Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 11 maart 2004
gepubliceerd op 14 mei 2004

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van de artikelen 53 tot 58 van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2004031155
pub.
14/05/2004
prom.
11/03/2004
ELI
eli/besluit/2004/03/11/2004031155/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 MAART 2004. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van de artikelen 53 tot 58 van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, inzonderheid op artikel 4, 1° en 3°;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid, inzonderheid op artikelen 53 tot 58, zoals gewijzigd door het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 mei 1994, van 18 juli 1996, van 19 september 1996;

Gelet op de goedkeuring van de Europese Commissie, verleend op 30 oktober 2002;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling (BGDA), verleend op 27 mei 2003;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, verleend op 15 juli 2003;

Gelet op het advies van de Minister van Begroting, verleend op 6 november 2003;

Gelet op de beraadslaging van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 juli 2003 met betrekking tot het verzoek om binnen een termijn van één maand advies te geven;

Gelet op het advies van de Raad van State, verleend op 15 december 2003, in toepassing van artikel 84, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat het noodzakelijk is de inschakeling van jongeren in de ondernemingen te bevorderen in het kader van de overeenkomst van alternerende startbaan, ingevoerd door de Staat ter vervanging van de bij koninklijk besluit nr. 495 ingestelde overeenkomst werk-opleiding;

Overwegende de bepalingen van het Sociaal Pact voor de Werkgelegenheid van de Brusselaars gesloten op 11 juni 2002 tussen de Gewestregering en de Brusselse sociale gesprekspartners waarin de Regering zich ertoe verbindt de initiatieven van de beroepssectoren inzake de opleiding alternerend leren/werken voor jongeren te steunen door middel van beroepsoverstappremies;

Op de voordracht van de Minster van Werkgelegenheid en van de Minister van Financiën, Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel 53 van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid werden de volgende wijzigingen aangebracht : 1) In § 1, worden de woorden « privé-ondernemingen en V.Z.W.'s die moeilijk te plaatsen werkzoekenden aanwerven » vervangen door de woorden « kleine en middelgrote ondernemingen en V.Z.W.'s die kansarme werknemers aanwerven » 2) Er wordt een § 1bis, toegevoegd, die luidt als volgt : « § 1bis.De kleine en middelgrote ondernemingen, de zogenaamde K.M.O.'s, zijn de ondernemingen : 1° met minder dan 250 werknemers;2° en waarvan ofwel de jaaromzet 40 miljoen euro niet overschrijdt, ofwel het jaarlijks balanstotaal 27 miljoen euro niet overschrijdt;3° en die het zelfstandigheidscriterium in acht nemen.Als zelfstandig wordt de onderneming beschouwd die niet voor 25 % of meer van het kapitaal of van de stemrechten in handen is van één onderneming of van verscheidene ondernemingen gezamenlijk, die niet aan de definitie van K.M.O. beantwoorden. Deze drempel mag in twee gevallen overschreden worden : a) indien de onderneming in handen is van openbare participatiemaatschappijen, van ondernemingen met risicokapitaal of institutionele beleggers, mits deze individueel noch gezamenlijk in enig opzicht zeggenschap over de onderneming hebben; b) indien het wegens de spreiding van het kapitaal onmogelijk is te weten in wiens handen het is, en de onderneming verklaart dat ze redelijkerwijs mag aannemen niet voor 25 % of meer in handen te zijn van één onderneming of, van verscheidene ondernemingen gezamenlijk die niet aan de definitie van K.M.O. beantwoorden. » Er wordt een § 1ter, toegevoegd, die luidt als volgt : « § 1ter. 1° De drempels bedoeld in § 1bis, worden berekend door de optelling van de gegevens van de begunstigde onderneming en van alle ondernemingen waarvan eerstgenoemde onderneming rechtstreeks of onrechtstreeks 25 % of meer van het kapitaal of van het stemrecht bezit. 2° Indien een onderneming op de datum waarop haar balans afgesloten wordt, de aangekondigde drempels inzake werknemersbestand of geldmiddelen overschrijdt of eronder zakt, verwerft of verliest bedoelde onderneming haar hoedanigheid van K.M.O. pas indien die omstandigheid zich gedurende twee opeenvolgende werkjaren voordoet. 3° Het aantal tewerkgestelde personen stemt overeen met het aantal werkeenheden per jaar, namelijk het aantal werknemers in loondienst die gedurende één jaar voltijds werkzaam zijn, waarbij deeltijdse dan wel seizoensgebonden arbeid breukgetallen van werkeenheden per jaar vormen.Het jaar dat in overweging dient te worden genomen, is het laatst afgesloten boekjaar. 4° De drempels die in acht genomen worden voor het omzetcijfer of het totaal op de balans zijn de drempels met betrekking tot het laatst afgesloten boekjaar van twaalf maanden.Voor pas in het leven geroepen ondernemingen waarvan er nog geen rekening afgesloten is, worden de in overweging genomen drempels te goeder trouw geschat in de loop van het boekjaar. » 4) In § 2, worden de woorden « de privé-onderneming » vervangen door de woorden « de K.M.O. ». 5) In § 2, 3°, wordt het woord « kansarm » toegevoegd tussen de woorden « de » en « werknemer ».6) § 2, 3°, wordt als volgt aangevuld : « 4° niet behoren tot de sector van de scheepsbouw of van de steenkoolnijverheid.»

Art. 2.In artikel 54 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1) § 1, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1.De beroepsoverstappremie kan verkregen worden voor de werkzoekenden die op het ogenblik van hun aanwerving ingeschreven zijn bij de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling en meer bepaald voor : 1° de personen jonger dan 25 jaar die nog geen eerste regelmatige bezoldigde beroepsactiviteit voor een duur gelijk aan of hoger dan drie opeenvolgende maanden vonden en niet houder zijn van een diploma, getuigschrift, brevet of een ander gelijkgesteld document hoger dan het hoger secundair onderwijs;2° de personen die zich willen inschakelen of herinschakelen op de arbeidsmarkt en die gedurende ten minste twee jaar niet gewerkt hebben noch een opleiding gevolgd hebben en meer bepaald alle personen die gestopt zijn met werken omwille van problemen bij het combineren van het professionele leven en het gezinsleven;3° de personen ouder dan 45 jaar, die geen houder zijn van een diploma, getuigschrift, brevet of een ander gelijkgesteld document hoger dan het hoger secundair onderwijs en de personen ouder dan 55 jaar die geen werk hebben;4° de personen die gedurende twaalf opeenvolgende maanden, of in geval van personen jonger dan 25 jaar gedurende zes opeenvolgende maanden, niet gewerkt hebben en geen houder zijn van een diploma, getuigschrift, brevet of een ander gelijkgesteld document hoger dan het hoger secundair onderwijs;5° de personen die geen eerste rechtsgeldige bezoldigde beroepsactiviteit vonden nadat ze een vrijheidsstraf hebben uitgezeten;6° de niet-werkende personen jonger dan 46 jaar die geen houder zijn van een diploma, getuigschrift, brevet of een gelijkgesteld document hoger dan het lager secundair onderwijs en die niet behoren tot de categorieën 1°, 2°, 4° en 5°, van onderhavig artikel, op voorwaarde dat hun aanwerving aanleiding geeft tot het creëren van netto-arbeidsplaatsen.Onder het creëren van arbeidsplaatsen moet worden verstaan, een stijging van het aantal loontrekkenden uitgedrukt in voltijdse equivalenten gedurende de twaalf kalendermaanden die aan de aanwerving voorafgaan. » 2) § 2, wordt opgeheven.

Art. 3.In artikel 55 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1) In § 1, laatste lid, wordt het woord « werkzoekende » vervangen door de woorden « kansarme werknemer ».2) § 1, eerste lid, wordt als volgt aangevuld : « en onder voorbehoud van de effectieve prestaties uitgevoerd door de kansarme werknemer.» 3) § 2, wordt vervangen door : « § 2.De premie bedraagt : 1° 500 euro per maand bij de aanwerving voor onbepaalde duur en voltijds van een kansarme werknemer bedoeld in artikel 54, § 1, waaraan het voordeel wordt toegekend van een beroepsopleiding in een K.M.O. van minimum 240 uur met het oog op de optimale inzetbaarheid ervan, mits de erkenning van de beroepsopleiding door de bevoegde entiteit. 2° 250 euro per maand bij aanwerving van een kansarme werknemer bedoeld in artikel 54, § 1, 1°, 2°, 4°, 5° en 6°, met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en minstens halftijds, het voordeel wordt toegekend van een beroepsopleiding in een K.M.O. van minimum 240 uur met het oog op de optimale inzetbaarheid ervan, mits de erkenning van de beroepsopleiding door de bevoegde entiteit. Dat Contract moet ook voldoen aan de voorwaarden van artikel 27, lid 1 en 2, van de wet van 24 december 1999, zoals gewijzigd door de programmawet van 24 december 2002 en de programmawet van 22 december 2003; 3° 125 euro per maand bij de aanwerving van een kansarme werknemer bedoeld in artikel 54, § 1, 1°, 2°, 4°, 5° en 6° : - met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur en minstens halftijds, voorzover zij voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 27, lid 1 en 2, van de wet van 24 december 1999, zoals gewijzigd door de programmawet van 24 december 2002 en de programmawet van 22 december 2003; - met een leerovereenkomst, een stageovereenkomst of een inschakelingsovereenkomst, voor zover zij voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 27, lid 1, 3°, van de wet van 24 december 1999, zoals gewijzigd door de programmawet van 24 december 2002 en de programmawet van 22 december 2003.

De in dit lid bedoelde overeenkomsten moeten een duur hebben van minstens één jaar.

Alleen de prioritaire sectoren, die jaarlijks door het Beheerscomité van de BGDA worden bepaald, kunnen een beroepsoverstappremie krijgen bedoeld in artikel § 2, 3°, van dit besluit. Deze sectoren zullen in een ministerieel besluit opgenomen worden. Onder prioritaire sector wordt verstaan, de beroepssector die op een bepaald ogenblik problemen ondervindt om vacante arbeidsplaatsen in te vullen met geschikte arbeidskrachten.

De opleiding, de leerovereenkomst, de stageovereenkomst of inschakelingsovereenkomst bedoeld in artikel § 2, 3, 3°, van dit besluit, moeten kaderen in opleidingsfilières voor het alternerend leren/werken. Onder opleidingsfilières voor het alternerend leren/werken wordt verstaan, de organisatie van een kwalificerende opleiding, met de steun en de betrokkenheid van de betrokken beroepssector(en), op grond van het inschakelingstraject dat de volgende elementen omvatten : - de organisatie voorafgaand aan de opleiding alternerend leren/werken, oriënterende acties en de voorbereidende vorming van de jongeren; - de opleiding alternerend leren/werken voor jongeren die wordt bevestigd door een getuigschrift of een bekwaamheidsdiploma, die een theoretische, algemene en praktische kwalificerende opleiding koppelt aan een stage in een onderneming; - de indienstneming van de jongeren na afloop van de opleidingen die met een gunstige beoordeling werden afgesloten.

De opleidingstrajecten alternerend leren/werken dienen erkend te worden door de bevoegde Minister van Beroepsomschakeling en Bijscholing. 4) In § 4, wordt het woord « werkzoekende » vervangen door de woorden « kansarme werknemer ».5) § 4, wordt als volgt aangevuld : « Bovendien is zij niet cumuleerbaar met een staatstussenkomst verbonden aan een investering.» 6) Een § 5, en 6 worden toegevoegd : « § 5.De werkgever is verplicht te zorgen voor de omkadering van de opleiding van de kansarme werknemer. » « § 6. Onrechtmatig verkregen premies worden ingevorderd of ingehouden op de bedragen verschuldigd aan de werkgever. Zo nodig zendt de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling de dossiers van weerspannige debiteurs aan de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen. De vervolgingen ingesteld door de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen geschieden overeenkomstig artikel 3 van de domaniale wet van 22 december 1949; de aldus ingevorderde bedragen worden door de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen, na aftrek van de eventuele kosten, aan de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling terugbetaald. »

Art. 4.Artikel 56 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 5.Aan artikel 57 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1) § 1, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1.Het maandelijkse bedrag van de beroepsoverstappremie mag in geen geval het maandelijkse nettoloon dat door de werkgever aan de werknemer wordt betaald, overschrijden.

De aanwerving van de werknemer gebeurt op de eerste dag van een maand.

De beroepsoverstappremie is niet verschuldigd gedurende de maand(en) waarin de werkgever aan de kansarme werknemer bedoeld in artikel 54, § 1, geen loon uitbetaalt. » 2) § 2, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2.Alvorens te kunnen overgaan tot de aanwerving van de kansarme werknemer bedoeld in artikel 54, § 1, moet de K.M.O. of de V.Z.W. de goedkeuring bekomen van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Hiertoe moet zij haar aanvraag tot aanwerving aan de hand van het document dat haar ter beschikking wordt gesteld door de Dienst, bij de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling indienen.

Zodra de K.M.O. of de V.Z.W. de goedkeuring heeft verkregen, zal zij binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de datum van aanwerving van de kansarme werknemer, de documenten die de aanwerving van de kansarme werknemer bewijzen per aangetekende zending aan de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling toesturen, teneinde de beroepsoverstappremie te verkrijgen.

De premie zal door de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling gestort worden onder voorbehoud van het inzenden van de bewijsstukken houdende de prestaties binnen een termijn van drie maanden volgend op de kalendermaand waarop zij betrekking hebben. »

Art. 6.Artikel 58 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 58.§ 1. De inspecteurs van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling houden toezicht op de naleving van de bepalingen voorzien in hoofdstuk II - afdeling 1 van dit besluit.

De Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling kan van de werkgever eisen dat hij alle nodige documenten of inlichtingen verstrekt ter nazicht van de besteding van de premies. § 2. Indien de werkgever de bepalingen van dit besluit, de sociale regelgeving of de arbeidswetgeving niet naleeft, kan de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling in absoluut dringende gevallen en bij wijze van voorlopige maatregel beslissen de premie niet meer uit te betalen en kan hij de terugbetaling van de premies eisen overeenkomstig art. 55, § 6, van dit besluit. »

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2004.

Art. 8.De Minister bevoegd voor Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 11 maart 2004.

Door de Regering : De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing J. SIMONET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Werkgelegenheid, Economie en Huisvesting, E. TOMAS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G.VANHENGEL

^