Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 30 januari 2014
gepubliceerd op 12 maart 2014

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten en de restitutie van quota, en ter wijziging van het besluit van 22 april 2010 inzake de uitvoering van flexibiliteitsmechanismen bedoeld in de artikelen 19, § 2, en 20, § 2, van de ordonnantie van 31 januari 2008 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en met betrekking tot de flexibiliteitsmechanismen van het protocol van Kyoto

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2014031122
pub.
12/03/2014
prom.
30/01/2014
ELI
eli/besluit/2014/01/30/2014031122/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 JANUARI 2014. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten en de restitutie van quota, en ter wijziging van het besluit van 22 april 2010 inzake de uitvoering van flexibiliteitsmechanismen bedoeld in de artikelen 19, § 2, en 20, § 2, van de ordonnantie van 31 januari 2008 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en met betrekking tot de flexibiliteitsmechanismen van het protocol van Kyoto


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, het artikel 20;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, het artikel 4;

Gelet op het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing, de artikelen 3.3.4 tot 3.3.15 en 3.3.20, § 2 en 3;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 maart 1989 tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer, bekrachtigd bij wet van 16 juni 1989 houdende diverse institutionele hervormingen, het artikel 3, § 3;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gegeven op 11 september 2013;

Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 19 september 2013;

Gelet op het advies 54.616/1 van de Raad van State, gegeven op 20 december 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Minister belast met Milieu, Energie en Stadsvernieuwing;

Na beraadslaging, Besluit : TITEL 1. - Voorwerp en definities

Artikel 1.Onderhavig besluit betreft de gedeeltelijke omzetting van : 1° de Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (hierna « de Richtlijn 2003/87/EG » genoemd), en Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 die deze wijzigt tot verbetering en uitbreiding van de communautaire regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten;2° besluit 2011/278/EU van de Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10bis van Richtlijn 2003/87/EG.

Art. 2.In de zin van dit besluit zijn de volgende definities van toepassing : 1° « BWLKE » : het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing; 2° « gevestigde installatie » : installatie in de zin van artikel 3.1.1, 23°, van het BWLKE die : a) een broeikasgasemissievergunning verkreeg vóór 30 juni 2011, of b) feitelijk in werking is, in voorkomend geval uiterlijk op 30 juni 2011 over een milieuvergunning voor het geheel van de activiteiten beschikte en op die datum voldeed aan alle overige criteria bepaald bij de ordonnantie van 31 januari 2008 houdende de vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en met betrekking tot de flexibiliteitsmechanismen van het Protocol van Kyoto, op basis waarvan de installatie in aanmerking komt voor de verlening van de broeikasgasemissievergunning;3° « productbenchmark-subinstallatie » : de inputs, outputs en daarmee samenhangende emissies met betrekking tot de vervaardiging van een product waarvoor in bijlage I van onderhavig besluit een benchmark is vastgesteld;4° « warmtebenchmark-subinstallatie » : de niet onder een productbenchmark-subinstallatie vallende inputs, outputs en daarmee samenhangende emissies met betrekking tot de productie en/of de invoer uit een onder de Europese regeling voor de handel in emissierechten vallende installatie of andere entiteit van meetbare warmte die : a) binnen de grenzen van de installatie wordt verbruikt voor de vervaardiging van producten, voor de productie van andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte mechanische energie of voor andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte verwarming of koeling, of b) wordt uitgevoerd naar een niet onder de Europese regeling voor de handel in emissierechten vallende installatie of andere entiteit, met uitzondering van de uitvoer voor elektriciteitsopwekking;5° « brandstofbenchmark-subinstallatie » : de niet onder een productbenchmark-subinstallatie vallende inputs, outputs en daarmee samenhangende emissies met betrekking tot de productie door brandstofverbranding van niet-meetbare warmte die wordt verbruikt voor de vervaardiging van producten, voor de productie van andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte mechanische energie of voor andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte verwarming of koeling, met inbegrip van veiligheidsaffakkeling;6° « meetbare warmte » : een netto warmtestroom getransporteerd door identificeerbare pijpleidingen of leidingen met gebruik van een medium voor warmteoverdracht zoals, meer bepaald, stoom, hete lucht, water, olie, vloeibaar metaal en zouten, waarvoor een warmtemeter geïnstalleerd is of kan worden;7° « warmtemeter » : een warmtemeter in de zin van bijlage MI-004 van het koninklijk besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten of enig ander apparaat voor het meten en registreren van de hoeveelheid geproduceerde warmte-energie op basis van debieten en temperaturen;8° « niet-meetbare warmte » : alle andere warmte dan meetbare warmte; 9° « procesemissies-subinstallatie » : de in bijlage 3.3 van het BWLKE opgenomen broeikasgasemissies, kooldioxide uitgezonderd, die voorkomen buiten de systeemgrenzen van een in bijlage I van onderhavig besluit opgenomen productbenchmark, alsook kooldioxide-emissies die voorkomen buiten de systeemgrenzen van een in bijlage I van dit besluit opgenomen productbenchmark als gevolg van enige hierna genoemde activiteit en emissies die het gevolg zijn van de verbranding van onvolledig geoxideerde koolstof die ontstaat door de hierna genoemde activiteiten ten behoeve van de productie van meetbare warmte, niet-meetbare warmte of elektriciteit, na aftrek van de emissies die gepaard zouden gaan met de verbranding van een hoeveelheid aardgas met dezelfde technisch bruikbare energie-inhoud als de verbrande onvolledig geoxideerde koolstof : a) de chemische of elektrolytische reductie van metaalverbindingen in ertsen, concentraten en secundaire materialen;b) de verwijdering van onzuiverheden uit metaal en metaalverbindingen;c) de decompositie van carbonaten, met uitzondering van die voor de reiniging van rookgassen;d) niet in eerste instantie op de opwekking van warmte gerichte chemische synthesen waarbij het koolstofhoudend materiaal aan de reactie deelneemt;e) niet in eerste instantie op de opwekking van warmte gericht gebruik van koolstofhoudende additieven of grondstoffen;f) de chemische of elektrolytische reductie van halfmetaaloxiden of niet-metaaloxiden zoals siliciumoxiden en fosfaten;10° « toegevoegde capaciteit » : het verschil tussen de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van een subinstallatie en de geïnstalleerde capaciteit van dezelfde subinstallatie na een aanzienlijke uitbreiding, bepaald op basis van het gemiddelde van de twee hoogste maandelijkse productievolumen in de eerste zes maanden na de aanvang van de veranderde werking;11° « ingeboete capaciteit » : het verschil tussen de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van een subinstallatie en de geïnstalleerde capaciteit van dezelfde subinstallatie na een aanzienlijke capaciteitsvermindering, bepaald op basis van het gemiddelde van de 2 hoogste maandelijkse productievolumen in de eerste zes maanden na de aanvang van de veranderde werking;12° « aanvang van de normale werking » : de geverifieerde en goedgekeurde eerste dag van een ononderbroken periode van 90 dagen of, wanneer de normale productiecyclus in de betrokken bedrijfstak niet in continue productie voorziet, de eerste dag van een periode van 90 dagen opgesplitst in bedrijfstakspecifieke productiecycli tijdens welke de installatie in werking is op ten minste 40 % van de capaciteit waarvoor de uitrusting is ontworpen, waar passend rekening houdend met de installatiespecifieke bedrijfsomstandigheden;13° « aanvang van de veranderde werking » : de geverifieerde en goedgekeurde eerste dag van een ononderbroken periode van 90 dagen of, wanneer de normale productiecyclus in de betrokken bedrijfstak niet in continue productie voorziet, de eerste dag van een periode van 90 dagen opgesplitst in bedrijfstakspecifieke productiecycli tijdens welke de veranderde subinstallatie in werking is op ten minste 40 % van de capaciteit waarvoor de uitrusting is ontworpen, waar passend rekening houdend met de subinstallatiespecifieke bedrijfsomstandigheden;14° « veiligheidsaffakkeling » : de verbranding van waakvlambrandstoffen en sterk wisselende hoeveelheden proces- of restgas in een aan atmosferische storingen onderhevige eenheid die om veiligheidsredenen uitdrukkelijk vereist is door de betreffende installatievergunningen;15° « privéhuishouden » : een wooneenheid waarin de personen individueel of in groep regelingen treffen om zich van meetbare warmte te voorzien; 16° « verificateur » : een conform artikel 3.3.15, § 3 van het BWLKE geaccrediteerd keuringsinstelling belast met de uitvoering van het controleproces en de rapportering daarover, conform de vereisten van bijlage 3.7 van het BWLKE; 17° « redelijke mate van zekerheid » : een hoge maar niet absolute mate van zekerheid, vervat in een uitdrukkelijk verificatieadvies, ten aanzien van de vraag of de te verifiëren gegevens vrij zijn van beduidende onjuiste opgaven;18° « mate van zekerheid » : de mate waarin de verificateur er in de conclusies van zijn verificatie zeker van is dat is aangetoond dat de gegevens die voor een installatie zijn verstrekt, geen, respectievelijk wel, beduidende onjuiste opgaven bevatten;19° « beduidende onjuiste opgave » : een substantieel onjuiste opgave (omissie, verkeerde voorstelling of fout, met uitzondering van de toelaatbare onzekerheid) in de ingediende gegevens die, volgens de professionele opinie van de verificateur, gevolgen kan hebben voor het gebruik dat later door het Instituut van die gegevens wordt gemaakt voor de berekening van de toegewezen hoeveelheden emissierechten;20° « verbranden » : het oxideren van brandstoffen, ongeacht de wijze waarop de warmte, de elektrische of de mechanische energie die tijdens dit proces vrijkomt wordt gebruikt, en andere rechtstreeks daarmee verband houdende activiteiten, met inbegrip van rookgasreiniging;21° « historische activiteitsniveau » : historische activiteitsniveau van elke gevestigde installatie voor de referentieperiode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2008, of, indien dit hoger is, voor de referentieperiode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010, bepaald volgens de methode beschreven onder bijlage VII van onderhavig besluit. TITEL II. - Toewijzing van rechten HOOFDSTUK 1. - Op alle installaties toepasselijke bepalingen Afdeling 1. - Lijst van de door onderhavig besluit betreffende

installaties

Art. 3.§ 1 Het Instituut stelt de lijst op van de installaties die door de Europese regeling voor de handel in de broeikasgasemissierechten die zich op het grondgebied van het Gewest bevinden worden gedekt en van de definitieve jaarlijkse hoeveelheden kosteloos toegewezen emissierechten over de periode 2013-2020, na voorlegging van deze gegevens aan de Europese Commissie. § 2 Binnen de drie maanden na aanneming van elke toevoeging aan de lijst van de bedrijfstakken en deeltakken die geacht worden te zijn blootgesteld aan een significant gevaar voor koolstoflekkage voor de jaren 2013 en 2014 opgemaakt bij Beslissing 2010/2/EU van de Europese Commissie, of na aanneming door de Europese Commissie van de lijst van deze bedrijfstakken of deeltakken voor de jaren 2015-2020, werkt het Instituut de in § 1 bedoelde lijst bij.

Het Instituut vermeldt op duidelijke wijze de wijzigingen voorgekomen in de vermoedelijke blootstelling van de installaties en subinstallaties aan gevaar voor koolstoflekkage en, desgevallend, de overeenstemmende voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloze emissierechten, en legt die lijst aan de Europese Commissie over.

Indien de Europese Commissie deze voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten niet verwerpt, berekent het Instituut de jaarlijkse hoeveelheid emissierechten die kosteloos toegewezen worden aan bedoelde installaties en subinstallaties. § 3 Kosteloze toewijzingen van emissierechten mogen niet verleend worden aan installaties waarvan opneming in de §§ 1 en 2 bedoelde lijst door de Commissie is geweigerd. § 4 Alle overeenkomstig dit besluit uitgevoerde berekeningen met betrekking tot een aantal emissierechten worden afgerond tot het eerstvolgende recht. Afdeling 2. - Opsplitsing in subinstallaties

Art. 4.Voor het in onderhavig besluit bedoelde vergaren van de gegevens wordt iedere installatie die in aanmerking komt voor een kosteloze toewijzing van emissierechten naargelang de behoeften in één of meer van de volgende subinstallaties opgesplitst : a) een productbenchmark-subinstallatie;b) een warmtebenchmark-subinstallatie;c) een brandstofbenchmark-subinstallatie;d) een procesemissies-subinstallatie. Subinstallaties komen zo veel mogelijk overeen met fysieke delen van de installatie.

Art. 5.De som van de inputs, outputs en emissies van elke subinstallatie mag de inputs, outputs en totale emissies van de installatie niet overschrijden.

Art. 6.§ 1 Voor de in onderhavig hoofdstuk bedoelde warmtebenchmark-, brandstofbenchmark- en procesemissies-subinstallaties gaat het Instituut op basis van NACE- en Prodcom-codes over tot bepaling van een duidelijk onderscheid tussen processen die wél en processen die niet in dienst staan van een bedrijfstak of deeltak die geacht wordt te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico. § 2 Wanneer een in de Europese regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten opgenomen installatie meetbare warmte heeft geproduceerd en geëxporteerd naar een niet in deze regeling opgenomen installatie of andere entiteit, gaat het Instituut ervan uit dat het betrokken proces van de warmtebenchmark-subinstallatie voor deze warmte niet in dienst staat van een bedrijfstak of deeltak die geacht wordt te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico, tenzij is aangetoond dat de verbruiker van de meetbare warmte behoort tot een bedrijfstak of deeltak die geacht wordt te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico. HOOFDSTUK 2. - Bepalingen betreffende de gevestigde installaties Afdeling 1. - Verzamelen van de gegevens met het oog op de berekening

van de voor de periode 2013-2020 aan iedere exploitant kosteloos toegewezen emissierechten Onderafdeling 1. - Verzamelen van referentiegegevens

Art. 7.§ 1 De exploitanten van de gevestigde installaties die in aanmerking komen voor kosteloze toewijzing van emissierechten, met inbegrip van installaties die slechts nu en dan in werking zijn, met name installaties die op reserve of stand-by staan en installaties met een seizoenregeling, delen het Instituut, voor elke subinstallatie afzonderlijk en voor alle jaren van de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2008 of waar toepasselijk van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010 dat de installatie in werking was, alle relevante informatie en gegevens mee voor elke in bijlage IV genoemde parameter. § 2 Indien nodig kan het Instituut de exploitant verzoeken om meer gegevens te verstrekken.

Art. 8.De exploitant is vrijgesteld van het verstrekken van gegevens die nodig zijn om de blootstelling aan een CO2-weglekrisico te evalueren wanneer 95% van de inputs, outputs en daarmee samenhangende emissies van de warmtebenchmark-subinstallatie, van de brandstofbenchmark-subinstallatie of van de procesemissies-subinstallatie : 1° in dienst staat van bedrijfstakken of deeltakken die geacht worden te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico, of 2° in dienst staat van bedrijfstakken of deeltakken die niet geacht worden te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico.

Art. 9.De exploitant deelt het Instituut de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van elke productbenchmarksubinstallatie mee, die als volgt wordt bepaald : a) in principe is de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit gelijk aan het gemiddelde van de twee grootste maandproductievolumen tijdens de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2008, waarbij wordt verondersteld dat de subinstallatie 720 uur per maand en twaalf maanden per jaar bij die belasting heeft gewerkt; als het niet mogelijk is om de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit te bepalen in overeenstemming met punt a), wordt een experimentele verificatie van de capaciteit van de subinstallatie uitgevoerd onder toezicht van een verificateur om te verzekeren dat de gebruikte parameters typisch zijn voor de betrokken bedrijfstak en dat de resultaten van de experimentele verificatie representatief zijn.

Art. 10.Wanneer een subinstallatie tussen 1 januari 2005 en 30 juni 2011 een aanzienlijke capaciteitswijziging heeft ondergaan, doet de exploitant naast de overeenkomstig voorgaand artikel bepaalde aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van die subinstallatie die gold tot de aanvang van de veranderde werking, ook mededeling van de toegevoegde of in voorkomend geval de ingeboete capaciteit, alsmede van de geïnstalleerde capaciteit van de subinstallatie na de aanzienlijke capaciteitswijziging, bepaald op basis van het gemiddelde van de twee hoogste maandproductievolumen in de eerste zes maanden na de aanvang van de veranderde werking.

Deze geïnstalleerde capaciteit van de subinstallatie na de aanzienlijke capaciteitswijziging wordt als de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van de subinstallatie aangemerkt bij de beoordeling van eventuele verdere aanzienlijke capaciteitswijzigingen.

Art. 11.Inputs, outputs en daarmee samenhangende emissies waarvoor enkel de gegevens van de gehele installatie beschikbaar zijn, worden evenredig omgeslagen over de relevante subinstallaties, als volgt : a) als verschillende producten na elkaar in dezelfde productielijn worden vervaardigd, worden de inputs, outputs en daarmee samenhangende emissies sequentieel toegekend op basis van de jaarlijkse gebruikstijd van elke subinstallatie;b) als het niet mogelijk is de inputs, outputs en daarmee overeenstemmende emissies toe te kennen zoals bepaald onder punt a), worden zij toegekend op basis van de massa of het volume van de afzonderlijke vervaardigde producten, van ramingen gebaseerd op de verhouding van de vrije reactie-enthalpie van de betrokken chemische reacties of van een andere geschikte, op een solide wetenschappelijke methodiek berustende verdeelsleutel.

Art. 12.De exploitanten delen volledige en samenhangende gegevens mee, zonder dubbel tellen van en overlappingen tussen de subinstallaties. De exploitanten geven blijk van de vereiste doortastendheid en de meegedeelde gegevens zijn zo juist mogelijk, zodat het Instituut over een redelijke mate van zekerheid beschikt ten aanzien van de integriteit van de gegevens.

Te dien einde dient elke exploitant ook een methodologieverslag in waarin met name een beschrijving van de installatie, de toegepaste compilatiemethodologie, verschillende gegevensbronnen, de verschillende berekeningsstappen en, indien van toepassing, de gemaakte veronderstellingen en de toegepaste methodologie zijn opgenomen om emissies toe te wijzen aan de betrokken subinstallaties in overeenstemming met artikel 11.

Het Instituut mag van de exploitant eisen dat hij aantoont dat de verstrekte gegevens correct en volledig zijn.

Art. 13.Bij ontbrekende gegevens dient de exploitant het ontbreken van de gegevens te verantwoorden.

Vóór of uiterlijk tijdens de door onderafdeling 2 voorziene verificatie vervangt de exploitant alle ontbrekende gegevens op grond van voorzichtige schattingen, met name op basis van de beste industriële praktijken en recente wetenschappelijke en technische kennis.

Indien gegevens gedeeltelijk beschikbaar zijn, betekent een voorzichtige schatting dat de geëxtrapoleerde waarde niet meer bedraagt dan 90 % van de op basis van de beschikbare gegevens verkregen waarde.

Indien geen gegevens over meetbare warmtestromen voor de warmtebenchmark-subinstallaties beschikbaar zijn, kan een proxy-waarde worden berekend uit de overeenkomstige energie-input, vermenigvuldigd met het gemeten rendement van de warmteproductie zoals geverifieerd door een verificateur. Als deze rendementsgegevens niet beschikbaar zijn, wordt een standaardrendement van 70 % toegepast op de overeenkomstige energie-input voor de productie van meetbare warmte.

Onderafdeling 2. - Verificatie van de gegevens en sanctie in geval van ontoereikende gegevens

Art. 14.Vóór de conform onderafdeling 1 vergaarde gegevens aan het Instituut worden meegedeeld, worden ze geverifieerd door een verificateur conform Verordening nr. 600/2012 van de Europese Commissie van 21 juni 2012 inzake de verificatie van broeikasgasemissie- en tonkilometerverslagen en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad.

Het verificatieproces heeft betrekking op het methodologierapport en de gerapporteerde parameters bedoeld in de artikelen 7 tot 13 en bijlage IV. De verificatie heeft betrekking op de betrouwbaarheid, geloofwaardigheid en nauwkeurigheid van de door de exploitant verstrekte gegevens en resulteert in een verificatieadvies dat met een redelijke mate van zekerheid aangeeft of de overgelegde gegevens vrij zijn van beduidende onjuiste opgaven.

Art. 15.§ 1 Het Instituut aanvaardt enkel gegevens die door een verificateur werden bevredigend bevonden. § 2 Het Instituut wijst niet kosteloos emissierechten toe aan een installatie waarvan de gegevens niet bevredigend werden bevonden. In afwijking van dit beginsel mag het Instituut echter besluiten kosteloos emissierechten toe te wijzen aan een dergelijke installatie indien hij heeft vastgesteld dat de ontbrekende gegevens die tot de beoordeling van de verificateur hebben geleid, te wijten zijn aan uitzonderlijke en onvoorziene omstandigheden die ook met de grootst mogelijke voorzichtigheid niet konden worden vermeden en die aan de controle van de exploitant van de betrokken installatie ontsnappen, met name omstandigheden zoals natuurrampen, oorlog, oorlogsdreiging, terroristische daden, revolutie, opstanden, sabotage of vandalisme. Afdeling 2. - Berekening van de kosteloze toewijzing van

emissierechten aan iedere exploitant voor de periode 2013-2020 Onderafdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 16.Op basis van de overeenkomstig artikelen 7 tot 13 verzamelde gegevens berekent het Instituut overeenkomstig de artikelen 17 tot en met 23 voor ieder jaar het aantal emissierechten dat met ingang van 2013 kosteloos wordt toegewezen aan elke gevestigde installatie op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 17.Voor deze berekening bepaalt het Instituut eerst als volgt het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten per subinstallatie afzonderlijk : a) voor elke productbenchmark-subinstallatie stemt het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een bepaald jaar overeen met de waarde van deze productbenchmark zoals vermeld in bijlage I, vermenigvuldigd met het relevante productgerelateerde historische activiteitsniveau;b) voor : i) de warmtebenchmark-subinstallatie stemt het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een bepaald jaar overeen met de waarde van de warmtebenchmark voor meetbare warmte zoals vermeld in bijlage I, vermenigvuldigd met de warmtegerelateerde historische activiteitsniveaus voor het verbruik van meetbare warmte; ii) de brandstofbenchmark-subinstallatie stemt het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een bepaald jaar overeen met de waarde van de brandstofbenchmark zoals vermeld in bijlage I, vermenigvuldigd met het brandstofgerelateerde historische activiteitsniveau voor de verbruikte brandstof; de procesemissies-subinstallatie stemt het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een bepaald jaar overeen met het procesgerelateerde historische activiteitsniveau, vermenigvuldigd met 0,9700.

Art. 18.Voor zover meetbare warmte naar privéhuishoudens wordt uitgevoerd en het overeenkomstig artikel 17, b), i), bepaalde voorlopige jaarlijkse aantal emissierechten voor 2013 kleiner is dan de mediane historische jaaremissie verbonden aan de productie van de meetbare warmte die de betrokken subinstallatie in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2008 naar privéhuishoudens heeft uitgevoerd, wordt het voorlopige jaarlijkse aantal emissierechten voor 2013 met het betrokken verschil aangepast. In elk van de jaren 2014 tot en met 2020 wordt het overeenkomstig artikel 17, b), i) bepaalde voorlopige jaarlijkse aantal emissierechten aangepast voor zover dat aantal voor dat jaar kleiner is dan een bepaald percentage van de genoemde mediane historische jaaremissie. Dat percentage bedraagt 90 % in 2014 en neemt elk jaar met 10 procentpunten af.

Art. 19.§ 1 De in bijlage VI vastgestelde factoren worden toegepast op het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten bepaald per subinstallatie krachtens artikel 17 voor het betrokken jaar waarin de processen in deze subinstallatie in dienst staan van bedrijfstakken en deeltakken die niet worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico als bepaald in Besluit 2010/2/EU. § 2 Wanneer de processen in deze subinstallaties ten dienste staan van bedrijfstakken of deeltakken die overeenkomstig Beslissing 2010/2/EU voor de jaren 2013 en 2014 of overeenkomstig de beslissing van de Europese Commissie waarin de lijst van deze bedrijfstakken of deeltakken voor 2015 tot 2020 wordt vastgelegd, geacht worden te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico, is de factor die voor de overeenstemmende jaren moet worden toegepast gelijk aan 1.

Art. 20.§ 1 Indien ten minste 95 % van het historische activiteitsniveau van de warmtebenchmark-subinstallatie, van de brandstofbenchmark-subinstallatie of van de procesemissies-subinstallatie in dienst staat van bedrijfstakken of deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico, dan wordt de subinstallatie als geheel geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico. § 2 Indien ten minste 95 % van het historische activiteitsniveau van de warmtebenchmark-subinstallatie, van de brandstofbenchmark-subinstallatie of van de procesemissies-subinstallatie in dienst staat van bedrijfstakken of deeltakken die niet worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico, dan wordt de subinstallatie als geheel niet geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico.

Art. 21.Het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor subinstallaties die meetbare warmte hebben ontvangen van subinstallaties die producten vervaardigen vallend onder de salpeterzuurbenchmarks bedoeld in bijlage I, wordt verminderd met het jaarlijkse historische verbruik van die warmte tijdens de referentieperiode bedoeld in artikel 2, 21°, vermenigvuldigd met de waarde van de warmtebenchmark voor deze meetbare warmte bedoeld in bijlage I.

Art. 22.§ 1 De voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor elke installatie is gelijk aan de som van alle voorlopige jaarlijkse aantallen kosteloos toegewezen emissierechten van de subinstallaties berekend in overeenstemming met de artikelen 17 tot 21. § 2 Als een installatie subinstallaties omvat die pulp (kortvezelige kraftpulp, langvezelige kraftpulp, thermomechanische pulp en mechanische pulp, sulfietpulp of andere niet onder een productbenchmark vallende pulp) produceren en meetbare warmte uitvoeren naar andere daarmee technisch verbonden subinstallaties, wordt, ongeacht de voorlopige jaarlijkse aantallen emissierechten die kosteloos aan andere subinstallaties van de betrokken installatie worden toegewezen, als voorlopige totale hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten, alleen het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten in aanmerking genomen dat betrekking heeft op de door deze subinstallatie geproduceerde pulpproducten die in de handel worden gebracht en die niet in dezelfde installatie of in andere daarmee technisch verbonden installaties tot papier worden verwerkt.

Art. 23.Bij de bepaling van de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten per installatie, ziet het Instituut erop toe dat emissies geen tweemaal worden geteld en dat er geen negatieve hoeveelheden worden toegewezen. Met name als een tussenproduct dat volgens de definities van de respectieve systeemgrenzen weergegeven in bijlage I onder een productbenchmark valt, door een installatie wordt ingevoerd, mogen emissies niet tweemaal worden geteld voor de vaststelling van de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor beide betrokken installaties.

Art. 24.§ 1 De definitieve jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten aan iedere gevestigde installatie, behalve voor installaties voor het afvangen van CO2 en voor pijpleidingen voor het vervoer van CO2, is gelijk aan de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten per installatie zoals bepaald overeenkomstig artikel 22, vermenigvuldigd met de transsectorale correctiefactor zoals vermeld in bijlage II van het Besluit 2013/448/EU van de Commissie van 5 september 2013 betreffende nationale uitvoeringsmaatregelen voor de voorlopige kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG I. § 2 Voor de installaties voor het afvangen van CO2 en voor pijpleidingen voor het vervoer van CO2 die in aanmerking komen voor kosteloze toewijzing van emissierechten, is de definitieve jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten gelijk aan de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten per installatie zoals bepaald overeenkomstig artikel 22, jaarlijks aangepast met de lineaire verminderingsfactor als bedoeld in artikel 10bis, § 4, van Richtlijn 2003/87/EG, waarbij de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid emissierechten die voor 2013 kosteloos aan de betrokken installatie is toegewezen, als uitgangspunt wordt genomen.

Onderafdeling 2. - Bijzondere bepalingen Toewijzing met betrekking tot stoomkraken

Art. 25.Bij wijze van afwijking van artikel 17, punt a) is het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een productbenchmark-subinstallatie met betrekking tot de productie van hoogwaardige chemicaliën (hierna « HVC's » - high value chemicals genoemd) gelijk aan de waarde van de relevante productbenchmark voor stoomkraken bedoeld in bijlage I, vermenigvuldigd met het historische activiteitsniveau als bepaald overeenkomstig bijlage III en vermenigvuldigd met het quotiënt van de totale directe emissies met inbegrip van emissies van netto ingevoerde warmte tijdens de referentieperiode bedoeld in artikel 2, 21°, uitgedrukt in ton kooldioxide-equivalent, en de som van deze totale directe emissies en de relevante indirecte emissies tijdens de referentieperiode, berekend overeenkomstig artikel 28, § 2. Bij het resultaat van deze berekening wordt het volgende opgeteld : 1,78 t kooldioxide per ton waterstof, vermenigvuldigd met de mediane historische productie van waterstof uit extra materiaalinput uitgedrukt in ton waterstof, 0,24 t kooldioxide per ton ethyleen, vermenigvuldigd met de mediane historische productie van ethyleen uit extra materiaalinput uitgedrukt in ton ethyleen, en 0,16 t kooldioxide per ton HVC, vermenigvuldigd met de mediane historische productie van andere hoogwaardige chemicaliën dan waterstof en ethyleen uit extra materiaalinput uitgedrukt in ton HVC's.

Toewijzing met betrekking tot monomeer vinylchloride

Art. 26.Bij wijze van afwijking van artikel 17, punt a), is het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een subinstallatie met betrekking tot de productie van monomeer vinylchloride (hierna « VCM ») gelijk aan de waarde van de VCM-benchmark vermenigvuldigd met het historische activiteitsniveau voor de VCM-productie, uitgedrukt in ton, en vermenigvuldigd met het quotiënt van de directe emissies voor de productie van VCM met inbegrip van emissies van netto ingevoerde warmte tijdens de referentieperiode bedoeld in artikel 2, 21°, berekend overeenkomstig artikel 28, § 2, en uitgedrukt in ton kooldioxide-equivalent, en de som van deze directe emissies en de waterstofgerelateerde emissies voor de productie van VCM tijdens deze referentieperiode, uitgedrukt in ton kooldioxide-equivalent, berekend op basis van het historische verbruik van warmte afkomstig van de verbranding van waterstof uitgedrukt in terajoule (TJ), vermenigvuldigd met 56,1 t kooldioxide per terajoule.

Warmtestromen tussen installaties

Art. 27.Als een productbenchmark-subinstallatie meetbare warmte omvat die wordt ingevoerd uit een niet in de Europese regeling voor de handel in emissierechten opgenomen installatie of andere entiteit, wordt het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor de betrokken productbenchmark-subinstallatie zoals bepaald overeenkomstig artikel 17, punt a) verminderd met de historische hoeveelheid warmte in het betrokken jaar ingevoerd uit niet in de Europese regeling voor de handel in emissierechten opgenomen installaties of andere entiteiten, vermenigvuldigd met de in bijlage I, vastgestelde waarde van de warmtebenchmark voor meetbare warmte.

Uitwisselbaarheid van brandstof en elektriciteit

Art. 28.§ 1 Voor elke in bijlage I vermelde productbenchmark-subinstallatie waarvoor de uitwisselbaarheid van brandstof en elektriciteit in aanmerking wordt genomen, is het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten gelijk aan de waarde van de relevante productbenchmark als vastgesteld in bijlage I, vermenigvuldigd met het productgerelateerde historische activiteitsniveau en vermenigvuldigd met het quotiënt van de totale directe emissies met inbegrip van de emissies van de netto ingevoerde warmte tijdens de referentieperiode bedoeld in artikel 2, 21°, uitgedrukt in ton kooldioxide-equivalent, en de som van deze totale directe emissies en de relevante indirecte emissies tijdens deze referentieperiode. § 2 Voor de berekening overeenkomstig § 1 : a) zijn de relevante indirecte emissies tijdens de referentieperiode bedoeld in artikel 2, 21° uitgedrukt in ton kooldioxide, gelijk aan het relevante elektriciteitsverbruik voor de productie van het betrokken product, als omschreven in de definitie van de in bijlage I vermelde processen en emissies en uitgedrukt in megawattuur, vermenigvuldigd met 0,465 t kooldioxide per megawattuur;b) zijn de emissies van de netto ingevoerde warmte gelijk aan de hoeveelheid meetbare warmte die tijdens de referentieperiode bedoeld in artikel 2, 21° voor de vervaardiging van het betrokken product werd ingevoerd uit in de Europese regeling voor de handel in emissierechten opgenomen installaties, vermenigvuldigd met de waarde van de in bijlage I vermelde warmtebenchmark. HOOFDSTUK 3. - Bepalingen betreffende nieuwkomers Afdeling 1. - Aanvraag voor kosteloze toewijzing

Art. 29.§ 1 De aanvraag voor een kosteloze toewijzing van emissierechten van een nieuwkomer wordt binnen een termijn van een jaar na de aanvang van de normale werking van de installatie of de betreffende uitbreiding op straffe van onontvankelijkheid aan het Instituut overgemaakt. § 2 De nieuwkomer voegt bij zijn aanvraag alle relevante informatie en gegevens met betrekking tot elke in bijlage V opgenomen parameter per subinstallatie conform artikel 4. Zo nodig kan het Instituut de nieuwkomer vragen meer gedetailleerde informatie over te maken. § 3 Om te garanderen dat betrouwbare en correcte gegevens worden verstrekt, aanvaardt het Instituut de verstrekte gegevens alleen als zij door een verificateur bevredigend zijn bevonden in overeenstemming met de in de artikelen 12 tot 14 uiteengezette vereisten. Afdeling 2. - Kosteloze toewijzing van emissierechten aan nieuwkomers

ingevolge de exploitatie van een nieuwe activiteit Onderafdeling I. - Verzamelen van de gegevens met het oog op de berekening van de kosteloos toegewezen emissierechten

Art. 30.De onder artikel 3.1.1, 29°, a) van het BWLKE beoogde nieuwkomers bepalen de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van iedere subinstallatie als volgt : 1° in principe is de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit gelijk aan het gemiddelde van de twee grootste maandproductie-volumen tijdens de ononderbroken periode van 90 dagen die als basis dient om de aanvang van de normale exploitatie te berekenen, waarbij wordt verondersteld dat de subinstallatie 720 uur per maand en twaalf maanden per jaar bij die belasting heeft gewerkt;2° als het niet mogelijk is om de aanvankelijke geïnstalleerde capaciteit te bepalen in overeenstemming met punt 1° wordt een experimentele verificatie van de capaciteit van de subinstallatie uitgevoerd onder toezicht van een keuringsorganisme om te verzekeren dat de gebruikte parameters typisch zijn voor de betrokken bedrijfstak en dat de resultaten van de experimentele verificatie representatief zijn. Het Instituut keurt deze aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van elke subinstallatie goed alvorens zij de toewijzing aan de installatie berekent.

Art. 31.§ 1 Voor de nieuwkomers beoogd door artikel 3.1.1, 29°, a) van het BWLKE bepaalt het Instituut de activiteitsniveaus van iedere betrokken installatie als volgt : a) het productgerelateerde activiteitsniveau voor elk product waarvoor in bijlage I een productbenchmark is vastgesteld, is gelijk aan de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van de betrokken installatie voor de vervaardiging van dit product, vermenigvuldigd met de standaardcapaciteitsbenuttingsfactor bepaald en gepubliceerd door de Commissie;voor elke in bijlage I vastgesteld productbenchmark is deze factor gelijk aan het 80-percentiel van de gemiddelde jaarlijkse capaciteitsbenuttingsfactoren van alle installaties die het betrokken product vervaardigen; de gemiddelde jaarlijkse capaciteitsbenuttingsfactor van elke installatie die het betrokken product vervaardigt, is gelijk aan de gemiddelde jaarlijkse productie over de periode 2005-2008, gedeeld door de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit; b) het warmtegerelateerd activiteitsniveau is gelijk aan de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit voor de invoer uit onder de Europese regeling voor de handel in emissierechten vallende installaties en/of voor de productie van meetbare warmte die binnen de grenzen van de installatie wordt verbruikt voor de vervaardiging van producten, voor de productie van andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte mechanische energie of voor andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte verwarming of koeling of die wordt uitgevoerd naar een niet onder de Europese regeling voor de handel in emissierechten vallende installatie of andere entiteit, met uitzondering van de uitvoer voor elektriciteitsopwekking, vermenigvuldigd met de relevante capaciteitsbenuttingsfactor bepaald in overeenstemming met § 2;c) het brandstofgerelateerd activiteitsniveau is gelijk aan de aanvankelijk geïnstalleerde brandstofverbruikscapaciteit van de betrokken installatie voor de productie van niet-meetbare warmte die wordt verbruikt voor de vervaardiging van producten, voor de productie van andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte mechanische energie of voor andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte verwarming of koeling, met inbegrip van veiligheidsaffakkeling, vermenigvuldigd met de relevante capaciteitsbenuttingsfactor bepaald in overeenstemming met § 2;d) het procesemissiesgerelateerd activiteitsniveau is gelijk aan de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit voor het genereren van procesemissies van de proceseenheid, vermenigvuldigd met de relevante capaciteitsbenuttingsfactor, bepaald in overeenstemming met § 2. § 2 De relevante capaciteitsbenuttingsfactor bedoeld in § 1, b) tot d) wordt door het Instituut bepaald op basis van naar behoren gestaafde en onafhankelijk geverifieerde informatie over de beoogde normale werking, het onderhoud, de courante productiecyclus, energiezuinige technieken en karakteristieke capaciteitsbenuttingsgraad in de betrokken bedrijfstak, getoetst aan bedrijfstakspecifieke informatie.

Bij de bepaling van de relevante capaciteitsbenuttingsfactor bedoeld in § 1, onder d), houdt het Instituut ook rekening met naar behoren gestaafde en onafhankelijk geverifieerde informatie over de emissie-intensiteit van de input en broeikasgasefficiënte technieken.

Onderafdeling 2. - Berekening van de kosteloze toewijzing van emissierechten

Art. 32.§ 1 Voor de nieuwkomers bedoeld onder artikel 3.1.1., 29°, a) van het BWLKE berekent het Instituut voor elke subinstallatie afzonderlijk als volgt het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten te rekenen vanaf de aanvang van de normale exploitatie van de installatie : a) voor elke productbenchmark-subinstallatie is het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een bepaald jaar gelijk aan de waarde van die productbenchmark, vermenigvuldigd met het productgerelateerde activiteitsniveau;b) voor elke warmtebenchmark-subinstallatie is het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten gelijk aan de waarde van de warmtebenchmark voor deze meetbare warmte zoals vermeld in bijlage I, vermenigvuldigd met het warmtegerelateerde activiteitsniveau;c) voor elke brandstofbenchmark-subinstallatie is het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten gelijk aan de waarde van de brandstofbenchmark zoals vermeld in bijlage I, vermenigvuldigd met het brandstofgerelateerde activiteitsniveau;d) voor elke procesemissies-subinstallatie is het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een bepaald jaar gelijk aan het procesgerelateerde activiteitsniveau, vermenigvuldigd met 0,9700. § 2 De artikelen 19 tot 21, 23 en 25 tot 28 zijn van overeenkomstige toepassing voor de berekening als bedoeld in § 1. § 3 Voor onafhankelijk geverifieerde emissies van de nieuwkomer die aan de aanvang van de normale werking voorafgingen, worden extra rechten toegewezen op basis van de historische emissies, uitgedrukt in ton kooldioxide-equivalent. § 4 De voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten is gelijk aan de som van alle voorlopige jaarlijkse aantallen kosteloos toegewezen emissierechten van de subinstallaties berekend in overeenstemming met §§ 1 en 2, en de extra rechten vermeld in § 3; als een installatie subinstallaties omvat die pulp produceren en meetbare warmte uitvoeren naar andere daarmee technisch verbonden subinstallaties, is artikel 22, § 2, eveneens van toepassing. § 5 Het Instituut stelt de Commissie onverwijld in kennis van de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten; Emissierechten uit de krachtens artikel 10bis, lid 7, van Richtlijn 2003/87/EG ingestelde reserve voor nieuwkomers worden toegewezen op basis van het principe « wie het eerst komt het eerst maalt » met betrekking tot de datum van ontvangst van de kennisgeving.

De Commissie kan de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid emissierechten die kosteloos aan de betrokken installatie wordt toegewezen, verwerpen. § 6 De definitieve jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten is gelijk aan de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten per installatie zoals bepaald overeenkomstig § 4, jaarlijks aangepast met de lineaire verminderingsfactor als bedoeld in artikel 10bis, § 7, van Richtlijn 2003/87/EG, waarbij de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid emissierechten die voor 2013 kosteloos aan de betrokken installatie is toegewezen, als uitgangspunt wordt genomen. Afdeling 3. - Kosteloze toewijzing van emissierechten aan nieuwkomers

ingevolge een aanzienlijke capaciteitsuitbreiding Onderafdeling I. - Vergaring van de gegevens met het oog op de berekening van de kosteloos toegewezen emissierechten

Art. 33.§ 1 Bovenop de gegevens als bedoeld in artikel 29, § 2 voegt de gevestigde installatie die na 30 juni 2011 een aanzienlijke capaciteitsuitbreiding heeft ondergaan bij haar aanvraag tot kosteloze toewijzing van emissierechten alle gegevens die aantonen dat aan de weerhouden criteria voor de definitie van een aanzienlijke capaciteitsuitbreiding wordt voldaan, met inbegrip van de toegevoegde capaciteit en van de geïnstalleerde capaciteit van de subinstallatie na de aanzienlijke capaciteitsuitbreiding zoals door een verificateur geverifieerd en bevredigend bevonden overeenkomstig de eisen onder artikelen 12 tot 15 . § 2 Deze geïnstalleerde capaciteit van de subinstallatie na de aanzienlijke capaciteitsuitbreiding wordt als de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van de subinstallatie aangemerkt bij de beoordeling van eventuele verdere aanzienlijke capaciteitswijzigingen. § 3. Het Instituut bepaalt de activiteitsniveaus in overeenstemming met artikel 31, § 1 uitsluitend voor de toegevoegde capaciteit van de subinstallaties waarop de aanzienlijke capaciteitsuitbreiding betrekking heeft.

Onderafdeling 2. - Berekening van de kosteloze toewijzing van emissierechten

Art. 34.Als een installatie na 30 juni 2011 een aanzienlijke capaciteitsuitbreiding heeft ondergaan, bepaalt het Instituut op aanvraag van de exploitant en onverminderd de toewijzing aan een installatie krachtens de artikelen 16 tot 24 het aantal kosteloos toe te wijzen emissierechten op basis van de in artikel 32 vastgestelde methodologie, enkel voor wat de uitbreiding betreft. HOOFDSTUK 4. - Bepalingen betreffende de capaciteitswijzigingen Afdeling 1. - Herziening van de toewijzing van de installatie die na

30 juni 2011 een aanzienlijke capaciteitsvermindering onderging

Art. 35.De exploitant van wie de installatie een aanzienlijke capaciteitsvermindering onderging doet aan het Instituut mededeling van de ingeboete capaciteit en van de geïnstalleerde capaciteit van de subinstallatie na de aanzienlijke capaciteitsvermindering, zoals door een verificateur geverifieerd en bevredigend bevonden in overeenstemming met de in artikel 12 tot 15 uiteengezette vereisten.

Art. 36.Het Instituut bepaalt de activiteitsniveaus in overeenstemming met artikel 31, § 1 uitsluitend voor de ingeboete capaciteit van de subinstallaties waarop de aanzienlijke capaciteitsvermindering betrekking heeft.

Art. 37.Het Instituut vermindert het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor elke subinstallatie met het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor de betrokken subinstallatie zoals berekend overeenkomstig artikel 32, § § 1 en 2, in de met de aanzienlijke capaciteitsvermindering overeenstemmende mate.

Het Instituut bepaalt vervolgens de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid voor de betrokken installatie overeenkomstig de methodiek die ter bepaling van de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid vóór de aanzienlijke capaciteitsvermindering wordt gebruikt, en de definitieve totale jaarlijkse hoeveelheid emissierechten die kosteloos aan de betrokken installatie wordt toegewezen overeenkomstig artikel 24. Afdeling 2. - Gedeeltelijke stopzetting van activiteiten van een

installatie

Art. 38.De activiteiten van een installatie worden geacht gedeeltelijk te zijn stopgezet indien het activiteitsniveau van een subinstallatie die ten minste 30 % van de definitieve jaarlijkse hoeveelheid aan de installatie kosteloos toegewezen emissierechten of meer dan 50.000 toegewezen emissierechten bijdraagt, in een gegeven kalenderjaar wordt verminderd met ten minste 50 % van het activiteitsniveau dat is gebruikt voor de berekening van de toewijzing aan de subinstallatie.

TITEL III. - Restitutie van de quota

Art. 39.De totale installatie-uitstoot waarmee men overeenkomstig artikel 3.3.6, § 1 van het BWLKE dient rekening te houden voor de berekening van het aantal door de exploitant te restitueren quota bevat niet de geverifieerde uitstoot die werd opgevangen en met het oog op permanente opslag werd vervoerd naar een installatie waarvoor er overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EC van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 over de geologische opslag van kooldioxide een opslagvergunning van kracht is.

TITEL IV. - Bepaling ter wijziging van het besluit van 22 april 2010 inzake de uitvoering van flexibiliteitsmechanismen bedoeld in de artikelen 19, § 2, en 20, § 2 van de ordonnantie van 31 januari 2008 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en met betrekking tot de flexibiliteitsmechanismen van het protocol van Kyoto

Art. 40.Onder artikel 4 van het besluit wordt een punt 9° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 9° « Alle deelnemers aan de projectactiviteit hebben hun maatschappelijke zetel in een land dat het internationale akkoord met betrekking tot deze projecten ondertekend heeft ofwel in een land dan wel een subfederale of gewestelijke entiteit dat of die overeenkomstig artikel 25 van Richtlijn 2003/87/EG in verbinding staat met het communautaire systeem . » TITEL V. - Slotbepalingen

Art. 41.De minister bevoegd voor het milieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 30 januari 2014.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT De Minister van Leefmilieu Mevr. E. HUYTEBROECK

BIJLAGE I : Productbenchmarks 1. Bepaling van productbenchmarks en systeemgrenzen zonder aandacht voor de uitwisselbaarheid van brandstof en elektriciteit

Productbenchmark

Bepaling van de betrokken producten

Bepaling van de betrokken processen en emissies (systeemgrenzen)

Blootstelling aan CO2-weglekrisico zoals bepaald bij Besluit 2010/2/EU voor 2013 en 2014

Benchmark- waarde (emissierechten/t)

Cokes

Cokes van cokesovens (verkregen door verkoling van cokeskool bij hoge temperaturen) of cokes van gasbedrijven (als bijproduct van gasfabrieken), uitgedrukt in ton droge cokes.Bruinkoolcokes vallen niet onder deze benchmark.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de cokesovens, verbranding van H2S/NH3, voorverwarming (ontdooiing) van steenkool, extractie van cokesgas, ontzwaveleenheid, distillatie-eenheid, stoomgeneratorinstallatie, drukregelaar in batterijen, biologische waterbehandeling, diverse verwarming van bijproducten en waterstofscheider van de proceseenheden zijn inbegrepen. De reiniging van cokesovengas is inbegrepen.

Ja

0,286

Gesinterd erts

Geagglomereerde ijzerhoudende producten met fijne ijzerertsdeeltjes, vloeimiddelen en ijzerhoudende recyclingmaterialen met de vereiste chemische en fysische eigenschappen, zoals basiciteit, mechanische sterkte en doorlaatbaarheid, om ijzer en de nodige vloeimiddelen in procedés voor ijzerertsreductie te bezorgen.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de sinterfabriek, voorbereidingseenheden voor grondstoffen, warmescreeningeenheid, koeleenheid voor sinters, koudescreeningeenheid en stoomgeneratorinstallatie van de proceseenheden, zijn inbegrepen.

Ja

0,171

Vloeibaar ruwijzer

Met koolstof verzadigd vloeibaar ijzer voor verdere verwerking.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de hoogoven, behandelingseenheden voor vloeibaar ruwijzer, ventilatoren van de hoogoven, windverhitters, oxystaaloven, secundaire metallurgische installaties, vacuümovens, walsmachine (inclusief snijden), slakkenbehandelingsinstallatie, voorbereiding van de lading, gasbehandelingseenheid van de hoogoven, ontstoffingsinstallaties, voorverwarming van schroot, droging van kool voor koolpoederinjectie (PCI), voorverwarmingsinstallaties voor vaten, voorverwarmingsinstallaties voor gietblokken, persluchtproductie, stofbehandelingseenheid (briketteren), slibverwerkingseenheid (briketteren), stoominjectie in de hoogoven, stoomgenerator, gaskoeling door de convertor van de oxystaaloven en diversen van de proceseenheden, zijn inbegrepen.

Ja

1,328

Voorgebakken anode

Anoden voor elektrolyse van aluminium waaronder anoden van petroleumcokes, van asfaltbitumen of normaal gerecyclede anoden, verwerkt tot een specifieke vorm voor een bepaalde smelterij en gebakken in anode-bakovens tot een temperatuur van om en bij 1 150 ° C. Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van voorgebakken anoden zijn inbegrepen.

Ja

0,324

Aluminium

Ruw vloeibaar niet-gelegeerd aluminium uit elektrolyse

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productiefase elektrolyse zijn inbegrepen.

Ja

1,514

Grijze cementklinker

Grijze cementklinker als in totaal geproduceerde klinker.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van grijze cementklinker zijn inbegrepen.

Ja

0,766

Witte cementklinker

Witte cementklinker voor gebruik als hoofdbindmiddel in de bereiding van materialen als voegvulling, lijm voor keramische tegels, isolatie, verankeringsmortel, industriële vloermortel, gebruiksklare pleister, herstelmortel, waterdichte coatings met een maximale gemiddelde inhoud van 0,4 massa-% Fe2O3, 0,003 massa% Cr2O3 en 0,03 massa-% Mn2O3.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van witte cementklinker zijn inbegrepen.

Ja

0,987

Kalk

Ongebluste kalk : calciumoxide (CaO) ontstaan uit de ontharding van kalksteen (CaCO 3 ) als « standaard zuivere » kalk met 94,5 % vrij CaO. Kalk die wordt geproduceerd en verbruikt in de installatie waar de zuiveringsprocessen plaatshebben, valt niet onder deze productbenchmark.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van kalk zijn inbegrepen.

Ja

0,954

Dolomiet (gebrand dolomiet)

Gebrand dolomiet, of « dolime », als mengsel van calcium- en magnesiumoxiden ontstaan uit de ontharding van dolomiet (CaCO3.MgCO3) met een restgehalte CO2 van meer dan een gehalte aan vrij MgO tussen 25 % en 40 % en een bulkdichtheid van de handelswaar van minder dan 3,05 g/cm3. Dolime wordt uitgedrukt als « standaard zuivere dolime » met 57,4 % vrije CaO en 38,0 % vrije MgO. Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van dolime zijn inbegrepen.

Ja

1,072

Gesinterd dolomiet

Mengsel van calcium- en magnesiumoxiden dat uitsluitend wordt gebruikt voor de productie van vuurvaste stenen en andere vuurvaste producten met een minimale bulkdichtheid van 3,05 g/cm3.

Alle processen die direct of indirect verband houden met gesinterd dolomiet zijn inbegrepen.

Ja

1,449

Floatglas

Floatglas/matglas/geslepen glas (in ton glas dat uit de koeloven komt).

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productiefasen in smeltoven, raffinaderij, werkoven, smeltbad en koeloven zijn inbegrepen.

Ja

0,453

Flessen en potten in kleurloos glas

Flessen in kleurloos glas met een nominale inhoud van < 2,5 l voor drank en levensmiddelen (exclusief flessen bedekt met leder of kunststofleder, zuigflessen), met uitzondering van witglazen producten met een ijzeroxidegehalte uitgedrukt in gewichtsprocent Fe2O3, lager dan 0,03 %, en kleurcoördinaten van L* in een bereik van 100 tot 87, van a* in een bereik van 0 tot - 5 en van b* in een bereik van 0 tot 3 (volgens het Cielab-systeem ontwikkeld door de Commission internationale d'éclairage), uitgedrukt in ton verpakt product.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productiefasen : materiaalverwerking, smelten, vormgeving, naverwerking, verpakking en nevenprocessen zijn inbegrepen.

Ja

0,382

Flessen en potten in gekleurd glas

Flessen in gekleurd glas met een nominale inhoud van < 2,5 l voor drank en levensmiddelen (exclusief flessen bedekt met leder of kunststofleder, zuigflessen), uitgedrukt in ton verpakt product.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productiefasen : materiaalverwerking, smelten, vormgeving, naverwerking, verpakking en nevenprocessen zijn inbegrepen.

Ja

0,306

Continuglasvezelproducten

Gesmolten glas voor de vervaardiging van producten van continuglasvezelfilament, met name gesneden glasvezel, lonten, garens en stapelglasvezels, en matten (uitgedrukt in ton gesmolten glas dat uit de voorhaard komt).

Mineralewolproducten voor thermische, akoestische en brandisolatie zijn niet inbegrepen.

Alle processen die direct of indirect verband houden met glas smelten in de hoogovens en glas zuiveren in de voorhaarden zijn inbegrepen.

Naverwerkingsprocessen om vezels tot verkoopbare producten om te zetten, vallen niet onder deze productbenchmark.

Ja

0,406

Bekledingsstenen

Bekledingsstenen met een dichtheid van > 1 000 kg/m3, gebruikt voor metselwerk op basis van EN 771-1, met uitzondering van straatstenen, klinkerstenen en blauw gesmoorde gevelstenen.

Alle processen die direct of indirect verband houden met grondstoffen voorbereiden, bestanddelen mengen, artikelen vormen en modelleren, artikelen drogen, artikelen bakken, producten afwerken en rookgas reinigen, zijn inbegrepen.

Neen

0,139

Straatstenen

Kleistenen als vloerbedekking volgens EN 1344.

Alle processen die direct of indirect verband houden met grondstoffen voorbereiden, bestanddelen mengen, artikelen vormen en modelleren, artikelen drogen, artikelen bakken, producten afwerken en rookgas reinigen, zijn inbegrepen.

Neen

0,192

Dakpannen

Kleidakpannen zoals bepaald in EN 1304 :2005 met uitzondering van blauw gesmoorde dakpannen en toebehoren.

Alle processen die direct of indirect verband houden met grondstoffen voorbereiden, bestanddelen mengen, artikelen vormen en modelleren, artikelen drogen, artikelen bakken, producten afwerken en rookgas reinigen, zijn inbegrepen.

Neen

0,144

Gesproeidroogd poeder

Gesproeidroogd poeder voor de productie van drooggeperste wand- en vloertegels in ton geproduceerd poeder.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van ge-sproeidroogd poeder zijn inbegrepen.

Ja

0,076

Pleisterkalk

Pleisterkalk op basis van gebrand gips of calciumsulfaat (o.a. voor gebruik in gebouwen, bewerking van weefsels of behangpapier, tandheelkunde of bodemsanering), in ton stucgips. Alfagips valt niet onder deze productbenchmark.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productiefasen : malen, drogen en branden, zijn inbegrepen.

Neen

0,048

Droog secundair gips

Droog secundair gips (synthetisch gips ontstaan als gerecycled bijproduct in energiecentrales of als gerecycled materiaal uit bouwafval en afbraakmateriaal), uitgedrukt in ton product.

Alle processen die direct of indirect verband houden met het drogen van secundair gips zijn inbegrepen.

Neen

0,017

Kortvezelige kraftpulp

Kortvezelige kraftpulp is een houtpulp ontstaan uit chemische sulfaatprocedés op basis van kookvloeistof, gekenmerkt door een vezellengte van 1-1,5 mm, die hoofdzakelijk wordt gebruikt voor producten met een specifieke gladheid en massa, zoals kristalen printpapier, uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in luchtgedroogde ton (ADt).

Alle processen die deel uitmaken van de pulpproductie (in het bijzonder in de pulpfabriek, terugwinningsinstallatie, droogmachine en kalkoven, en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling)), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbewerking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.

Ja

0,12

Langvezelige kraftpulp

Langvezelige kraftpulp is een houtpulp ontstaan uit chemische sulfaatprocedés op basis van kookvloeistof, gekenmerkt door een vezellengte van 3-3,5 mm, die hoofdzakelijk wordt gebruikt voor producten die vooral sterk moeten zijn, zoals verpakkingspapier, uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in luchtgedroogde ton (ADt).

Alle processen die deel uitmaken van de pulpproductie (in het bijzonder in de pulpfabriek, terugwinningsinstallatie, droogmachine en kalkoven, en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling)), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbewerking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.

Ja

0,06

Sulfietpulp, thermomechanische en mechanische pulp

Sulfietpulp ontstaan uit een specifiek pulpproductieproces, bv. pulp ontstaan uit het koken van spaanders in een drukvat samen met vloeibaar bisulfiet, uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in ADt.

Mechanische pulp kan al dan niet gebleekt zijn.

Gradaties van mechanische pulp : TMP (thermomechanische pulp) en houtslijp, als verkoopbare nettoproductie in ADt. Mechanische pulp kan al dan niet gebleekt zijn.

Kleinere subgroepen van semichemische pulp, chemisch-thermomechanische pulp (CTMP) en oplossende pulp behoren niet tot deze groep.

Alle processen die deel uitmaken van de pulpproductie (in het bijzonder in de pulpfabriek, terugwinningsinstallatie, droogmachine en kalkoven, en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling)), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbewerking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.

Ja

0,02

Teruggewonnen papierpulp

Vezelpulp afgeleid van teruggewonnen papier of karton (resten en afval) of van andere cellulosehoudende vezelstoffen, uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in ADt.

Alle processen die deel uitmaken van de pulpproductie uit teruggewonnen papier en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling) zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbewerking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.

Ja

0,039

Krantenpapier

Specifieke papiersoort (in rollen of bladen), uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in ADt, gebruikt om kranten te drukken en vervaardigd van houtslijp en/of mechanische pulp of gerecyclede vezels, of een bepaald percentage van een combinatie van beide. Het gewicht ligt gewoonlijk tussen 40 en 52 g/m2, en bedraagt maximaal 65 g/m2. Krantenpapier is machinaal bewerkt of lichtjes gladgeperst, is wit of lichtgekleurd en wordt gebruikt voor boekdruk, offsetdruk of flexodruk.

Alle processen die deel uitmaken van de papierproductie (in het bijzonder papier- of kartonmachine en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling), en brandstofgebruik bij directe methode), zijn inbegrepen.

Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbewerking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.

Ja

0,298

Ongecoat fijnpapier

Fijn papier niet voorzien van een deklaag, waaronder zowel ongecoat mechanisch als ongecoat houtvrij papier, uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in ADt : 1. Ongecoat houtvrij papier geschikt voor drukken of andere grafische doeleinden en vervaardigd van uiteenlopende hoofdzakelijk ruwe vezelstoffen, met een variabel gehalte minerale vulstof en verschillende afwerkingsmethoden.Deze soort omvat het meeste kantoorpapier, zoals bedrijfspapier, kopieerpapier, printpapier, briefpapier en boekdrukpapier. 2. Ongecoat mechanisch papier omvat de specifieke papiersoorten vervaardigd van mechanische pulp en gebruikt voor verpakkingen of grafische doeleinden/magazines. Alle processen die deel uitmaken van de papierproductie (in het bijzonder papier- of kartonmachine en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling), en brandstofgebruik bij directe methode), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbewerking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.

Ja

0,318

Gecoat fijnpapier

Fijn papier voorzien van een deklaag, waaronder zowel gecoat mechanisch als gecoat houtvrij papier, uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in ADt : 1. Gecoat houtvrij papier vervaardigd van vezels uit hoofdzakelijk chemische pulpprocedés en gestreken voor verschillende toepassingen, ook bekend als coated freesheet Deze groep richt zich vooral op publicatiepapier.2. Gecoat mechanisch papier vervaardigd van mechanische pulp en gebruikt voor grafische doeleinden/ magazines.De groep staat ook bekend als coated groundwood.

Alle processen die deel uitmaken van de papierproductie (in het bijzonder papier- of kartonmachine en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling), en brandstofgebruik bij directe methode), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbewerking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.

Ja

0,318

Kristalpapier

Kristalpapier uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie van de moederrol omvat uiteenlopende soorten tissue- en ander toiletpapier voor huishoudelijk of commercieel en industrieel gebruik, zoals wc-papier en gezichtsdoekjes, keukenhanddoeken, handdoeken en industriële wisdoekjes, pampers, maandverband enz. Luchtgedroogd papier (TAD) behoort niet tot deze groep.

Alle processen die deel uitmaken van de papierproductie (in het bijzonder papier- of kartonmachine en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling), en brandstofgebruik bij directe methode), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbewerking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen. De omzetting van het product op de moederrol naar afgewerkte producten valt niet onder deze productbenchmark.

Ja

0,334

Testliner en golfblad

Testliner en golfblad uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in ADt : 1. Testliner omvat de soorten karton die aan specifieke tests van de verpakkingsindustrie beantwoorden om te worden gebruikt als buitenlaag van golfkarton waarvan verzenddozen worden gemaakt.Testliner is hoofdzakelijk vervaardigd van uit recyclage gewonnen vezels. 2. Golfblad verwijst naar het middendeel van verzenddozen dat aan beide zijden voorzien is van een dekblad (testliner/kraftliner). Golfblad omvat hoofdzakelijk papier uit gerecyclede vezels, maar deze groep bevat ook karton dat van chemische en semichemische pulp is vervaardigd.

Alle processen die deel uitmaken van de papierproductie (in het bijzonder papier- of kartonmachine en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling), en brandstofgebruik bij directe methode), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbewerking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.

Ja

0,248

Ongecoat karton

Deze benchmark omvat uiteenlopende ongecoate producten (uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in ADt), enkelvoudig of multiplex. Ongecoat karton wordt hoofdzakelijk gebruikt voor verpakkingstoepassingen waarvan de belangrijkste vereiste kenmerken sterkte en stijfheid zijn en waarvoor de commerciële aspecten als informatiedrager van secundair belang zijn. Karton is gemaakt van ruwe en/of teruggewonnen vezels, heeft goede vouw-en rileigenschappen en een goede stijfheid. Het wordt hoofdzakelijk gebruikt in dozen voor consumptieartikelen zoals diepvriesvoedsel, cosmetica en voor drankverpakkingen; ook bekend als homogeen karton, vouwdozenkarton, bruinkarton, draagkarton of kernkarton.

Alle processen die deel uitmaken van de papierproductie (in het bijzonder papier- of kartonmachine en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling), en brandstofgebruik bij directe methode), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbewerking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.

Ja

0,237

Ongecoat karton

Deze benchmark omvat uiteenlopende gecoate producten (uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in ADt), enkelvoudig of multiplex. Gecoat karton wordt hoofdzakelijk gebruikt voor commerciële toepassingen waarbij commerciële informatie op verpakkingen voor winkels moet worden gedrukt, zoals voedsel, farmaceutische artikelen, cosmetica en andere. Karton is vervaardigd van ruwe en/of teruggewonnen vezels, heeft goede vouw- en rileigenschappen en een goede stijfheid. Het wordt hoofdzakelijk gebruikt in dozen voor consumptieartikelen zoals diepvriesvoedsel, cosmetica en voor drankverpakkingen; ook bekend als homogeen karton, vouwdozenkarton, bruinkarton, draagkarton of kernkarton.

Alle processen die deel uitmaken van de papierproductie (in het bijzonder papier- of kartonmachine en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling), en brandstofgebruik bij directe methode), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbewerking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.

Ja

0,273

Salpeterzuur

Salpeterzuur (HNO3), te vermelden in ton HNO3 (100 %).

Alle processen die direct of indirect verband houden met de vervaardiging van het benchmarkproduct alsook het afbraakproces van N2O, zijn inbegrepen, met uitzondering van de productie van ammoniak.

Ja

0,302

Adipinezuur

Adipinezuur te vermelden in ton droog gezuiverd adipinezuur, opgeslagen in silo's of verpakt in zakken of big bags.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de vervaardiging van het benchmarkproduct alsook het afbraakproces van N2O, zijn inbegrepen, met uitzondering van de productie van ammoniak.

Ja

2,79

Monomeer vinylchloride (VCM)

Vinylchloride (chlooretheen)

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productiefasen directe chlorering, oxychlorering en kraken van ethyleendichloride (EDC) in monomeer vinylchloride (VCM), zijn inbegrepen.

Ja

0,204

Fenol/aceton

Som van fenol, aceton en het bijproduct alfamethylstyreen als totale productie.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van fenol en aceton zijn inbegrepen, in het bijzonder luchtcompressie, hydroperoxidatie, terugwinning van cumeen uit verbruikte lucht, concentratie en splitsing, fractionering en zuivering, teer kraken, terugwinning van acetofenon en zuivering, terugwinning van AMS voor export, hydrogenering van AMS voor recycling buiten de systeemgrenzen, eerste zuivering van afvalwater (1e stripper van afvalwater), koelwaterproductie (bv. koeltorens), koelwatergebruik (circulatiepompen), fakkels en verbrandingsapparaten (zelfs als zij zich fysiek buiten de systeemgrenzen bevinden), alsook elk nevenbrandstofverbruik.

Ja

0,266

S-pvc

Polyvinylchloride; niet gemengd met andere substanties die pvc-deeltjes bevatten met een gemiddelde grootte tussen 50 en 200 pm.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van s-pvc zijn inbegrepen, behalve de productie van VCM. Ja

0,085

E-pvc

Polyvinylchloride; niet gemengd met andere substanties die pvc-deeltjes bevatten met een gemiddelde grootte tussen 0,1 en 3 pm.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van e-pvc zijn inbegrepen, behalve de productie van VCM. Ja

0,238

Dinatriumcarbonaat

Dinatriumcarbonaat als totale brutoproductie, uitgezonderd het dicht dinatriumcarbonaat dat als bijproduct ontstaat in een caprolactamproductienetwerk.

Alle processen die direct of indirect verband houden met het zuiveren van pekel, het branden van kalk en produceren van kalkmelk, absorberen van ammoniak, neerslaan van NaHCO3, filtreren of scheiden van NaHCO3 -kristallen uit moedervloeistof, afbreken van NaHCO3 tot Na2CO3, terugwinnen van ammoniak en verdichten of produceren van dicht dinatriumcarbonaat, zijn inbegrepen.

Ja

0,843


Indien geen andere referentie wordt vermeld, verwijzen alle productbenchmarks naar 1 t geproduceerd product, uitgedrukt als verkoopbare (netto)productie, en naar een 100 % zuivere substantie.

Alle definities van onder een benchmark vallende processen en emissies (systeemgrenzen) omvatten affakkeling waar deze wordt toegepast.

De blootstelling van de benchmarkproducten aan een CO2-weglekrisico is gebaseerd op Besluit 2010/2/EU en geldt voor 2013 en 2014. Voor 2013 en 2014 kunnen er bij besluit van de Commissie verdere bedrijfstakken aan deze lijst worden toegevoegd. 2. Bepaling van productbenchmarks en systeemgrenzen waarvoor de uitwisselbaarheid van brandstof en elektriciteit in aanmerking wordt genomen

Productbenchmark

Bepaling van de betrokken producten

Bepaling van de betrokken processen en emissies (systeemgrenzen)

Blootstelling aan CO2-weglekrisico zoals bepaald bij Besluit 2010/2/EU voor 2013 en 2014

Benchmark- waarde (emissierechten/t)

Raffinageproducten

Mengsel van raffinageproducten met meer dan 40 % lichte producten (motorbrandstof (benzine) waaronder vliegtuigbrandstof, benzineachtige vliegtuigbrandstof, andere lichte petroleumoliën/lichte preparaten, kerosine waaronder kerosineachtige vliegtuigbrandstof, gasolie), uitgedrukt als CWT (CO 2 Weighted tonne). Alle processen van een raffinaderij die onder de bepaling van een van de CWT-proceseenheden vallen, alsook niet-procesgebonden nevenvoorzieningen op het terrein van de raffinaderij, zoals tankopslag, mengen, afvalwaterbehandeling enz., zijn inbegrepen.

Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.

Ja

0,0295

Ongelegeerd staal uit vlamboogovens

Staal dat minder dan 8 % aan metalen legeringselementen bevat, alsook zo'n hoeveelheid spoorelementen dat het gebruik beperkt is tot toepassingen waarbij geen hoge oppervlaktekwaliteit en verwerkbaarheid vereist zijn.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de vlamboogoven, secundaire metallurgie, gieten en snijden, naverbrandingseenheid, ontstoffingsinstallatie, verwarmingsinstallaties voor vaten, voorverwarmingsinstallaties voor gietblokken, drogen en voorverwarmen van schroot van de proceseenheden, zijn inbegrepen.

Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.

Ja

0,283

Hooggelegeerd staal uit vlamboogovens

Staal dat minstens 8 % aan metalen legeringselementen bevat of waarbij een hoge oppervlaktekwaliteit en verwerkbaarheid vereist zijn.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de vlamboogoven, secundaire metallurgie, gieten en snijden, naverbrandingseenheid, ontstoffingsinstallatie, verwarmingsinstallaties voor vaten, voorverwarmingsinstallaties voor gietblokken, put voor langzame afkoeling, drogen en voorverwarmen van schroot van de proceseenheden, zijn inbegrepen.

De FeCr-convertor en cryogene opslag van industriële gassen van de proceseenheden zijn niet inbegrepen.

Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.

Ja

0,352

Gietijzer

Gietijzer uitgedrukt als ton vloeibaar ijzer dat gelegeerd, zuiver en gietklaar is.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de procesfasen smelterij, gieterij, gietkern en afwerking zijn inbegrepen.

Voor de bepaling van de indirecte emissies wordt uitsluitend het elektriciteitsverbruik van de smeltprocessen binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.

Ja

0,325

Minerale wol

Isolatieproducten van minerale wol voor thermische, akoestische en brandtoepassingen vervaardigd met glas, steen of metaalslakken.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productiefasen smelten, bindmiddelen vervezelen en injecteren, uitharden, drogen en vormgeven, zijn inbegrepen.

Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.

Neen

0,682

Gipsplaat

De benchmark omvat planken, platen, panelen, tegels, soortgelijke artikelen van pleister/samenstellingen op basis van pleister, al dan niet bekleed/verstevigd met enkel papier/karton, met uitzondering van met pleister verkleefde/versierde artikelen (in ton stucgips). .

Gipsvezelplaten met hoge dichtheid vallen niet onder deze productbenchmark.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productiefasen malen, drogen, branden en platen drogen, zijn inbegrepen.

Voor de bepaling van indirecte emissies wordt enkel het elektriciteitsverbruik van de in de droogfase gebruikte warmtepompen in aanmerking genomen.

Neen

0,131

Roet

Ovenroet. Gas- en lamproet vallen niet onder deze benchmark.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van ovenroet, alsook het afwerken, verpakken en affakkelen, zijn inbegrepen.

Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.

Ja

1,954

Ammoniak

Ammoniak (NH3), te vermelden in geproduceerde ton.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van ammoniak en het tussenproduct waterstof, zijn inbegrepen.

Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.

Ja

1,619

Stoomkraker

Mengsel van hoogwaardige chemicaliën (HVC's) uitgedrukt als totale massa van acetyleen, ethyleen, propyleen, butadieen, benzeen en waterstof, uitgezonderd HVC's uit extra materiaalinput (waterstof, ethyleen, andere HVC's), met een ethyleengehalte van ten minste 30 massaprocent in het totale productmengsel en een gehalte aan HVC's, brandstofgas, buteen en vloeibare koolwaterstoffen samen van ten minste 50 massaprocent in het totale productmengsel

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van HVC's als zuiver product of tussenproduct met een geconcentreerde inhoud van de respectieve HVC's in de laagst verhandelbare vorm (ruwe C4, niet-gehydrogeneerd pygas), zijn inbegrepen met uitzondering van C4-extractie (butadieenfabriek), C4-hydrogenering, hydrobehandeling van pyrolysebenzine en aromaten-extractie, en logistiek/opslag voor dagelijkse verwerking.

Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.

Ja

0,702

Aromaten

Mengsel van aromaten uitgedrukt als CWT (CO2 weighted tonne).

Alle processen die direct of indirect verband houden met de aromatensubeenheden waterstofbehandelaar voor pygas, benzeen-/tolueen-/xyleenextractie (BTX), TDP, HDA, xyleenisomerisatie, p-xyleeneenheden, cumeenproductie en cyclohexaanproductie, zijn inbegrepen.

Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.

Ja

0,0295

Styreen

Monomeer styreen (vinylbenzeen, CAS-nummer : 100-42-5).

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van styreen, alsook van het tussenproduct ethylbenzeen (in de hoeveelheid die als materiaalinput voor de styreenproductie wordt gebruikt), zijn inbegrepen. Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.

Ja

0,527

Waterstof

Zuivere waterstof en mengsels van waterstof en koolmonoxide met een waterstofgehalte van => 60 % molfractie van de totale massa waterstof en koolmonoxide op basis van de samenvoeging van alle waterstof en koolmonoxide bevattende productstromen die uit de betreffende subinstallatie worden afgevoerd, uitgedrukt als 100 % waterstof.

Alle relevante proceselementen die direct of indirect verband houden met de productie van waterstof en de scheiding van waterstof en koolmonoxide, zijn inbegrepen. Deze elementen liggen tussen : a) het (de) toegangspunt(en) voor koolwaterstofinput(s) en, indien afzonderlijk, brandstof(fen); b) de uitgangspunten voor alle productstromen die waterstof en/of koolmonoxide bevatten;c) het (de) toegangs- of uitgangspunt(en) voor de aan- en afvoer van warmte. Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.

Ja

8,85

Synthesegas

Mengsels van waterstof en koolmonoxide met een waterstofgehalte van < 60 % molfractie van de totale massa waterstof en koolmonoxide op basis van de samenvoeging van alle waterstof en koolmonoxide bevattende productstromen die uit de betreffende subinstallatie worden afgevoerd, herleid tot 47 volumeprocent waterstof.

Alle relevante proceselementen die direct of indirect verband houden met de productie van syngas en de scheiding van waterstof en koolmonoxide, zijn inbegrepen. Deze elementen liggen tussen : a)het (de) toegangspunt(en) voor koolwaterstofinput(s) en, indien afzonderlijk, brandstof(fen); b)de uitgangspunten voor alle productstromen die waterstof en/of koolmonoxide bevatten; c)het (de) toegangs- of uitgangspunt(en) voor de aan- en afvoer van warmte.

Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.

Ja

0,242

Ethyleenoxide/ ethyleenglycolen

De benchmark voor ethyleenoxide/ethyleenglycol omvat de producten ethyleenoxide (EO, hoge zuiverheidsgraad), monoethyleenglycol (MEG, standaardkwaliteit + vezelkwaliteit (hoge zuiverheidsgraad)), di-ethyleenglycol (DEG) en tri-ethyleenglycol (TEG). De totale hoeveelheid producten is uitgedrukt in termen van EO-equivalenten (EOE) die worden bepaald als de hoeveelheid EO (in massa) die in één massaeenheid van het specifieke glycol is ingesloten.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de proceseenheden EO-productie, EO-zuivering en scheiding van glycol zijn inbegrepen. Het totale elektriciteitsverbruik (en de bijbehorende indirecte emissies) binnen de systeemgrenzen valt onder deze productbenchmark.

Ja

0,512


Indien geen andere referentie wordt vermeld, verwijzen alle productbenchmarks naar 1 t geproduceerd product, uitgedrukt als verkoopbare (netto)productie, en naar een 100 % zuivere substantie.

Alle definities van onder een benchmark vallende processen en emissies (systeemgrenzen) omvatten affakkeling waar deze wordt toegepast.

De blootstelling van de benchmarkproducten aan een CO2-weglekrisico is gebaseerd op Besluit 2010/2/EU van de Commissie van 24 december 2009, gewijzigd bij besluit van de Commissie van 11 november 2011 en geldt voor 2013 en 2014. Voor 2013 en 2014 kunnen er verdere bedrijfstakken aan deze lijst worden toegevoegd. 3. Warmte- en brandstofbenchmarks

Benchmark

Benchmarkwaarde (emissierechten/TJ)

Warmtebenchmark

62,3

Brandstofbenchmark

56,1


Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 30 januari 2014 betreffende de kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten. Brussel, 30 januari 2014.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President, R. VERVOORT De Minister van Leefmilieu, Mevr. E. HUYTEBROECK

BIJLAGE II Specifieke productbenchmarks 1. Benchmark voor raffinaderijen : CWT-functies

CWT-functie

Omschrijving

Basis (kt/a)

CWT-factor

Distillatie van ruwe olie onder atmosferische druk

Mildedistillatie-eenheid voor ruwe olie, standaarddistillatie-eenheid voor ruwe olie

F

1,00

Vacuümdistillatie

Milde vacuümfractionering, standaardvacuümkolom, vacuümfractioneringskolom Vacuümdistillatiefactor omvat ook de gemiddelde energie en emissies voor de vacuümeenheid voor zwaar basismateriaal (Heavy Feed Vacuum). Aangezien die altijd gelijk loopt met de milde vacuümeenheid, wordt de capaciteit van zwaar basismateriaal niet afzonderlijk berekend.

F

0,85

Solventdeasfaltering

Gewone solventen, superkritische solventen

F

2,45

Viscositeitsreductie (visbreaking)

Atmosferisch residu (zonder putoven), atmosferisch residu (met putoven), vacuümbodemmateriaal (zonder putoven), vacuümbodemmateriaal (met putoven) De visbreakingfactor omvat ook de gemiddelde energie en emissie voor de vacuümflasherkolom (VAC VFL), maar de capaciteit wordt niet afzonderlijk berekend.

F

1,40

Thermisch kraken

De thermische kraakfactor omvat ook het gemiddelde gebruik en de gemiddelde emissie voor de vacuümflasherkolom (VAC VFL), maar de capaciteit wordt niet afzonderlijk berekend.

F

2,70

Vertraagd vercooksen

Vertraagd vercooksen

F

2,20

Gefluïdiseerd vercooksen

Gefluïdiseerd vercooksen

F

7,60

Flexibel vercooksen

Flexibel vercooksen

F

16,60

Cokes roosten

Verticale oven, horizontale draaioven.

P

12,75

Gefluïdiseerd katalytisch kraken

Gefluïdiseerd katalytisch kraken, mild katalytisch kraken van residu, residueel katalytisch kraken

F

5,50

Ander katalytisch kraken

Katalytisch kraken volgens Houdry-proces, thermofor katalytisch kraken

F

4,10

Hydrokraken distillaat/gasolie

Mild hydrokraken, zwaar hydrokraken, hydrokraken met naftaleen

F

2,85

Residueel hydrokraken

H-Oil, LC-FiningTM en Hycon

F

3,75

Hydrobehandelen naftaleen/gasolie

Benzeensaturatie, ontzwaveling van C4-C6-materiaalinputs, conventionele hydrobehandeling (H/T) naftaleen, saturatie van diolefine in olefine, saturatie van diolefine in olefine van alkylatiemateriaalinputs, FCC hydrobehandeling benzine met minimaal octaanverlies, olefinische alkylatie van thio-S, S-Zorb proces, selectieve H/T van pygas/naftaleen, ontzwaveling pygas/naftaleen, selectieve H/T van pygas/naftaleen De hydrobehandelingsfactor voor naftaleen omvat de energie en emissie voor de reactor voor selectieve H/T (NHYT/RXST), maar de capaciteit wordt niet afzonderlijk berekend.

F

1,10

Hydrobehandelen keroseen/diesel

Aromatische saturatie, conventionele hydrobehandeling (H/T), hydrogeneren solventaromaten, conventionele H/T distillaat, zeer ernstige H/T distillaat, extreem ernstige H/T, middelmatige deconservering distillaat, S-ZorbTM-proces, selectieve H/T van distillaten

F

0,90

Residueel hydrobehandelen

Ontzwaveling van atmosferisch residu, ontzwaveling van vacuümresidu

F

1,55

Hydrobehandelen vacuüm gasolie (VGO)

Hydro-ontzwaveling/denitrificatie, hydro-ontzwaveling

F

0,90

Waterstofproductie

Stoomreforming van methaan, stoomreforming van naftaleen, gedeeltelijke oxidatie-eenheden van lichtmateriaalinputs De factor voor waterstofproductie omvat de energie en emissie voor zuivering (H 2 PURE), maar de capaciteit wordt niet afzonderlijk berekend.

P

300,00

Katalytische reforming

Continue regeneratie, cyclisch, semiregeneratief, AROMAX

F

4,95

Alkylatie

Alkylatie met HF-zuur, alkylatie met zwavelzuur, polymerisatie C3 olefinische materiaalinput, polymerisatie C3/C4-materiaalinput, dimersol De factor voor alkylatie/polymerisatie omvat de energie en emissie voor zuurregeneratie (ACID), maar de capaciteit wordt niet afzonderlijk berekend.

P

7,25

C4-isomerisatie

C4-isomerisatie De factor omvat ook de energie en emissie voor de speciale fractionering (DIB - EU27-gemiddelde) in verband met C4-isomerisatie.

R

3,25

C5/C6-isomerisatie

C5/C6-isomerisatie De factor omvat ook de energie en emissie voor de speciale fractionering (DIH - EU27-gemiddelde) in verband met C5-isomerisatie

R

2,85

Productie van zuurstofverbindingen

MBTE-distillatie-eenheden, MTBE-extractie-eenheden, ETBE, TAME, iso-octeenproductie

P

5,60

Propyleenproductie

Chemische kwaliteit, polymeerkwaliteit

F

3,45

Asfaltproductie

Asfalt- en bitumenproductie Het productiecijfer dient polymeerasfalt te omvatten. De CWT-factor omvat het blazen.

P

2,10

Polymeerasfaltmengsel

Polymeerasfaltmengsel

P

0,55

Zwavelterugwinning

Zwavelterugwinning De factor voor zwavelterugwinning omvat de energie en emissie voor restgasterugwinning (TRU) en H 2 S-Springer-eenheid (U32), maar de capaciteit wordt niet afzonderlijk berekend.

P

18,60

Aromatisch-solventextractie

ASE : extractiedistillatie, ASE : vloeistof/vloeistofextractie, ASE : vloeistof/vloeistofextractie met extractiedistillatie De CWT-factor omvat alle materiaalinputs met inbegrip van pygas na hydrobehandeling.

Hydrobehandeling van pygas moet onder hydrobehandeling van naftaleen worden gerekend.

F

5,25

Hydrodealkylatie

Hydrodealkylatie

F

2,45

TDP/TDA

Disproportionering/dealkylatie van tolueen

F

1,85

Cyclohexaanproductie

Cyclohexaanproductie

P

3,00

Xyleenisomerisatie

Xyleenisomerisatie

F

1,85

Paraxyleenproductie

Paraxyleenadsorptie, paraxyleenkristallisatie De factor omvat ook de energie en emissie voor de xyleenverdeler en orthoxyleenkolom.

P

6,40

Metaxyleenproductie

Metaxyleenproductie

P

11,10

Ftaalanhydrideproductie

Ftaalanhydrideproductie

P

14,40

Maleïnezuuranhydrideproductie

Maleïnezuuranhydrideproductie

P

20,80

Ethylbenzeenproductie

Ethylbenzeenproductie De factor omvat ook de energie en emissie voor ethylbenzeen-distillatie.

P

1,55

Cumeenproductie

Cumeenproductie

P

5,00

Fenolproductie

Fenolproductie

P

1,15

Smeermiddelextractie

Smeermiddelextractie : solvent is furfural, solvent is NMP, solvent is fenol, solvent is SO 2 .

F

2,10

Smeermiddeldeconservering

Smeermiddeldeconservering : solvent is chloorkoolstof, solvent is MEK/tolueen, solvent is MEK/MIBK, solvent is propaan

F

4,55

Katalytische wasisomerisatie

Katalytische wasisomerisatie en deconservering, selectief waskraken

F

1,60

Hydrokraker smeermiddel

Hydrokraker smeermiddel met multifractiedistillatie, hydrokraker smeermiddel met vacuümstripper

F

2,50

Was-ontoliën

Was-ontoliën : solvent is chloorkoolstof, solvent is MEK/tolueen, solvent is MEK/MIBK, solvent is propaan

P

12,00

Hydrobehandelen smeermiddel/was

H/F-smeermiddel met vacuümstripper, H/T smeermiddel met multifractiedistillatie, H/T smeermiddel met vacuümstripper, H/F was met vacuümstripper, H/T was met multifractiedistillatie, H/T was met vacuümstripper

F

1,15

Hydrobehandelen oplosmiddel

Hydrobehandelen oplosmiddel

F

1,25

Fractionering oplosmiddel

Fractionering oplosmiddel

F

0,90

Moleculaire zeef voor C10 + paraffinen

Moleculaire zeef voor C10 + paraffinen

P

1,85

Gedeeltelijke oxidatie van residumateriaalinputs (POX) voor brandstof

POX-syngas voor brandstof

SG

8,20

Gedeeltelijke oxidatie van residumateriaalinputs (POX) voor waterstof of methanol

POX-syngas voor waterstof of methanol, POX-syngas voor methanol De factor omvat de energie en emissie voor CO-verschuiving en H 2 -zuivering (U71), maar de capaciteit wordt niet afzonderlijk berekend.

SG

44,00

Methanol uit syngas

Methanol

P

-36,20

Luchtscheiding

Luchtscheiding

P (MNm3O2)

8,80

Fractionering van aangekocht vloeibaar aardgas (NGL)

Fractionering van aangekocht vloeibaar aardgas (NGL)

F

1,00

Rookgasbehandeling

DeSOx en deNOx

F (MNm3)

0,10

Behandeling en compressie van brandstofgas voor verkoop

Behandeling en compressie van brandstofgas voor verkoop

kW

0,15

Ontzouting van zeewater

Ontzouting van zeewater

P

1,15


Basis voor CWT-factoren : netto zuivere materiaalinput (F), reactormateriaalinput (R, met inbegrip van recycling), productmateriaalinput (P), syngasproductie voor POX-eenheden (SG) 2. Aromatenbenchmark : CWT-functies

CWT-functie

Omschrijving

Basis (kt/a)

CWT-factor

Hydrobehandelen naftaleen/gasolie

Benzeensaturatie, ontzwaveling van C4-C6-materiaalinputs, conventionele hydrobehandeling (H/T) naftaleen, saturatie van diolefine in olefine, saturatie van diolefine in olefine van alkylatiemateriaalinputs, FCC hydrobehandeling benzine met minimaal octaanverlies, olefinische alkylatie van thio-S, S-ZorbTM proces, selectieve H/T van pygas/naftaleen, ontzwaveling pygas/naftaleen, selectieve H/T van pygas/naftaleen De hydrobehandelingsfactor voor naftaleen omvat de energie en emissie voor de reactor voor selectieve H/T (NHYT/RXST), maar de capaciteit wordt niet afzonderlijk berekend. F

1,10

Aromatisch-solventextractie

ASE : extractiedistillatie, ASE : vloeistof/vloeistofextractie, ASE : vloeistof/vloeistofextractie met extractiedistillatie.

De CWT-factor omvat alle materiaalinputs met inbegrip van pygas na hydrobehandeling. Hydrobehandeling van pygas moet onder hydrobehandeling van naftaleen worden gerekend.

F

5,25

TDP/TDA

Disproportionering/dealkylatie van tolueen

F

1,85

Hydrodealkylatie

Hydrodealkylatie

F

2,45

Xyleenisomerisatie

Xyleenisomerisatie

F

1,85

Paraxyleenproductie

Paraxyleenadsorptie, paraxyleenkristallisatie De factor omvat ook de energie en emissie voor de xyleenverdeler en orthoxyleenkolom.

P

6,40

Cyclohexaanproductie

Cyclohexaanproductie

P

3,00

Cumeenproductie

Cumeenproductie

P

5,00


Basis voor CWT-factoren : netto zuivermateriaalinput (F), productmateriaalinput (P) Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 30 januari 2014 betreffende de kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten.

Brussel, 30 januari 2014.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President, R. VERVOORT De Minister van Leefmilieu, Mevr. E. HUYTEBROECK

BIJLAGE III Historisch activiteitsniveau voor specifieke productbenchmarks 1. De exploitant bepaalt het productgerelateerde historische activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage I bedoelde raffinaderijbenchmark van toepassing is, op basis van de verschillende CWT-functies, hun definities, de basis voor de doorvoercapaciteit, alsook de CWT-factoren uit bijlage 3.2, met behulp van de volgende formule :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij :

HALCWT :

Historisch activiteitsniveau uitgedrukt als CWT

TPi,k :

doorvoercapaciteit van de CWT-functie i in jaar k van de referentieperiode

CWTi :

CWT-factor van de CWT-functie i

TPAD,k :

Doorvoercapaciteit van de CWT-functie « distillatie van ruwe olie onder atmosferische druk » in jaar k van de referentieperiode


2. De exploitant bepaalt het productgerelateerde historische activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage I bedoelde kalkproductbenchmark van toepassing is, met behulp van de volgende formule :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij :

HALlime,standard :

Historisch activiteitsniveau voor kalkproductie, uitgedrukt in ton standaard zuivere kalk

mCaO,k :

Gehalte aan vrij CaO in de geproduceerde kalk in jaar k van de referentieperiode uitgedrukt als massa-% Ingeval geen gegevens over het gehalte aan vrij CaO beschikbaar zijn, wordt een voorzichtige raming gebruikt die niet lager is dan 85 %. mMgO,k :

Gehalte aan vrij MgO in de geproduceerde kalk in jaar k van de referentieperiode uitgedrukt als massa-% Ingeval geen gegevens over het gehalte aan vrij CaO beschikbaar zijn, wordt een voorzichtige raming gebruikt die niet lager is dan 0,5 %.

HALlime,uncrrected,k :

Ongecorrigeerd historisch activiteitsniveau voor kalkproductie in jaar k van de referentieperiode, uitgedrukt in ton kalk


3. De exploitant bepaalt het productgerelateerde historische activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage I bedoelde dolimeproductbenchmark van toepassing is, met behulp van de volgende formule :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij :

HALdolime,standard :

historisch activiteitsniveau voor dolimeproductie, uitgedrukt in ton standaard zuivere dolime

mCaO,k :

gehalte aan vrij CaO in de geproduceerde dolime in jaar k van de referentieperiode uitgedrukt als massa-% Ingeval geen gegevens over het gehalte aan vrij CaO beschikbaar zijn, wordt een voorzichtige raming gebruikt die niet lager is dan 52 %. mMgO,k :

gehalte aan vrij CaO in de geproduceerde dolime in jaar k van de referentieperiode uitgedrukt als massa-% Ingeval geen gegevens over het gehalte aan vrij CaO beschikbaar zijn, wordt een voorzichtige raming gebruikt die niet lager is dan 33 %.

HALdolime,uncorrected,k :

Ongecorrigeerd historisch activiteitsniveau voor kalkproductie in jaar k van de referentieperiode, uitgedrukt in ton kalk


4. De exploitant bepaalt het productgerelateerde historische activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage I bedoelde stroomkraakproductbenchmark van toepassing is, met behulp van de volgende formule :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij :

HALHVC,net :

historisch activiteitsniveau voor netto van hoogwaardige chemicaliën geproduceerd uit extra materiaalinput, uitgedrukt in ton HVC's. HALHVC,total,k :

Historisch activiteitsniveau voor totaal van hoogwaardige-chemicaliënproductie in jaar k van referentieperiode, uitgedrukt in ton HVC's.

HSFH,k :

historische extra materiaalinput van waterstof in jaar k van de referentieperiode, uitgedrukt in ton waterstof

HSFE,k :

historische extra materiaalinput van ethyleen in jaar k van de referentieperiode, uitgedrukt in ton ethyleen.

HSFO,k :

historische extra materiaalinput van andere hoogwaardige chemicaliën dan waterstof en ethyleen in jaar k van de referentieperiode, uitgedrukt in ton HVC's.


5. De exploitant bepaalt het productgerelateerde historische activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage I bedoelde aromatenbenchmark van toepassing is, op basis van de verschillende CWT-functies, hun definities, de basis voor de doorvoercapaciteit, alsook de CWT-factoren uit bijlage 3.2, met behulp van de volgende formule :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij :

HALCWT :

Historisch activiteitsniveau uitgedrukt als CWT

TPi,k :

doorvoercapaciteit van de CWT-functie i in jaar k van de referentieperiode

CWTi :

CWT-factor van de CWT-functie i


6. De exploitant bepaalt het productgerelateerde historische activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage I bedoelde waterstofproductbenchmark van toepassing is, met behulp van de volgende formule :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij :

HALH2 :

historisch activiteitsniveau voor waterstofproductie, herleid tot 100 % waterstof. H2,k :

historisch productievolumepercent van zuiver waterstof in jaar k van de referentieperiode

HALH2+CO,k :

historisch activiteitsniveau voor waterstofproductie, herleid tot het historisch waterstofvolume uitgedrukt in normale kubieke meter per jaar bij 0 ° C en 101,325 kPa in jaar k van de referentieperiode.


7. De exploitant bepaalt het productgerelateerde historische activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage I bedoelde productbenchmark voor synthetisch gas (syngas) van toepassing is, met behulp van de volgende formule :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij :

HALsyngas :

historisch activiteitsniveau voor syngasproductie, herleid tot 47 % waterstof

VFH2,k :

historisch productievolumepercent van zuiver waterstof in jaar k van de referentieperiode

HALH2+CO,k :

historisch activiteitsniveau voor syngasproductie, herleid tot het historisch waterstofvolume uitgedrukt in normale kubieke meter per jaar bij 0 ° C en 101,325 kPa in jaar k van de referentieperiode


8.De exploitant bepaalt het productgerelateerde historische activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage I bedoelde ethyleenoxide/ethyleenglycol-productbenchmark van toepassing is, met behulp van de volgende formule :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij :

HALEO/EG :

historisch activiteitsniveau voor de ethyleenoxide/ethyleenglycol-productie, uitgedrukt in ton ethyleenoxideequivalenten

HALi,k :

historisch activiteitsniveau voor de productie van ethyleenoxide of -glycol i in jaar k van de referentieperiode, uitgedrukt in ton

CFEOE,i :

conversiefactor voor ethyleenoxide of ethyleenglycol i ten opzichte van ethyleenoxide De volgende conversiefactoren worden gebruikt : Ethyleenoxide : 1,000 Mono-ethyleenglycol : 0,710 Di-ethyleenglycol : 0,830 Tri-ethyleenglycol : 0,880


Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 30 januari 2014 betreffende de kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten.

Brussel, 30 januari 2014.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President, R. VERVOORT De Minister van Leefmilieu, Mevr. E. HUYTEBROECK

BIJLAGE IV Parameters voor verzameling van referentiegegevens voor gevestigde installaties Ten behoeve van de verzameling van referentiegegevens als bedoeld in artikel 7, § 1, delen de exploitanten ten minste de volgende gegevens op installatie- en subinstallatieniveau mee, met inbegrip van installaties die slechts nu en dan in werking zijn, met name installaties die op reserve of stand-by staan en installaties met een seizoenregeling.

De gegevens dekken alle kalenderjaren van de referentieperiode gaande van 1 januari 2005 tot 31 december 2008 of, naar keuze van de exploitant, van 1 januari 2009 tot 31 december 2010, waarin de installatie in werking was.

Overeenkomstig artikel 7, § 2, kan het Instituut zo nodig om aanvullende gegevens verzoeken.

Parameter

Opmerkingen

Aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit

Alleen voor elke productbenchmark-subinstallatie; uitgedrukt in de in bijlage I voor het bedoelde product vastgestelde eenheid.

De toegevoegde of ingeboete capaciteit alsook de geïnstalleerde capaciteit van de subinstallatie na de aanzienlijke capaciteitsverandering, voor aanzienlijke capaciteitsveranderingen tussen 1 januari 2009 en 30 juni 2011

De capaciteiten worden uitgedrukt : 1) voor de productbenchmark-subinstallatie, in de in bijlage I voor het bedoelde product vastgestelde eenheid;2) voor de warmtebenchmark-subinstallatie, in terajoule meetbare warmte die per jaar voor de vervaardiging van producten, voor de opwekking van mechanische energie met uitzondering van elektriciteitsproductie en voor verwarming of koeling is verbruikt binnen de grenzen van de installatie;3) voor de brandstofbenchmark-subinstallatie, in terajoule brandstofinput per jaar; 4) voor de productie van procesemissies, in ton kooldioxide-equivalent uitgestoten per jaar. Naam van product(en)


NACE-code van de activiteit


Prodcom-codes van product(en)


Identificatie als elektriciteitsopwekker


Historische activiteitsniveaus

Naargelang het soort subinstallatie; in het geval van productbenchmark-subinstallaties met inbegrip van alle jaar-productievolumen op basis waarvan de mediaan is bepaald

Doorvoercapaciteit van alle relevante CWT-functies

Enkel voor raffinaderijen aromatenproductbenchmarks

Gebruikte gegevens voor de berekening van de historische activiteitsniveaus

Minstens voor de productbenchmarks voor kalk, dolime, stoomkraken, waterstof en syngas

Totaal broeikasgasemissies

Enkel directe emissies; enkel als niet alle emissies in de installatie van gebenchmarkte producten afkomstig zijn

Broeikasgasemissies van brandstoffen

Enkel directe emissies; enkel als niet alle emissies in de installatie van gebenchmarkte producten afkomstig zijn

Broeikasgasemissies van processen

Enkel als niet alle emissies in de installatie van gebenchmarkte producten afkomstig zijn

Totale energie-input uit brandstoffen in de installatie

Enkel als niet alle emissies in de installatie van gebenchmarkte producten afkomstig zijn

Energie-input uit brandstoffen in de installatie die niet worden gebruikt voor de productie van meetbare warmte

Enkel als niet alle emissies in de installatie van gebenchmarkte producten afkomstig zijn

Energie-input uit brandstoffen in de installatie die worden gebruikt voor de productie van meetbare warmte

Enkel als niet alle emissies in de installatie van gebenchmarkte producten afkomstig zijn

Verbruikte meetbare warmte

Enkel als niet alle emissies in de installatie van gebenchmarkte producten afkomstig zijn

Ingevoerde meetbare warmte


Broeikasgasemissies verbonden aan de opwekking van naar privéhuishoudens uitgevoerde warmte


Uitgevoerde meetbare warmte

Enkel naar consumenten die niet onder de EU-regeling vallen, waarbij duidelijk wordt aangegeven of de consument al dan niet een privéhuishouden is

Verbruikte elektriciteit overeenkomstig de relevante bepaling van systeemgrenzen (bijlage I)

Enkel voor subinstallaties die tot een benchmark behoren waarbij de uitwisselbaarheid van warmte en elektriciteit relevant is

Als brandstof voor de productie van monomeer vinylchloride gebruikte waterstof

Enkel voor subinstallaties die tot de benchmark voor monomeer vinylchloride behoren


Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 30 januari 2014 betreffende de kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten.

Brussel, 30 januari 2014.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President, R. VERVOORT De Minister van Leefmilieu, Mevr. E. HUYTEBROECK

BIJLAGE V Parameters voor verzameling van gegevens voor nieuwkomers

Parameter

Opmerkingen

Naam van product(en)


NACE-code van de activiteit


Prodcom-codes van product(en)


Aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit vóór de aanzienlijke uitbreiding

Enkel voor subinstallaties die beweren een aanzienlijke uitbreiding van capaciteit te hebben doorgevoerd

Toegevoegde capaciteit (in geval van een aanzienlijke uitbreiding)

Enkel voor subinstallaties die beweren een aanzienlijke uitbreiding van capaciteit te hebben doorgevoerd

Geïnstalleerde capaciteit na de aanzienlijke uitbreiding

Enkel voor subinstallaties die beweren een aanzienlijke uitbreiding van capaciteit te hebben doorgevoerd

Aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit

Enkel voor nieuwkomers die een of meer activiteiten bedoeld in bijlage I van het besluit van het Waalse Gewest van 1 april 2010 uitvoeren waarvoor na 30 juni 2011 voor het eerst een vergunning voor broeikasgasemmissies werd verkregen.

de capaciteit wordt uitgedrukt :

1) voor de productbenchmark-subinstallatie, in de in bijlage I voor het bedoelde product vastgestelde eenheid; 2) voor de warmtebenchmark-subinstallatie, in terajoule meetbare warmte die per jaar voor de vervaardiging van producten, voor de opwekking van mechanische energie met uitzondering van elektriciteitsproductie en voor verwarming of koeling is verbruikt binnen de grenzen van de installatie; 3) voor de brandstofbenchmark-subinstallatie, in terajoule brandstofinput per jaar; 4) voor de productie van procesemissies, in ton kooldioxide-equivalent uitgestoten per jaar. Relevante capaciteitsbenuttingsfactor (Relevant Capacity Utilisation Factor of RCUF)

Voor andere subinstallaties dan productbenchmark-subinstallaties

Raming ingevoerde meetbare warmte


Raming verbruik elektriciteit overeenkomstig de relevante bepaling van systeemgrenzen (bijlage I)

Enkel voor subinstallaties die tot een benchmark behoren waarbij de uitwisselbaarheid van warmte en elektriciteit relevant is

Raming gebruik waterstof als brandstof voor de productie van monomeer vinylchloride

Enkel voor subinstallaties die tot de benchmark voor monomeer vinylchloride behoren

Aanvang van de normale werking

Uitgedrukt in een datum

Opstartdatum


Broeikasgasemissies

Voorafgaand aan de aanvang van de normale werking, uitgedrukt in t CO 2 eq


Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 30 januari 2014 betreffende de kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten.

Brussel, 30 januari 2014.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President, R. VERVOORT De Minister van Leefmilieu, Mevr. E. HUYTEBROECK

BIJLAGE VI Factoren van CO2-lekken

Jaar

Waarde van de factor

2013

0,8000

2014

0,7286

2015

0,6571

2016

0,5857

2017

0,5143

2018

0,4429

2019

0,3714

2020

0,3000


Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 30 januari 2014 betreffende de kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten.

Brussel, 30 januari 2014.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President, R. VERVOORT De Minister van Leefmilieu, Mevr. E. HUYTEBROECK

BIJLAGE VII Methode voor het bepalen van het historische activiteitsniveau 1. Onder productgerelateerd historisch activiteitsniveau wordt, voor elk product waarvoor een in bijlage I opgenomen productbenchmark werd vastgesteld, verstaan de mediane historische jaarproductie van dit product in de betrokken installatie tijdens de referentieperiode.2. Onder warmtegerelateerd historisch activiteitsniveau wordt verstaan de tijdens de referentieperiode plaatsgevonden hebbende mediane historische jaarproductie en/of jaarinvoer uit een onder de EU-regeling vallende installatie van meetbare warmte die binnen de grenzen van de installatie verbruikt werd voor de vervaardiging van producten, voor de productie van andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte mechanische energie of voor andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte verwarming of koeling, of die wordt uitgevoerd naar een niet onder de EU-regeling vallende installatie of andere entiteit, met uitzondering van de uitvoer voor elektriciteitsopwekking, uitgedrukt in terajoule per jaar.3. Onder brandstofgerelateerd historisch activiteitsniveau wordt verstaan het mediane jaarlijkse historische brandstofverbruik voor de productie van niet-meetbare warmte die werd verbruikt voor de vervaardiging van producten, voor de productie van andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte mechanische energie of voor andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte verwarming of koeling, met inbegrip van veiligheidsaffakkeling, tijdens de referentieperiode, uitgedrukt in terajoule per jaar.4. Voor de procesemissies die gepaard gaan met de vervaardiging van producten in de betrokken installatie tijdens de referentieperiode bedoeld in artikel 2, 21° wordt onder procesgerelateerd historisch activiteitsniveau verstaan de mediane historische jaaremissie, uitgedrukt in ton kooldioxide-equivalent.5. Voor de bepaling van de mediane waarden bedoeld in de leden 2 tot en met 4, worden enkel kalenderjaren tijdens welke de installatie ten minste één dag in werking was, in aanmerking genomen. Indien de installatie tijdens de betrokken referentieperiode gedurende minder dan twee kalenderjaren in bedrijf was, worden de historische activiteitsniveaus berekend op basis van de volgens de methode van artikel 9, bepaalde aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van elke subinstallatie, vermenigvuldigd met de overeenkomstig artikel 31, bepaalde relevante capaciteitsbenuttingsfactor. 6. In afwijking van lid 1 bepaalt het Instituut het productgerelateerde historische activiteitsniveau voor producten waarop de in bijlage III opgenomen productbenchmarks van toepassing zijn, op basis van de mediane jaarproductie in overeenstemming met de in die bijlage weergegeven formules.7. Gevestigde installaties die enkel nu en dan worden gebruikt, met inbegrip van met name installaties die in reserve of stand-by worden gehouden en installaties die werken met een seizoenregeling en die gedurende de referentieperiode in een gegeven kalenderjaar niet ten minste één dag in werking zijn geweest, worden bij de vaststelling van de in voorgaande paragrafen bedoelde mediane waarden in aanmerking genomen indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan : a.het is duidelijk aangetoond dat de installatie nu en dan wordt gebruikt, meer bepaald regelmatig in bedrijf is als stand-by of reservecapaciteit of in verband met een seizoenregeling; b. de installatie beschikt over een broeikasgasemissievergunning en alle andere voor exploitatie van de installatie relevante vereiste vergunningen krachtens de nationale rechtsorde van de lidstaat;c. het is technisch mogelijk om de activiteiten op korte termijn op te starten en onderhoud wordt regelmatig uitgevoerd.8. Wanneer een gevestigde installatie een aanzienlijke capaciteitsuitbreiding of aanzienlijke capaciteitsvermindering onderging tussen 1 januari 2005 en 30 juni 2011, zijn de historische activiteitsniveaus van de betrokken installatie gelijk aan de som van de mediane waarden bepaald in overeenstemming met voorgaande paragrafen zonder de aanzienlijke capaciteitswijziging en de historische activiteitsniveaus van de toegevoegde of ingeboete capaciteit. De historische activiteitsniveaus van de toegevoegde of ingeboete capaciteit zijn gelijk aan het verschil tussen de overeenkomstig artikel 9, bepaalde aanvankelijke geïnstalleerde capaciteit van elke subinstallatie die een aanzienlijke capaciteitswijziging onderging, welke capaciteit gold tot de aanvang van de veranderde werking, en de geïnstalleerde capaciteit na de aanzienlijke capaciteitswijziging, bepaald overeenkomstig artikel 10, vermenigvuldigd met de gemiddelde historische capaciteitsbenutting van de betrokken installatie gedurende de jaren voorafgaand aan de aanvang van de veranderde werking.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 30 januari 2014 betreffende de kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten.

Brussel, 30 januari 2014.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President, R. VERVOORT De Minister van Leefmilieu, Mevr. E. HUYTEBROECK

^