Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 05 februari 2004
gepubliceerd op 18 maart 2004

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de toepassing van een vervoerplan op privaat- of publiekrechtelijke instellingen die op dezelfde plaats meer dan tweehonderd werknemers tewerkstellen

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2004031068
pub.
18/03/2004
prom.
05/02/2004
ELI
eli/besluit/2004/02/05/2004031068/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 FEBRUARI 2004. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de toepassing van een vervoerplan op privaat- of publiekrechtelijke instellingen die op dezelfde plaats meer dan tweehonderd werknemers tewerkstellen


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de beoordeling en de verbetering van de luchtkwaliteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, inzonderheid op de artikelen 19 en 26;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu gegeven op 9 april 2003;

Gelet op het advies van de Gewestelijke Mobiliteitscommissie gegeven op 30 april 2003;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën gegeven op 5 mei 2003;

Gelet op het advies van de Sociale en Economische Raad gegeven op 26 juni 2003;

Gelet op advies nr. 35.931/4 van de Raad van State gegeven op 20 oktober 2003;

Op voorstel van de Minister van Vervoer en de Minister van Leefmilieu;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° « BUV »: de Directie Vervoerbeleid van het Bestuur voor Uitrusting en Verplaatsingen van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° « Opvolgingscel » : gemengd BUV-BIM begeleidingscomité dat belast is met het opvolgen en beoordelen van de vervoerplannen, en dat samengesteld is uit minstens een lid van het BUV en minstens een lid van het Instituut, met administratief adres bij het Instituut;3° « Instelling » : publiek- of privaatrechtelijke instelling die minstens tweehonderd personen tewerkstelt;4° « Plaats » : groep activiteitenzetels waarvan de hoofdingangen rechtstreeks te voet van minder dan 500 meter van elkaar verwijderd zijn; 5° « Mobiliteit » : de organisatie van het woon-werkverkeer en de beroepsverplaatsingen van het personeel, de organisatie van de verplaatsingen van de leveranciers of personen die niet tot de instelling behoren (leveranciers, makelaars, klanten, enz.); 6° « Persoon » : persoon die tewerk wordt gesteld op basis van een arbeidsovereenkomst of die, op een andere basis dan die van een arbeidsovereenkomst, werk presteert onder het gezag van een derde; 7° « Methodologisch instrument » alle instrumenten (handboek, CD-ROM, website,...) bestemd om de instelling een vervoerplan te helpen opstellen.

Art. 2.§ 1. Het vervoerplan wordt in twee opeenvolgende stappen verwezenlijkt. § 2. Fase 1. Binnen zes maanden na toepassing van dit besluit op een instelling, bezorgt deze de opvolgingscel, met behulp onder meer van de door het Gewest ter beschikking gestelde methodologische instrumenten, een document in 4 exemplaren waarin minstens de volgende informatie wordt vermeld : 1° een inventaris en analyse van de verplaatsingen van personen, dit zonder persoonlijke herkenning van de werknemers, en materiaal in het kader van de werking van de instelling, meer bepaald : a) het aantal werknemers;b) de verdeling van de werknemers naargelang van hun woonplaats (straat en postcode);c) de indeling van de werktijd;d) de verdeling van de werknemers naargelang van hun belangrijkste vervoerwijzen voor hun woon-werkverkeer en hun dienstverplaatsingen;e) een beschrijving van de vervoerstromen en -wijzen van de goederen die in de instelling worden gebruikt of vervaardigd; f) een raming van het aantal bezoekers (klanten, leveranciers,...) met hun herkomst en bestemming, dit zonder mogelijkheid ze persoonlijk te herkennen; 2° een analyse van de bereikbaarheid van de instelling, meer bepaald : a) via de vervoernetten (tram, bus, metro, trein) : het aantal lijnen in de nabije omgeving van de instelling, frequentie, afstand van en naar de instelling, reisweg en plan;b) te voet : reisweg, kwaliteit, veiligheid;c) met de fiets : reisweg, kwaliteit, veiligheid;d) met de wagen : bereikbaarheid, verkeersveiligheid, verkeersdrukte;e) parkeermogelijkheden in en rond de instelling;3° een beschrijving van reeds in vorige jaren doorgevoerde verbeteringen inzake mobiliteit en/of bereikbaarheid van de instelling;4° de lijst van de op dezelfde plaats gevestigde instellingen waarmee een gemeenschappelijk uitgewerkt vervoerplan voordelig zou zijn;5° een ontwerpplan met de doelstellingen inzake verdeling van de vervoerwijzen en alle maatregelen die moeten worden genomen om de verplaatsingen van de personen en de luchtkwaliteit te verbeteren, bijvoorbeeld : a) door het gebruik van het openbaar vervoer, de fiets, het wandelen en/of van andere milieu- en energievriendelijke vervoermiddelen aan te moedigen, namelijk schone voertuigen, carpooling en bedrijfsbussen;b) door een parkeerbeleid in te voeren. Zodra de opvolgingscel de bedoelde documenten ontvangt, wordt een ontvangbewijs naar de instelling overgezonden.

Tegelijkertijd bezorgt de cel deze documenten aan de betrokken gemeenten en de Maatschappij voor Intercommunaal Vervoer van Brussel met het verzoek hun opmerkingen binnen 2 maanden te kennen te geven.

Binnen drie maanden na ontvangst van de eerstefasedocumenten zendt de opvolgingscel haar advies naar de instelling toe. § 3. Fase 2 : Binnen negen maanden na ontvangst van dit advies bezorgt de instelling de opvolgingscel, in voorkomend geval samen met andere ter plekke aanwezige instellingen, een actieplan in vier exemplaren dat alle maatregelen omvat die moeten worden genomen om de verplaatsingen van de personen en de luchtkwaliteit te verbeteren, met inachtneming van de in aanmerking genomen doelstellingen inzake verdeling van de vervoerwijzen.

De instelling voert het actieplan uit zodra het aan de opvolgingscel is overgezonden.

Zodra de opvolgingscel het sub lid 1 bedoelde document ontvangt, wordt een ontvangbewijs naar de instelling gestuurd.

Voorts bezorgt de cel deze documenten aan de betrokken gemeenten en de Maatschappij voor Intercommunaal Vervoer van Brussel met het verzoek hun opmerkingen te kennen te geven.

De opvolgingscel brengt advies uit over het plan, beoordeelt de doeltreffendheid ervan en deelt dit met redenen omklede advies aan de instelling en de bevoegde ministers mee.

Met dit advies en latere adviezen wordt in de jaarlijkse beoordeling van het plan rekening gehouden.

Art. 3.Op verzoek van de instelling bezorgt de opvolgingscel een methodologische gids tot opmaak van een vervoerplan. De cel stelt gegevensbanken ter beschikking van de instellingen om hun eigen mobiliteitsprofiel te kunnen analyseren. De cel beantwoordt alle vragen van de instelling in verband met de verwezenlijking van haar vervoerplan.

De opvolgingscel kan op eenvoudig verzoek een afschrift van de gegevensbanken m.b.t. het vervoerplan van de instelling raadplegen of ontvangen.

Art. 4.De opvolgingscel controleert of en hoe de instelling: 1° de in het actieplan gestelde maatregelen neemt;2° tot de interne en externe communicatie over het vervoerplan bijdraagt;3° het vervoerplan regelmatig beoordeelt;4° de klachten met betrekking tot het vervoerplan behandelt;5° haar vervoerplan jaarlijks bijwerkt. Na deze beoordeling brengt de opvolgingscel advies uit bij de instelling en de bevoegde Ministers.

Art. 5.Artikel 19 van de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de beoordeling en de verbetering van de luchtkwaliteit en dit besluit treden op 1 juli 2004 in werking.

Voor de publiek- of privaatrechtelijke instellingen die op de dag van inwerkingtreding van dit besluit meer dan tweehonderd werknemers tewerkstellen, heeft de in artikel 2, § 2, eerste lid, bedoelde termijn van zes maanden vanaf die datum ingang.

Art. 6.De Minister van Vervoer en de Minister van Leefmilieu zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 5 februari 2004.

Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, D. DUCARME De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare werken en Vervoer, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp J. CHABERT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel, D. GOSUIN

^