Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 maart 2002
gepubliceerd op 18 april 2002

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de toekenning van toelagen aan verenigingen of groeperingen van verenigingen die een programma uitvoeren op het vlak van geïntegreerde stadsrenovatie

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2002031195
pub.
18/04/2002
prom.
28/03/2002
ELI
eli/besluit/2002/03/28/2002031195/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 MAART 2002. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de toekenning van toelagen aan verenigingen of groeperingen van verenigingen die een programma uitvoeren op het vlak van geïntegreerde stadsrenovatie


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 20 december 2001 houdende de algemene uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het begrotingsjaar 2002, inzonderheid de basisallocatie 16.12.21.12.11;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën uitgebracht op 18 februari 2002;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting uitgebracht op 22 februari 2002;

Gelet op de beraadslaging van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering over de aanvraag tot advies uit te brengen door de Raad van State binnen een termijn van drie dagen;

Gelet op de hoogdringendheid om de zorg te waarborgen van de toekenning van de subsidies ten gunste van verenigingen of hergroepering van verenigingen die ijveren voor een geïntegreerd lokaal ontwikkelingsprogramma inzake renovatie ingevolge de ontbinding en de definitieve verdwijning van de GIASS (gewestelijke delegatie voor Stedelijke Solidariteit) op 31 december 2000;

Gelet op de hoogdringendheid door de noodzaak om het besluit van 14 mei 1998 opnieuw aan te passen om de continuïteit te verzekeren van de realisatie van de projecten van deze verenigingen.

Gelet op het advies (.) van de Raad van State gegeven op 7 maart 2002 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : 1° Minister : De Minister(s) die de ruimtelijke ordening en/of de stadsrenovatie onder zijn(hun) bevoegdheid heeft (hebben);2° Vereniging : Vereniging zonder winstoogmerk, zoals bepaald in de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid werd verleend;3° Geïntegreerde Plaatselijke Ontwikkeling (GPO) : Organisatie voor interventie met als doel de verbetering van het levenskader gesteund op de actieve deelname van de bewoners en de integratie van de patrimoniale, economische, culturele en stedenbouwkundige aspecten, en dit in verband met de behoeften van de wijk;4° Ruimte voor de versterkte ontwikkeling van de huisvesting en de renovatie (RVOHR) : De ruimte als dusdanig bepaald in het ontwerp van « Gewestelijk Ontwikkelingsplan (GewOP) » bekrachtigd door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering op 20 september 2001;5° Netwerk Wonen : Groepering van erkende verenigingen die een gemeenschappelijke en aaneengesloten actie voeren, onder de leiding van de Gewestelijke coördinator, tot uitvoering van een meerjarenprogramma goedgekeurd door de Minister op voorstel van de Gewestelijke coördinator; 6° Cel voor stadsontwikkeling (C.S.O.) : Raadgevende werkgroep waarvan de samenstelling wordt vastgelegd door de Minister en die vertegenwoordigers omvat van de Gewestelijke coördinator, Plaatselijke operatoren de gewestelijke administratie en het Gewestelijk secretariaat voor stedelijke ontwikkeling (GSSO). 7° Gewestelijke coördinator : Gewestelijk operator of coördinerende partner gebonden door een met de bevoegde Minister ondertekende overeenkomst en waarvan de inhoud bepaald is in het toepassingsbesluit.Deze coördinator verzorgt de samenhang en de doeltreffendheid van het programma door het houden van het secretariaat en de begeleiding van de opdrachten van de verenigingen die lid zijn van het Netwerk Wonen; 8° Plaatselijke operator : Een der onder 2° en 5° bedoelde verenigingen waarmee de Gewestelijke operator of coördinator een overeenkomst heeft gesloten, waarvan de inhoud opgenomen is in het toepassingsbesluit, en die door de bevoegde Minister is erkend;9° Meerjarenprogramma : Bepaalt de krachtlijnen in samenhang met de doelstellingen zoals vastgesteld in artikel 3 van dit besluit en dient als jaarlijks werkkader voor een periode van minimum 3 jaar. Alle meerjarenprogramma's dienen ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de Minister.

Begeleidingscomité en organisatie

Art. 2.Het door de Minister aangestelde begeleidingscomité waakt in het algemeen over de goede werking en de beoordeling van de erkende verenigingen en van het Netwerk Wonen.

Vertegenwoordigers van het betrokken bestuur en van het Gewestelijk secretariaat voor stedelijke ontwikkeling (GSSO) maken er noodzakelijkerwijs deel van uit.

De Minister bepaalt de procedures, de respectieve bevoegdheden en de werkingsvoorwaarden ervan.

Voornaamste doelstellingen

Art. 3.Binnen de perken van de beschikbare kredieten dewelke tot dit doel zijn ingeschreven in de algemene uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, meer bepaald in afdeling 16, basisallocatie 16.12.21.12.11, kan de Minister aan het Netwerk Wonen, een toelage verlenen om de projecten inzake stadsvernieuwing en de verbetering van de woonvoorwaarden te beëindigen in een benadering van de GPO zoals bepaald in artikel 1, 3°.

De projecten zullen inspelen op een of meerdere onderstaande doelstellingen : 1° renovatieprojecten van de wijken en het weer eigen maken door de burger van zijn levensruimte aanmoedigen en begeleiden;2° bijdragen tot de verbetering van de gebouwen en de nieuwe kwalificatie van de openbare ruimte en de collectieve voorzieningen;3° antwoorden op de activiteiten van renovatieadvies op lokaal vlak in eerste instantie gericht op een politiek om de bewoners van de betrokken wijken aan te sporen hun woning te onderhouden en te renoveren. HOOFDSTUK II. - Erkenningsprocedures voor alle operatoren Erkenningsaanvraag

Art. 4.§ 1. De erkenningsaanvraag wordt bij de Minister ingediend per aangetekend schrijven of per drager tegen ontvangstbewijs.

De aanvraag bevat volgende gegevens : 1° de benaming van de vereniging, een kopie van haar statuten in hun meest recente versie;2° het adres van de maatschappelijke zetel en in voorkomend geval van de bestuurszetel;3° de naamlijst van de beheerders en personen die de vereniging kunnen verbinden en de aard van hun mandaat;4° een kopie van de balansen, jaarrekeningen en activiteiten-verslagen die betrekking hebben op de laatste twee jaren en behoorlijk goedgekeurd door de Algemene Vergadering;5° de lijst van de effectieve leden van de vereniging;6° de lijst met de personeelsleden, hun bevoegdheden (diploma's) en hun functies. § 2. De Minister bepaalt de vorm van de aanvraag.

Erkenningsvoorwaarden

Art. 5.De erkenning kan slechts toegekend worden aan verenigingen die volgende voorwaarden vervullen : 1° haar maatschappelijke zetel in het Brussels Hoofdstedelijke Gewest hebben en er haar activiteiten voeren;2° onder haar beheerders of personen die de vereniging kunnen verbinden enkel personen tellen die niet vervallen verklaard zijn van hun burgerlijke en politieke rechten;3° de geïntegreerde lokale ontwikkeling inzake stadsvernieuwing tot maatschappelijk doel hebben kaderend in één der doelstellingen bepaald in artikel 3, het algemeen belang dat de vereniging nastreeft mag zich niet beperken tot het individueel belang van haar leden;4° beschikken over personeel dat bekwaam is om concrete acties te bevorderen inzake de coördinatie en de uitvoering van initiatieven in verband met hun activiteiten en met de in hun erkenningsaanvraag nagestreefde doelstellingen. Kennisgeving

Art. 6.§ 1. De Minister bepaalt de vorm van de aanvraag. Hij stelt de vereniging in kennis van de erkenning of van de weigering binnen de zes maanden na ontvangst van de aanvraag. Zijn beslissing moet met redenen zijn omkleed. De erkenning kan aan bepaalde voorwaarden worden onderworpen. Ze mag de duur van het meerjarenprogramma waarnaar het verwijst niet overschrijden. § 2. Indien het erkenningsaanvraagdossier niet volledig is, licht de Minister de betrokken vereniging hierover in bij aangetekende brief, binnen een termijn van drie maanden, met aanduiding van de ontbrekende documenten of inlichtingen. § 3. De in het eerste lid bedoelde termijn wordt geschorst tot aan de ontvangst van de ontbrekende documenten of inlichtingen.

Intrekking

Art. 7.De Minister, na een ingebrekestelling, trekt de erkenning in, schorst ze op of wijzigt ze, als hij vaststelt dat de vereniging niet of niet langer rekening houdt met : 1° de dwingende bepalingen die van toepassing zijn op de uitvoering van haar opdracht;2° de voorwaarden betreffende de betoelaging, zoals bepaald in artikel 8;3° de voorwaarden voor haar erkenning, zoals bepaald in artikel 5. HOOFDSTUK III. - Toelagen Toekenningsvoorwaarden

Art. 8.§ 1. Een groepering van verenigingen kan van de in artikel 3 bedoelde toelage genieten zo zij volgende voorwaarden vervult : 1° beantwoorden aan de bepaling van artikel 1, 5°;2° erkend zijn overeenkomstig artikel 5;3° bij haar toelageaanvraag de documenten en inlichtingen voegen voorgeschreven door artikel 10. § 2. De toelage dient gebruikt te worden voor uitgaven in verband met personeel, beheer en werking van de acties, huur en onderhoud van de lokalen, met uitsluiting van renovatiewerken. Deze uitgaven moeten zoveel als mogelijk overeenstemmen met de ontwerpbegroting.

Aard en omvang van de betoelaagbare activiteiten; betoelaginsgvoorwaarden

Art. 9.§ 1. Een toelage kan slechts toegekend worden ten bate van activiteiten of initiatieven die passen in een meerjarig programma dat gericht is op een of meerdere categorieën bepaald in artikel 3 en die elk beantwoorden aan een of meerdere betoelagingsvoorwaarde(n).

Deze voorwaarden zijn hieronder bepaald : 1° voor de vereniging die op plaatselijk vlak werkt aan de uitvoering van een programma voor geïntegreerde ontwikkeling van oude wijken : a) preventie- en aanmoedigingsprojecten voeren inzake de realisatie van de projecten ter verbetering van de woonomgeving, die inspelen op een of meerdere criteria vermeld hieronder en op basis van een participerende procedure van de bewoners;b) een analyse- (observatie) en een haalbaarheidsstudieproject voeren met het oog op de realisatie van de concrete renovatieprojecten op basis van een participerende procedure van de bewoners;c) activiteiten voeren voor de uitwerking van renovatie- en overlegprojecten met de bewoners in verband met het voorgestelde project, indien punt 1b) wordt gevolgd;d) activiteiten van begeleiding- en animatie voeren tijdens de realisatiefase van een renovatieproject, indien de punten 1b) en 1c) worden gevolgd;e) dynamische evaluatie-activiteiten voeren tot meetrekking van eventueel nieuwe renovatieprojecten, indien de punten 1b) , 1c) en 1d) worden gevolgd;f) elke project zal een of meerdere fases omvatten en kadert in een meerjaren programma. De verschillende fases van de projecten worden chronologisch als volgt bepaald : - diagnose en studie; - uitwerking en montage; - toepassing; - evaluatie en follow-up.

Het meerjaren programma en de projecten die erin kaderen, kunnen van verschillende duur zijn in functie van het belang van het voorwerp van tussenkomst en de verwachte resultaten. 2° voor de vereniging die op gewestelijk vlak actief is inzake adviesverlening betreffende renovatie : a) een persoonlijke informatiepermanentie verzekeren in goed toegankelijke lokalen;b) hoofdzakelijk werkzaam zijn in de RVOHR;c) werken op het grondgebied van een gemeente of van een deel ervan dat overstemt met een statistische sector;d) buurtacties voeren over de behandelde aangelegenheden door verspreiding in alle bussen van folders, affiches, en in het bijzonder door huisbezoeken bij de bewoners en eigenaars;e) op het technisch vlak samenwerken met een vereniging bedoeld in artikel 9, § 1, 3°, en met het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;f) de informatie over deze aangelegenheden gratis, in het Nederlands en het Frans, verstrekken aan eenieder die er om vraagt;g) een partnership met de gemeente ontwikkelen.3° voor de Gewestelijke coördinator : a) het secretariaat verzekeren van het opvolgingscomité en van de vergaderingen van de CSO;b) de indiening verzekeren van de aanvraag tot toelage voor de volledige groepering in functie van de modaliteiten zoals bepaald in artikel 10;c) de administratieve documenten uitwerken en verdelen, waaronder de administratieve en financiële verslagen;d) een goede communicatie verzekeren tussen de verenigingen die lid zijn van de groepering en alle interveniënten;e) een goede omkadering, zowel inzake administratie als methodologie, verzekeren van de vereniging die tot de groepering behoren. § 2. Voor een groepering van verenigingen, vloeien de voorwaarden zoals beschreven onder 1°, 2° en 3° hiervoor voort uit het meerjaren programma uitgewerkt door de CSO, ingediend door de Gewestelijke coördinator, en goedgekeurd door de Minister.

Indiening van de aanvraag

Art. 10.De erkende vereniging kan bij de Gewestelijke coördinator een toelageaanvraag indienen, die de coördinator per aangetekend schrijven of per drager tegen ontvangstbewijs naar de Minister stuurt.

Voor het jaar 2002, moeten de aanvragen voor 30 november 2002 worden ingediend.

Elke toelageaanvraag bevat volgende gegevens : 1° de benaming van de vereniging of van de groepering;2° de omschrijving van het grondgebied waarin het beoogde project zal worden uitgevoerd en de betrokken oppervlakte;3° een voorstelling van de geïntegreerde of jaarlijkse projecten, al of niet kaderend in een meerjaren programma, in verband met een of meerdere van de in artikel 3 bedoelde categorieën;er zal aangetoond worden dat rekening werd gehouden met de goedkeuringsvoorwaarden van artikel 9; 4° het aantal voor deze opdracht door de vereniging terwerkgestelde personen, hun kwalificatie en de aard van het werk dat elk van hen, vol- of deeltijds, geroepen is te vervullen : het voor het project ter beschikking gestelde materiaal;5° een ontwerpbegroting van de project uitgaven en de aard ervan;6° de aard en het bedrag van de gevraagde toelage;7° de bankrekening waarop de toelage dient gestort;8° de naam, voornaam en domicilie van de persoon die de vereniging voor dit project zal vertegenwoordigen;9° de aard van de samenwerking met de gemeente voor de verenigingen bedoeld in artikel 3, 2° en 3°;10° voor de verenigingen actief in andere projecten dan deze betoelaagd in het kader van de groepering - en/of beschikkend over andere financiële bronnen, eveneens een raming van de begroting voor het komende jaar, met vermelding van de andere financieringsbronnen en de projecten waarop deze financieringen betrekking hebben. Kennisgeving

Art. 11.De Minister stelt de vereniging in kennis van het al of niet toekennen van de toelage en het bedrag ervan binnen de drie maanden volgend op de ontvangst van de aanvraag. Zijn beslissing moet met redenen zijn omkleed.

Indien het toelageaanvraagdossier niet volledig is, licht de Minister de betrokken vereniging hierover in bij aangetekende brief, binnen dezelfde termijn, met aanduiding van de ontbrekende documenten of inlichtingen. De in het eerste lid bedoelde termijn wordt geschorst tot aan de ontvangst van de ontbrekende documenten of inlichtingen.

Ten einde te waarborgen dat de toelage wordt gebruikt voor de doelstellingen waarvoor ze werd toegekend of om toe te zien op het gebruik ervan, kan de Minister, binnen de in het eerste lid bedoelde termijn, aan de vereniging voorstellen haar project te wijzigen.

De vereniging deelt aan de Minister haar beslissing mee : 1° hetzij dat zij haar project handhaaft;2° hetzij het terugtrekt;3° hetzij het wijzigt ten einde de boekhouding ervan te laten overeenstemmen met de door de Minister voorgestelde wijzigingen.De in het eerste lid vermelde termijn wordt geschorst tot de Minister de beslissing van de vereniging heeft ontvangen.

Als de aanvragende vereniging niet binnen de voorgeschreven termijn van drie maanden, overeenkomstig de bepaling van het eerste lid, in kennis is gesteld, wordt de toelage als geweigerd beschouwd. HOOFDSTUK IV. - Controle, evaluatie en sancties Evaluatie en sancties

Art. 12.De Minister bepaalt de wijze van beoordeling, de aanwendingsvoorwaarden van de toelage alsmede de in uitbetalingstelling ervan.

Controle

Art. 13.De bepalingen van het koninklijk besluit van 26 april 1968 tot regeling van de organisatie en de coördinatie van de controles op de toekenning en het gebruik van subsidies en de wet van 14 november 1983 betreffende de contrôle en het gebruik van de subsidies zijn van toepassing op de verenigingen en groeperingen van verenigingen waaraan krachtens dit besluit een toelage wordt toegekend. HOOFDSTUK V. - Uitvoering Afschaffing

Art. 14.arttOnderhavig besluit vervangt en vernietigt het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 mei 1998 betreffende de toekenning van subsidies aan verenigingen die een programma uitvoeren voor geïntegreerde wijkontwikkeling inzake stadsrenovatie.

Invoegetreding

Art. 15.Onderhavig besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.

Uitvoering

Art. 16.De Minister wordt met de uitvoering van dit besluit belast.

Brussel, 28 maart 2002.

Door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter, belast met de Ruimtelijke Ordening en de Stadsvernieuwing, F.-X. de DONNEA De Minister van Begroting, G. VANHENGEL

^