Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 december 1998
gepubliceerd op 12 november 2004

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende vaststelling van de regels voor de werking en het boekhoudkundig, financieel en patrimoniaal beheer, alsmede van de overdrachten van bevoegdheden bij de Grondregie

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2004031526
pub.
12/11/2004
prom.
17/12/1998
ELI
eli/besluit/1998/12/17/2004031526/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 DECEMBER 1998. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende vaststelling van de regels voor de werking en het boekhoudkundig, financieel en patrimoniaal beheer, alsmede van de overdrachten van bevoegdheden bij de Grondregie


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof;

Gelet op de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, inzonderheid op artikel 140;

Gelet op de ordonnantie van 8 september 1994 houdende de oprichting van de Grondregie, inzonderheid op de artikelen 8 en 20;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 juli 1995 tot vaststelling van de bevoegdheden van de Ministers van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gewijzigd bij het besluit van 20 juli 1995;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 11 december 1998;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting van 17 december 1998;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de Grondregie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moet in staat zijn te werken vanaf de 1 januari 1999;

Overwegende dat de ordonnantie houdende de Algemene Uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het begrotingsjaar 1999 in een eigen begroting voor de Grondregie voorziet;

Overwegende dat het bijgevolg een dwingende noodzaak is de werkingsregels van de Regie onverwijld te bepalen door middel van een delegatiebesluit en over te gaan tot de nominatieve aanstelling van ambtenaren die belast zijn met de uitvoering van haar dagelijks beheer, ten einde inzonderheid te voldoen aan de eisen van de wetten op de Rijkscomptabiliteit;

Overwegende dat krachtens de artikelen 8 en 20 van de ordonnantie van 8 september 1994 het de taak is van de Regering de regels voor het beheer en het bestuur van de Grondregie vast te stellen;

Op de voordracht van de Minister belast met Openbare Werken en van de Staatssecretaris belast met Openbare Werken, Patrimoniumbeheer en Vernieuwing van Verlaten Bedrijfsruimten;

Na daarover beraadslaagd te hebben, Besluit : I. Algemene bepalingen

Artikel 1.Tenzij daarvan in dit besluit wordt afgeweken, zijn de bepalingen van titel II van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, alsmede die tot regeling van de administratieve en budgetaire controle van toepassing op de Grondregie.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° Minister : het Lid van de Regering of de Staatssecretaris tot wiens bevoegdheden het Patrimoniumbeheer en het Grondbeleid behoren;2° administratief verantwoordelijke : de ambtenaar die door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering is aangesteld om het dagelijks beheer te verzekeren van de Grondregie;3° adjunct van de administratief verantwoordelijke : het personeelslid dat door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering is aangesteld om de administratief verantwoordelijke bij te staan;4° rekenplichtige van de Grondregie : het door de Regering aangestelde personeelslid dat verantwoordelijk is voor het behandelen en bewaren van de gelden en waarden, alsmede voor de opstelling en bewaring van de boekingsbescheiden bedoeld in de artikelen 14, al.1 en 15, al. 1 van dit besluit; de rekenplichtige is verantwoordelijk tegenover het Rekenhof; 5° financieel verantwoordelijke van de Grondregie : het door de Regering aangestelde personeelslid dat verantwoordelijk is voor de ordonanncering van de uitgaven.

Art. 3.Al de in dit besluit genoemde bedragen zijn exclusief belasting op de toegevoegde waarde.

II. Werking

Art. 4.De administratief verantwoordelijke verzorgt het dagelijks beheer van de Regie, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.

Bij afwezigheid of verhindering van de administratief verantwoordelijke worden zijn bevoegdheden door de adjunct van de administratief verantwoordelijke uitgeoefend.

Art. 5.Aan de administratief verantwoordelijke wordt de delegatie verleend voor al de hierna vermelde handelingen van het dagelijks beheer : 1° de ondertekening van de correspondentie betreffende de aangelegenheden die het dagelijks beheer van de Regie vormen en het eensluidend verklaren van de documenten;2° de ondertekening van de bestelbonnen betreffende de in het kader van het dagelijks beheer uitgevoerde verrichtingen, alsmede van alle correspondentie die op uitgaven betrekking hebben;3° het onderhandelen van overeenkomsten met andere openbare diensten en, inzonderheid, van overeenkomsten die betrekking hebben op de exploitatiekosten van gebouwen die met andere instellingen in mede-eigendom worden bezeten;4° het overdragen aan en overnemen door de Domeinen van het ongebruikt meubilair van de Regie;5° het nemen van maatregelen om de inning van de aan de Grondregie verschuldigde sommen te verzekeren;6° het sluiten van contracten met de concessiehouders voor de aansluiting van nieuwe installaties op het distributienet, onder andere van elektrische energie, gas en water;7° het sluiten van overeenkomsten tot regeling van de vergoedingen voor huurschade tot een bedrag van 500 000 frank;8° de ondertekening voor akkoord, onder alle voorbehoud van verantwoordelijkheden en zonder enige nadelige erkenning, van de processen-verbaal van deskundigen-onderzoeken wat betreft schade veroorzaakt aan roerende en onroerende goederen die eigendom zijn van of beheerd worden door de Grondregie;9° de ondertekening voor ontvangst van deurwaardersexploten die aan de Grondregie worden betekend en van de ter post aangetekende zendingen;10° de verlening aan derden tot wederopzeggens van iedere toelating om de door de Grondregie beheerde goederen te bezetten;11° het overdragen aan de derde overheden van dpoor de Grondregie uitgevoerde constructies wanneer zij zich in hun plaats heeft gesteld om ze op te richten;12° het voorstellen aan de Minister van de verdeling van de kredieten onder de verschillende diensten en gebouwen. III. Overheidsopdrachten voor de aanneming van werken, leveringen en diensten

Art. 6.Aan de administratief verantwoordelijke wordt delegatie verleend voor al de hierna vermelde handelingen : 1° de goedkeuring van de bestekken en vervangende documenten en procedures.a) de goedkeuring van de bestekken en vervangende documenten tot het bedrag van de in de tabel hieronder vastgestelde maximumramingen, onverminderd de bepalingen van artikel 7, § 1, 2e lid van het koninklijk besluit van 14 oktober 1996 betreffende het voorafgaand toezicht en de overdracht van bevoegdheid inzake de gunning en de uitvoering van overheidsopdrachten voor de aanneming van werken, leveringen en diensten : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Die overdracht is slechts geldig voorzover de bedoelde werken, leveringen en diensten opgenomen zijn in het fysisch programma en het voorwerp zijn van bijzondere taken waarmee de Grondregie belast is.b) De goedkeuring van de plannen die bij de in punt 1°, a) bedoelde bestekken of vervangende documenten zijn gevoegd ongeacht het bedrag van de raming van de opdracht.2° De gunning van de opdrachten. Binnen de perken van de in punt 1°, a) bepaalde bedragen, de gunning van de opdrachten en het nemen van beslissingen in de hierna opgesomde gevallen : a) de regelmatigheid van de goed te keuren inschrijving of offerte is bij toepassing van artikel 110 van het voornoemde koninklijk besluit van 8 januari 1996 het onderwerp van een bespreking;b) de vernietiging van de offerte of de inschrijving op grond van hetzelfde artikel 110;c) het herbeginnen van de gunningsprocedure van een opdracht volgens een analoge procedure, ofwel nadat hij de vorige procedure heeft vernietig, ofwel wanneer de goedkeuringstermijn verstreken is;d) het herbeginnen volgens een andere procedure na vernietiging van de vorige procedure;e) de toepassing van de artikelen 118 en 119, 3e lid, 1° en 2° van het voornoemde koninklijk besluit van 8 januari 1996.3° De uitvoering van de opdrachten.a) Het nemen van maatregelen en beslissingen die betrekkingen hebben op de loutere uitvoering van de afgesloten opdrachten; worden beschouwd als maatregelen en beslissingen die betrekking hebben op de loutere uitvoering van een afgesloten opdracht, die welke erop gericht zijn het voorwerp van de oorspronkelijke aanneming te realiseren en die binnen de perken daarvan blijven; b) de goedkeuring van verrekeningen voorzover het totale bedrag van de opeenvolgende verrekeningen niet hoger is dan 50 % van het bedrag van de inschrijving en een maximum van 1 250 000 frank per verrekening (artikel 17, § 2, 2°, a, van de wet van 24 december 1993);c) de verlening of weigering, bij met redenen omklede beslissing, van termijnverlengingen;d) de toelating tot terugbetaling van de borgtochten. IV. Personeel

Art. 7.De Secretaris-generaal van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest blijft bevoegd voor het beheer van het personeel van het Ministerie dat door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bij de Grondregie is ingedeeld en dit met inbegrip van de reglementaire vergoedingen.

Art. 8.De voorstellen over de vestigingen of vestigingswijzigingen van diensten of personeelsleden in gebouwen waarin de administrtieve diensten van het Ministerie van Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn gehuisvest, ressorteren onder de Secretaris-generaal van het Ministerie.

De beslissingen over de inneming van lokaken in gebouwen waarin de ministeriële kabinetten gehuisvest zijn, behoren tot de bevoegdheid van de Ministers die daarvoor op grond van hun ambt bevoegd zijn.

V. Boekhoudkundig, financieel en patrimoniaal beheer

Art. 9.De begroting van de Grondregie is gevoegd bij de ordonnantie houdende de algemene uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 10.Het bedrag van de uitgaven mag het bedrag van de inkomsten en van de gestemde limitatieve kredieten niet overschrijden.

Art. 11.Voor de activiteiten programma's waarvan de uitvoeringstermijn langer duurt dan 12 maanden voorziet de begroting in gesplitste kredieten.

Ieder jaar wordt bij het ontwerp van begroting een ramingsstaat gevoegd van de totale prijs van de programma's en van hun stand van vooruitgang.

Art. 12.De boekhoudkundige inschrijvingen gebeuren volgens de gebruikelijke regels van het dubbel boekhouden.

Art. 13.Op het einde van ieder trimester wordt een staat van de ontvangsten en een staat van de uitgaven opgesteld.

De Minister tot wiens bevoegdheden het beheer van de Grondregie behoort, legt die staten over aan het Rekenhof door tussenkomst van de Minister van Financiën en Begroting.

De bewijsstukken worden ter plaatse bewaard.

Art. 14.Op het einde van ieder boekjaar wordt het volgende opgeteld : 1° een balans van de activa en de passiva van de Grondregie;2° een exploitatierekening;3° een winst- en verliesrekening;4° een uitvoeringsrekening voor de begroting;5° een beheersrekening waarin de ontvangsten en uitgaven vermeld staan die voortvloeien uit de uitvoeringsrekening voor de begroting. Op het einde van ieder boekjaar worden de rekeningen toegezonden aan de Minister die ze ter goedkeuring zal overleggen aan het Brussels Hoofdstedelijk Parlement.

Uiterlijk 31 maart na het jaar waarop zij betrekking hebben, worden die documenten door de Minister toegezonden aan de Minister tot wiens bevoegdheden de Financiën behoren met het oog op hun overlegging vóór 30 april van hetzelfde jaar aan het Rekenhof.

Art. 15.De Brusselse Hoofdstedelijke Regering stelt de financieel verantwoordelijke van de Grondregie aans.

Aan de financieel verantwoordelijke wordt delegatie verleend voor : 1° de goedkeuring van al de uitgaven;2° de ondertekening als gemachtigd ordonnateur van de betalingsordonnanties en voor de vaststelling van de in de begroting van de Grondregie bepaalde ontvangsten;3° de terugbetaling van de borgtochten waartoe de administratief verantwoordelijke beslist heeft;4° de goedkeuring van de uitgaven verbonden aan de uitvoering van de opdrachten en aan de betaling van nalatigheidsinteresten.

Art. 16.De rekenplichtige van de Grondregie die verantwoordelijk is tegenover het Rekenhof wordt door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aangesteld.

De rekenplichtige van de Grondregie wordt belast met : 1° het beheer van de specifieke rekening(en) van de Grondregie die bij de kassier van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest geopend is (zijn) en waarop de haar beschikbaar gestelde middelen worden gestort;2° de rechtstreekse betaling van de uitgaven van de Grondregie zonder voorafgaande interventie van het Rekenhof. Ingeval de rekenplichtige van de Grondregie evenwel verhinderd is, kunnen de betalingen worden gedaan door een andere rekenplichtige die door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering is aangesteld; 3° de inning van de ontvangsten en de verlagingen van uitgaven van de Grondregie;4° het behandelen en bewaren van de gelden en waarden;5° het opstellen en bewaren van de in artikel 15, § 1, bedoelde documenten;6° de valorisatie vand e periodieke inventaris van het patrimonium;7° het houden van een comptabiliteit van de vastleggingen;8° het houden van een vermogenscomptabiliteit.

Art. 17.De op het einde van een begrotingsjaar beschikbare saldi worden automatisch overgedragen en kunnen van bij de aanvang van het volgende jaar worden aangewend.

Art. 18.De aan de Grondregie beschikbaar gestelde middelen worden gestort op één of meer specifieke rekeningen die bij de kassier van het Gewest door de rekenplichtige van de Grondregie worden beheerd.

Art. 19.De uitgaven van de Grondregie worden vereffend en betaald zonder voorafgaande tussenkomst van het Rekenhof.

Art. 20.Het Rekenhof kan de boekhouding ter plaatse controleren; het Hof kan zich te allen tijde alle bewijsstukken, staten, inlichtingen en verduidelijkingen doen bezorgen betreffende de ontvangsten en de uitgaven, alsmede betreffende de tegoeden en de schulden.

VI. Slotbepalingen

Art. 21.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999.

Art. 22.De Minister van het Grondbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 17 december 1998.

Vanwege de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter van de Bruselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Plaatselijke besturen, Werkgelegenheid, Huisbestiging en Monumenten en Landschappen, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Economie, Energie, Financiën, Begroting en Externe betrekkingen, J. CHABERT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en Vervoer, H. HASQUIN De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Ambtenarenzaken, Buitenlandse Handel, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, R. GRIJP De Staatssecretaris bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Openbare Werken, Grondbeleid, Patrimoniumbeheer en vernieuwing van Verlaten Bedrijfsruimten, E. ANDRE

^