Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 03 juni 2010
gepubliceerd op 09 juli 2010

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de voor de verwarmingssystemen van gebouwen geldende EPB-eisen bij hun installatie en tijdens hun uitbatingperiode

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2010031322
pub.
09/07/2010
prom.
03/06/2010
ELI
eli/besluit/2010/06/03/2010031322/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 JUNI 2010. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de voor de verwarmingssystemen van gebouwen geldende EPB-eisen bij hun installatie en tijdens hun uitbatingperiode


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de Richtlijn 2002/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de energieprestatie van gebouwen, artikelen 8 en 10;

Gelet op artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

Gelet op artikel 8 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen;

Gelet op de Ordonnantie van 7 juni 2007 betreffende de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen, met name de artikelen 4, 5, § 1, 6, § 1, 9, 10 § 1, 11, § 3, 15, § 4, 16, § 3, 17, §§ 3 en 4, 19, § 2, 20, § 5, 23, 23bis, 24 en 41, gewijzigd door de ordonnantie van 14 mei 2009;

Gelet op het Koninklijk Besluit van 6 januari 1978 tot voorkoming van luchtverontreiniging bij het verwarmen van gebouwen met vaste of vloeibare brandstof;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 december 2007 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 juni 2008 tot vaststelling van de vorm en de inhoud van de kennisgeving van het begin van de werkzaamheden, de EPB-aangifte en de vereenvoudigde aangifte;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 juni 2008 tot vaststelling van de inhoud van het EPB-voorstel en van de technisch-economische haalbaarheidsstudie;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 juni 2008 betreffende het energieprestatiecertificaat voor nieuwe gebouwen die bestemd zijn voor wooneenheden, kantoren en diensten, en onderwijs;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 14 januari 2009;

Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 19 februari 2009;

Gelet op het advies van de Inspectie Financiën, gegeven op 25 maart 2009;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven opY;

Gelet op advies 46.949/3 van de Raad van State, gegeven op 9 juli 2009 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Minister van Leefmilieu, Energie en Waterbeleid;

Na beraadslaging, HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.§ 1 Voor de toepassing van dit besluit, verstaat men onder : 1°Personeelslid : In overeenstemming met de bepalingen van artikel 4 van de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu aangeduide personeelslid; 2° Ordonnantie : De ordonnantie van 7 juni 2007 houdende de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen;3° Verwarmingsketel type B : Niet-gesloten verwarmingsketel of verwarmingsketel van het type B, zoals bepaald in de norm NBN B61-002;4° Verwarmingsketel type C : Gesloten verwarmingsketel of verwarmingsketel van het type C, zoals bepaald in de norm NBN B61-002;5° Gasvormige brandstof : Elke brandstof die bij een temperatuur van 15°C onder atmosferische druk in een gasvormige toestand verkeert;6° Atmosferische brander : Brander van het type B11BS en B11, zoals bepaald in de normen NBN D 51-003 en NBN B 61-002;7° Premix gasbrander : Brander waarbij alle verbrandingslucht met de gasvormige brandstof vermengd wordt vóór het begin van de verbranding;8° Ventilatorbrander : Erkende brander die los van de verwarmingsketel verkocht mag worden en waarbij de verbrandingslucht door middel van een ventilator wordt aangeblazen;9° Atmosferische gasverwarmingsketel : Geheel van een verwarmingsketel en een atmosferische brander, waarin de verbrandingslucht wordt aangevoerd zonder mechanische hulpmiddelen (type B11BS et B11);10° Verwarmingsketelunit : Met een door de fabrikant ingestelde atmosferische of ventilatorbrander uitgerust verwarmingsketel, waarbij de delen van het geheel onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn;11° Stookplaats : De ruimte waarin één of meer verwarmingsketels van het verwarmingssysteem geïnstalleerd zijn;12° VTI : De verantwoordelijke voor de technische installaties;13° Verwarmingssysteem van type 1 : Verwarmingssysteem waarbij een verwarmingsketel met een nominaal vermogen van minder dan 100 kW voor de warmteproductie instaat;14° Verwarmingssysteem van type 2 : Verwarmingssysteem waarbij een verwarmingsketel met een nominaal vermogen van 100 kW of meer, of meerdere verwarmingsketels voor de warmteproductie instaat/instaan;15° Stappenplan : Schriftelijk document dat de vooropgestelde kalender preciseert, die voor de uitvoering van de periodieke controles en de diagnose nageleefd moet worden, alsook de kalender van de daadwerkelijk uitgevoerde handelingen, met inbegrip van de oplevering;16° Logboek : dossier met alle documenten die betrekking hebben op de technische installaties en op de gebouwen waarin deze installaties zich bevinden;17° Zone : Elk geheel van vertrekken waarvan de thermische emissiebronnen (van warmte of koude) aangesloten zijn op het hydraulische of luchtbehandelingnetwerk via één enkele aanvoerleiding of Bluchtkoker en één enkele retourleiding of Bluchtkoker;18° Zone-instroompunt : Het punt van het hydraulische of luchtbehandelingnetwerk waar de vloeistof de zone binnenkomt;19° Zone-uitstroompunten : Het punt van het hydraulische of luchtbehandelingnetwerk waar de vloeistof de zone verlaat;20° Minister : De Minister van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die het energiebeleid tot zijn bevoegdheden telt; § 2. De definities van bijlage 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 december 2007 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen zijn van toepassing op onderhavig besluit.

Art. 2.De bepalingen van dit besluit gelden voor de verwarmingssystemen die een of meerdere verwarmingsketels bevatten.

De betroffen verwarmingsketels werken op niet-hernieuwbare vloeibare of gasvormige brandstof en maken gebruik van vloeibaar water als warmtevoerend medium om hun warmte door te geven.

Art. 3.Voor de toepassing van dit besluit wordt de leeftijd van de verwarmingsketel op basis van de fabricagedatum berekend.

De fabricagedatum wordt bepaald op basis van de informatie die op het identificatieplaatje van de verwarmingsketel wordt vermeld.

Mocht een dergelijk identificatieplaatje ontbreken of mocht de datum in kwestie er niet van afgeleid kunnen worden, wordt de datum bepaald op basis van de informatie in het opleveringsattest, de factuur voor de verwarmingsysteem of de technische documentatie van de verwarmingsketel. Mocht er geen datum bepaald kunnen worden, wordt de leeftijd van de verwarmingsketel als een onbekend gegeven beschouwd. HOOFDSTUK II. - Voor de verwarmingssystemen geldende eisen Afdeling 1. - Aan verwarmingssystemen van type 1 gestelde eisen

Onderafdeling 1. - Openingen voor verbrandingscontrole

Art. 4.§ 1 De verwarmingssystemen moeten voorzien zijn van een meetopening waarlangs metingen kunnen worden verricht op de verbrandingsgassen van de verwarmingsketels. § 2 In afwijking van § 1 is een meetopening niet verplicht op verwarmingssystemen die in dienst werden gesteld vóór de inwerkingtreding van dit hoofdstuk, en die verwarmingsketels omvatten die werden opgebouwd volgens type C met concentrisch kanaal.

Onderafdeling 2. - Aan werkende verwarmingsketels gestelde eisen op het vlak van verbranding en emissie

Art. 5.De verwarmingsketels moeten voldoen aan de eisen op het vlak van verbranding en emissie die bij bijlage 1 bepaald werden.

De met branders uitgeruste verwarmingsketels die zowel op een vloeibare, als een gasvormige brandstof kunnen werken, dienen te voldoen aan de eisen die voor elk van beide brandstoffen gelden.

Onderafdeling 3. - In verband met de bepaling van het vermogen van de verwarmingsketels gestelde eisen

Art. 6.Voor elke nieuwe verwarmingsketel wordt het noodzakelijke nominale calorische vermogen voorafgaandelijk bepaald op basis van een door de Minister voorgeschreven methode. Deze methode kan variëren in functie van de bestemming van het gebouw dat door het verwarmingssysteem verwarmd wordt, en naar gelang er gaat om een nieuw of een bestaand gebouw.

Een dimensioneringsnota die de juiste toepassing van de methode verklaart, wordt bij het logboek gevoegd.

Onderafdeling 4. - In verband met de modulatie van het vermogen van de branders gestelde eisen

Art. 7.Voor elke te installeren nieuwe verwarmingsketel dient de modulatie van het calorische vermogen van de geïnstalleerde verwarmingsketel of verwarmingsketels aan de bij bijlage 2 geformuleerde eisen te voldoen.

Onderafdeling 5. - Trekvermogen van de schoorsteen

Art. 8.De verwarmingsketels dienen verbonden te zijn met een schoorsteen, waarvan het trekvermogen bij werking groter is dan of gelijk is aan 5 Pa in normale weersomstandigheden.

Onderafdeling 6. - Ventilatie van het stookplaats

Art. 9.§ 1 Elke stookplaats die na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk gebouwd werd of voor dewelke werkzaamheden aan de wanden ondernomen werden, met inbegrip van de luchtaanvoer- en luchtafvoersystemen, beantwoordt afhankelijk van het geval en voor de gedeelten met betrekking tot de ventilatievoorwaarden van het stooklokaal aan : 1° de laatste versie van de norm NBN B 61-001 > Stookafdelingen en schoorstenen' die van kracht is op het moment van de oplevering, indien het geïnstalleerde nominale calorische vermogen groter is dan of gelijk is aan 70 kW;2° de laatste versie van de norm NBN B 61-002 > Centrale verwarmingsketels met een nominaal vermogen kleiner dan 70 kW B Voorschriften voor hun opstellingsruimte, luchttoevoer en rookafvoer' die van kracht is op het moment van de oplevering, indien het geïnstalleerde nominale calorische vermogen kleiner is dan 70 kW;3° de laatste versie van de norm NBN D 51-003 >Binneninstallaties voor aardgas en plaatsing van de verbruikstoestellen B Algemene bepalingen' die van kracht is op het moment van de oplevering, indien de verwarmingsketel op aardgas werkt met een maximale bedrijfsdruk van 100 mbar en waarvan de nominale diameter van de leidingen kleiner is dan of gelijk is aan DN 50;4° de laatste versie van de norm NBN D 51-006 > Binnenleidingen voor commercieel butaan of propaan in gasfase op een werkdruk van maximum 5 bar en plaatsing van de verbruikstoestellen - Algemene bepalingen' die van kracht is op het moment van de oplevering, indien de verwarmingsketel op butaan- of propaangas werkt; § 2 Elke stookplaats, met inbegrip van de luchtaanvoer- en luchtafvoersystemen, die niet onder § 1 bedoeld wordt, voldoet aan de door de minister bepaalde voorschriften.

Onderafdeling 7. - Dichtheid van het systeem voor de afvoer van de verbrandingsgassen en voor de luchtaanvoer

Art. 10.De verschillende aanvoerdelen voor verbrandingslucht van een verwarmingsketel dienen onderling luchtdicht te zijn.

De verschillende delen die de verbrandingsgassen van een verwarmingsketel afvoeren, dienen onderling gasdicht te zijn en mogen geen enkel spoor van condensatie vertonen, tenzij ze hiervoor voorzien zijn.

Onderafdeling 8. - Eisen met betrekking tot de thermische isolatie van leidingen en accessoires

Art. 11.§ 1 Alle nieuw in een verwarmingssysteem geïnstalleerde leidingen en accessoires moeten thermisch geïsoleerd zijn in overeenstemming met de eisen van het bijlage 3. § 2 Alle vóór de inwerkingtreding van dit hoofdstuk in een verwarmingssysteem bestaande niet thermisch geïsoleerde leidingen en accessoires moeten thermisch geïsoleerd worden in overeenstemming met de eisen van het bijlage 3, zodra er minstens één nieuwe verwarmingsketel op de verwarmingssystemen aangesloten wordt.

Onderafdeling 9. - Eisen met betrekking tot de verdeling

Art. 12.De verwarmingssystemen die werden geplaatst of gewijzigd na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk houden rekening met de voorschriften van bijlage 4.

Onderafdeling 10. - Eisen betreffende de regeling van de verwarmingssystemen

Art. 13.Wanneer een nieuwe verwarmingsketel geïnstalleerd wordt, moet de regeling van het verwarmingssysteem waarvan deze verwarmingsketel deel uitmaakt, voldoen aan bijlage 5.

Onderafdeling 11. - Bijhouding van een logboek

Art. 14.§ 1. Een logboek moet worden samengesteld en bijgehouden door de verschillende personen die met betrekking tot het verwarmingssysteem tussenkomen bij de installatie en tijdens e uitbatingperiode ervan. § 2. Voor elk verwarmingssysteem dat na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk wordt geïnstalleerd, omvat het logboek minimum de informatie die wordt vermeld onder bijlage 6, afhankelijk van het type van verwarmingssysteem. § 3 Voor elk bestaand verwarmingssysteem dat al in dienst is vóór de inwerkingtreding van dit hoofdstuk, omvat het logboek alleen alle bestaande informatie die wordt vermeld onder bijlage 6. § 4 Voor elk bestaand verwarmingssysteem dat wordt gewijzigd na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk, wordt het logboek aangevuld met de inlichtingen die betrekking hebben op de gewijzigde of vernieuwde onderdelen. Afdeling 2. - Aan verwarmingssystemen van type 2 gestelde eisen

Onderafdeling 1. - Algemene eisen

Art. 15.De 11 bij afdeling 1 van dit hoofdstuk gestelde eisen gelden eveneens voor verwarmingssystemen van type 2.

Onderafdeling 2. - Meting

Art. 16.§ 1 Voor elk verwarmingssysteem, geldt dat : 1° Als de som van de vermogens van de verwarmingsketels zich tussen 100 kW en 500 kW situeert, er een meter geplaatst moet worden, die de door al deze verwarmingsketels verbruikte hoeveelheid brandstof meet.2° Als de som van de vermogens van de verwarmingsketels die op hetzelfde hydraulische netwerk aangesloten zijn, echter groter is dan of gelijk is aan 500 kW, dan moeten er twee meters geplaatst worden. De ene meter zal in dat geval de hoeveelheid brandstof meten, die door al deze warmtegeneratoren samen verbruikt wordt, terwijl de andere meter het totale, aan de verdeelcircuits van het verwarmingssysteem overgedragen calorische vermogen zal meten. 3° Indien de verwarmingsketels bedoeld onder 2° warmte over verschillende gebouwen verspreiden, worden er minstens evenveel meters als bediende gebouwen geplaatst om de hoeveelheid calorisch vermogen die aan elk gebouw wordt overgedragen te verrekenen. § 2 De in § 1 beoogde meters dienen uitgerust te zijn met een inrichting die een automatische opname van de gemeten hoeveelheid mogelijk maakt en dat ter plaatse of van op afstand. § 3 Het aantal meters die de hoeveelheid verbruikte brandstof verrekenen moet vermenigvuldigd worden met het aantal voor alle verwarmingsketels samen gebruikte brandstoffen om een meting voor elke gebruikte brandstof te garanderen. § 4. In afwijking van § 1 en § 2 kan de bestaande meter die door de leverancier van aardgas (of elk LPG-gas) gebruikt wordt voor energiefacturering : 1° als energiemeter die de verbruikte hoeveelheid brandstof meet beschouwd worden, als deze meter het verbruik opneemt van de verwarmingsketels van een of meerdere bestaande verwarmingssystemen met een totale vermogen tussen 100 en 500 KW;2° als energiemeter die de hoeveelheid verbruikte brandstof verrekent beschouwd worden, indien de gasvormige brandstofaanvoer in kwestie uitsluitend de verwarmingsketels van een verwarmingsysteem voorziet waarvan de som van de vermogens groter dan of gelijk aan 500 kW is.

Art. 17.Voor het meten van de stroomtoevoer naar de motoren van afvoer- of aanvoerventilatoren met een debiet van meer dan of gelijk aan 10.000 m;/u van een mechanisch ventilatiesysteem die deel uitmaakt van een verwarmingssysteem, moet een specifieke elektriciteitsmeter voorzien worden.

Onderafdeling 3. - Gestelde vereisten in verband met de aanvoer van hygiënische verse lucht

Art. 18.§ 1 Voor verwarmingssystemen met een nieuw geïnstalleerd dubbel flux ventilatiesysteem waarvan het debiet aan verse lucht groter is dan 5.000 m;/u en die een werkingsduur van meer dan of gelijk aan 2.000 uur/jaar hebben, verplicht de reglementering de installatie van een warmteterugwinningsvoorziening op het afvoerluchtkanaal met het oog op een voorverwarming van de aangevoerde verse lucht.

Deze warmteterugwinningsvoorziening moet bovendien uitgerust zijn met een automatisch regelingssysteem, waarmee de voorverwarming van de aangevoerde verse lucht ook volledig uitgeschakeld kan worden. § 2 Voor verwarmingssystemen met een nieuw geïnstalleerd ventilatiesysteem geldt dat de reglementering voor elk lokaal dat aan een variabel menselijk gebruik wordt bestemd, zoals restaurants, cafetaria's, vergaderzalen, ontmoetingsruimten, polyvalente zalen, ontvangstruimten, winkelcentra, supermarkten, sporthallen of turnzalen, en dat een nominaal debiet aan aangevoerde verse lucht van meer dan of gelijk aan 5.000 m;/u heeft, een regelsysteem oplegt, waarmee dit debiet in functie van het daadwerkelijke aantal aanwezige personen geregeld kan worden.

Een variatie van het luchtdebiet door middel van smoor- of bypasssystemen is hier verboden.

Onderafdeling 4. - Bijhouding van een energieboekhouding

Art. 19.§ 1. De door de aan het artikel 16 beoogde meters geregistreerde verbruiken dient het voorwerp uit te maken van een energieboekhouding bestaande uit, tenminste : 1° Een maandelijkse opname op een vaste datum en in fysieke eenheden, 2° een jaarlijks verslag bestaande uit : a) De energetische handtekening van het gebouw berekend op basis van de maandelijkse opnemingen uitgedrukt in één zelfde energie eenheid;b) De berekening van het genormaliseerde jaarlijkse verwarmingsverbruik;c) De berekening van het jaarlijkse verwarmingsverbruik teruggebracht naar de verwarmde oppervlakte of elke andere relevante indicator;d) De berekening van de jaarlijkse CO2 uitstoten die toe te schrijven zijn aan het verwarmingssysteem met behulp van de emissiecijfers die vastgesteld worden in het ministerieel Besluit van 24 juli 2008 tot vaststelling van de energetische hypothesen te gebruiken bij het uitvoeren van de haalbaarheidsstudies;e) De berekening van het jaarlijks rendement van de verwarmingsproductie;f) De interpretatie van de elementen hierboven in vergelijking met de resultaten van voorafgaande jaren en met de gemiddelden voor gelijksoortige gebouwen. § 2. In afwijking van vorige paragraaf, wanneer de som van de verwarmingsketelvermogens kleiner is dan 500KW mag de energieboekhouding vereenvoudigd worden. In dit geval bevat ze minstens : 1° de jaarlijkse meterstanden 2° de berekening van het genormaliseerde jaarverbruik aan verwarming 3° de interpretatie van de voorgaande elementen in vergelijking met de resultaten van de voorgaande jaren en met de gemiddeldes voor gelijkaardige gebouwen. HOOFDSTUK III. - Oplevering van de verwarmingssystemen

Art. 20.Tot oplevering van het verwarmingssysteem wordt overgegaan na de installatie van een verwarmingsketel, na de vervanging van het verwarmingselement of de brander of na de verplaatsing van een verwarmingsketel.

Art. 21.De oplevering van een verwarmingssysteem van type 1 bestaat uit een controle van de naleving van de bij afdeling 1 van hoofdstuk II beoogde eisen.

Art. 22.De oplevering van een verwarmingssysteem van type 2 bestaat uit een controle van de naleving van de bij afdeling 2 van hoofdstuk II beoogde eisen.

Art. 23.§ 1. Na de oplevering zal de erkende verwarmingsinstallateur of de EPB verwarmingsadviseur de VTI het opleveringsattest en het geactualiseerde stappenplan bezorgen, waarvan de minimale inhoud respectievelijk bepaald werd in bijlagen 7 en 8. Hier voegt hij een kopie van de bij artikel 6 beoogde dimensioneringsnota van de verwarmingsketel of verwarmingsketels aan toe. § 2 Voor de verwarmingslokalen onderworpen aan de vereisten bedoeld onder artikel 9, § 2 doet de erkende verwarmingsinstallateur of de EPB-verwarmingsadviseur, bij ontstentenis van voorschriften bepaald door de Minister, aanbevelingen aangaande het naleven van de vereisten bedoeld onder artikel 9, § 1. HOOFDSTUK IV. - Periodieke controle van de verwarmingssystemen

Art. 24.Op het hele verwarmingssysteem met een verwarmingsketel moet een periodieke controle uitgevoerd worden door een erkende verwarmingsketeltechnicus in functie van het type van verwarmingsketel in overeenstemming met de volgende tabel :

Type van verwarmingsketel

Type erkenning van de eerkende verwarmingsketeltechnicus

Type de chaudière

Type d'agrément du technicien chaudière agréé

Verwarmingsketel op vloeibare brandstof

Type L

Chaudière combustible liquide

Type L

verwarmingsketelunit op gasvormige brandstof

Type G1

Chaudière unit combustible gazeux

Type G1

Verwarmingsketelunit of met ventilatorbrander, op gasvormige brandstof

Type G2

Chaudière unit ou à brûleur à air pulsé, à combustible gazeux

Type G2


Art. 25.§ 1. Bij de uitvoering van de periodieke controle moet de maximumtermijn tussen twee opeenvolgende periodieke controles gerespecteerd worden. Deze maximumtermijn wordt bepaald in functie van het gebruikte type van brandstof in overeenstemming met de volgende tabel, waarbij dient gesteld dat de termijn in kwestie vanaf de datum van inwerkingtreding van dit hoofdstuk begint te lopen.

Brandstof

Maximaal termijn

Combustible

Délai maximal

gasvorming

3 jaar

gazeux

3 ans

vloeibaar

1 jaar

liquide

1 an


§ 2. Voor de verwarmingsketels die bestonden voor de inwerkingtreding van dit hoofdstuk, gaat de eerste periodieke controle de in hoofdstuk V beoogde diagnose vooraf.

Art. 26.§ 1. De periodieke controle bestaat uit : 1° Een reiniging van alle onderdelen van de verwarmingsketel en het rookgasafvoersysteem, 2° De regeling van de brander van de verwarmingsketel, in voorkomend geval 3° Een controle van de naleving van de bij artikelen 4, 5, en 7 tot 10 beoogde eisen. § 2. In afwijking van artikel 24 kan de reiniging van het rookgasafvoersysteem ook door een schoorsteenveger uitgevoerd worden. § 3 De erkende verwarmingsketeltechnicus vult het stappenplan aan, waarvan de minimal inhoud bepaald werd in bijlage 8 werd opgenomen.

Als er geen stappenplan bestaat, stelt hij er een op voor alle verwarmingsketels van hetzelfde verwarmingssysteem. § 4 De erkende verwarmingsketeltechnicus formuleert aanbevelingen : 1° in verband met eventueel noodzakelijke tussenkomsten met betrekking tot de verwarmingsketel bij wijze van aanvulling op de periodieke controles en, 2° bij ontstentenis van voorschriften bepaald door de Minister, over het naleven van de vereisten bedoeld onder artikel 9, § 1 voor de verwarmingsketels bedoeld onder artikel 9, § 2.

Art. 27.Na de periodieke controle verricht te hebben, bezorgt de erkende verwarmingsketeltechnicus de VTI het attest van periodieke controle, waarvan de minimale inhoud in bijlage 9 bepaald werd. HOOFDSTUK V. - Diagnose van de verwarmingsystemen

Art. 28.Ten vroegste een jaar voor- en ten laatste een jaar nadat de oudste verwarmingsketel vijftien jaar geworden is, laat de VTI de diagnose van het verwarmingssysteem stellen.

Art. 29.In afwijking van het vorige artikel moet de diagnose uiterlijk : 1° twee jaar na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk verricht worden, indien de ouderdom van de verwarmingsketel op de datum van inwerkingtreding van dit hoofdstuk niet gekend is of als de verwarmingsketel vijfentwintig jaar of ouder is;2° twee en een half jaar na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk verricht worden, indien de verwarmingsketel op de datum van inwerkingtreding van dit hoofdstuk minder dan vijfentwintig jaar oud, maar wel twintig jaar of ouder is;3° drie jaar na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk verricht worden, indien de verwarmingsketel op de datum van inwerkingtreding van dit hoofdstuk minder dan twintig jaar oud, maar wel elf jaar of ouder is.

Art. 30.De diagnose wordt uiterlijk twaalf maanden na de periodieke controle uitgevoerd met behulp van een berekeningstool die door het Instituut ter beschikking werd gesteld.

De diagnose omvat : 1° Een beoordeling van de energieprestaties van de verwarmingsketel of de verwarmingsketels en het verwarmingssysteem;2° De informatie wat het naleven van de respectievelijk voor de verwarmingssystemen van type 1 bij afdeling 1 van hoofdstuk II en voor de verwarmingssystemen van type 2 bij afdeling 2 van hoofdstuk II beoogde eisen betreft;met uitzondering van de eis betreffende de dichtheid van het systeem voor de afvoer van de verbrandingsgassen en voor de luchtaanvoer; 3° De bepaling van de overdimensionering van de verwarmingsketel of het geheel van verwarmingsketels;4° Advies over de vervanging van de verwarmingsketels, over andere mogelijke wijzigingen, over het gebruik van het verwarmingssysteem en over denkbare alternatieve oplossingen;5° Het opstellen of de actualisering van het stappenplan.

Art. 31.Na de diagnose verricht te hebben, bezorgt de erkende verwarmingsinstallateur of de EPB verwarmingsadviseur de VTI het diagnoseverslag, waarvan de minimale inhoud in bijlage 10 bepaald werd. HOOFDSTUK VI. - De verplichtingen van de VTI

Art. 32.§ 1 De VTI stelt het logboek ter beschikking van de verschillende personen die met betrekking tot het verwarmingssysteem tussenkomen. § 2. In geval van wijziging van VTI bezorgt de VTI het logboek aan de nieuwe VTI.

Art. 33.In voorkomend geval bezorgt de VTI alle bewoners en eigenaars van het gebouw gratis en op eenvoudig verzoek van hunnentwege : 1° Een kopie van het opleveringsattest;2° Een kopie van het laatste attest van periodieke controle;3° Een kopie van het diagnoseverslag;4° Een kopie van de rapporten van de energieboekhouding.

Art. 34.§ 1 Bij een eventuele niet overeenstemming van het opleveringsattest of het attest van periodieke controle heeft de VTI vijf maanden de tijd te tellen vanaf de oplevering of de periodieke controle om zijn verwarmingssysteem of zijn verwarmingsketel in orde te brengen en een conform opleveringsattest of een conform attest van periodieke controle te krijgen. § 2. In afwijking van de vorige paragraaf kan de VTI over een termijn van een jaar beschikken om zich in regel te stellen voor de verwarmingsketels die op de dag van de inwerkingtreding van het besluit niet aan de bij de artikelen 4 en 9 beoogde eisen voldoen omwille van technische verplichtingen die verband houden met de structuur van het gebouw of omwille van administratieve verplichtingen.

In dat geval wordt een rechtvaardigingsnota die melding maakt van de technische of administratieve verplichtingen die aan de basis van de afwijking liggen en de technische oplossingen die ter vervanging werden geïmplementeerd gevoegd met de verzending van het opleveringsattest of het attest van de periodieke controle. HOOFDSTUK VII. - Erkende verwarmingsketeltechnici, erkende verwarmingsinstallateurs, EPB verwarmingsadviseurs en kwaliteitscontrole-instellingen Afdeling 1. - Erkenning van de Erkende verwarmingsketeltechnici,

erkende verwarmingsinstallateurs, EPB verwarmingsadviseurs Onderafdeling 1. - Erkende verwarmingsketeltechnici

Art. 35.§ 1. Een erkenning als erkend verwarmingsketeltechnicus wordt, in functie van het type van verwarmingsketel waaraan hij werkt, in overeenstemming met de in artikel 24 beoogde tabel, toegekend aan natuurlijke personen die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° Houder zijn van een bij § 2 beoogd geldig bekwaamheidsattest als erkend verwarmingsketeltechnicus van type L of type G1 of G2;2° Zich ertoe verbinden om de in het formulier van de verklaring op eer beoogde punten na te leven, waarvan het model onder punt A van bijlage 11 opgenomen werd;3° Niet ontzet zijn uit hun burgerlijke of politieke rechten. § 2. Het bekwaamheidsattest als erkend verwarmingsketeltechnicus van type L of type G1 of G2 is geldig als het afgeleverd werd nadat de persoon in kwestie een reglementaire opleiding gevolgd heeft en geslaagd is voor een examen, beide krachtens artikel 48 erkend, en als het attest op het ogenblik van de indiening van de erkenningsaanvraag minder dan een jaar oud is. § 3. De erkenning wordt toegekend voor een periode van vijf jaar. De erkenning kan in navolging van de procedure bepaald onder artikel 41 met periodes van vijf jaar verlengd worden.

Art. 36.Bij de uitvoering van zijn opdrachten dient de erkende verwarmingsketeltechnicus de volgende verplichtingen na te leven : 1° Hij mag niet afwijken van de voorschriften van de fabrikant van de verwarmingsketel in verband met de reiniging en de regeling ervan;2° Hij houdt een chronologisch register bij van de handelingen van periodieke controle op tenminste de vier laatste jaren die in het kader van de activiteit verricht werden, waarvoor hij erkend is;3° Hij houdt gedurende vier jaar een kopie van de attesten van periodieke controle die hij opstelde, bij;4° Hij bezorgt binnen de vijf werkdagen op eenvoudig verzoek van de personeelsleden of de kwaliteitscontrole-instelling een kopie van het register of de opgestelde attesten;5° Hij bezorgt het Instituut binnen een termijn van dertig dagen een kopie van : a.Een kopie van elk attest van niet-conforme periodieke controle; b. Een kopie van het nieuwe attest van conforme periodieke controle dat wordt afgeleverd na een niet-conform attest;6° Hij aanvaardt een controle van de kwaliteit van zijn prestaties door de personeelsleden of een door het Instituut aangeduid kwaliteitscontrole-instelling;7° Hij gebruikt de formulieren, de methode of de methodes en de hem eventueel door het Instituut ter beschikking gestelde berekeningstools;8° Hij volgt de voorschriften voor de metingen en de meetapparatuur die zijn vastgelegd in bijlage 12, evenals de modaliteiten voor verwerking van de verbrandingsmetingen van de verwarmingsketels die worden beschreven in bijlage 13;9° Hij bezorgt het Instituut schriftelijk zijn nieuwe gegevens;10° Hij vermeldt op de attesten van periodieke controle alle gevallen waarin het eventueel onmogelijk is om metingen uit te voeren bij een tussenliggend calorisch vermogen of om meetopeningen te maken in het geval van de onder artikel 4, § 2 voorziene afwijking;11° Hij stelt attesten van periodieke controle op die stroken met de realiteit. Onderafdeling 2. - Erkende verwarmingsinstallateurs en EPB verwarmingsadviseurs

Art. 37.§ 1. Een erkenning als erkende verwarmingsinstallateur wordt toegekend aan natuurlijke personen die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° Houder zijn van het bij artikel 35, § 2 beoogd geldig bekwaamheidsattest als erkend verwarmingsketeltechnicus van type L of type G1 of type G2 zijn;2° Houder zijn van het bij § 3 beoogd geldig bekwaamheidsattest voor erkende verwarminginstallateurs;3° Zich toe verbinden om de in het formulier van de verklaring op eer beoogde punten na te leven, waarvan het model onder punt B van bijlage 11 opgenomen werd;4° Niet ontzet zijn uit hun burgerlijke of politieke rechten § 2.Een erkenning als EPB verwarmingsadviseur wordt toegekend aan natuurlijke personen die aan de volgende voorwaarden voldoen : houder zijn van het onder artikel 35, § 2 bedoelde geldige bekwaamheidsattest als erkend verwarmingsketeltechnicus van type L of type G1 of type G2;

Houder zijn van het bij § 3 beoogd geldig bekwaamheidsattest voor EPB verwarmingsadviseur;

Zich toe verbinden om de in het formulier van de verklaring op eer beoogde punten na te leven, waarvan het model onder punt C van bijlage 11 van dit besluit opgenomen werd;

Niet ontzet zijn uit hun burgerlijke of politieke rechten. § 3. Het bekwaamheidsattest als erkend verwarmingsinstallateur of EPB-verwarmingsadviseur is geldig als het wordt afgeleverd nadat de persoon in kwestie met succes de krachtens artikel 53 erkende opleiding gevolgd heeft en als het attest op het ogenblik van de indiening van de aanvraag minder dan een jaar oud is. § 4. De erkenning wordt toegekend voor een periode van vijf jaar. De erkenning kan in navolging van de procedure bepaald onder artikel 41 met periodes van vijf jaar verlengd worden.

Art. 38.Bij de uitvoering van zijn opdrachten dient de erkende verwarmingsinstallateur of EPB verwarmingsadviseur de volgende verplichtingen na te leven : 1° Hij mag niet gebonden zijn door een arbeidscontract of een associatieovereenkomst met de VTI van het verwarmingssysteem dat hij oplevert of waarop hij een diagnose verricht;2° Hij houdt een chronologisch register bij van de handelingen van oplevering en van de diagnoses op tenminste de vier laatste jaren in het kader van de activiteit waarvoor hij erkend is;3° Hij bezorgt binnen de vijf werkdagen op eenvoudig verzoek van de personeelsleden of de kwaliteitscontrole-instelling een kopie van het in punt 2 beoogd register, van de opgestelde opleveringsattesten of van de opgestelde diagnoseverslagen;4° Hij houdt gedurende vier jaar een kopie van de door hem opgestelde diagnoseverslagen en opleveringsattesten bij;5° Hij bezorgt het Instituut binnen een termijn van dertig dagen een kopie van : a.Een kopie van elk opleveringsattest; b. Een kopie van het nieuwe attest van conforme oplevering dat wordt afgeleverd na een niet-conform attest;c. Een kopie van het diagnoseverslag van type 2;6° Hij aanvaardt een controle van de kwaliteit van zijn prestaties door de personeelsleden of een door het Instituut aangeduide kwaliteitscontrole-instelling;7° Hij gebruikt de formulieren, de methode of de methodes en de hem eventueel door het Instituut ter beschikking gestelde berekeningstools;8° Hij volgt de voorschriften voor de metingen en de meettoestellen die zijn vastgelegd in bijlage 12, evenals de modaliteiten voor verwerking van de verbrandingsmetingen van de verwarmingsketels die worden beschreven in bijlage 13;9° Hij bezorgt het Instituut schriftelijk zijn nieuwe gegevens;10° Hij vermeldt op de opleveringsattesten en in het diagnoserapport alle gevallen waarin het eventueel onmogelijk is om meetopeningen te maken in het geval van de onder artikel 4, § 2 voorziene afwijking;11° Hij stelt opleveringsattesten of diagnoserapporten op die stroken met de werkelijkheid. Onderafdeling 3. - Over de erkenningsprocedure

Art. 39.§ 1. De aanvraag voor een of meerdere erkenningen wordt in één exemplaar bij aangetekende zending of door koerier aan de zetel van het Instituut of elektronisch tot het Instituut gericht.

Het Instituut bezorgt onmiddellijk een ontvangstbewijs voor de indiening van de aanvraag. § 2. De aanvraag bevat : 1° het/de behoorlijk ingevulde en ondertekende erkenningsaanvraagformulier(en) waarvan het model wordt vastgelegd en ter beschikking gesteld door het Instituut;2° Het naar behoren ingevulde en ondertekende formulier van verklaring op eer dat bij bijlage 11 hernomen werd;3° Een kopie van het/de geldige respectieve bekwaamheidsattesten;4° Een kopie van het bewijs van betaling van de bij artikel 28 van de ordonnantie beoogde dossierrechten;5° Een uittreksel uit het strafregister. § 3. Indien de aanvraag tot erkenning wordt ingediend door een persoon die houder is van een gelijkwaardige titel die in een ander gewest of in een andere lidstaat van de Europese Unie afgeleverd werd, bevat de erkenningsaanvraag : 1° een kopie van het document houdende de titel afgeleverd door de bevoegde overheidsdiensten van het gewest of van de lidstaat van de Europese Unie;2° indien nodig, een vertaling naar het Frans of het Nederlands van de reeds verkregen titel;3° elk element dat de aanvrager in staat stelt om aan te tonen dat de voorwaarden van de reeds ontvangen titel gelijkaardig zijn aan de voorwaarden opgelegd in artikelen 35, § 1 en 37 § 1 en § 2;4° een attest volgens hetwelk de reglementaire modules van de reglementaire opleiding en van het examen waarvan de inhoud bepaald is in bijlage 14 met vrucht werden gevolgd.

Art. 40.§ 1. Het Instituut verstuurt een ontvangstbewijs van volledig of onvolledig dossier aan de aanvrager binnen de tien werkdagen na ontvangst van de aanvraag tot erkenning.

Als het dossier onvolledig is, stelt het Instituut de aanvrager op de hoogte van de ontbrekende documenten en gegevens. Binnen de tien werkdagen na ontvangst van de ontbrekende documenten verstuurt het Instituut hem een ontvangstbewijs van volledig of onvolledig dossier.

Het ontvangstbewijs van volledig of onvolledig dossier vermeldt de behandelingstermijnen van het dossier en de beroepsmogelijkheden tegen de beslissing. § 2. Het Instituut oordeelt over de aanvraag tot erkenning, rekening houdende met de elementen in het volledig verklaard dossier. Het Instituut betekent zijn beslissing aan de aanvrager bij aangetekend schrijven binnen de dertig werkdagen na de datum van verzending van het ontvangstbewijs van het volledig verklaard dossier. § 3. Bij gebreke aan betekening van de beslissing binnen de termijn voorzien in § 2, kan de aanvrager bij ter post aangetekend schrijven een herinnering richten aan het Instituut.

Indien de aanvrager bij het verstrijken van een nieuwe termijn van vijftien werkdagen te rekenen vanaf de neerlegging ter post van de aangetekende zending houdende de herinnering geen beslissing heeft ontvangen, wordt de aanvraag geacht te zijn geweigerd.

Art. 41.§ 1. De verlengingsaanvraag wordt ten laatste drie maanden voor het vervallen van de erkenning naar het Instituut gestuurd. § 2. Als er ten laatste zes maanden voor het vervallen van de erkenning op vraag van het Instituut een bijscholingsopleiding en Bexamen georganiseerd worden, gaat de verlengingsaanvraag, nadat deze erkende opleiding en dit erkend examen met vrucht afgelegd werden, vergezeld van het geactualiseerde bekwaamheidsattest.

Art. 42.De erkenning wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op het onlineportaal van het Instituut.

Alle handelingen die worden gesteld in het kader van de activiteit waarvoor de persoon erkend is, vermelden het nummer van de erkenning.

Onderafdeling 4. - Over de opschorting en intrekking van de erkenning

Art. 43.§ 1. Indien de houder van de erkenning zijn verklaring op eer niet nakomt of de in de artikelen 36 of 38 van dit besluit beoogde verplichtingen niet nakomt, dan kan het Instituut de erkenning schorsen. § 2. Indien de houder van de erkenning niet langer voldoet aan de in de artikelen 35 en 37 van dit besluit beoogde erkenningvoorwaarden, dan moet hij dat aan het Instituut laten weten en zijn situatie in regel stellen binnen een termijn van 15 dagen.

Het Instituut kan de erkenning schorsen als het vaststelt dat de houder van de erkenning niet langer aan de erkenningvoorwaarden voldoet. § 3. Van een houder van de erkenning die het voorwerp heeft uitgemaakt van twee schorsingen, kan het Instituut de erkenning intrekken.

Art. 44.Elke beslissing tot schorsing wordt genomen, nadat de houder van de erkenning de mogelijkheid heeft gekregen om zijn opmerkingen mondeling of schriftelijk mee te delen.

Elke beslissing tot intrekking wordt genomen, nadat de houder van de erkenning hierover ten minste één waarschuwing heeft ontvangen, en nadat hij de mogelijkheid heeft gekregen om zijn opmerkingen mondeling of schriftelijk mee te delen.

De beslissing tot schorsing of intrekking wordt aan de houder van de erkenning betekend bij aangetekend schrijven. Ze wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op het onlineportaal van het Instituut, van zodra aan één van de volgende twee voorwaarden is voldaan : 1° De termijn voor het indienen van het beroep voorzien in artikel 45 is verstreken;2° De beslissing werd bevestigd of wordt geacht te zijn bevestigd na het voorwerp te hebben uitgemaakt van het beroep voorzien in artikel 45. Binnen diezelfde termijn, betekent de houder van de erkenning wiens erkenning werd geschorst of ingetrokken aan zijn cliënten dat hij niet langer erkend is nu krachtens de ordonnantie alle beroepsmogelijkheden zijn uitgeput.

Onderafdeling 5. - Over de beroepsprocedure

Art. 45.§ 1. In uitvoering van artikel 24 van de Ordonnantie kunnen alle personen van wie een erkenning werd geweigerd, geschorst, ingetrokken of die geen beslissing binnen de in artikel 40, § 3, bedoelde termijn hebben verkregen, een beroep bij het Milieucollege indienen. § 2. De beroepstermijn van dertig dagen loopt vanaf de datum van kennisgeving van de in artikel 40, § 2 bedoelde beslissing of vanaf de datum van het verstrijken van de in artikel 40, § 3, bedoelde termijn. § 3. Binnen de vijf dagen vanaf de datum van ontvangst van het beroep richt het milieucollege een kopie ervan aan het Instituut. § 4. Het Instituut bezorgt de Milieucollege een kopie van het dossier binnen de tien dagen na de datum van ontvangst van de kopie van het beroep. § 5. De verzoeker of zijn raadsman en het Instituut of zijn afgevaardigde worden, op hun verzoek, gehoord door de Milieucollege.

Wanneer één van de partijen vraagt om gehoord te worden, worden ook de andere partijen uitgenodigd. Afdeling 2. - Kwaliteitscontrole-instellingen

Art. 46.Het Instituut wijst door offerteaanvraag kwaliteitscontrole-instellingen die aan de volgende voorwaarden voldoen aan : 1° Ze duiden in hun midden natuurlijke personen die houder zijn van de onder artikelen 35, § 2 en 37, § 3 beoogde geldige bekwaamheidsattesten, en die over 3 jaar praktijkervaring in de verwarmingssector beschikken aan;2° Ze zijn als controleorgaan in overeenstemming met het accreditatiesysteem dat werd ingevoerd in toepassing van de wet van 20 juli 1990 betreffende de accreditatie van instellingen voor de conformiteitsbeoordeling, of ze moeten erkend zijn door een gelijkwaardige organisatie die criteria oplegt, die dezelfde garanties bieden als voormeld accreditatiesysteem.

Art. 47.§ 1. De kwaliteitscontrole-instelling wordt op verzoek van het Instituut belast met de volgende opdrachten : 1° De controle van de verbintenissen en verplichtingen van de erkende verwarmingsketeltechnici, de erkende verwarmingsinstallateurs en de EPB verwarmingsadviseurs respectievelijk voorzien door de artikelen 35 § 1, 2° en 37 § 1, 3° en door de artikelen 36 en 38 van dit besluit;2° De opstelling en de naar het Instituut verzending van rapporten over de uitgevoerde kwaliteitscontroles. § 2. Mocht uit de bij § 1, 1° beoogde controle blijken dat de erkende verwarmingsketeltechnicus, de erkende verwarmingsinstallateur of de EPB verwarmingsadviseur zijn verbintenissen en verplichtingen niet heeft nageleefd en deze tekortkoming een nieuwe controle in aanwezigheid van de betrokken partijen noodzakelijk maakt, dan komen de kosten voor deze nieuwe controle voor rekening van de erkende verwarmingsketeltechnicus, de erkende verwarmingsinstallateur of de EPB verwarmingsadviseur. § 3. Mits naleving van de procedure bedoeld onder artikel 44 kan het Instituut de resultaten van de controle bedoeld onder § 1, 1° gebruiken om de erkenning te schorsen of in te trekken. HOOFDSTUK VIII. - Erkenning van de reglementaire opleiding en van het examen voor erkende verwarmingsketeltechnici en de opleidingen voor erkende verwarmingsinstallateurs en EPB verwarmingsadviseurs Afdeling 1. - Erkenning van de reglementaire opleiding en van het

examen voor erkende verwarmingsketeltechnici

Art. 48.§ 1. De erkenning van de reglementaire opleiding voor erkende verwarmingsketeltechnici van het type L of G1 of G2 wordt toegekend aan de opleidingen die minstens de twee volgende modules bevatten : 1° een module over de energie- en de milieu-uitdagingen, over het reglementaire kader en over de milieuvergunningen;2° een module over het realiseren van een periodieke controle. De minimale inhoud van de modules wordt onder punt 1 van bijlage 14 gedefinieerd. § 2. De erkenning van het examen voor erkende verwarmingsketeltechnici van het type L of G1 of G2 wordt toegekend aan de examens die beantwoorden aan de volgende voorwaarden : 1° het examen heeft betrekking op de stof waarvan de minimale inhoud onder punt 2 van bijlage 14 gedefinieerd wordt;2° het examen wordt georganiseerd in een infrastructuur die overeenstemt met de beschrijving bedoeld onder punt 1 van bijlage 15.3° het examen wordt georganiseerd in aanwezigheid van een jury met examinatoren waarvan de samenstelling door het Instituut goedgekeurd wordt. § 3. Elke instelling waarvan de reglementaire opleiding en het examen door het Instituut erkend wordt, levert een geldig bekwaamheidsattest als erkend verwarmingsketeltechnicus af.

Art. 49.De instelling waarvan de reglementaire opleiding en het examen erkend worden, leeft de volgende verplichtingen na : 1° ze meldt het Instituut de opleidings- en examendata, minstens vijftien werkdagen op voorhand.Het Instituut heeft vrije toegang tot de opleidingen en tot de examenzittingen; 2° jaarlijks bezorgt de instelling aan het Instituut een activiteitenrapport waarin ze de georganiseerde erkende opleidingen en examens beschrijft en evalueert, de afgeleverde bekwaamheidscertificaten opsomt en verklaart dat de opleiding en het examen nog steeds de erkenningsvoorwaarden vervullen;3° op vraag van het Instituut bezorgt ze het pedagogische ondersteuningsmateriaal van de opleiding en de examenvragen;4° in navolging van de richtlijnen van het Instituut werkt ze de inhoud van het pedagogische ondersteuningsmateriaal bij;5° op basis van de richtlijnen van het Instituut zoals bedoeld onder 4° organiseert ze bijscholingsopleidingen en Bexamens;6° ze deelt aan het Instituut elke wijziging mee betreffende elk gegeven aanwezig in het erkenningsdossier.

Art. 50.§ 1. De aanvraag tot erkenning van de reglementaire opleiding en van het examen voor erkende verwarmingsketeltechnici wordt in één exemplaar aangetekend of bij koerier naar de zetel van het Instituut of elektronisch tot het Instituut gericht. De aanvraag bevat ten minste de gegevens die op het formulier vermeld worden in overeenstemming met punt 1 van bijlage 16 en wordt aangevuld met de documenten die in deze bijlage worden vermeld.

Het Instituut bezorgt onmiddellijk een ontvangstbewijs voor de indiening van de aanvraag. § 2. De aanvraag tot erkenning zal in overeenstemming met de bij artikelen 40 en 42 beschreven procedure onderzocht worden.

De bepalingen in verband met de bij artikel 45 beoogde beroepsprocedure zijn ook op onderhavig hoofdstuk van toepassing. § 3. In voorkomend geval zal het Instituut de instellingen over in een andere gewest of andere lidstaat gegeven gelijkwaardige modules informeren en hen de toelating geven om een vrijstelling voor een of meerdere modules, met uitzondering van de reglementaire module, toe te kennen aan elke natuurlijke persoon die een bewijs van deelname aan een dergelijke gelijkwaardige module voorlegt.

Art. 51.Het Instituut kan beslissen om de erkenning te schorsen of in te trekken, waarbij het de bij artikel 44 van dit besluit beoogde procedure dient te respecteren : 1° als de voorwaarden voor de erkenning niet langer vervuld zijn of, 2° als de instelling waarvan de reglementaire opleiding en het examen erkend zijn de verplichtingen bedoeld onder artikel 49 niet nakomt. Afdeling 2. - Erkenning van de opleiding voor erkende

verwarmingsinstallateurs of EPB verwarmingsadviseurs

Art. 52.§ 1. De erkenning van de opleiding voor erkende verwarmingsinstallateurs of EPB verwarmingsadviseurs wordt toegekend aan de opleidingen die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° De opleiding dient minstens de volgende drie modules waarvan de minimale inhoud in bijlage 17 bepaald wordt te bevatten : a) een module over de kennis van de ordonnantie en haar uitvoeringsbesluiten, hierna de module over de metingen genoemd;b) Een module over het realiseren van de oplevering en de diagnose;c) een evaluatiemodule ter beoordeling van de verworven kennis in aanwezigheid van een examenjury, waarvan de samenstelling door het Instituut werd goedgekeurd.2° Voor de module over de metingen wordt de opleiding in een infrastructuur gegeven die beantwoordt aan de beschrijving die bij punt 2 van bijlage 15 gegeven wordt. § 2. Elke opleidingsinstelling waarvan de opleiding door het Instituut erkend wordt, levert een geldig bekwaamheidsattest af als erkend verwarmingsinstallateur of EPB verwarmingsadviseur. § 3. In voorkomend geval zal het Instituut de opleidingsinstellingen over in een andere gewest of andere lidstaat gegeven gelijkwaardige modules informeren en hen de toelating geven om een vrijstelling voor een of meerdere modules, toe te kennen aan elke fysieke persoon die een bewijs van deelname aan een dergelijke gelijkwaardige module voorlegt.

Art. 53.§ 1. De aanvraag tot erkenning van de opleiding en van het examen voor erkende verwarmingsketeltechnici wordt naar het Instituut in één exemplaar aangetekend of via koerier aan de zetel van het Instituut of elektronisch tot het Instituut gericht. De aanvraag bevat ten minste de gegevens vermeld op het formulier in overeenstemming met punt 2 van bijlage 16 en bevat in bijlage de documenten die in deze bijlage worden vermeld.

Het Instituut bezorgt onmiddellijk een ontvangstbewijs voor de indiening van de aanvraag. § 2. De aanvraag tot erkenning zal in overeenstemming met de bij artikelen 40 en 42 van dit besluit beschreven procedure onderzocht worden.

De bepalingen in verband met de bij artikel 46 beoogde beroepsprocedure zijn ook op onderhavig hoofdstuk van toepassing.

Art. 54.De instelling waarvan de opleiding erkend wordt, leeft de volgende verplichtingen na : 1° ze meldt het Instituut de opleidingsdata, minstens vijftien werkdagen op voorhand.Het Instituut heeft vrije toegang tot de opleidingen; 2° jaarlijks bezorgt de instelling aan het Instituut een activiteitenrapport waarin ze de georganiseerde erkende opleidingen beschrijft en evalueert, de afgeleverde bekwaamheidscertificaten opsomt en verklaart dat de opleiding nog steeds de erkenningsvoorwaarden vervult;3° op vraag van het Instituut bezorgt ze het pedagogische ondersteuningsmateriaal van de opleiding;4° in navolging van de richtlijnen van het Instituut werkt ze de inhoud van het pedagogische ondersteuningsmateriaal bij;5° op basis van de richtlijnen van het Instituut zoals bedoeld onder 4° organiseert ze bijscholingsopleidingen;6° ze deelt aan het Instituut elke wijziging mee betreffende elk gegeven aanwezig in het erkenningsdossier.

Art. 55.Het Instituut kan beslissen om de erkenning te schorsen of in te trekken, waarbij het de bij artikel 44 van dit besluit beoogde procedure dient te respecteren : 1° als de voorwaarden voor de erkenning niet langer vervuld zijn of, 2° als de instelling waarvan de opleiding erkend wordt niet langer de verplichtingen bedoeld onder artikel 54 vervult. HOOFDSTUK IX. - Wijzigings-, opheffings- en overgangsbepalingen Afdeling 1. - Wijziging van het besluit van de Brusselse

Hoofdstedelijke Regering van 21 december 2007 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen

Art. 56.§ 1 Aan bijlage 8 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 december 2007 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen, worden de punten 1.1.1 tot 1.1.9, 1.2.1 tot 1.2.5, 1.3.1 en 1.3.2, 1.4.1 tot 1.4.4, 1.5.1 tot 1.5.4, 1.6.1 en 1.6.2, 2.1.1 tot 2.6.2 opgeheven voor de in artikel 3, 15° van de ordonnantie gedefinieerde aanvragen die na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk werden ingediend. § 2. Aan bijlage 1 van hetzelfde besluit, worden de definities 1.1 tot 1.6 opgeheven. De definities 1.7 tot 1.18 worden respectievelijk van 1.1 tot 1.12 genummerd. Afdeling 2. - Wijziging van het besluit van de Brusselse

Hoofdstedelijke Regering van 19 juni 2008 tot vaststelling van de vorm en de inhoud van de kennisgeving van het begin van de werkzaamheden, de EPB-aangifte en de vereenvoudigde aangifte

Art. 57.§ 1. Aan bijlage 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 juni 2008 tot vaststelling van de vorm en de inhoud van de kennisgeving van het begin van de werkzaamheden, de EPB-aangifte en de vereenvoudigde aangifte, wordt vóór het lid « Identificatie van de gebouwen waarop de kennisgeving betrekking heeft » het volgende lid « Indieningdatum van de aanvraag » toegevoegd. § 2. Aan bijlage 3 van hetzelfde besluit, worden de volgende rubrieken betreffende de EPB-eisen over de technische installaties opgetrokken van het formulier : « Brander, Warmte-isolatie, Verdeling, Reguleringsprogramma : kloktimer & optimizer, Installatie voor toevoer van verse lucht. » Aan hetzelfde bijlage, wordt een nieuwe rubriek in de Technische installaties toegevoegd, luidend als volgt : « Een oplevering van het verwarmingssysteem is door een erkende verwarmingsinstallateur of een EPB verwarmingsadviseur uitgevoerd : ja / neen / niet van toepassing Volgens de opleveringattest voldoet het verwarmingssysteem aan de geldende wetgeving : Ja / Nee / niet van toepassing »

Art. 58.§ 1. Het artikel 4, § 2 van hetzelfde besluit wordt aangevuld door een 4° luidend als volgt : « een foto van het EPB-gebouw in een jpeg-bestand met een maximaal maat van 2,5 megabytes. » § 2. In het tabel 2 van bijlage 7 van hetzelfde besluit wordt een kolom « Oppervlakte » toegevoegd. Afdeling 3. - Wijziging van het besluit van de Brusselse

Hoofdstedelijke Regering van 19 juni 2008 tot vaststelling van de inhoud van het EPB-voorstel en van de technisch-economische haalbaarheidsstudie

Art. 59.§ 1 Aan kader 6 van bijlage 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 juni 2008 tot vaststelling van de inhoud van het EPB-voorstel en van de technisch-economische haalbaarheidsstudie, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de volgende rubrieken betreffende de EPB-eisen over de technische installaties worden opgetrokken van het formulier : « Vermogensmodulatie van verwarmingsketelbranders, Thermische isolatie van leidingen en accessoires, Verdeling van de verspreiding, Programmeerinrichtingen : klok & optimizer, Installatie voor de aanvoer van het verse lucht.»; 2° Aan het rubriek « Ventilatie », worden de volgende vermeldingen toegevoegd : "In geval van systeem A of C, worden de luchttoevoeropeningen uitgevoerd door middel van, ofwel roosters in de gevel, ofwel roosters in ramen";3° Het rubriek "energiemetingen" wordt vervangen als volgt : "Energiemeting op het EPB-gebouw die het karakteristieke EPB-eenheid : Energiemeting op de thermische zonnepanelen ja/nee/niet van toepassing;Gebruiksmeting van het karakteristieke EPB-eenheid ja/nee/niet van toepassing". § 2. Het kader 8.1 van bijlage 1 van hetzelfde besluit wordt als volgt aangevuld : « Ongeacht het vermogen van de technische installaties, worden ze onderworpen aan de krachtens artikel 19 van de ordonnantie vastgelegde eisen.

Bovendien, wanneer het totale vermogen van de door een wijziging of een vervanging betrokken technische installaties meer dan 500 kW bedraagt, en wanneer voor een betrokken installatie een milieuvergunning of een aangifte in de zin van ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen nodig is; is de eis betreffende de energiemeting van toepassing krachtens het artikel 6 van de ordonnantie. » § 3. Het kader 8.2 van bijlage 1 van hetzelfde besluit wordt opgeheven. Afdeling 4. - Wijziging van het besluit van de Brusselse

Hoofdstedelijke Regering van 19 juni 2008 betreffende het energieprestatiecertificaat voor nieuwe gebouwen die bestemd zijn voor wooneenheden, kantoren en diensten, en onderwijs

Art. 60.§ 1. Lid 1 van artikel 6 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 juni 2008 betreffende het energieprestatiecertificaat voor nieuwe gebouwen die bestemd zijn voor wooneenheden, kantoren en diensten, en onderwijs wordt vervangen door wat volgt : Het EPB-certificaat is conform het model dat respectievelijk opgenomen is onder bijlage 1 voor de eenheden met bestemming « kantoren en diensten », onder bijlage 2 voor de eenheden met bestemming « onderwijs » en onder bijlage 3 voor de eenheden met bestemming « wooneenheid ». § 2. Artikel 7 van hetzelfde besluit komt te vervallen. § 3. Bijlagen 1 en 2 van hetzelfde besluit worden respectievelijk door bijlagen 18 en 19 van het voorliggende besluit vervangen.

In hetzelfde besluit wordt een bijlage 3 (nieuwe) toegevoegd waarvan de inhoud onder bijlage 20 van het voorliggende besluit wordt vermeld. Afdeling 5. - Opheffingsbepaling

Art. 61.Het Koninklijk Besluit van 6 januari 1978 tot voorkoming van luchtverontreiniging bij het verwarmen van gebouwen met vaste of vloeibare brandstof wordt opgeheven met betrekking tot de bepalingen die verband houden met verwarmingssystemen die op een vloeibare brandstof werken. Afdeling 6. - Overgangsbepalingen

Art. 62.§ 1. Elke persoon die houder is van een bij artikel 19 van het Koninklijk Besluit van 6 januari 1978 tot voorkoming van luchtverontreiniging bij het verwarmen van gebouwen met vaste of vloeibare brandstof beoogd geldig certificaat van kwalificatie is bij wijze van overgangsmaatregel gemachtigd om gedurende de geldigheidsperiode van zijn bekwaamheidscertificaat de attesten van periodieke controle met betrekking tot verwarmingsketels die op een vloeibare brandstof werken, op te stellen, voor zover deze persoon binnen een termijn van twee jaar na de inwerkingtreding van het voorliggende hoofdstuk de krachtens artikel 48, § 1 erkende opleiding heeft gevolgd. § 2. Elke persoon die op de datum van inwerkingtreding van dit hoofdstuk de installatie of het onderhoud van verwarmingsketels op gasvormige brandstof verricht als zelfstandige of voor rekening van een in de Kruispuntbank van Ondernemingen opgenomen onderneming, waarvan de hoofd- of nevenactiviteit in de installatie of het onderhoud van voormelde verwarmingsketels bestaat, is bij wijze van overgangsmaatregel gemachtigd om gedurende een periode van twee jaar na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk de attesten van oplevering en periodieke controle met betrekking tot verwarmingsketels die op een gasvormige brandstof werken, op te stellen.

Art. 63.Hoofdstuk 3 van dit besluit is niet van toepassing op de verwarmingssystemen die het voorwerp uitmaken van een aanvraag bepaald in artikel 3, 15° van de ordonnantie en die ingediend werd voor de inwerkingtreding van hoofdstuk III.

Art. 64.Voor de verwarmingssystemen geïnstalleerd na de inwerkingtreding van hoofdstuk II die het voorwerp uitmaken van een aanvraag als bepaald in artikel 3, 15° van de ordonnantie, ingediend voor de inwerkingtreding van hoofdstuk II, zijn de EPB-vereisten bedoeld in de artikelen 6, 7, 9, § 1, 11, 12 en 13 niet van toepassing. HOOFDSTUK X. - Slotbepaling

Art. 65.§ 1. De hoofdstukken I tot VI en IX treden in werking op de eerste dag van de zesde maand die volgt op de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

De hoofdstukken VII, VIII en X, evenals de artikelen 19, 20, 23, 23bis en 28 van de Ordonnantie treden in werking op de eerste dag van de maand die volgt op de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad. § 2. De Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 3 juni 2010.

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, C. PICQUE De Minister van Leefmilieu, Energie en Waterbeleid, Mevr. E. HUYTEBROECK

Bijlagen 1. Eisen betreffende de verbranding en de uitstoot van de verwarmingsketels in werking.2. Eisen betreffende de modulerende vermogensregeling van branders van verwarmingsketels 3.Eisen betreffende de thermische isolatie van de leidingen en accessoires 4. Eisen betreffende de verdeling 5.Eisen betreffende de regeling van de verwarmingssystemen 6. Minimale inhoud van het logboek 1.Verwarmingssystemen van type 1 2. Verwarmingssystemen van type 2 7.Minimale inhoud van het opleveringsattest van een verwarmingssysteem 1 Opleveringsattest van een verwarmingssysteem van type 1 2 Opleveringsattest van een verwarmingssysteem van type 2 8. Minimale inhoud van het stappenplan van een verwarmingssysteem 9.Minimale inhoud van het attest van periodieke controle 10. Minimale inhoud van het diagnoseverslag 1.Diagnoseverslag voor de verwarmingssystemen van type 1 2. Diagnoseverslag voor de verwarmingssystemen van type 2 11.Formulieren van verklaring op erewoord A. Formulier van verklaring op erewoord voor de erkende verwarmingsketeltechnicus B. Formulier van verklaring op erewoord voor de erkende verwarmingsinstallateur C. Formulier van verklaring op erewoord voor de EPB verwarmingsadviseur 12. Meetvoorschriften en voorschriften voor de meetapparaaturen 13.Modaliteiten voor bewerking van de metingen van de verbrandingsgassen van de verwarmingsketels 14. Minimale inhoud van de reglementaire opleidings- en de examenstof voor erkende verwarmingsketeltechnici 1.Minimale inhoud van de reglementaire opleidingsstof voor erkende verwarmingsketeltechnici 2. Minimale inhoud van de examenstof voor erkende verwarmingsketeltechnici 15.Voorwaarden voor erkenning van de reglementaire opleiding en van het examen voor erkende verwarmingsketeltechnici en van de opleiding voor erkende verwarmingsinstallateurs en EPB verwarmingsadviseurs : Technische infrastructuur 1. Minimale infrastructuur voor de organisatie van de reglementaire opleiding en van het examen voor erkende verwarmingsketeltechnici 2.Minimale infrastructuur voor de organisatie van de opleiding voor erkende verwarmingsinstallateurs en EPB verwarmingsadviseurs 16. Formulieren voor aanvraag tot erkenning van de reglementaire opleiding en van het examen voor erkende verwarmingsketeltechnici en tot erkenning van de reglementaire opleiding voor erkende verwarmingsinstallateurs en EPB verwarmingsadviseurs 1.Aanvraag tot erkenning van de opleiding en het examen voor erkende verwarmingsketeltechnici 2. Aanvraag tot erkenning van de opleiding voor erkende verwarmingsinstallateurs en EPB verwarmingsadviseurs 17.Minimale inhoud van de opleiding voor erkende verwarmingsinstallateurs en EPB verwarmingsadviseurs 18. Model van het EPB-certificaat voor nieuwe gebouwen met bestemming « kantoren en diensten » 19.Model van het EPB-certificaat voor nieuwe gebouwen met bestemming « onderwijs » 20. Model van het EPB-certificaat voor nieuwe gebouwen met bestemming « wooneenheid » Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de voor de verwarmingssystemen van gebouwen geldende EPB-eisen bij hun installatie en tijdens hun uitbatingperiode. Brussel, 3 juni 2010.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Ch. PICQUE De Minister voor Leefmilieu, Energie en Waterbeleid, Mevr. E. HUYTEBROECK

^