Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 juli 2012
gepubliceerd op 28 augustus 2012

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de elektronische procedure in het kader van de aflevering van milieuvergunningen en -attesten door het Brussels Instituut voor Milieubeheer

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2012031635
pub.
28/08/2012
prom.
19/07/2012
ELI
eli/besluit/2012/07/19/2012031635/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 JULI 2012. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de elektronische procedure in het kader van de aflevering van milieuvergunningen en -attesten door het Brussels Instituut voor Milieubeheer


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, artikelen 9 en 101;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 7 mei 2012;

Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 7 mei 2012;

Gelet op het advies nr. 51.528/3 van de Raad van State, gegeven op 3 juli 2012, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voordracht van de minister van Leefmilieu, Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 1) « ordonnantie » : de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen;2) « Instituut » : het Brussels Instituut voor Milieubeheer, opgericht bij het koninklijk besluit van 8 maart 1989Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/03/1989 pub. 07/11/2014 numac 2014031896 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Koninklijk besluit tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer sluiten;3) « communicatie » : elke uitwisseling tussen de betrokkene en het Instituut van stukken en documenten die door de ordonnantie worden geregeld, met inbegrip van in het bijzonder de kennisgeving van de eindbeslissing betreffende de aflevering van de milieuvergunning;4) « betrokkene » : elke persoon die communiceert met het Instituut in het raam van de procedures die in de ordonnantie zijn vastgelegd;5) « elektronische handtekening » : handtekening die beantwoordt aan de bepalingen van de wet van 9 juli 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/07/2001 pub. 29/09/2001 numac 2001011298 bron ministerie van economische zaken Wet houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten sluiten houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen, de elektronisch aangetekende zending en certificatiediensten;6) « publiekrechtelijke instelling » : publiekrechtelijke instelling die betrokken is bij de procedures die door de ordonnantie worden geregeld.

Art. 2.Dit besluit is van toepassing op de communicatie in het raam van de procedures die door de ordonnantie worden geregeld bij het verlenen van milieuvergunningen en -attesten door het Instituut.

Art. 3.§ 1. De betrokkene mag opteren voor elektronische communicatie met het Instituut. § 2. Indien de betrokkene opteert voor elektronische communicatie met het Instituut, stelt het Instituut de instructies voor dit verzoek op zijn website ter beschikking van de betrokkene. Deze instructies vermelden onder meer het internetadres waarnaar de betrokkene zijn informatie moet versturen en de informaticaformaten waarin deze informatie moet worden geleverd. Bij de terbeschikkingstelling van elektronische formulieren die toegankelijk zijn via een gewestelijk informaticaplatform, verduidelijkt het Instituut de toegangsmodaliteiten tot dat platform en de gebruiksmodaliteiten van de formulieren. § 3. Ongeacht de gebruikte elektronische communicatiewijze, deelt de betrokkene aan het Instituut ten minste een persoonlijk internetadres mee dat bestemd is voor de communicatie met het Instituut. § 4. De betrokkene brengt het Instituut onmiddellijk op de hoogte van iedere wijziging betreffende het internetadres zoals dat tijdens de elektronische communicatieaanvraag werd meegedeeld. § 5. De betrokkene brengt het Instituut op de hoogte van het feit dat hij niet langer wenst elektronisch te communiceren met het Instituut.

Hiertoe vermeldt hij onder meer zijn postadres.

Art. 4.§ 1. De betrokkene die voor elektronische communicatie heeft geopteerd, mag de informatie bestemd voor het Instituut elektronisch versturen. § 2. Na iedere elektronische communicatie door het Instituut, bevestigt de betrokkene elektronisch de ontvangst van de verstuurde stukken en documenten binnen de vijf werkdagen. Een overschrijding van deze termijn heeft geen invloed op de geldigheid van de kennisgeving van de door het Instituut verstuurde stukken en documenten. § 3. Bij het uitblijven van een ontvangstbevestiging door de betrokkene binnen de vijf werkdagen na het versturen van de informatie, stuurt het Instituut een elektronische herinnering naar de betrokkene en vergewist het zich van de ontvangst van het document. § 4. Bij het uitblijven van een reactie van de betrokkene binnen de tien werkdagen na het versturen van de elektronische herinnering, brengt het Instituut de betrokkene via een gewone brief op de hoogte van de informatie. Het versturen van deze gewone brief heeft geen invloed op de geldigheid van de initiële elektronische communicatie.

Art. 5.§ 1. Het Instituut mag de informatie bestemd voor de betrokkene elektronisch versturen indien de betrokkene voor elektronische communicatie heeft geopteerd. § 2. Het Instituut stelt een systeem in voor de automatische ontvangstbevestiging van de informatie van de betrokkene. § 3. Bij het uitblijven van een ontvangstbevestiging door het Instituut binnen de vijf werkdagen na het versturen van de informatie door de betrokkene, wordt het Instituut verondersteld de informatie van de betrokkene nooit te hebben ontvangen.

Art. 6.§ 1. Bij technische problemen of bij iedere verhindering inzake de elektronische communicatie van stukken en documenten tussen het Instituut en de betrokkene, brengt de betrokken partij de andere partij daarvan zo snel mogelijk op de hoogte.

Na deze kennisgeving worden de procedures die zijn vastgelegd in artikel 9, § 1 van de ordonnantie op de communicatie toegepast. § 2. Bij een herstel van de mogelijkheid om elektronisch te communiceren, brengt de betrokken partij de andere partij daarvan zo snel mogelijk op de hoogte. Na deze kennisgeving communiceren de betrokkene en het Instituut opnieuw elektronisch.

Art. 7.§ 1. Elektronische communicatie overeenkomstig dit besluit en met vermelding van de datum en het uur van de versturing door de betrokkene en het Instituut, wordt verondersteld te voldoen aan de vereisten voor aangetekende zendingen zoals beschreven in artikel 9 van de ordonnantie. § 2. De datum van versturing van de elektronische communicatie wordt gelijkgesteld met de datum van kennisgeving zoals bepaald in de ordonnantie.

Art. 8.§ 1. Door het elektronisch versturen van de stukken en documenten wordt verondersteld te zijn voldaan aan de vereiste om de informatie in meerdere exemplaren te versturen. § 2. In afwijking van artikel 4, § 1 en van de vorige paragraaf, moet ieder stuk of document waarvan de leesbaarheid zou zijn beïnvloed door het elektronisch versturen ervan, op verzoek van het Instituut bij het Instituut toekomen in een geschikter informaticaformaat of in papieren versie en dat in het aantal exemplaren dat in de ordonnantie is bepaald. § 3. Plannen zijn bij voorkeur afdrukbaar in A3-formaat. In afwijking van artikel 4, § 1 en van de vorige paragraaf, moeten plannen waarvoor de leesbaarheid een grotere druk dan die in A3-formaat vereist, onder meer A0-plannen, bij het Instituut toekomen in papieren versie en in het aantal exemplaren dat in de ordonnantie is bepaald.

Art. 9.De elektronische communicatie door het Instituut beantwoordt aan de vereisten inzake de elektronische handtekening.

Art. 10.§ 1. Indien de publiekrechtelijke instellingen en de betrokkenen deelnemen aan een gewestelijk informaticaplatform, dan wordt het delen van documenten en de elektronische uitwisseling op het platform verondersteld te voldoen aan de vereisten voor aangetekende zendingen zoals beschreven in artikel 9 van de ordonnantie. § 2. In het geval van communicatie via een gewestelijk informaticaplatform, zijn artikel 4, § 2, § 3 en § 4 en artikel 5, § 3 niet meer van toepassing.

Art. 11.De elektronische communicatie tussen het Instituut en de betrokkene voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit wordt verondersteld te voldoen aan de vereisten beschreven in artikel 9 van de ordonnantie.

Art. 12.Wijzigingsbepalingen In de ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : § 1. In artikel 19 wordt tussen de leden 2 en 3 een lid 2bis ingevoegd, luidend als volgt : « Bij de indiening van een elektronische aanvraag, wordt de aanvraag rechtstreeks aan het Instituut gericht. Het Instituut stuurt onmiddellijk een afschrift van deze aanvraag en het bijbehorende indieningsbewijs aan de gemeente op het grondgebied waarvan het grootste gedeelte van het project moet worden uitgevoerd. » § 2. In artikel 33 wordt tussen de leden 2 en 3 een lid 2bis ingevoegd, luidend als volgt : « Bij de indiening van een elektronische aanvraag, wordt de aanvraag rechtstreeks aan het Instituut gericht. Het Instituut stuurt onmiddellijk een afschrift van deze aanvraag en het bijbehorende indieningsbewijs aan de gemeente op het grondgebied waarvan het grootste gedeelte van het project moet worden uitgevoerd. » § 3. In artikel 38 wordt tussen de leden 2 en 3 een lid 2bis ingevoegd, luidend als volgt : « Bij de indiening van een elektronische aanvraag, wordt de aanvraag rechtstreeks aan het Instituut gericht. Het Instituut stuurt onmiddellijk een afschrift van deze aanvraag en het bijbehorende indieningsbewijs aan de gemeente op het grondgebied waarvan het grootste gedeelte van het project moet worden uitgevoerd. » § 4. In artikel 44 wordt tussen de leden 2 en 3 een lid 2bis ingevoegd, luidend als volgt : « Bij de indiening van een elektronische aanvraag, wordt de aanvraag rechtstreeks aan het Instituut gericht. Het Instituut stuurt onmiddellijk een afschrift van deze aanvraag en het bijbehorende indieningsbewijs aan de gemeente op het grondgebied waarvan het grootste gedeelte van het project moet worden uitgevoerd. »

Art. 13.Dit besluit treedt in werking de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 14.De minister bevoegd voor Leefmilieu is belast met de tenuitvoerlegging van dit besluit.

Brussel, 19 juli 2012.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Leefmilieu, Energie en Stadsvernieuwing, Mevr. E. HUYTEBROECK

^