Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 juli 2006
gepubliceerd op 21 augustus 2006

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de administratieve en begrotingscontrole evenals de begrotingsopmaak

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2006031395
pub.
21/08/2006
prom.
13/07/2006
ELI
eli/besluit/2006/07/13/2006031395/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

13 JULI 2006. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de administratieve en begrotingscontrole evenals de begrotingsopmaak


De Brusselse Hoofdstedelijke regering, Gelet op de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, inzonderheid op de artikels 36 en 51;

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, zoals tot op heden gewijzigd, inzonderheid op het artikels 8, 2e lid;

Gelet op de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, inzonderheid op de artikels 81, eerste lid en 82, derde lid;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 30 mei 2005;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 23 maart 2006;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 28 juni 2006 in toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Begroting, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Ordonnantie : de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle;2° Gewestelijke entiteit : de gewestelijke entiteit bepaald in artikel 2, 2° van de ordonnantie;3° Diensten van de Regering : de administratie bepaald in artikel 2, 1°, van de ordonnantie;4° Autonome bestuursinstellingen : de instellingen beschreven in Titel VII van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, hierna de ordonnantie genoemd : 5° Subsidie : elke vorm van financiële ondersteuning, zoals bepaald in artikel 2, 8° van de ordonnantie;6° Subsidie van organieke aard : iedere subsidie waarvan het voorwerp bepaald wordt door een organieke ordonnantie of wet en waarvan het bedrag, de begunstigde en de toekenningsvoorwaarden op strikte en definitieve wijze door diezelfde ordonnantie of wet worden bepaald of door een in uitvoering van deze ordonnantie of wet genomen reglementair organiek regeringsbesluit.De toekenning van deze subsidies is niet afhankelijk aan het bestaan van een begrotingskrediet en de subsidies hebben een bindend karakter; 7° Subsidie van facultatieve aard : iedere subsidie waarvan het voorwerp niet bepaald wordt door een organieke ordonnantie of wet en waarvan het bedrag, de begunstigde en de toekenningsvoorwaarden niet op strikte en definitieve wijze bepaald worden door deze organieke ordonnantie of wet of door een in uitvoering van deze ordonnantie of wet genomen reglementair organiek regeringsbesluit en die als rechtsgrond een bijzondere bepaling, die de aard van de subsidie preciseert, heeft in de ordonnantie houdende de algemene uitgavenbegroting.Dit type van subsidie kan worden toegekend onder de voorwaarden vastgesteld door de Regering. Deze subsidies worden verleend binnen de grenzen van de jaarlijkse kredieten toegestaan door de wetgevende macht en hebben geen bindend karakter; 8° Uitgave onderworpen aan organieke regelen : iedere uitgave waarvan het voorwerp bepaald wordt door een organieke ordonnantie of wet en het bedrag, de begunstigde en de toekenningsvoorwaarden op strikte en definitieve wijze door diezelfde ordonnantie of wet worden bepaald of door een in uitvoering van deze ordonnantie of wet genomen reglementair organiek regeringsbesluit;9° Organieke ordonnantie of wet : basisordonnantie of -wet die een beleidsdomein waarvoor respectievelijk het Gewest of de Federale Overheid bevoegd is, organiseert;10° Organiek regeringsbesluit : basisbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering dat een beleidsdomein, waarvoor het Gewest bevoegd is, organiseert.De organieke ordonnantie vormt de rechtsbasis voor dit besluit; 11° Budgettaire compatibiliteit : de verenigbaarheid van de in het kader van de voorbereiding van de begroting gedane begrotingsvoorstellen of van de aan het voorafgaandelijk advies van de Inspecteur van Financiën, aan het advies van de regeringscommissaris of van de gemachtigde van de Minister van Begroting of aan het voorafgaandelijk akkoord van de Minister van Begroting onderworpen beslissingsvoorstellen met de budgettaire beschikbaarheden van het lopende jaar of op langere termijn.

Art. 2.De begrotingscontrole wordt uitgeoefend door de Regering en de Minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort, hierna Minister van Begroting genoemd. Zij worden bijgestaan door de inspecteurs van financiën.

De administratieve controle wordt uitgeoefend door de Regering en de Minister tot wiens bevoegdheid het openbaar ambt behoort, hierna Minister van Ambtenarenzaken genoemd. Zij worden bijgestaan door de inspecteurs van financiën.

Art. 3.Dit besluit is van toepassing op de gewestelijke entiteit en, voor de bepalingen die het uitdrukkelijk voorzien, op de instellingen van openbaar nut van categorie A en B, bepaald door wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, die niet zijn ondergebracht onder de sectoriële code 13.12, rubriek « Deelstaatoverheid », van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen vervat in de Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 betreffende het Europees systeem van de nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap en die geen autonome bestuursinstellingen zijn, in de zin van Titel VII van de ordonnantie. HOOFDSTUK II. - De Regering

Art. 4.Overeenkomstig artikel 10 van de ordonnantie, beslist de Regering over de voor het opstellen van de begroting noodzakelijke maatregelen.

Overeenkomstig artikel 82 van de ordonnantie, bepaalt de Regering haar houding ten opzichte van de ordonnantievoorstellen en de van het Parlement uitgaande amendementen, waarvan de goedkeuring een weerslag zou kunnen hebben, hetzij op de ontvangsten, hetzij op de uitgaven.

Art. 5.Overeenkomstig artikel 82 van de ordonnantie, houdt de Regering toezicht op de begrotingsuitvoering.

Art. 6.In dringende gevallen worden de bevoegdheden van de Regering waarvan sprake in dit besluit, evenals deze inzake de amendementen uitgaande van de Regering in verband met de begroting van het Gewest, uitgeoefend door de Minister van Begroting. HOOFDSTUK III. - De Minister van Begroting Afdeling I. - Voorbereiding van de begroting

Art. 7.De Minister van Begroting stelt, in overleg met de functioneel bevoegde ministers, de voorontwerpen van ordonnantie tot vaststelling van de initiële begroting en tot aanpassing van de begroting van de diensten van de Regering en van de autonome bestuursinstellingen van eerste categorie, evenals de voorontwerpen van ordonnantie houdende begeleidende maatregelen bij de begroting van de diensten van de Regering en van de autonome bestuursinstellingen van eerste categorie en de amendementen van de Regering bij deze ontwerpen op.

De directie Begroting van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met het opstellen van de begroting, adviseert de Minister van Begroting over de budgettaire compatibiliteit van de voorstellen van de diensten van de Regering en de autonome bestuursinstellingen. Afdeling II. - Toezicht op de begrotingsuitvoering

Onderafdeling I. - De periodieke opvolging

Art. 8.De Minister van Begroting licht de Regering geregeld in over de financiële en budgettaire toestand en over de vooruitzichten inzake de begrotingsuitvoering van de gewestelijke entiteit.

Daartoe bekomt hij van de diensten van de Regering en van de autonome bestuursinstellingen systematisch alle noodzakelijke inlichtingen volgens de modaliteiten die hij bepaalt.

Onderafdeling II. - Het voorafgaandelijk begrotingsakkoord van de Minister van Begroting

Art. 9.Het begrotingsakkoord van de Minister van Begroting behandelt uitsluitend volgende criteria : de naleving van de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake begroting, de correcte budgettaire aanrekening en de budgettaire compatibiliteit.

Art. 10.§ 1. Aan het voorafgaandelijk akkoord van de Minister van Begroting worden voorgelegd de voorontwerpen van ordonnantie, de ontwerpen van regeringsbesluit en ministerieel besluit, van omzendbrief of van beslissing : 1° waarvoor geen of onvoldoende kredieten bestaan;2° waardoor, rechtstreeks of onrechtstreeks, de ontvangsten kunnen worden beïnvloed of uitgaven kunnen ontstaan;3° die betrekking hebben op de ontwerpen van beslissing inzake overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten die aan de Regering worden voorgelegd krachtens het besluit tot regeling van haar werking; 4° die betrekking hebben op de ontwerpen van beslissing inzake subsidies die van facultatieve aard zijn en wier bedrag hoger ligt dan 6.200 EUR. § 2. Het akkoord van de Minister van Begroting is eveneens vereist in het kader van de begrotingscontrole die hij uitoefent in toepassing van artikel 11 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.

Art. 11.De aanvraag tot het verlenen van het begrotingsakkoord wordt bij de Minister van Begroting ingediend door de functioneel bevoegde minister.

Ieder dossier dat voor begrotingsakkoord wordt voorgelegd moet op transparante wijze de budgettaire en financiële gevolgen voor het lopende begrotingsjaar en de daaropvolgende jaren bevatten.

Art. 12.Onverminderd artikel 14 van dit besluit, heeft het ontbreken van een begrotingsakkoord van de Minister van Begroting tot gevolg dat de controleur van de vastleggingen en vereffeningen niet mag overgaan tot het verlenen van zijn visum en dat de functioneel bevoegde minister de betrokken uitgave niet mag verrichten.

Art. 13.De Minister van Begroting beslist over de door de functioneel bevoegde minister ingediende aanvraag tot het verlenen van het akkoord binnen een termijn van twintig werkdagen volgend op de ontvangst van de aanvraag. Onverminderd artikel 25, 1e lid van dit besluit, moet deze aanvraag, op straffe van de onontvankelijkheid ervan, het advies van de bevoegde Inspecteur van Financiën bevatten.

In het geval de Minister van Begroting het akkoord niet kan verlenen, informeert hij hiervan de functioneel bevoegde minister.

Onverminderd het volgende lid, wordt de Minister van Begroting, indien hij niet binnen deze twintig werkdagen beslist, geacht het advies van de bevoegde Inspecteur van Financiën te hebben gevolgd.

Indien de Minister van Begroting zijn akkoord niet verleent, of niet binnen de twintig werkdagen nadat hij een verzoek daartoe heeft gekregen, overeenkomstig artikel 25, 1e lid van dit besluit, beslist, kan de functioneel bevoegde minister zijn voorstel ter beslissing voorleggen aan de Regering. Als de Regering het voorstel goedkeurt dan geldt het begrotingsakkoord van rechtswege als gegeven.

Art. 14.De Minister van Begroting kan beslissen dat voor bepaalde aangelegenheden het gunstig advies van de inspecteur van financiën vrijstelt van zijn voorafgaandelijk akkoord.

De aangelegenheden die niet voor voorafgaandelijk advies aan de Inspecteur van Financiën moeten worden voorgelegd, zijn vrijgesteld van het akkoord van de Minister van Begroting.

Onderafdeling III. - Beraadslagingen in toepassing van artikel 26 van de ordonnantie

Art. 15.De ontwerpen van beraadslaging van de Regering bedoeld in artikel 26 van de ordonnantie, worden door de Minister van Begroting aan de Regering voorgelegd. HOOFDSTUK IV. - De Minister van Ambtenarenzaken

Art. 16.Het voorafgaandelijk akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken is vereist in het kader van de administratieve controle die hij uitoefent in toepassing van artikel 11 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut en artikel 6 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 juli 2000, tot regeling van haar werkwijze en tot regeling van de ondertekening van de akten van de Regering. De Minister van Ambtenarenzaken wordt bijgestaan door de inspecteurs van financiën.

Dit akkoord wordt in dezelfde vorm en volgens dezelfde modaliteiten gegeven als het akkoord van de Minister van Begroting.

Elke vraag tot voorafgaandelijk akkoord ingediend bij de Minister van Ambtenarenzaken moet op transparante wijze de weerslag ervan bevatten inzake human resources en administratief beheer. HOOFDSTUK V. - De inspecteurs van financiën Afdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 17.Op voordracht van de Minister van Begroting accrediteert de Regering de inspecteurs van financiën die haar ter beschikking werden gesteld bij één of meerdere ministers.

Zij bepaalt ook de modaliteiten van vervanging van de inspecteurs van financiën in geval van ziekte of afwezigheid.

Art. 18.De inspecteurs van financiën vervullen een functie van raadgever van de Regering bij de voorbereiding, de uitvoering en de evaluatie van de begroting.

De Regering, de Minister van Financiën en de Minister van Begroting kunnen beslissen een of meerdere inspecteurs van financiën te belasten met bijzondere opdrachten in het kader van het budgettaire en financiële beleid.

In dit geval wordt de functioneel bevoegde minister geïnformeerd.

In toepassing van artikel 15 van het koninklijk besluit van 28 april 1998 tot organisatie van het interfederaal Korps van de Inspectie van Financiën, kent de Regering aan de inspecteurs van financiën de uitrustings- en werkingskosten, met inbegrip van de reis- en verblijfkosten, toe die nodig zijn voor het vervullen van hun opdrachten. Deze kosten worden afzonderlijk opgenomen in de algemene uitgavenbegroting van de gewestelijke entiteit.

In toepassing van artikel 16 van het koninklijk besluit van 28 april 1998 tot organisatie van het interfederaal Korps van de Inspectie van Financiën, wijst de Regering aan de inspecteurs van financiën het nodige administratief personeel toe.

Art. 19.Overeenkomstig artikel 81 van de ordonnantie vervullen de inspecteurs van financiën een functie van budgettaire en financiële raadgever van de minister bij wie zij geaccrediteerd zijn.

De inspecteurs van financiën verstrekken aan de minister bij wie zij geaccrediteerd zijn, alle aanbevelingen die de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de ingezette middelen kunnen verhogen, de werking van de diensten van de Regering en van de autonome bestuursinstellingen kunnen verbeteren en besparingen of ontvangsten kunnen realiseren.

De inspecteurs van financiën brengen hun advies uit over al de aangelegenheden die hen worden voorgelegd door de minister bij wie zij geaccrediteerd zijn. Zij kunnen inzonderheid door hem belast worden met onderzoeken bij de door het Gewest gesubsidieerde openbare of particuliere instellingen.

Art. 20.De inspecteurs van financiën oefenen eveneens een controlebevoegdheid uit in naam van de Minister van Begroting en brengen hun advies uit over al de aangelegenheden die hij aan hen voorlegt.

De Minister van Begroting kan de inspecteurs van financiën belasten met een onderzoeksopdracht voor financiële en begrotingsaspecten bij de diensten van de Regering en de autonome bestuursinstellingen van eerste categorie. De inspecteurs van financiën beschikken voor het vervullen van deze taak over de ruimste onderzoeksbevoegdheid.

In dit geval wordt de functioneel bevoegde minister geïnformeerd.

Art. 21.De adviezen van de inspecteurs van financiën behandelen volgende criteria : de wettelijkheid, de regelmatigheid, de zuinigheid, de doeltreffendheid, de doelmatigheid en de budgettaire compatibiliteit. Zij onderzoeken bovendien de overeenstemming met de beslissingen van de Regering.

De gegeven adviezen van de inspecteurs van financiën zijn schriftelijke en gemotiveerde adviezen. Ze worden afgesloten met een gunstige of ongunstige vermelding.

Onverminderd de artikelen 34 tot en met 39 van dit besluit, heeft het ontbreken van het advies of een ongunstig advies van de Inspecteur van Financiën tot gevolg dat de controleur van de vastleggingen en vereffeningen niet mag overgaan tot het verlenen van zijn visum en dat de functioneel bevoegde minister de betrokken uitgave niet mag verrichten. Indien de Minister van Begroting in dat geval zijn gemotiveerde akkoord geeft, dan worden die twee verbodsregels opgeheven.

Art. 22.De aanvraag tot het verlenen van het voorafgaandelijk advies wordt door de functioneel bevoegde minister of door de bevoegde gedelegeerde ordonnateur bij de bevoegde Inspecteur van Financiën ingediend.

Volgens de modaliteiten zoals door de Minister van Begroting bepaald, moet ieder dossier dat voor advies wordt voorgelegd op transparante wijze de budgettaire en financiële gevolgen voor het lopende begrotingsjaar en de daaropvolgende jaren bevatten.

Art. 23.De Inspecteur van Financiën brengt zijn advies zo spoedig mogelijk uit en dit binnen maximum twintig werkdagen na ontvangst van het verzoek van de betrokken minister of gedelegeerde ordonnateur om een advies te verlenen. Een schriftelijke vraag om bijkomende inlichtingen vanwege de Inspecteur van Financiën schort voornoemde termijn op vanaf de datum van de vraag tot op het ogenblik dat de gevraagde inlichtingen door hem worden ontvangen.

Op grond van de gemotiveerde hoogdringendheid, kan de functioneel bevoegde minister de termijn van twintig werkdagen inkorten.

Art. 24.Het advies van de Inspecteur van Financiën wordt tegelijkertijd en onverwijld bezorgd aan de functioneel bevoegde minister, aan de Minister van Financiën en aan de Minister van Begroting. Een afschrift van het advies wordt overgemaakt aan de betrokken diensten van de Regering en de betrokken autonome bestuursinstelling van eerste categorie.

Art. 25.Eens de termijn van twintig werkdagen is verstreken zonder dat een advies door de bevoegde Inspecteur van Financiën werd gegeven, dan wordt het voorstel voorgelegd aan de Minister van Begroting.

Indien het advies van de Inspecteur van Financiën ongunstig is, dan wordt het voorstel voorgelegd aan de Minister van Begroting.

Art. 26.Overeenkomstig artikel 81 van de ordonnantie, voeren de inspecteurs van financiën hun opdracht uit op stukken en ter plaatse.

Ze hebben toegang tot alle dossiers en alle archieven van de diensten van de Regering en van de autonome bestuursinstellingen van eerste categorie. Zij ontvangen van deze instanties alle inlichtingen die zij vragen.

Art. 27.De periodieke toestandsopgaven, de verslagen van revisoren en de rekeningen waarop artikel 13 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut betrekking hebben, worden door de autonome bestuursinstellingen van eerste categorie systematisch en onverwijld meegedeeld aan de bij deze instellingen geaccrediteerde inspecteurs van financiën. De inspecteurs sturen hun eventuele beschouwingen over deze documenten naar de betrokken ministers.

Art. 28.Op hun verzoek mogen de inspecteurs van financiën alle vergaderingen van alle bestuurs- of raadgevende organen van de diensten van de Regering en van de autonome bestuursinstellingen van eerste categorie bijwonen met raadgevende stem. Zij worden ertoe uitgenodigd en ontvangen vooraf mededeling van alle documenten met betrekking tot de aangelegenheden ingeschreven op de dagorde van deze vergaderingen.

Art. 29.De opmerkingen van het Rekenhof worden systematisch en onverwijld door de betrokken ministers aan de Minister van begroting en aan de inspecteurs van financiën meegedeeld. De inspecteurs geven hun eventuele beschouwingen over de ontwerpen van antwoord op deze opmerkingen aan de betrokken ministers.

Art. 30.Ieder jaar stellen de inspecteurs van financiën gezamenlijk, ter attentie van de Regering, tegen uiterlijk 31 mei een technisch verslag met opmerkingen en aanbevelingen op. Afdeling II. - Voorbereiding van de begroting

Art. 31.De inspecteurs van financiën nemen deel aan elke ambtelijke voorbereidende vergadering met betrekking tot de opstelling en de aanpassing van de jaarlijkse begroting evenals met betrekking tot het ontwerp houdende begeleidende maatregelen bij de begroting.

Zij brengen over de budgettaire voorstellen advies uit op eigen initiatief, op verzoek van de functioneel bevoegde minister, of van de Minister van Begroting. Afdeling III. - Toezicht op de uitvoering van de begroting

Art. 32.Onverminderd de in de artikelen 34 tot en met 40 van dit besluit opgenomen uitzonderingen, worden aan de Inspecteur van Financiën, voor voorafgaandelijk advies, de voorontwerpen van ordonnantie, de voorontwerpen van regeringsbesluit en ministerieel besluit, van omzendbrief of van beslissing voorgelegd waarvoor geen of onvoldoende kredieten bestaan of waardoor, rechtstreeks of onrechtstreeks, de ontvangsten kunnen worden beïnvloed of uitgaven kunnen ontstaan.

Art. 33.Voor overheidsopdrachten die voor advies aan de Inspecteur van Financiën moeten worden voorgelegd, wordt het advies gevraagd met betrekking tot de volgende elementen : a) de motivering van de opdracht en de keuze van de gunningprocedure;b) het ontwerpbestek;c) het voorstel van gunning op basis van het vergelijkend verslag;d) de verrekeningen en de aanhangsels.

Art. 34.Het advies van de Inspecteur van Financiën is niet vereist voor personeelsuitgaven, voor zover het gaat om de toepassing van het bestaande geldelijke en administratieve statuut.

Niettemin zijn de vacantverklaringen van betrekkingen op de personeelsformatie, de toekenning van hogere functies en de voorstellen tot contractuele aanwervingen onderworpen aan het advies van de Inspecteur van Financiën.

Art. 35.Het advies van de Inspecteur van Financiën is niet vereist voor de zendingen in België en in het buitenland.

Niettemin is de toekenning van kilometercontingenten onderworpen aan het advies van de Inspecteur van Financiën.

Art. 36.Het advies van de Inspecteur van Financiën is niet vereist voor de overheidsopdrachten waarvan de geraamde waarde van de opdracht (zonder BTW) de volgende drempelwaarden in EUR niet overschrijdt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Ongeacht het bedrag van de opdracht, is het advies vereist : a) in het geval van een openbare of beperkte aanbesteding waarbij de aanbestedende overheid voorstelt de overheidsopdracht niet aan de laagstbiedende inschrijver toe te wijzen;b) in het geval de overheidsopdracht de raming (zonder BTW) met meer dan 20 % overschrijdt. De betekening van de overheidsopdrachten voor een bedrag hoger dan 5.000 EUR (zonder BTW) wordt in elk geval maandelijks aan de Inspecteur van Financiën meegedeeld door de functioneel bevoegde minister.

Het advies van de Inspecteur van Financiën is niet vereist voor overheidsopdrachten bij onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking in de zin van artikel 17, § 2, eerste lid, 2° en 3° van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten die gegund worden aan de opdrachtnemer van de oorspronkelijke opdracht, indien de voormelde drempelbedragen niet overschreden worden.

De Inspecteur van Financiën kan niettemin de voorstellen tot overheidsopdrachten beneden de hiervoor vermelde bedragen toch voor advies opvragen in de door hem gemotiveerde gevallen.

Art. 37.De overeenkomsten die niet als overheidsopdrachten worden beschouwd, moeten niet voor advies aan de Inspecteur van Financiën worden voorgelegd indien het bedrag van 31.000 EUR (zonder BTW) niet overschreden wordt.

De Inspecteur van Financiën kan niettemin de voorstellen tot overeenkomsten beneden het hiervoor vermelde bedrag toch voor advies opvragen in de door hem gemotiveerde gevallen.

Art. 38.Het advies van de Inspecteur van Financiën is niet vereist voor de subsidies : a) die van organieke aard zijn; b) die van facultatieve aard zijn en die het bedrag van 3.100 EUR niet overschrijden.

De Inspecteur van Financiën kan niettemin de voorstellen tot subsidies beneden dit bedrag toch voor advies opvragen in de door hem gemotiveerde gevallen.

Art. 39.Het advies van de Inspecteur van Financiën is niet vereist voor uitgaven, andere dan de organieke subsidies, onderworpen aan organieke regelen die het voorwerp, de toekenningsvoorwaarden, de begunstigde en het bedrag ervan op strikte en definitieve wijze vaststellen.

Het advies van de Inspecteur van Financiën is niet vereist voor uitgaven gelijkgesteld aan de organieke uitgaven. De Minister van Begroting legt, na advies van de inspecteurs van Financiën, de lijst van deze uitgaven vast.

De Regering wordt hierover geïnformeerd.

Art. 40.Elke functioneel bevoegde minister kan voorstellen de in de artikelen 36 tot en met 38 van dit besluit bedoelde bedragen aan te passen voor de categorieën van uitgaven die hij bepaalt.

In dat geval wordt een voorstel van akkoordprotocol opgesteld dat het volgende op gedetailleerde wijze vaststelt : 1° de nagestreefde doelstellingen;2° de aard van de betrokken uitgaven;3° de begrotingsprogramma's of gedeelten daarvan waartoe ze behoren;4° de nieuwe bedragen die van toepassing zullen zijn;5° de alternatieve modaliteiten voor risicobeheersing waarin moet worden voorzien;6° de begeleidings- en toezichtsmaatregelen;7° de geldigheidsperiode van het protocol die in elk geval van bepaalde duur moet zijn. Het protocol wordt ondertekend door de functioneel bevoegde minister, de Minister van Begroting en de bevoegde Inspecteur van Financiën. Het protocol kan slechts in werking treden na de mededeling ervan aan de Regering en aan het Rekenhof.

Het protocol kan op elk moment door een van de ondertekenende partijen worden opgezegd.

De in het akkoordprotocol bedoelde dossiers zijn achteraf onderworpen aan een controle van de inspectie van financiën op grond van een steekproef.

De resultaten van die controle worden overgezonden aan de andere ondertekenende partijen en worden gepubliceerd in het bij artikel 30 van dit besluit voorziene verslag.

Art. 41.De inspecteurs van financiën behouden hun raadgevende bevoegdheid inzake de algemene aanwending van de kredieten betreffende de uitgaven bedoeld in de artikelen 34 tot en met 40 van dit besluit. HOOFDSTUK VI. - Het administratieve begrotingscomité en de begrotingscorrespondenten

Art. 42.De Secretaris-generaal, de Adjunct-secretaris-generaal en de Directeurs-generaal van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, evenals de leidende ambtenaren van autonome bestuursinstellingen, duiden, ieder voor wat hem betreft, een begrotingscorrespondent aan.

De begrotingscorrespondenten staan in voor de coördinatie, centralisatie, verificatie en consolidatie van alle budgettaire informatie. Zij verzekeren de overmaking ervan binnen de vereiste termijnen aan de directie Begroting van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, aan de bevoegde Inspecteur van Financiën, gemachtigde van de Minister van Begroting of regeringscommissaris, inzonderheid in het kader van de voorbereiding van de initiële of aangepaste begroting.

Er wordt een administratief begrotingscomité opgericht dat samengesteld is uit de begrotingscorrespondenten en de directie Begroting van het Ministerie. Het comité wordt voorgezeten door de directeur van de directie Begroting van het Ministerie.

Het comité behandelt alle kwesties in verband met de voorbereiding en de uitvoering van de begroting. HOOFDSTUK VII. - Algemene bepalingen en slotbepalingen

Art. 43.Indien een minister een van de voorstellen bedoeld in dit besluit voorlegt aan de Regering, voegt hij daar telkens het advies van de Inspecteur van Financiën, het akkoord van de Minister van Begroting of het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken bij wanneer deze vereist zijn krachtens dit besluit, een vereffeningsplanning en een realisatieplanning.

Art. 44.Elk regeringsbesluit of ministerieel besluit vermeldt in de aanhef, met opgave van de datum, het advies van de Inspecteur van Financiën, het akkoord van de Minister van Begroting of het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken wanneer deze vereist zijn krachtens dit besluit.

In geval van toepassing van artikel 13, 4e lid van dit besluit, vermeldt het regeringsbesluit of ministerieel besluit in zijn aanhef « Gelet op artikel 13, 4e lid van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de administratieve en begrotingscontrole evenals de begrotingsopmaak, » in de plaats van « Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op ......................... ».

In geval van toepassing van artikel 14, 1e lid van dit besluit, vermeldt het regeringsbesluit of ministerieel besluit in zijn aanhef « Gelet op de beslissing van de Minister van Begroting in toepassing van het artikel 14, 1e lid van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de administratieve en begrotingscontrole evenals de begrotingsopmaak » in de plaats van « Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op ......................... ».

In geval van toepassing van artikel 25, 1e lid van dit besluit vermeldt het regeringsbesluit of ministerieel besluit in zijn aanhef « Gelet op het artikel 25,1e lid van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de administratieve en begrotingscontrole evenals de begrotingsopmaak, » in de plaats van « Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op ......................... ».

In geval van toepassing van artikel 40 van dit besluit, vermeldt het regeringsbesluit of ministerieel besluit in zijn aanhef « Gelet op het akkoordprotocol ondertekend op ... krachtens artikel 40 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de administratieve en begrotingscontrole evenals de begrotingsopmaak, » in de plaats van « Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op » en « Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op ......................... ».

Art. 45.Opgeheven worden voor wat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreft : 1° het koninklijk besluit van 8 april 1954 tot regeling van de modaliteiten van controle door de Inspecteurs van Financiën op sommige instellingen van openbaar nut, zoals gewijzigd;2° het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole, zoals gewijzigd. In het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 4 juli 1991 tot regeling van haar werkwijze en tot regeling van de ondertekening van de akten van de Executieve, worden de artikelen 3, § 3, 4, § 2, 12, §§ 1 en 2, 13, §§ 1 en 2, opgeheven.

Art. 46.§ 1. De leden van de Regering zijn, ieder voor wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. § 2. In toepassing van artikel 101, § 2, 3de lid, in fine, van de ordonnantie, wordt het advies van het Comité tot aankoop geacht gunstig te zijn indien het Comité de termijn laat verstrijken.

Art. 47.Artikel 7 van het onderhavig besluit treedt in werking op 1 januari 2006 voor de diensten van de Regering en op 1 januari 2008 voor de autonome bestuursinstellingen.

Brussel, 13 juli 2006.

Voor de Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL

^