedoeld in artikel 4, § 1, eerste lid, en § 3.

De rentevoet die op deze wijze berekend wordt, mag niet kleiner zijn dan 2 %. Hij wordt afgerond tot op het honderdste procent lager of hoger naargelang het cijfer van de duizendsten procent kleiner dan 5 is of gelijk aan of groter dan 5. § 3. De jaarlijkse referentie-rentevoet wordt vastgesteld op 6,75 %.

Het Fonds kan beslissen deze rentevoet te wijzigen, onder voorbehoud van de instemming van de Minister. § 4. De jaarlijkse rentevoet zoals bedoeld in § 2 van dit artikel wordt verminderd met : 1 % per jaar als de natuurlijke persoon of personen die zich aanvrager hebben gesteld op de referentiedatum jonger zijn dan 35 jaar; - 0,50 % per jaar per persoon ten laste. De vermindering voor personen ten laste mag evenwel niet groter zijn dan 2 %. Om deze vermindering te bepalen, wordt het aantal personen ten laste in aanmerking genomen dat geldt op de dag waarop het Fonds oordeelt over de aanvraag om een hypotheeklening.

Onverminderd de bepalingen van § 5 van dit artikel mag de jaarlijkse rentevoet die op deze wijze wordt berekend niet kleiner zijn dan 2 % en niet hoger dan 6 %.

Het Fonds kan de voormelde jaarlijkse rentevoeten aanpassen, onder voorbehoud van de instemming van de Minister. § 5. Als de woning gedeeltelijk wordt bestemd voor beroeps- of handelsdoeleinden, dan wordt de overeenkomstig de bepalingen van §§ 2 en 4 van dit artikel berekende jaarlijkse rentevoet verhoogd met 1 % per jaar.

Als de woning bestemd wordt voor verhuring, dan kan het Fonds in functie van de huuropbrengst een jaarlijkse verhoging toepassen van 1 tot 3 % op de voormelde rentevoet.

Deze twee verhogingen kunnen samen opgelegd worden.

Art. 15.§ 1. Tijdens de terugbetalingsperiode van de hypotheeklening wordt de jaarlijkse rentevoet aangepast : - de eerste keer op de eerste 1 juni na de vijfde verjaardag van het verlijden van de akte van hypotheeklening als dit gebeurde tijdens de periode van 1 december tot en met 31 mei of op de eerste 1 december na de vijfde verjaardag van het verlijden van de akte van hypotheeklening als dit gebeurde tijdens de periode van 1 juni tot en met 30 november; - en vervolgens om de vijf jaar op de verjaardag van de vorige aanpassing. § 2. Om tot herziening van deze rentevoet over te gaan, houdt men rekening met : - enerzijds, alle inkomsten van de ontlener en van alle andere personen die deel uitmaken van zijn gezin, waarop in België en in het buitenland personenbelasting verschuldigd is en die betrekking hebben op het voorlaatste jaar vóór dat van de aanpassing, behalve van de kinderen die op de herzieningsdatum jonger dan 25 jaar oud zijn; - anderzijds, het aantal personen ten laste, zoals dit binnen vier maanden voorafgaand aan de aanpassing werd vastgesteld. § 3. Bij de aanpassing wordt de jaarlijkse rentevoet van toepassing op het uitstaande saldo van de hypotheeklening vastgesteld volgens de regels bepaald in artikel 14, §§ 2 tot 5, rekening houdend met het feit dat in de gebruikte formule I wordt vastgesteld overeenkomstig het eerste lid van § 2 van dit artikel. § 4. Indien de inkomsten zoals omschreven in § 2 van dit artikel het maximaal toegestane bedrag bepaald in artikel 4, §§ 1 en 3, overschrijden, dan is de nieuwe jaarlijkse rentevoet gelijk aan de referentie-rentevoet bedoeld in artikel 14, § 3, onverminderd de verhogingen bepaald in de artikelen 5, 14, § 5, en 29. § 5. Indien het Fonds niet in het bezit is van de vereiste verantwoordingsstukken met het oog op de toepassing van dit artikel, dan wordt de jaarlijkse rentevoet van ambtswege gelijkgebracht met de referentie-rentevoet bedoeld in artikel 14, § 3, onverminderd de verhogingen bepaald in de artikelen 5, 14, § 5, en 29.

Art. 16.Voor elk vervallen en niet betaald deel van de hypotheeklening kan de rente binnen de wettelijke perken verhoogd worden.

TITEL VI. - Duur, terugbetaling en vereffening van de lening

Art. 17.De duur van de hypotheeklening wordt vastgesteld in functie van de financiële mogelijkheden en de leeftijd van de aanvrager. Deze duur bedraagt ten hoogste 20 jaar.

In uitzonderlijke gevallen kan het Fonds toch hypotheekleningen toestaan voor een langere duur, maar nooit voor langer dan 30 jaar.

In alle gevallen dient de hypotheeklening volledig te zijn afgelost op het moment waarop de ontlener of, wanneer meerdere personen zich als ontlener hebben aangediend, de jongste contractant van de hypotheeklening de leeftijd van 65 jaar bereikt.

Art. 18.Het bedrag van de hypotheeklening wordt niet rechtstreeks aan de ontlener overhandigd maar, afhankelijk van het geval, aan de verkoper van de woning, aan de leveranciers van de materialen, aan de aannemers of aan andere schuldeisers die rechtstreeks betrokken zijn bij de verrichting waarvoor de hypotheeklening wordt aangegaan. Op grond van verantwoorde redenen kan het Fonds hierover evenwel anders beslissen.

Voor de vrijmaking van de gelden die de ontlener ter beschikking worden gesteld, is in voorkomend geval de aflevering van een stedenbouwkundige vergunning vereist, behalve als het Fonds het in overeenstemming met de Regeringscommissarissen verantwoord vindt dat van deze regel wordt afgeweken.

TITEL VII. - Waarborgen

Art. 19.De hypotheeklening bedoeld in dit besluit mag slechts worden toegestaan indien het Fonds, op grond van de gegevens waarover het beschikt, meent dat de ontlener in staat zal zijn zijn financiële verplichtingen na te komen.

Art. 20.Om te voorkomen dat de woning het voorwerp zou worden van speculatie of dat haar bestemming omzeild wordt, verbindt de ontlener zich ertoe de beperkende bepalingen na te leven die door het Fonds met de instemming van de Minister worden vastgesteld met betrekking tot de bestemming, de aanpassing of de vervreemding van de woning.

Art. 21.Bij vervreemding van de woning dient het saldo van de hypotheeklening onmiddellijk volledig te worden terugbetaald.

Art. 22.De begunstigden van de hypotheeklening verbinden zich hoofdelijk en ondeelbaar jegens het Fonds in de authentieke akte van hypotheeklening. Zij dienen de woning met hypotheek te bezwaren ten gunste van het Fonds.

Art. 23.De ontlener verbindt zich ertoe binnen de wettelijke perken zijn lonen, wedden of vervangingsinkomens af te staan aan het Fonds om de progressieve aanzuivering van eventuele achterstallen mogelijk te maken.

Art. 24.Vooraleer de ontlener de hypotheeklening sluit, dient hij, behoudens uitzondering aanvaard door het Fonds, een tijdelijke overlijdensverzekering met afnemend kapitaal en enige premie aan te gaan bij een verzekeraar erkend door de Controledienst der Verzekeringen.

De bepalingen van het verzekeringscontract moeten door het Fonds erkend worden vóór de akte van hypotheeklening wordt verleden en overeenkomstig het doel van de verzekering dienen ze te vermelden dat het voordeel en het terugkooprecht hiervan als inpandgeving aan het Fonds overgedragen worden ten belope van de bedragen die de ontlener nog aan het Fonds verschuldigd is.

Art. 25.De woning moet verzekerd worden tegen alle risico's zoals brand, waterschade, blikseminslag en ontploffing voor de nieuwwaarde van de woning en dit voor de hele duur van de hypotheeklening.

De verzekering moet aangegaan worden bij een verzekeraar ingeschreven bij de Controledienst der Verzekeringen. Het bedrag van de vergoedingen waarop de ontlener recht heeft, moet als waarborg aan het Fonds overgedragen worden en vrijgegeven naarmate de uitvoering van de herstelwerken aan de woning vordert.

Art. 26.Als het Fonds dit verantwoord acht, kan het elke waarborg eisen die niet vermeld staat in de artikelen 19 tot 25.

TITEL VIII. - Kosten

Art. 27.Behoudens de wettelijke kosten verbonden aan de hypotheek en wat verschuldigd is krachtens andere wettelijke of verordenende bepalingen mogen enkel de kosten voor het aanleggen van het dossier en voor de schatting van het goed of de goederen waarop de waarborg van toepassing is voor rekening van de aanvrager of de ontlener gebracht worden.

Art. 28.Voor geen enkele aanvraag voor een hypotheeklening mogen de totale kosten voor het aanleggen van het dossier en voor de schatting meer bedragen dan 325 euro (13 110 BEF).

Dit bedrag is gebonden aan de gezondheidsindex van de consumptieprijzen van de maand november 2001. Het wordt jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat en afgerond tot op de euro lager of hoger naargelang het cijfer van de cents kleiner dan 50 is of gelijk aan of groter dan 50.

Het Fonds kan het bedrag aanpassen onder voorbehoud van de instemming van de Minister.

TITEL IX. - Slotbepalingen

Art. 29.Als de ontlener niet alle verplichtingen naleeft die voortvloeien uit de bepalingen van dit besluit of van de akte van hypotheeklening of onjuiste of onvolledige gegevens verschaft, dan kan het Fonds : - hetzij de volledige en onmiddellijke terugbetaling eisen van de hypotheeklening; - hetzij een jaarlijkse rentevoet opleggen die ten hoogste overeenstemt met het cijfer bedoeld in §§ 3 en 5 van artikel 14, verhoogd met 2 % per jaar, en dit vanaf de dag van de overtreding, onverminderd andere verhogingen waarin bij toepassing van dit besluit reeds voorzien werd.

Art. 30.Komen niet in aanmerking voor de toepassing van dit besluit de begunstigden van een aanvullende hypotheeklening van het Fonds in het raam van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 december 2001 houdende goedkeuring van het reglement met betrekking tot het gebruik van de kapitalen die voortkomen van het fonds B2 door het Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest voor zijn verrichtingen van aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen.

^