Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 07 april 2011
gepubliceerd op 09 mei 2011

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de bedrijfsvervoerplannen

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2011031222
pub.
09/05/2011
prom.
07/04/2011
ELI
eli/besluit/2011/04/07/2011031222/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 APRIL 2011. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de bedrijfsvervoerplannen


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, artikel 8, 1ste alinea;

Gelet op de ordonnantie van 14 mei 2009 betreffende de vervoerplannen, de artikelen 4, 27 alinea 2, 29 1e alinea, 5° en alinea 2, 30, § 1, alinea 2 en § 3, 1e alinea en 60;

Gelet op het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 5 februari 2004 betreffende de toepassing van een vervoerplan op privaat- of publiekrechtelijke instellingen die op dezelfde plaats meer dan tweehonderd werknemers tewerkstellen;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu, gegeven op 3 november 2010;

Gelet op het advies van de Gewestelijke Mobiliteitscommissie, gegeven op 16 september 2010;

Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad, gegeven op 21 september 2010;

Gelet op advies nr. 49.299/4 van de Raad van State, gegeven op 21 maart 2011, in toepassing van artikel 84, § 1, 1e alinea, 1° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Minister van Leefmilieu en van de Minister van Mobiliteit;

Na beraadslaging, Besluit : Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° werknemer daadwerkelijk tewerkgesteld op de site : werknemer die, normaliter, minstens de helft van zijn werkdagen op de site aanvangt en beëindigt, ook al voert hij dienstverplaatsingen uit;2° referentiejaar : jaar waarin het bedrijfsvervoerplan wordt opgesteld : het eerste referentiejaar is 2011;de volgende referentiejaren volgen zich om de drie jaar op vanaf het eerste referentiejaar; 3° Ecoscore : globale score voor een voertuig ter kenmerking van de milieuschade die de uitstoot in de lucht veroorzaakt voor de verschillende componenten van de natuurlijke, menselijke en bebouwde omgeving;de Ecoscore wordt berekend volgens de methode die opgenomen is in bijlage 2 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 november 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 27/11/2008 pub. 24/12/2008 numac 2008031639 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot bepaling van de dringende maatregelen om piekperiodes van luchtvervuiling door fijn stof en door stikstofdioxiden te voorkomen sluiten tot bepaling van de dringende maatregelen om piekperiodes van luchtvervuiling door fijn stof en door stikstofdioxiden te voorkomen; 4° Ordonnantie : de ordonnantie van 14 mei 2009 betreffende de vervoerplannen;5° bestuur : zoals verstaan in artikel 2 van de Ordonnantie, de Directie Beleid van Mobiel Brussel - Bestuur Uitrusting en Vervoer van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;6° Instituut : Brussels Instituut voor Milieubeheer opgericht bij koninklijk besluit van 8 maart 1989Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/03/1989 pub. 07/11/2014 numac 2014031896 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Koninklijk besluit tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer sluiten;7° de Ministers : de Ministers die respectievelijk het Leefmilieu en de Mobiliteit als bevoegdheid hebben;8° beveiligde verzending : verzending per aangetekende brief of per elektronisch aangetekende zending zoals bedoeld in het artikel 2, 14° van de wet van 9 juli 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/07/2001 pub. 29/09/2001 numac 2001011298 bron ministerie van economische zaken Wet houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten sluiten houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten;9° autosolisme : gebruik van een wagen door één enkele persoon;10° comité : opvolgingscomité, samengesteld uit vertegenwoordigers van het Instituut, het bestuur en de Ministers;11° piekperiode van luchtvervuiling : niveau van luchtvervuiling dat de uitvoering verantwoordt van de dringende maatregelen, zoals bepaald in het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 november 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 27/11/2008 pub. 24/12/2008 numac 2008031639 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot bepaling van de dringende maatregelen om piekperiodes van luchtvervuiling door fijn stof en door stikstofdioxiden te voorkomen sluiten tot bepaling van de dringende maatregelen om piekperiodes van luchtvervuiling door fijn stof en door stikstofdioxiden te voorkomen.12° modal shift : de vermindering van het aandeel van het autosolisme ten voordele van vervoerswijzen die aansluiten bij een duurzaam mobiliteitsbeheer en die milieuvriendelijker zijn, zoals het te voet gaan, het fietsen, het gebruik van openbaar of privaat collectief vervoer en het carpoolen. Toepassingsgebied

Art. 2.§ 1. Het besluit is van toepassing op elk bedrijf dat meer dan 100 werknemers tewerkstelt op eenzelfde site, zoals bepaald in artikel 2, 6°, a) en b) van de Ordonnantie. § 2. Elk bedrijf dat aantoont dat het aantal werknemers daadwerkelijk tewerkgesteld op de site, zoals gedefinieerd in artikel 1, 1°, lager of gelijk is aan 100 kan een afwijking op § 1 verkrijgen. Dit laat de bedrijven (zoals bouwbedrijven, uitzendkantoren,...) toe om rekening te houden met het reële aantal verplaatsingen van de werknemers naar de site.

De gemotiveerde aanvraag voor afwijking moet ten laatste op 15 september van het referentiejaar per beveiligde verzending bij het Instituut toekomen. Binnen de 30 dagen na ontvangst van de aanvraag aanvaardt of weigert het Instituut de afwijking en deelt ze deze beslissing mee aan het bedrijf per beveiligde verzending. Indien er geen beslissing genomen wordt binnen deze termijn, wordt de afwijking als aanvaard beschouwd. § 3. Het besluit, uitgezonderd artikel 5, is van toepassing op de bedrijven die een gemeenschappelijk vervoerplan opstellen, zoals bedoeld in artikel 26, § 4 van de Ordonnantie.

Opstelling en verzending van het bedrijfsvervoerplan

Art. 3.§ 1. De bedrijven bedoeld in artikel 2, § 1 stellen op 30 juni van het referentiejaar een bedrijfsvervoerplan op.

Met inachtneming van artikel 26, § 3 van de Ordonnantie kunnen ze een gemeenschappelijk vervoerplan opstellen.

Ze bezorgen hun plan per beveiligde verzending aan het Instituut ten laatste op : 1° 15 oktober van het referentiejaar voor de bedrijven die meer dan 200 werknemers op eenzelfde site tewerkstellen, behalve indien ze het met meerdere bedrijven hebben opgesteld;2° 15 januari van het jaar dat volgt op het referentiejaar voor de andere bedrijven. Indien meerdere bedrijven een gemeenschappelijk vervoerplan opstellen, volstaat de beveiligde verzending door één van de betrokken bedrijven. § 2. Ieder bedrijf dat verhuist naar een andere site binnen de 12 maanden volgend op 30 juni van het referentiejaar kan een verlenging van één jaar van de termijnen vastgelegd in § 1 verkrijgen, met als doelstelling het bedrijf toe te laten om een bedrijfsvervoerplan voor zijn nieuwe site op te stellen.

De gemotiveerde aanvraag voor verlenging moet ten laatste op 15 september van het referentiejaar per beveiligde verzending bij het Instituut toekomen. Binnen de 30 dagen na ontvangst van de aanvraag aanvaardt of weigert het Instituut de verlenging en deelt ze deze beslissing mee aan het bedrijf per beveiligde verzending. Indien er geen beslissing genomen wordt binnen deze termijn, wordt de verlenging als aanvaard beschouwd. § 3. De bedrijven bedoeld in artikel 2, § 3 stellen hun gemeenschappelijk vervoerplan op en verzenden het aan het Instituut op de datum die ze zijn overeengekomen met het Instituut.

Het formulier van het bedrijfsvervoerplan

Art. 4.§ 1. Het bedrijfsvervoerplan bestaat uit een formulier « bedrijfsvervoerplan » geldig ingevuld door het bedrijf of door een groep van bedrijven, zoals bedoeld in artikel 26, §§ 3 en 4 van de Ordonnantie, en zijn eventuele bijlagen. § 2. Een model van het formulier « bedrijfsvervoerplan » is opgenomen in bijlage I. Het Instituut past het model aan om er een elektronische versie van te maken en stelt het ter beschikking van de bedrijven.

Het formulier is ontwikkeld op een manier die het invullen van de federale verplichting inzake de verzameling van gegevens over de verplaatsingen van werknemers tussen hun woon- en werkplaats voor de bedrijven vergemakkelijkt.

De Ministers kunnen dit formulier wijzigen. § 3. Het formulier bevat ten minste de volgende inlichtingen : 1° Algemene inlichtingen : a) Identificatie van het bedrijf : naam, adres van de site, ondernemingsnummer en vestigingseenheidsnummer van de Kruispuntbank van Ondernemingen;b) de coördinaten van de contactpersoon, zoals bedoeld in artikel 24, 2° van de Ordonnantie (voornaam, naam, contactadres, telefoon- en faxnummer, e-mail);c) de coördinaten van de personeelsdirecteur;d) de facultatieve aanvraag van een audit zoals bepaald in artikel 7.2° Diagnose : a) het aantal werknemers op de site en een schatting van het aantal werknemers daadwerkelijk tewerkgesteld op de site;b) het aantal bezoldigde werknemers die onder het gezag staan van een andere persoon dan het bedrijf of van zelfstandigen en die werken uitvoeren voor en diensten of goederen leveren aan het bedrijf, voor zover zij minstens de helft van hun werkdagen op de site aanvangen en beëindigen, ook al voeren zij dienstverplaatsingen uit;c) de verdeling van de werknemers volgens de werkroosters;d) de verdeling van de werknemers volgens de postcode van hun woonplaats en hun belangrijkste vervoerwijze voor hun woon-werkverkeer (wagen alleen of met familieleden, wagen met andere werknemers, trein, metro/tram/bus MIVB, De Lijn of TEC, collectief vervoer georganiseerd door het bedrijf, fiets, bromfiets of moto, te voet, andere);e) een raming van het gemiddelde aantal dienstverplaatsingen per dag en van de verdeling van deze verplaatsingen naargelang de gebruikte vervoerswijze en de bestemming (binnen of buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest);f) een raming van het gemiddelde aantal inkomende en vertrekkende leveringen van goederen per dag;g) een raming van het gemiddeld aantal bezoekers per dag;indien dit meer dan 50 bezoekers per dag bedraagt, de verdeling van de bezoekers naargelang hun belangrijkste vervoerswijze en hun herkomst (binnen of buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest); h) het aantal bedrijfswagens, dienstwagens, bestelwagens, vrachtwagens, autobussen, gemotoriseerde tweewielers en fietsen dat het bedrijf op de site ter beschikking stelt;i) een raming van het aantal jaarlijks afgelegde kilometers voor elk van de in punt h) beoogde voertuigcategorieën, behalve voor de fietsen;j) het aantal parkeerplaatsen, in eigendom of gehuurd, exclusief ter beschikking van het bedrijf, het beheer van deze plaatsen (het aantal plaatsen voorbehouden voor werknemers, bezoekers en dienstvoertuigen, al dan niet betalend) en een schatting van het aantal plaatsen dat in de omgeving van de site gebruikt wordt;k) een beschrijving van reeds door het bedrijf ondernomen acties om de mobiliteit en de bereikbaarheid van de site te verbeteren of om de impact van de verplaatsingen op het leefmilieu te beperken;l) de lijst van bedrijven op eenzelfde of nabijgelegen site waarmee een gemeenschappelijk vervoerplan of gemeenschappelijke acties voordelen zouden kunnen opleveren;m) een beschrijving van de kwaliteit van de bereikbaarheid van de site met het openbaar vervoer, de fiets, te voet en met de wagen;n) een analyse van de inlichtingen bedoeld in de voorgaande punten a) tot m).3° Actieplan : a) de doelstellingen inzake modal shift en rationalisering van de verplaatsingen vooropgesteld door het bedrijf, te bereiken tegen 30 juni van het volgende referentiejaar door de uitvoering van het actieplan.De doelstellingen hebben betrekking op de woon werkverplaatsingen, de dienstverplaatsingen en de verplaatsingen van de bezoekers; b) een beschrijving van de manier waarop de verplichte acties worden uitgevoerd met de timing van uitvoering;c) een beschrijving van de bijkomende acties die het bedrijf voorziet om de doelstellingen van het vervoerplan te bereiken met de timing van uitvoering. Verplichte acties

Art. 5.De acties die, krachtens artikel 29 van de Ordonnantie, deel uit moeten maken van het actieplan en moeten worden uitgevoerd, zijn als volgt gedetailleerd. § 1. Contactpersoon Bij het opstellen van het vervoerplan stelt het bedrijf een contactpersoon aan en communiceert het zijn coördinaten : 1° aan het Instituut via het formulier beschreven in artikel 4 dat het overmaakt;2° aan de werknemers en dat ten laatste 3 maanden na de verzending van het plan aan het Instituut. Als het bedrijf van contactpersoon verandert, communiceert het binnen de 6 maanden zijn coördinaten aan het Instituut per beveiligde verzending. Het brengt eveneens de werknemers op de hoogte van zijn identiteit binnen deze termijn.

De bedrijven die een gemeenschappelijk vervoerplan opstellen kunnen één enkele contactpersoon aanduiden voor de site. § 2. Informatie, communicatie en bewustmaking over het bedrijfsvervoerplan In de mate van het mogelijke gebeurt de opstelling van het vervoerplan in overleg met de vakbondsafgevaardigden van de werknemers vooraleer het wordt overgemaakt aan het Instituut. In ieder geval licht het bedrijf, ten laatste 3 maanden na het verzenden van het vervoerplan aan het Instituut, de werknemers en hun vakbondsvertegenwoordigers in over het geheel van het vervoerplan en stelt hen de informatie hierover ter beschikking.

Het bedrijf actualiseert deze informatie opdat de werknemers de evolutie van de uitvoering van het actieplan kunnen volgen. Het bedrijf let erop om haar nieuwe werknemers van bij hun begin in te lichten over het bedrijfsvervoerplan.

Vanaf het jaar dat volgt op het referentiejaar ontwikkelt het bedrijf ter attentie van zijn personeelsleden en van zijn bezoekers jaarlijks bewustmakingsacties ter bevordering van de verwezenlijking van de doelstellingen inzake modal shift, rationalisering van de verplaatsingen en vermindering van het autosolisme. § 3. Toegankelijkheidsplan Ten laatste op 31 december van het jaar dat volgt op het referentiejaar stelt het bedrijf een toegankelijkheidsplan van de site, zoals gedefinieerd in artikel 2, 4° van de Ordonnantie, ter beschikking van de werknemers en bezoekers. Indien het bedrijf over een website beschikt, is het toegankelijkheidsplan er raadpleegbaar.

Het bedrijf houdt het toegankelijkheidsplan actueel. § 4. Openbaar vervoer Ten laatste op 31 december van het jaar dat volgt op het referentiejaar voert het bedrijf maatregelen in die het openbaar vervoergebruik zullen bevorderen, zowel voor woon werk als voor zakelijke verplaatsingen. Ten minste twee ervan komen uit bijlage II. § 5. Fietsenstalling Ten laatste op 31 december van het jaar dat volgt op het referentiejaar stelt het bedrijf een fietsenstalling ter beschikking van haar werknemers en bezoekers die voldoet aan de technische voorschriften die in bijlage III van dit besluit beschreven staan. § 6. Schone voertuigen Indien het bedrijf over een vloot bedrijfswagens of dienstwagens beschikt, voert ze, uiterlijk op 31 december van het jaar dat volgt op het referentiejaar, een procedure die de Ecoscore onder de factoren bij de keuze voor nieuwe voertuigen opneemt. Deze procedure is zowel van toepassing bij aankoop als bij leasing van dienstvoertuigen en bedrijfswagens door het bedrijf. § 7. Specifieke en operationele acties om een piekperiode van luchtvervuiling aan te pakken 1° Het anticiperen van een piekperiode van luchtvervuiling. Uiterlijk op 31 oktober van het jaar dat volgt op het referentiejaar legt het bedrijf de maatregelen vast die het zal nemen in geval van een piekperiode van luchtvervuiling. Het gaat om maatregelen die toelaten om de uitstoot van vervuilende stoffen door het autoverkeer, in het kader van de woon werkverplaatsingen en van de dienstverplaatsingen, te beperken, zoals het stimuleren van een modal shift of de organisatie van telewerken. Het bedrijf duidt eveneens binnen het bedrijf een verantwoordelijke aan voor de uitvoering van deze maatregelen en voor het beantwoorden van de vragen van de werknemers.

Het bedrijf brengt haar werknemers op de hoogte van de maatregelen en van de identiteit van de verantwoordelijke. 2° In situatie van piekperiode van luchtvervuiling.a) Eén dag voor de toepassing van de dringende maatregelen en zolang ze van kracht zijn, op voorwaarde dat het om werkdagen binnen het bedrijf gaat : - herinnert het bedrijf de werknemers welke maatregelen het toepast en de identiteit van de verantwoordelijke; - informeert het bedrijf de werknemers over de bereikbaarheid van de site met het openbaar vervoer en de fiets alsook over de manieren die toelaten om de uitstoot van vervuilende gassen te verminderen, zoals carpooling of een soepel rijgedrag. b) Op de dag dat de dringende maatregelen worden toegepast en zolang ze van kracht blijven, op voorwaarde dat het om werkdagen binnen het bedrijf gaat, past het bedrijf de maatregelen toe die het conform 1° heeft beslist. Procedure van ontvangst van het bedrijfsvervoerplan

Art. 6.§ 1. Van zodra het Instituut het bedrijfsvervoerplan ontvangt, stuur ze een bewijs van indiening per beveiligde verzending naar het bedrijf.

Binnen een termijn van 3 maanden na ontvangst van het dossier stuurt het Instituut per beveiligde verzending een ontvangstbewijs van volledig of onvolledig dossier naar het bedrijf. Indien deze termijn verstreken is, wordt het bedrijfsvervoerplan volledig geacht.

Het ontvangstbewijs van onvolledig dossier geeft de termijn van 30 dagen aan binnen dewelke het bedrijf de aanvullingen moet bezorgen.

Indien het Instituut meent dat de bezorgde aanvullingen onvolledig zijn, stuurt het, binnen de 30 dagen na hun ontvangst, per beveiligde verzending een nieuw ontvangstbewijs van onvolledig dossier naar het bedrijf. Indien deze termijn verstreken is, wordt het bedrijfsvervoerplan volledig geacht. § 2. Wanneer het bedrijfsvervoerplan volledig is, stuurt het Instituut er een exemplaar van naar het bestuur. Hetzelfde geldt voor alle informatie die later door het bedrijf wordt verstrekt en die betrekking heeft op het bedrijfsvervoerplan.

Audit

Art. 7.§ 1. Conform artikel 30, § 1, lid 2 van de Ordonnantie kan het Instituut een audit uitvoeren op eigen initiatief op basis van het ingevulde en overgemaakte formulier aan het Instituut. Conform artikel 3, § 2 van de Ordonnantie kan het bedrijf ook op eigen initiatief de realisatie van een audit aanvragen. Die audits zijn gratis. Het bedrijf doet haar aanvraag voor een audit via het formulier, zoals aangeduid in artikel 4, § 3, 1°, d). Indien het Instituut een audit realiseert, stelt het bedrijf alle elementen ter beschikking van het Instituut om de audit te kunnen realiseren. § 2. Overeenkomstig artikel 3, § 2 van de Ordonnantie, realiseert het Instituut ten minste de volgende acties in het kader van iedere audit : 1° bespreking van het bedrijfsvervoerplan met de contactpersoon;2° bezoek van de site;3° controle van de conformiteit van het bedrijfsvervoerplan met het besluit;4° controle van de uitvoering van het actieplan;5° opstelling van een auditverslag. § 3. Het auditverslag bevat de onderstaande elementen : 1° Een beschrijving van de eventuele bijkomende inlichtingen die het bedrijf aan het Instituut moet overmaken om de conformiteit van het bedrijfsvervoerplan met het besluit te kunnen nagaan.2° Een aanpassing van het actieplan met een beschrijving en timing van de bijkomende acties die door het bedrijf moeten worden uitgevoerd, indien het Instituut oordeelt dat het actieplan niet toelaat om de doelstellingen van het bedrijfsvervoerplan te realiseren.3° Een gemotiveerde toekenning of afwijzing van de aanvraag, indien het bedrijf een aanvraag heeft gedaan om een afwijking op de in artikel 5, § 6 vermelde verplichtingen te verkrijgen.4° De wijze waarop het bedrijf zich in conformiteit kan brengen, indien het Instituut oordeelt dat de uitvoering van het bedrijfsvervoerplan niet conform gebeurt aan het besluit.5° Eventuele suggesties voor het verbeteren van het bedrijfsvervoerplan. § 4. Binnen de maand na het bezoek aan de site bezorgt het Instituut het auditverslag per beveiligde verzending aan het bedrijf en stuurt ze een kopie ervan naar het bestuur. § 5. Het Instituut maakt jaarlijks een evaluatie van de audits over aan de Ministers.

Implementatie van het bedrijfsvervoerplan

Art. 8.Het bedrijf voert haar bedrijfsvervoerplan uit zoals beschreven in het actieplan, bepaald in artikel 4, § 3, 3°. Indien het Instituut echter in het auditverslag het actieplan heeft aangepast, voert het bedrijf deze laatste uit.

De milieuvergunning van de site kan de uitvoering van bepaalde acties, voorzien in het bedrijfsvervoerplan of in het auditverslag, opnemen en preciseren.

Update van het bedrijfsvervoerplan

Art. 9.§ 1. Voor de bedrijven bedoeld in artikel 2, § 1 bestaat de actualisatie van het vervoerplan uit de opstelling van een bedrijfsvervoerplan op 30 juni van het eerst volgende referentiejaar met in achtneming van de artikels 3 tot en met 8 van het besluit. § 2. Voor de bedrijven bedoeld in artikel 2, § 3 bestaat de actualisatie van hun gemeenschappelijk vervoerplan uit de opstelling van een gemeenschappelijk vervoerplan op de datum die overeengekomen is met het Instituut met in achtneming van de artikelen 3 tot en met 8, met uitzondering van artikel 5.

Elektronisch platform en beheer van de gegevens

Art. 10.§ 1. Het Instituut ontwikkelt een elektronisch platform dat de beveiligde verzending per elektronische verzending mogelijk maakt en stelt het ter beschikking van de bedrijven. § 2. Het Instituut verzamelt de gegevens van de bedrijfsvervoerplannen in een gegevensbank, waarvan de structuur door het comité vastgelegd wordt.

De inhoud van de gegevensbank en zijn beschrijving worden om de 6 maanden en op aanvraag overgemaakt aan het bestuur.

Het Instituut en het bestuur maken een analyse van de gegevens die ze overmaken aan de Ministers uiterlijk op 31 december van het jaar volgend op het referentiejaar. Het bestek voor deze analyse wordt opgesteld door het Instituut en het bestuur.

Hulp voor de bedrijven

Art. 11.§ 1. Het Instituut stelt de bedrijven hulpmiddelen ter beschikking voor het invullen van het formulier « bedrijfsvervoerplan », waaronder een hulpmiddel voor de cartografische analyse van de verplaatsingen van de werknemers. § 2 Het Instituut en het bestuur stellen, in overleg met het comité, hulpmiddelen ter beschikking van de bedrijven voor de uitvoering van hun actieplan en in het bijzonder voor de verplichte acties zoals gedefinieerd in artikel 5.

Zo stellen het Instituut en het bestuur de volgende hulpmiddelen ter beschikking om de bedrijven te helpen om een vervuilingspiek aan te pakken, zoals beschreven in artikel 5, § 7 : 1° een hulpmiddel dat hen toelaat om een waarschuwingsbericht te ontvangen per sms of per email bij risico op een piek;2° informatie die hen de communicatie gericht aan de werknemers over het de dringende maatregelen die door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest genomen worden en over het aangewezen gedrag vergemakkelijkt. § 3. Het bestuur is de geprivilegieerde gesprekspartner van het geheel van de mobiliteitsactoren en beantwoordt de vragen van de bedrijven met betrekking tot het gewestelijk mobiliteitsbeleid. Het speelt ook de aanvragen van de bedrijven door aan het Gewest en de gemeenten en ontwikkelt mobiliteitstools en acties ten gunste van een modal shift op niveau van een bedrijf of van een groep van bedrijven. § 4. Het Instituut en het bestuur brengen de bedrijven op de hoogte van de beschikbaarheid van nieuwe hulpmiddelen voor de bedrijven.

Mobiliteitsprijs

Art. 12.Het comité kan een mobiliteitsprijs uitreiken aan één of meerdere bedrijven. De prijs wordt volgens de volgende criteria toegekend : 1° het vernieuwend aspect van de toegepaste maatregelen;2° de behaalde resultaten;3° de geleverde inspanningen. Comité

Art. 13.Er wordt een comité opgericht. Het comité vergadert om de zes maanden en op aanvraag. Het is samengesteld uit ten minste een vertegenwoordiger van het Instituut, van het bestuur en van de Ministers.

Het comité kan wijziging aan het formulier voorstellen aan de Ministers.

Het comité kan hulpmiddelen voorstellen voor de uitvoering van de plannen.

Opheffingsbepaling

Art. 14.Het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, van 5 februari 2004, betreffende de toepassing van een vervoerplan op privaat- of publiekrechtelijke instellingen die op dezelfde plaats meer dan tweehonderd werknemers tewerkstellen wordt opgeheven op 30 juni 2011.

Overgangsbepaling

Art. 15.De instellingen die, in het kader van de uitvoering van het voorgenoemde besluit van de Regering van 5 februari 2004, een fase 1, een fase 2 of een actualisatie moeten indienen bij de opvolgingscel na 30 juni 2010 worden daarvan vrijgesteld.

Inwerkingtreding bepaalde bepalingen van de Ordonnantie

Art. 16.Artikelen 1 tot en met 4, 24 tot en met 35, 59 en 60 van de Ordonnantie treden in werking op 30 juni 2011.

Uitvoering

Art. 17.De Ministers zijn belast met de uitvoering het besluit.

Brussel, 7 april 2011.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking en Gewestelijke Statistiek, Ch. PICQUE De Minister van Leefmilieu, Energie, Waterbeleid, Stadvernieuwing, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van Openbare Werken, Vervoer, Gemeentelijke en Gewestelijke Informatica en van Voogdij van de Haven van Brussel, Mevr. B. GROUWELS

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Bijlage II. - Lijst van maatregelen ter bevordering van de modal shift van de auto naar het openbaar vervoer 1) Verstrekken van informatie Het bedrijf verstrekt informatie aan zijn werknemers inzake de mogelijkheden om met het openbaar vervoer het bedrijf te bereiken.Het betreft onder meer informatie inzake de haltes, lijnen, dienstregelingen, reisroutes en tarieven. Dit vervolledigt de informatie die gegeven wordt via het toegankelijkheidsplan van de site. 2) Sensibilisatieacties. Jaarlijks organiseert het bedrijf informatiesessies en sensibilisatieacties om zijn werknemers en bezoekers op de hoogte te brengen van de genomen maatregelen en acties ter bevordering van het openbaar vervoergebruik en om hen aan te zetten er gebruik van te maken. 3) Tussenkomst in de kosten van het openbaar vervoer. Aangezien de wettelijke verplichting slechts gedeeltelijk is, verhoogt het bedrijf zijn bijdrage om zo gratis abonnementen woon-werkverkeer ter beschikking stellen et dit, bij voorkeur, via derde betalerovereenkomsten. Aanvullend kan het bedrijf ook de tickets van het openbaar vervoer terugbetalen of ter beschikking stellen van zijn werknemers of bezoekers in het kader van de dienstverplaatsingen of de verplaatsingen van de bezoekers. 4) Tussenkomst in het voor- en natransport. Het bedrijf komt tussen in het voor- en/of natransport. Tot de mogelijkheden behoren niet enkel fietsvergoedingen en vergoedingen voor voetgangers, maar ook Villo!- en Cambio-abonnementen, alsmede de organisatie van bedrijfsnavettes vanaf belangrijke afstaphaltes. 5) Combinatie of vervanging van de bedrijfswagen met/door het openbaar vervoer. Het bedrijf voert ten minste één van de onderstaande mogelijkheden in : - het betaalt de kosten van het openbaar vervoer van de werknemers die over een bedrijfswagen beschikken volledig terug - het kent een « mobiliteitsbudget » toe die de werknemer toelaat om te kiezen voor een verplaatsingswijze die aangepast is aan zijn verplaatsingsbehoeften (bedrijfswagen inbegrepen of niet) 6) Cofinanciering van het openbaar vervoeraanbod in overleg met de vervoersoperatoren en in het bijzonder de MIVB.Naast een regelmatig overleg met de vervoersoperatoren inzake het aanbod en de kwaliteit van het openbaar vervoer naar en van het bedrijf of de bedrijfssite, participeert het bedrijf actief aan de uitbreiding van het aanbod door middel van cofinanciering of andere maatregelen die een voldoende dekking van de infrastructuur- en exploitatiekosten van dit extra aanbod voor de vervoersoperatoren, en in het bijzonder de MIVB, garanderen.

Bijlage III. - Technische voorschriften betreffende fietsenstallingen 1° De fietsenstalling heeft voldoende plaatsen om de fietsen te kunnen stallen van de werknemers en de bezoekers die zich met de fiets naar de site begeven, vermeerderd met 20. Het aantal plaatsen kan niet lager zijn dan één vijfde van het aantal parkeerplaatsen voor gemotoriseerde voertuigen exclusief ter beschikking van het bedrijf, zoals bedoeld in artikel 4, § 3, 2°, j) ;

Het voldoende aantal plaatsen voor fietsen kan bepaald worden in het auditverslag, zoals bedoeld in artikel 7. 2° Middels een gemotiveerde aanvraag van het bedrijf kan een afwijking van het minimum aantal plaatsen, dat hierboven in punt 1° werd vastgelegd, worden toegekend in het kader van de audit.Deze aanvraag wordt gedaan in het formulier bedoeld in artikel 4. In geval van een aanvraag voor afwijking wordt de verplichting vermeld in artikel 5, § 5 geschorst tot het resultaat van de audit bekend is. De audit aanvaardt of weigert de aanvraag en motiveert de beslissing. 3° De plaatsen voor de fietsen van de werknemers zijn beschut en beschermd tegen slechte weersomstandigheden. De fietsenstalling is gemakkelijk te vinden en is goed verlicht. Elke gestalde fiets moet bevestigd kunnen worden aan een verankerde steun die moeilijk te demonteren is. 4° De toegang voor de fietsers tot de fietsenstalling is veilig en gemakkelijk.

^